Motivaties op de arbeidsmarkt Een hiërarchie van behoeften Auteur: René Herremans Inleiding Er loopt één rode draad door alle toekomstbespiegelingen over de arbeidsmarkt: het menselijke kapitaal van een organisatie is voor steeds meer ondernemingen van essentieel belang. Meer en meer beschouwen organisaties het als een onderscheidend concurrentievoordeel om voor langere tijd juist díe werknemers te motiveren en te behouden, die voor hen het verschil maken. Daarbij spelen de huidige ontwikkelingen van én verwachtingen voor de Nederlandse arbeidsmarkt (die structureel krapper wordt), een grote rol. Vanaf 2007 is de verwachting dat de werkgelegenheid flink gaat aantrekken. Het gevolg: talent op de arbeidsmarkt wordt schaars. Het effect is dat organisaties meer moeten investeren in het werven van geschikt personeel. Alleen al door deze stijgende wervingskosten, komt behoud van personeel steeds hoger op de agenda te staan. Marketing strijd om beste talent Door de toenemende concurrentie tussen werkgevers op de arbeidsmarkt, doet het marketinggericht denken steeds vaker zijn intrede in Human Resource management. Op de consumentenmarkt heeft marketing zich bewezen in de strijd om de klant. Organisaties zullen in hun streven het beste talent binnen te halen, werknemers meer als klant beschouwen en hen als zodanig moeten gaan behandelen. Zo zal arbeidsmarketing steeds meer een instrument worden in de HR-discipline. Als men het fenomeen arbeidsmarketing eenmaal heeft ontdekt, begint een organisatie vaak met het bouwen van een werkgeversmerk. Jammer, want merkgericht denken is bij marketing geen vertrekpunt, maar een middel! Waar het vertrekpunt dan wel ligt? Dat is bij het doorgronden van de doelgroep (wie zijn het, welke ambities hebben ze, wat wil je van hen en wat willen zij van jou). Vervolgens kan deze informatie herkenbaar worden omgezet in arbeidsmarktbeleid en -communicatie. Pas als je je doelgroep goed kent, kun je denken aan een relevante merkpositionering en -propositie. Wie zijn mijn medewerkers? Het punt is: welk bedrijf kent zijn werknemer echt? Welk bedrijf heeft de HR-dienstverlening en communicatie ook daadwerkelijk afgestemd op de behoeften van zijn (potentiële) medewerkers? Om dat te kunnen is de eerste vraag die beantwoord moet worden: Wie zijn mijn werknemers? Wat beweegt, motiveert of inspireert hen in het werk? Ofwel, waarom werken we? Een illustratie van verschillende werknemerstypen Bron: ten Have e.a. 2001. Typologie van 7 werknemers: Type medewerker Zien de organisatie als een: 1. Huurlingen 2. Groeiers 3. Calculeerders arbeidsvoorwaarden gericht 4. Feestgangers 5. Presteerders inner directed 6. Gelovigen Legerkamp Podium Markt Dominante waarde, motivator Soldij, arbeidsvoorwaarden Ontplooiing, inner directed Aanbieding, functie en Speelplaats Stadion Vertier, outer directed Uitdaging, prestatiegericht, Kerk Evangelie, willen bij een groep Familie Geborgenheid, outer directed horen, outer directed 7. Groepsdieren 1. Huurlingen Huurlingen zijn de onafhankelijken van de arbeidsmarkt. Ze trekken van legerkamp naar legerkamp, doen wat hen opgedragen wordt en innen hun maandelijkse soldij. Ze lopen de kantjes er niet vanaf maar zijn ook geen uitslovers. Ze zijn als professionele soldaten die hun idealen ondergeschikt maken aan hun opdracht en opdrachtgever. Ze stellen weinig vragen en doen hun klus. Huurlingen worden niet zozeer aangetrokken door de inhoud van het werk als wel door de beloning van het werk. Loyaliteit heeft bij huurlingen een letterlijke prijs. Voor een betere prijs verschuift de loyaliteit dan ook makkelijk. Veel huurlingen zijn te vinden in laagwaardige, niet erg gewilde banen. Maar ook sommige hoog opgeleiden kunnen gerekend worden tot de huurlingen. 2. Groeiers Groeiers zijn zelfbewuste professionals die willen schitteren. Ze zoeken het beste podium dat er is. Als ze uitgeleerd zijn, gaan ze op zoek naar een ander podium in een bij voorkeur grotere zaal. Ze zijn ambitieus, vaak hoogopgeleid en in ieder geval vakkundig. Groeiers hebben een sterke emotionele binding met hun vak en niet zozeer met de organisatie. Zij zijn vooral te vinden in de zakelijke dienstverlening, maar ook in professionele teams in industriële bedrijven. Consultancy organisaties bijvoorbeeld zijn bij uitstek een verzamelplaats voor groeiers. Bovendien zijn deze bedrijven zeer goed in staat interessante en gevarieerde podia te arrangeren. Het doel van de groeier is persoonlijke ontwikkeling. 3. Calculeerders Calculeerders zijn de koele rekenmeesters in de arbeidsmarkt. Hun besluitvormingsproces is complexer dan dat van de huurling die voor het hoogste bod gaat. De calculeerder kijkt naar waar hij de meeste waar voor zijn geld krijgt, hij ziet de organisatie als een markt. De waar is een combinatie van onder andere geld, competentie-ontwikkeling, bijdrage aan het cv, status, balans werk-privé, uitdaging en sociale en professionele kwaliteit van de collega´s. De vraag is niet: ‘Wat ga ik verdienen?’ maar ‘Wat schiet ik er mee op?’ 4. Feestgangers Feestgangers zijn jong en dynamisch. Ze worden niet gehinderd door arbeidsmoraal en plichtsbesef. Werken moet leuk zijn, vinden ze. Hun arbeidsterrein is als een speelplaats. Hoe meer fun, hoe beter. Overigens zien zij presteren vaak wel als onderdeel om vertier te maken. Ze beseffen goed dat feest een sociaal gebeuren is en dat dit om meer feestgangers vraagt. Ze hebben dan ook wel wat over voor anderen. Feestgangers kom je veel tegen bij marketing- en reclamebedrijven. Maar ook bij bedrijven met fysiek zwaar werk, waar door veel mensen waarde gehecht wordt aan sfeer en gezelligheid als tegenwicht voor het geringe plezier van het werk zelf. De feestganger is dus de gangmaker in een organisatie. Er hoeft overigens niet altijd volledig uitgepakt te worden. Aan een vrijdagmiddagborrel of het jaarlijkse bedrijfsvoetbaltoernooi kan al veel waarde gehecht worden. 5. Presteerders Presteerders zijn vaak de steunpilaren van een organisatie. Presteerders willen resultaat zien, zijn ambitieus en prestatiegericht en willen vooral scoren. Ze opereren meer solitair en ontlenen de kick voor alles aan de prestatie. Hun werkterrein is als een stadion, waar ze zich in de arena kunnen meten met hun gelijken en waar het publiek applaudisseert. Hun beloning is de bevestiging van succes. Presteerders zijn niet per se hoogopgeleid. Het zijn de self made mensen die met name te vinden zijn in commerciële functies. Ze zijn vaak sociaal vaardig en in de kern vooral op zichzelf gericht. 6. Gelovigen Gelovigen kiezen het bedrijf dat past bij hun persoonlijke missie. Ze zijn trouw en loyaal en prediken overtuigd het bedrijfsevangelie. Hun werkplaats is hun kerk, waar zij zich laten inspireren door hun leiders. Ze zoeken en krijgen beschutting en bevestiging bij geloofsgenoten. De organisaties zijn vaak gesloten. De medewerkers zijn kritisch ten opzichte van buitenstaanders en nieuwkomers en genadeloos voor afvalligen, uittreders en ongelovigen. Er heerst een uitgesproken, sterke cultuur. 7. Groepsdieren Groepsdieren zoeken geborgenheid. De inhoud van hun werk is ondergeschikt aan de aantrekkingskracht van het team, het bedrijf dat ze als een familie beschouwen. Ze delen de sociale gerichtheid op sociale bindingen met de gelovigen, maar hun vorm heeft een menselijkere maat. ‘Wij helpen elkaar’, is het onbetwiste uitgangspunt. Ze werken overal maar vooral in bedrijven met een warm groepsgevoel. Vaak heerst er in deze families een uitgesproken scherpe en opbouwend kritische houding ten opzichte van elkaar. Wat in de weg kan zitten, is een extreme gerichtheid op consensus, het ultieme poldermodel. Dergelijke organisaties en hun medewerkers ontlenen in positieve zin veel aan de familie(organisatie) historie die niet wordt vergeten, maar juist wordt gecultiveerd. NB: Bovenstaande is een voorbeeld van het typeren van werknemers. Er zijn natuurlijk ook nog andere manieren van segmenteren. Zo hanteert David Maister vanuit een organisatie perspectief een driedeling van werknemers. Hij deelt werknemers in winnaars, dobberaars en verliezers (ten Have, 2001). Weer een andere indeling gaat uit van de toegevoegde waarde die een werknemer voor het bedrijf heeft en vise versa. En zo zijn er nog meer mogelijkheden. Uiteindelijk zijn bij de meeste segmentatievormen de behoeften van werknemers een belangrijk onderdeel van de segmentering. 1. Waarom werken we? De rol die werk in een mensenleven inneemt, is in de afgelopen jaren veranderd. Ooit was het de basis om te overleven. Via welvaart en materiële consumptie is het arbeidsethos verschoven richting welzijn en immateriële consumptie. Werk uitsluitend beschouwen als financiering van het leven, is langzamerhand achterhaald. Werk speelt steeds vaker een grote rol in het nastreven van andere behoeften. Om te begrijpen wat mensen bindt en boeit in een organisatie, is het zinvol te kijken naar welke behoeften mensen überhaupt in relatie tot het werk hebben. Motivatietheorieën werken hier verhelderend. Motivatietheorieën op basis van behoeften hebben zich in de marketingpraktijk al bewezen als een efficiënt middel om te komen tot een beter begrip van de klant. De behoeftepiramide van Maslow bijvoorbeeld is één van de bekendste motivatietheorieën. Maslow gaat er vanuit dat de motivatie van mensen een hiërarchie van behoeften volgt. Zodra een lagere behoefte bevredigd is, zal de persoon zich op een volgend niveau richten. Werk meer dan levensfinanciering De theorie gebaseerd op de hiërarchie van behoeften, geeft op het gebied van arbeidsmarktcommunicatie een aantal verhelderende inzichten. Zoals gezegd gaat men er in de behoeftehiërarchie vanuit dat wanneer behoeften op het laagste niveau bevredigd zijn, de behoeften op het niveau daarboven aan bod komen. Maar de behoeften op de lagere niveaus blijven wel bestaan, deze worden dus niet vervangen! Wat gebeurt op de arbeidsmarkt, is dat behoeften op het lagere niveau steeds minder motiveren en vooral worden gezien als minimale voorwaarden. Vertaald in marketingtermen: de behoeften op het hogere niveau vormen de satisfiers en die op de lagere niveaus zijn de dissatisfiers. Welk niveau als het hogere beschouwd wordt, is individueel bepaald. Het categoriseren van behoeften is niet alleen aan Maslow voorbehouden. Alderfer introduceerde het ERG-model, waarin hij drie niveaus van behoeften omschreef: existentie, relatie en groei. Existentie bestaat uit de basisbehoeften om te overleven. Relatie heeft betrekking op relaties met- en erkenning door anderen. Bij groei tenslotte gaat het om persoonlijke groei. Deze driedeling van Alderfer, in combinatie met het