Presentatie Pascal Gielen - Monitor Trends in Beeld

De hybride kunstenaar
De organisatie van de
artistieke praktijk in het
postindustriële tijdperk
Camiel van Winkel
AKV|St.Joost, Den Bosch; Sint-Lukas Brussel
en
Pascal Gielen
Fontys Hogeschool, Tilburg; Rijksuniversiteit Groningen
met medewerking van Koos Zwaan en Anna van Dillen
Probleemstelling
• Hybridisering (microsociologisch)
• Culturele en creatieve industrie
(macrosociologisch)
• Sociale en artistieke hybridisering
Vraagstelling
1. Hoe is de beroepspraktijk van beeldende
kunstenaars de laatste 35 jaar veranderd?
2. Is deze praktijk inderdaad meer hybride
geworden? Of is slechts de invulling van
hybride praktijken veranderd?
3. Welke oorzaken liggen ten grondslag aan
hybridisering? Economische noodzaak of
artistieke keuze?
Vraagstelling (2)
4. Effect op beeldend werk van de kunstenaar?
Effect zelfbeeld kunstenaar?
5. Professionele eisen hybridisering?
6. Verhouding verandering curriculum?
7. Hoe kan cultuur- en onderwijsbeleid inspelen op
deze ontwikkeling?
Methodologie
Kwantitatief en kwalitatief onderzoek:
1.Online enquête onder drie generaties
afgestudeerden van beeldende kunstopleidingen
2. Diepte-interviews met een selectie van de
respondenten
Onderzoeksgroep
• Comparatief:
5 kunsthogescholen in
Vlaanderen en Nederland
• Nederland: AKV|St.Joost
en Fontys
• België: Sint-Lukas
Brussel, Sint-Lucas Gent,
KASK Antwerpen
• Cohortonderzoek
• Alumni laatste 35 jaar
• Cohorten:
• 1975: Geen
democratisering en
BKR=> ‘paradijs’
• 1990: globalisering en
democratisering=>
accumulatie
• 2005: kunstonderwijs
‘nieuwe stijl’:
interdisciplinair en
internationalisering
onderzoeksuitkomsten
1.
57,5% van de respondenten is professioneel actief
als beeldend kunstenaar
2.
81,8% heeft betaald werk dat gerelateerd is aan de
kunst
3.
57,2% van de inkomsten komt uit artistieke en/of
kunstgerelateerde werkzaamheden
4.
86% van de actieve kunstenaars combineert
autonome en toegepaste activiteiten
5.
Afgestudeerden BK zijn breed inzetbaar op de
arbeidsmarkt
onderzoeksuitkomsten (2)
6. Het aandeel monolitische kunstenaars neemt af (NS)
7. Het aandeel niet-actieve kunstenaars in
kunstgerelateerde
branches neemt toe (NS)
8. 80% zegt: hybride karakter van de eigen
werkzaamheden
is toegenomen
9. Tijdsprobleem is nijpender dan geldprobleem
onderzoeksuitkomsten (3)
10. Verschil Vlaanderen-Nederland: meer alumni
starten als kunstenaar in Nederland
11. Monolitische kunstenaars besteden meer tijd
aan artistieke werkzaamheden en verkrijgen
groter aandeel inkomen uit artistiek werk
12. Onderscheid autonoom-toegepast blijft
grotendeels in stand
onderzoeksuitkomsten (4)
13. Kritiek op de opleiding:
• zakelijke competenties verwaarloosd
• ondermaats theorieonderwijs
• vrijblijvende begeleiding
13. Het cohort-1990 is het meest kritisch over de
opleiding
typologie
• 21,1% hybride (artistieke=sociale hybriditeit)
• 28,3% pluriactief (tijdsverdeling)
• 8,1% monoliet (ruimte-indeling)
• 24,3% kunstgerelateerd
• 18,2% niet-kunstactief
Tenslotte
• Artistieke competenties en de arbeidsmarkt
• Niet alleen ondernemerschap maar alternatieve
vormen van zelforganisatie zouden centraal
moeten staan in de opleiding
• Beleid: hoe omgaan met projectarbeid, hoe
duurzame creativiteit garanderen?
Beleid: Artistieke biotoop
DOMESTIEKE RUIMTE
PEERS
•
•
•
•
Zelfreflexiviteit
‘Belachelijk kunnen maken’
Eigentijd
Intimiteit en vertrouwen
- Professionele reflexiviteit
- Leerverhouding (canon en skills)
- Sociale tijd, onbestemde tijd
- Onderhandelen en discussie
•
•
•
•
- Geld
- Competitie
- Project- en productietijd
- Handel
- Publieke waarde (draagvlak)
- Representatie
- Argumentatie- en incubatietijd
- Debat
MARKT
CIVIELE RUIMTE