denken in een hiërarchie van behoeften, sluit goed aan op de behoeftenpatronen van werknemers. Behoeften die zij in meer of mindere mate willen bevredigen via het werk. Of behoeften die de basis vormen voor de beslissing om bij een werkgever te gaan werken. Er zijn drie soorten behoeftefactoren te onderscheiden (analoog aan het ERG model) als het gaat om mensen en werk: Behoefte in arbeid ERG-model Alderfer 1. Materiële factoren Existentie (de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden) 2. Outer directed factoren Relatie (sociale of relationele factoren zowel binnen als buiten de organisatie) 3. Inner directed factoren Groei (Individuele factoren zoals; persoonlijke ontwikkeling, scholing, zelfbeschikking) Behoeftehiërarchie & werk In onderstaande figuur is de hiërarchie van behoeften in relatie tot werk weergegeven in een piramide (Herremans, 2005). De behoeftepiramide is in principe individueel. Wel zijn er voor verschillende doelgroepen een aantal generalisaties mogelijk. De verschillen tussen verschillende doelgroepen zijn dan ook terug te vinden in de doelgroepspecifieke piramides, zoals deze verderop besproken worden. Gemiddeld worden de materiële factoren door 87 procent belangrijk gevonden in het werk, de relationele factoren spelen bij 85 procent een grote rol en 64 procent geeft persoonlijke groei als belangrijk aan. Dit blijkt uit het Arbeidsmarkt Gedrag Onderzoek van de Intelligence Group (AGO, 2005). Deze cijfers geven aan dat - waar vroeger de beloning van het werk voorop stond - nu het relationele aspect in het werk een minstens zo belangrijk criterium is. Interessant is te zien dat de behoeften van zelfontwikkeling gemiddeld gezien nog lager uitvallen. Bovenstaande behoeftepiramide wordt op basis van de gegevens uit het AGO dus ondersteund. Toch wil ik er expliciet op wijzen dat het AGO er niet specifiek op ingericht is om deze behoeftepiramide te onderzoeken. De cijfers uit het AGO moeten dan ook als indicatief beschouwd worden. Verderop, bij punt 4, laat ik zien dat deze verdeling in de behoeftepiramide voor verschillende doelgroepsegmenten net iets anders kan uitpakken. Deze relatieve verschillen vormen vanuit arbeidsmarketing-perspectief belangrijke aanknopingspunten op basis waarvan een organisatie zich kan onderscheiden ten opzichte van andere werkgevers. Dit biedt voor arbeidsmarketing interessante handreikingen voor het ontwikkelen van HRproducten/diensten, kernboodschappen, communicatie concepten en het gebruik van communicatie kanalen. Om daarmee als organisatie een onderscheidende en aantrekkelijke positie in de arbeidsmarkt op te bouwen. Voordat ik verder inga op de behoeftepiramides, sta ik eerst wat uitgebreider stil bij het concept ‘relaties op de arbeidsmarkt’. 2. Relaties op de arbeidsmarkt Het relatieconcept (tussen werknemer en werkgever) is cruciaal in het denken over arbeidsmarktcommunicatie en het binden en boeien van werknemers. Het gaat in arbeidsmarktcommunicatie niet over een inkoop- of verkoopmarkt, maar om een relatiemarkt. Als er in de marketing over een relatie tussen een organisatie en een klant gesproken wordt, dan komt al snel Customer Relationship Management (CRM) ter sprake. Deze specialisatie houdt zich bezig met het aangaan en managen van profijtelijke klantrelaties. Een organisatie gaat deze relaties niet aan voor de gezelligheid. Nee, doelstelling is deze klantrelaties te continueren en er zoveel mogelijk opbrengst uit te halen. De duur van deze relatie wordt verhoogd als beide partijen hem als profijtelijk ervaren. Dit betekent dat de organisatie, om die relatie in stand te kunnen houden, zoveel mogelijk (voor de individuele klant ) relevante toegevoegde waarde moet toevoegen. Een situatie van het klassieke win-win cliché, maar daarom niet minder waar en goed vergelijkbaar met de situatie op de arbeidsmarkt. Wil een organisatie een werknemer langere tijd behouden, dan zal zij de werknemer moeten kunnen boeien en/of binden. Levenscyclus van de werknemer De relatie tussen de werknemer en werkgever kan goed omschreven worden via de werknemerslevenscyclus (Herremans, 2005). De cyclus brengt het complete relatieproces (van belangstelling genereren tot uitstroom) in beeld. Op deze manier worden de verschillende communicatie-activiteiten in hun onderling verband zichtbaar. Het model geeft direct aan dat arbeidsmarketing in de drie fasen van de relatie van de organisatie met de medewerker (instroom, doorstroom en uitstroom) een rol speelt. Op basis van de werknemerslevenscyclus is dus direct duidelijk dat arbeidsmarketing meer is dan alleen werving. Arbeidsmarketing draait om het aangaan, opbouwen en onderhouden van relaties met potentiële werknemers, huidige werknemers en ex-werknemers. Gedurende alle fasen van de relatie moet er bij voorkeur een herkenbare consistentie zijn in gedrag en communicatie van de organisatie richting de (potentiële of ex) medewerker. Om een betekenisvolle relatie met werknemers te kunnen aangaan, is het noodzakelijk dat de organisatie de werknemer leert kennen. Onder andere op basis van die kennis kan de relatie ingevuld en vormgegeven worden. De (ouderwetse) dialoog als communicatievorm speelt hierin een grote rol. Om de loyaliteit van de klant te vergroten, streven in de marketing veel consumentenmerken naar een relatie tussen merk en consumenten. Zo kan een emotieve binding met het merk opgebouwd worden. Bij consumptieve merken komen de inspanningen om de relatie te beginnen en inhoud te geven, vooral van één kant: de producent. Bij arbeidsmarketing is het streven naar een relatie van nature tweerichtingsverkeer. Een organisatie werft actief. Maar een werknemer zoekt óók actief, bijvoorbeeld door open sollicitaties. Beide partijen hebben bovendien vanaf het begin de intentie een relatie met elkaar aan te gaan, daar wordt ook voor getekend. Toelichting op werknemerscyclus: De cyclus begint bij de markt, ofwel de arbeidsmarkt. Vanuit de arbeidsmarkt is een aantal mensen die een type functie of organisatie eventueel overweegt. Zij vormen de suspects. Voor zover er op dit moment al sprake is van een relatie, is dat meer in latente vorm. Vanuit deze groep ontstaan de prospects, mensen die echt geïnteresseerd zijn in het bedrijf of in een functie bij de organisatie. Het bedrijf zelf is ook geïnteresseerd in deze mensen. Vanaf dit punt begint de relatie daadwerkelijk vorm te krijgen. Vervolgens toont de prospect belangstelling en komt het - als beide partijen er vertrouwen in hebben - tot een aanstelling. Inmiddels is de binnenste cirkel bereikt: de interne arbeidsmarkt. Deze cirkel kan meerdere malen doorlopen worden via de interne loopbaan.Totdat één van beide partijen niet meer voldoende waarde ziet in hetgeen de ander heeft te bieden. Dan volgt de uitdiensttreding en betreedt de (ex-) werknemer weer diezelfde arbeidsmarkt. Waar deze ervaringsdeskundige van het bedrijf nog steeds van invloed is op de ontwikkeling van anderen! Door middel van een ambassadeursrol (in het positieve geval) of een criticaster (in het negatieve geval). Dit verloopt niet meer alleen via mond-op-mond verhalen, maar steeds vaker ook via internet. Waardoor het bereik en de impact van die ex-werknemers opeens veel zichtbaarder en groter wordt. Binden door immateriële afspraken In eerste instantie is de relatie tussen werkgever en werknemer gebaseerd op beloften (van beide kanten) en een economische ruil. De organisatie kan van de menskracht, persoonlijke ervaringen en talenten van een werknemer gebruikmaken. De werknemer ontvangt in ruil een salaris en andere vormen van (materiële) beloningen die bij voorkeur aansluiten op de specifieke behoeften van de werknemer. Deze ruil vormt de basis van de arbeidsrelatie. Maar ook hier geldt dat het voor een werkgever (en een werknemer) pas interessant wordt als de relatie langere tijd duurt en zich verder ontwikkeld. Prettig als de relatie op meer gebaseerd is dan een rationele economische ruil en de werknemer niet bij het eerste beste (materiële) aanbod dat hoger uitvalt, weer opstapt. Om niet in een geldverslindende concurrentiestrijd op de arbeidsmarkt te belanden, is het dan ook nuttig een werknemer op een andere, minder tastbare manier, te binden aan de organisatie. Op meer emotieve, immateriële wijze die door de concurrentie minder snel te kopiëren is. Waardoor de drempel om het bedrijf te verlaten, gevoelsmatig hoger wordt. In de consumentenmarketing is de combinatie van merkgericht denken en CRM vaak effectief gebleken: om voor langere tijd binding te creëren en weg te blijven van de discounters. Managen van profijtelijke relaties Equivalent voor CRM in de arbeidsmarkt is Employee Relationship Management (Herremans 2005). Met dit instrument kan het HR-aanbod van de organisatie afgestemd worden op de behoeften, talenten en motivaties van de werknemer. Employee Relationship Management is gebaseerd op het marketingprincipe waarbij de medewerkers van een organisatie als klanten benaderd worden. Niet alleen de medewerkers zijn echter klanten van een werkgeversmerk. Ook de potentiële medewerkers en de ex-medewerkers zijn klant! Employee Relationship Management bestrijkt de volledige scope van boeien en binden gedurende de fasen van instroom, doorstroom en uitstroom met een marketingcommunicatie bril op. Daarbij zijn persoonlijke relevantie, interactie en inspiratie belangrijke aspecten van de communicatie. In onderstaand kader wordt een aantal verschillen tussen Human Resource Management en Employee Relationship Management uitvergroot. De verschillen zijn niet zozeer absoluut bedoeld. De verschillen zijn meer illustratief voor de wijziging van perspectief die nodig is voor Employee Relationship Management. Human Resource Management Inkoop van hulpbronnen in het belang van de organisatie Onpersoonlijke communicatie Mens is een hulpbron Procesgericht Perspectief vanuit organisatiebelang Managen van hulpbronnen Employee Relationship Management Aangaan van relaties, win-win Persoonlijke communicatie Organisatie kent de mens achter het werk Servicegericht Perspectief vanuit organisatie en werknemer belang Managen van (profijtelijke) relaties Werken aan de relatie Dus als een werkgever niet alleen op prijs wil concurreren in de arbeidsmarkt, moet hij aan een relatie werken. Een relatie waarin op basis van onder andere betrokkenheid een binding tussen de werknemer en het werkgeversmerk (de organisatie) gecreëerd wordt. Een binding gebaseerd op een meer emotionele grondslag. 3. Zo werkt de hiërarchie in de behoeftepiramide Een arbeidsrelatie is dus niet meer alleen gebaseerd op existentiële behoeften, maar ook op de hogere behoefteniveaus uit de categorieën van de outer- en inner directed behoeften. Om dit meer betekenis te geven, wordt de behoeftepiramide verder toegelicht. Niveau 1 en 2: functie-eisen en materie Het laagste niveau in de hiërarchie is de functie die moet aansluiten bij kennis en ervaring. Dit is eigenlijk meer een randvoorwaarde en gebaseerd op een feitelijk objectief waarneembare match. Oftewel: voldoet mijn CV? In de lagen daarboven gaan de behoeften een rol spelen. De eerste behoeftestap betreft de materiële factoren: de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Deze materiële factoren vormen de fysieke basis van iedere werkgever-werknemer relatie. Als er na dit niveau niks meer aan de relatie wordt toegevoegd, zijn werknemers bij gebrek aan een meer emotionele binding (vooral in een krappe arbeidsmarkt!) steeds makkelijker te verleiden een andere baan te zoeken. Loyaliteit aan de werkgever staat dus niet voorop! Niveau 3: status en werksfeer De outer directed factoren zijn factoren die te maken hebben met de verhouding van de werknemer tot anderen. Het gaat hier om de sociale of relationele factoren. Het betreft zowel factoren binnen de organisatie (interne factoren) als factoren richting buitenwereld (externe factoren). Interne sociale factoren zijn bijvoorbeeld een prettige of inspirerende werksfeer, leuke collega’s en waardering. Onder externe sociale factoren valt bijvoorbeeld de status die het werk wel of niet met zich meebrengt. Een werkgeversmerk dat zich met name op outer directed factoren wil positioneren, zal veel expressiviteit in zijn communicatie moeten leggen. Deze expressiviteit dient onder andere ter bevestiging van de naar buiten gerichte waarden. Niveau 4: zingeving en persoonlijke ontwikkeling De inner directed factoren zijn de factoren die te maken hebben met zelfontwikkeling en het realiseren van een zinvol en prettig leven. Een leven waar vrijheid en binding naar eigen inzicht in (een dynamische) balans te brengen zijn. De inner directed factoren zijn op dit moment vooral aansprekend voor de hoger opgeleide beroepsbevolking. Zij stellen vooralsnog meer belang in de inhoud van het werk, de persoonlijke ontwikkeling en zingeving. Werknemers die door inner-directed factoren gemotiveerd worden, denken vanuit de eigen persoon en zijn individueel in hun behoeften. Zij verwachten een op maat gemaakte relatie met de werkgever. Deze persoonlijke invulling van het werk impliceert ook de verwachting van een meer persoonlijke manier van communiceren. 4. De behoeftepiramide voor verschillende werknemersegmenten De behoeftepiramide pakt voor iedereen anders uit. Toch zijn er wel algemene tendensen te ontdekken. Er zijn namelijk relatieve verschillen tussen de segmenten. Om een indicatie te krijgen van de werking van de behoeftepiramide, heb ik op basis van het AGO voor een aantal segmenten gekeken hoe de piramiden opgebouwd zijn. Daartoe heb ik de in het AGO gemeten behoeften in relatie tot werk heringedeeld naar de behoefteniveaus uit de behoeftepiramide. Op basis van de gegevens die dit oplevert, is indicatief aan te geven welke effecten een aantal socio-demografische factoren heeft op de behoeftepiramide*. Achtereenvolgens worden de effecten van inkomen, opleiding, leeftijd en geslacht besproken. In de piramiden zijn de percentages weergegeven van mensen binnen het segment die hebben aangegeven welke factoren zij belangrijk vinden in hun werk. De verschillen zijn niet heel groot. Maar ze zijn wel structureel en indicatief voor de verschillen die zich in segmenten kunnen voordoen. Om de juiste segmenten en behoeftepiramiden in kaart te brengen op organisatieniveau, zal nader (organisatie) specifiek onderzoek gedaan moeten worden. *NB: het AGO is niet specifiek ingericht om de behoeftepiramide te falsificeren, maar biedt wel indicaties over de houdbaarheid van het concept van de behoeftepiramide voor arbeidsrelaties. Het onderzoek geeft daarbij inzicht in mogelijke verbanden tussen socio-demografische factoren. 4.1 De invloed van inkomen Materiële arbeidsvoorwaarden hebben een directe connectie met het inkomen. Gebaseerd op de wet van de afnemende meeropbrengst, is te zien dat de materiële behoeften het hoogst scoren tot het modaal inkomen is bereikt. Daarna gaan andere behoeften een grotere rol spelen (terwijl de materiële factoren wel op niveau blijven). Met het stijgen van het inkomen neemt het aantal en de variatie in behoeften die men via het werk wil bevredigen, toe. Verder is opvallend dat de relationele factoren bij de verschillende inkomenscategorieën enigszins fluctueren. Vooral het belang van de persoonlijke groei- en ontwikkelingsfactoren correleren sterk met het inkomen. De effecten van inkomensontwikkeling worden vooral gevormd door de inkomens tussen 10.000 en 90.000 euro. De inkomens onder 10.000 en boven 90.000 hebben ieder zo een eigen dynamiek, zodat deze inkomensgroepen een wat afwijkend beeld laten zien. Macht dé behoefte bij topinkomen De groep met een jaarinkomen van meer dan € 90.000, vertoont een afwijkend patroon ten opzichte van de trend in de piramides van de opeenvolgende inkomenssegmenten. Deze mensen bevinden zich vaak aan de top van hun carrière. Materiële behoeften vormen nauwelijks een issue. Bovendien heeft men al een flinke persoonlijke groei doorgemaakt. In deze groep spelen de relationele aspecten een belangrijke rol. Aspecten zoals macht en status, maar ook de grote hoeveelheid tijd die aan de baan besteed wordt. Waardoor de mogelijkheid wordt gecreëerd om sociale contacten vooral via het werk te kunnen opdoen. Zo worden de relationele aspecten van het werk relatief belangrijker. In het licht van de discussie over zelfverrijking en de financiële begeerte van de topbestuurders lijkt dit op het eerste gezicht een vreemde conclusie. Maar recent onderzoek van Ber Damen (Universiteit van Amsterdam, Het Parool 14/3/07) onder Nederlandse topmanagers uit het bedrijfsleven, geeft aan dat inkomen als materiële behoefte niet hun drijfveer is. Inkomen als operationalisering van status en macht is wel belangrijk. De hoogte van het inkomen (inclusief de bonus) is een maatstaf voor het succes van een topmanager. En succes geeft status en macht. Damen concludeert ‘dat je het aan de top niet redt als je geen macht nastreeft’. Deze conclusie sluit naadloos aan op de gevonden behoeftepiramide voor de topinkomens. Want macht is bij uitstek een outer directed factor. De inner directed factoren scoren relatief laag. Een belangrijke inner directed factor als balans tussen werk en privé, is voor deze groep veel minder een issue. Op het moment dat gekozen wordt voor een topbaan met dito salaris, wordt tegelijkertijd de impliciete keus gemaakt voor een meer dan 40-urige werkweek waarin werk vaak voor het privé-leven gaat. Bijzonder in behoeften: parttimers Ook de groep met een jaarinkomen lager dan € 10.000 vormt een apart geval. In deze groep bevinden zich vooral mensen met parttime banen. Aan de keuze voor een parttime baan, liggen naast materiële behoeften meestal ook sociale en/of relationele behoeften ten grondslag. De gegevens in deze piramide zijn dus beter te verklaren op basis van het aantal werkuren dan op basis van inkomen. 4.2 De invloed van opleiding De behoeftepiramiden blijken ook nagenoeg de theorie te volgen als gesegmenteerd wordt op basis van opleiding. De lagen van materiële factoren en relationele factoren (outer directed) blijven van laag naar hoog opgeleid vrijwel constant. De inner directed behoeften groeien gestaag als het opleidingsniveau stijgt. Hoe hoger de opleiding, hoe meer belang er gehecht wordt aan het zich kunnen blijven ontwikkelen. Deze constatering leidt er impliciet toe dat opleidingsverschillen tussen mensen de neiging hebben om te blijven bestaan. Sterker nog, deze verschillen worden in de loop van de carrière eerder groter. Gevolg: hoe hoger de opleiding, hoe meer randvoorwaarden een werknemer aan zijn werk stelt en hoe belangrijker het inner directed niveau wordt. De materiële factoren spelen bij hoger opgeleiden een minder grote rol. Het ligt voor de hand dit te correleren met inkomen. Op het moment dat er een goed inkomen binnenkomt, is het belang nog meer te verdienen aan erosie onderhevig (zoals dat al duidelijk is geworden in de segmentatie naar inkomen). Inzetten voor de maatschappij Er is een aantal specifieke factoren die correleren met opleiding. Een onderwerp als jezelf inzetten voor de maatschappij is in het AGO te operationaliseren naar twee factoren: ‘maatschappelijke relevantie’ en ‘voor de ander klaarstaan’. De eerste is een meer abstracte formulering en goed te koppelen aan de term ‘zingeving’. Maatschappelijke relevantie is daarmee als inner directed factor te categoriseren. ‘Voor de ander klaarstaan’ is veel concreter en heeft een meer sociale context. En is daarmee ook beter te categoriseren als een outer directed factor. In het onderzoek blijkt dat de abstracte zingeving relatief meer aanslaat bij de hoger opgeleiden. Lager opgeleiden zien meer in de concrete, relationele vertaling van jezelf inzetten voor de maatschappij. Inzetten voor de maatschappij LBO/VMBO • Voor de ander klaar staan • Maatschappelijke relevantie 41% 2% MBOHAVO/VWO 41% 26 % HBO+ 35 % 35 % De hoger opgeleide heeft dus een breder en gevarieerder palet aan behoeften en ambities die men via het werk wil bereiken. Voor deze groep speelt werk meestal een grote rol in het leven. In sommige gevallen is de verlanglijst zo groot dat de vraag opkomt hoe reëel het is dit allemaal van een baan te verwachten. 4.3 De invloed van leeftijd (en levensfase) Als gekeken wordt naar de ontwikkeling van de behoeften in relatie tot leeftijd, dan is met name op het gebied van de inner directed factoren beweging te ontdekken. De materiële arbeidsfactoren blijven relatief constant met een lichte groei in de leeftijdsgroep dertig tot vijftig jaar. Logischerwijs heeft dit te maken met levensfase en het stijgen van de verplichtingen en de kosten van het levensonderhoud gedurende de jaren van gezinsvorming. Nadat de vijftig jaar gepasseerd is, begint het belang van de materiële arbeidsvoorwaarden weer (langzaam) af te nemen. De kinderen zijn het huis uit waardoor er meer bestedingsruimte komt. De beslissingen over de oudedagsvoorziening zijn inmiddels ook genomen. Interessant is te zien dat tijdens de periode van gezinsopbouw ook de relationele factoren een kleine terugval laten zien. Relaties via het werk komen, hoewel nog steeds belangrijk, op een lager pitje te staan. Het lijkt alsof het gezin zijn plek en aandacht claimt. Vijftiger anders boeien en binden De grootste verschuiving in factoren is dus te vinden in de inner directed factoren. Deze zijn verbonden aan persoonlijke groei en ontwikkeling. De behoefte aan de factoren daalt aanzienlijk met het toenemen van de leeftijd. Vanaf veertigjarige leeftijd volgt een omslagpunt. Het lijkt erop dat werknemers aan het begin van hun carrière zichzelf graag willen ontwikkelen en veel willen leren via het werk. Na hun veertigste jaar stellen werknemers (wellicht als de midlife crisis heeft toegeslagen en de balans van de eerste helft van het leven is opgemaakt) de ambities op persoonlijke groei en ontwikkeling in het werk drastisch naar beneden bij. Na het vijftigste levensjaar vindt men persoonlijke groei en ontwikkeling op het werk nauwelijks nog de moeite waard. Voor een economie waarin het steeds duidelijker wordt dat een leven lang leren noodzakelijk is om te kunnen blijven functioneren én de verwachting is dat men bovendien langer zal moeten doorwerken, lijkt dit geen wenselijke situatie. Vanuit arbeidsmarktoptiek betekent dit dat oudere werknemers op andere behoeften te binden en te boeien zijn dan jongere werknemers. Dit geldt zowel voor de werving als voor het behoud van werknemers. Zo zal een traditionele POP (een Persoonlijk Ontwikkel Plan dat vaak vooral gericht is op inner directed factoren zoals opleidingen en zelfontwikkeling) door oudere werknemers over het algemeen minder enthousiast benaderd worden dan door de jonge hond die nog aan het begin van zijn carrière staat. Een POP zou dan ook aan meerdere type behoeften invulling moeten kunnen geven. 4.4 De invloed van geslacht Segmentatie naar geslacht speelt ook een rol in de behoeftepiramide. Het algemene beeld dat de piramiden oproepen, is dat mannen relatief de meer egocentrische onderdelen van persoonlijke ontwikkeling en groei via het werk benadrukken. Hier spreekt de klassieke ambitie van ‘carrière maken’ uit. Wellicht geeft dit aan dat vrouwen in vergelijking tot mannen minder vaak hun ambities exclusief aan werk koppelen, maar ook op andere terreinen (hun ambities) willen ontwikkelen. Interne relaties hoofdrol bij vrouw De piramides geven een aantal kleine verschillen weer, maar lijken er ook een aantal te maskeren. Relationele (outer directed) factoren bevatten zowel de traditioneel meer mannelijke aspecten (bijvoorbeeld status) als meer vrouwelijke aspecten (bijvoorbeeld sociale contacten). Vrouwen verwachten niet alleen méér maar ook een andere invulling op het relationele en materiële arbeidsvlak. Relationele factoren op het werk die vrouwen belangrijker vinden dan mannen, zijn vooral gebaseerd op interne relationele factoren: factoren die bij de werkgever, de collega’s en het werk zelf liggen. Het gaat dan om bijvoorbeeld sociale contacten en plezier. Vooral de relaties op het werk zijn belangrijker, hetgeen zowel eisen stelt als mogelijkheden biedt aan de wijze waarop je met deze doelgroep communiceert. Externe relaties hoofdrol bij man De relationele factoren die bij mannen de boventoon voeren, zijn meer gericht op de externe relaties. Zoals: wat vinden anderen van mij als ik dit werk doe? Ook het imago van de werkgever en de aan het werk ontleende identiteit spelen daar een belangrijkere rol in. Het gaat dan meer om status, macht en gevoel van eigenwaarde dat werk aan mensen verleent. Factoren waar mannen gemiddeld hoger op scoren, zijn dan ook: het hebben van eindverantwoordelijkheid, prestaties leveren, erkenning en identificatie. De omvang van de baan (parttime versus fulltime) heeft een versterkende invloed op het gesignaleerde verschil tussen mannen en vrouwen, aangezien meer vrouwen dan mannen een kleinere baan hebben (zowel in uren als in salaris uitgedrukt). En hoe kleiner de baan, hoe belangrijker sociale contacten en plezier gevonden worden. Vanuit het AGO is oorzaak en gevolg niet te onderscheiden. Nader onderzoek naar de onderliggende behoeften zou hier meer duidelijkheid in kunnen brengen. Conclusie: Maak arbeidsmarktcommunicatie op maat! De bestudering van de behoeften die een mens door zijn baan wil invullen, geeft aan dat verschillende groepen werknemers verschuivende behoeften hebben. Het zijn verschillen in behoeften per mens, maar ook verschillen in de tijd. Behoeften vormen geen constante, maar zijn afhankelijk van tijd en context. De belangrijkste conclusie is dat er geen ‘one-sizefits-all’ aanpak is voor arbeidsmarkt(communicatie)beleid. Wil het beleid relevant zijn én blijven voor medewerkers en inspelen op hun individuele (wisselende) behoeften, dan zal het flexibel en scherp gefocust moeten zijn. Deze ontwikkeling zorgt ervoor dat marketing steeds meer zijn intrede in de HR-discipline doet: zowel in beleid als in (interne en externe) communicatie. Bij communicatie speelt zowel de werving als het behoud en de doorstroom van medewerkers. De eerste stap naar HRmarketing ligt dus in het daadwerkelijk kennen van je (huidige én potentiële) werknemers. Wat drijft hen, wat motiveert hen, waarom werken ze bij deze organisatie en waarom vertrekken ze. De behoeftepiramide is een nuttig hulpmiddel in het flexibel en scherp gefocust blijven in arbeidsmarktcommunicatie. Beleid afgestemd op individu Gegevens van het AGO (2005) geven aan dat er een brede basis is in behoeften die vrijwel iedereen via zijn werk bevredigd wil zien. Maar er zijn ook relatieve verschillen in de behoeftepiramiden. En het zijn juist deze verschillen waarin een organisatie zich in de arbeidsmarkt kan onderscheiden van de concurrentie. De grote overeenkomsten in de piramiden geven aan dat er een groot kader is aan basisvoorwaarden die veel mensen nu al als vanzelfsprekend ervaren. Aan deze basisvoorwaarden moet een werkgever tenminste voldoen. De uiteindelijke keuze wordt gemaakt op basis van de relatieve verschillen. In dit artikel heb ik via de behoeftepiramide laten zien, waar de verschillen vandaan komen en dat deze per doelgroep kunnen variëren. De verschillende opbouw van de piramides naar leeftijd suggereert bijvoorbeeld het nut van een leeftijdsafhankelijke arbeidsmarkt en arbeidsmarktcommunicatiebeleid. Het belang van verschillende factoren rondom werk verandert in de loop der jaren. Maar niet iedereen volgt het behoeftepatroon van het segment waar hij wordt ingedeeld. Dit betekent dat een werkgever op microniveau (individueel niveau) de behoeften van medewerkers zal moeten blijven peilen gedurende de werkrelatie. Daarbij zullen werknemer en werkgever zich steeds moeten afvragen of de behoeften gematcht kunnen worden. Gesegmenteerd personeelsen communicatiebeleid is nog maar een begin om onderscheid te maken tussen werknemers. Uiteindelijk gaat het om personeels- en communicatiebeleid dat afgestemd is op het individu. Creatief werven De piramiden geven een algemeen beeld weer. Om deze daadwerkelijk toe te passen, is het belangrijk om per bedrijf en per (voor de organisatie) relevant segment te onderzoeken welke factoren de drijvers vormen achter de piramiden. Met deze kennis kan een organisatie een specifieke en doelgroep relevante propositie ontwikkelen. Waarmee een onderscheidende positie op de arbeidsmarkt geclaimd kan worden. De duidelijk herkenbare (en vaak ook stereotype) verschillen tussen mannen en vrouwen binnen de piramiden maken dit bijvoorbeeld goed duidelijk. Uit de behoeftehiërarchie mag geen conclusie getrokken worden dat de wijze van baanoriëntatie altijd strikt volgens deze hiërarchie van behoeften van onder naar boven verloopt. De doelgroep kan zich door ieder relevant niveau in de hiërarchie aangetrokken of aangesproken voelen. Wel zal uiteindelijk altijd gekeken worden of de functie passend is. Sommige mensen kijken eerst naar functienamen of beschrijvingen, anderen zien vooral het hoge salaris. Bij weer anderen wekt de status van een bedrijf de interesse. Ook zijn er mensen die aangetrokken worden door de mogelijkheden tot zelfontplooiing of de balans in werk en privéleven die in het vooruitzicht gesteld wordt. Stuk voor stuk verschillende ingangen om mensen te interesseren bij een bedrijf te komen werken. Afhankelijk van doelgroep, concurrentie, de identiteit en het imago van de organisatie kan voor één van de vier behoefteniveaus gekozen worden als ingang voor de communicatie. Bij de wervingscommunicatie moet dus niet uitgegaan worden van volgtijdelijkheid in de behoeftehiërarchie. In de praktijk zullen mensen vaak gelijktijdig behoeften van een verschillend niveau proberen te bevredigen. Maar wel gaat op dat hoe hoger men in de hiërarchie zit, het bedrijf ook de lagere niveaus goed (of minimaal marktconform) georganiseerd moet hebben. Deze lagere niveaus zijn dan vooral dissatisfiers en vormen daarmee nauwelijks mogelijkheden om het werkgeversmerk positief te onderscheiden ten opzichte van de concurrentie. ERM voor succesvol ondernemen Het gedachtegoed van de behoeftepiramiden is zeer goed bruikbaar in relatie tot het in dit artikel eerder aangehaalde concept van Employee Relationship Management. Met Employee Relationship Management is het door de bijbehorende interactie mogelijk om de relatie tussen werkgever en werknemer manifest en relevanter te maken. Bovendien kan meer emotieve lading meegegeven worden. Employee Relationship Management is zowel een instrument waarmee de relatie bevestigd als verstevigd kan worden. Betrokkenheid krijgt daarmee een concrete vorm en invulling. Employee Relationship Management is de manier om in contact te blijven met de werknemer en op grotere schaal tegemoet te komen aan de individuele behoeftepiramide. Daarmee wordt het mogelijk om het arbeidsmarktbeleid daadwerkelijk individueel toe te passen. Employee Relationship Management is niet alleen een veelomvattend langere termijn strategisch kader voor arbeidsmarktcommunicatie, maar op kleine schaal kan er al mee begonnen worden, En kunnen er als snel veel voordelen behaald worden. Bijvoorbeeld door te starten met het denken in relaties voor een aantal cruciale segmenten van uw organisatie. Op basis van onderzoek, het concept van de behoeftepiramide en de arbeidsmarktsituatie kan een organisatie zelf bepalen welke segmenten voor haar cruciaal zijn. Met de kennis uit onderzoek en de ambities van uw organisatie als bagage gaat u met deze mensen de dialoog aan. En dan merkt u wat mensen echt beweegt en bezighoudt en hoe u daar met uw organisatie op in kunt spelen. Op die manier kan al snel op kleine schaal ervaring opgedaan worden met het managen van relaties en met de voordelen die daaruit voortkomen, zonder dat daar meteen al heel grote investeringen voor nodig zijn. Van daaruit kan Employee Relationship Management steeds meer betekenis gegeven worden en stapsgewijs uitgebouwd worden en bijdragen aan het succes van een bedrijf. Geraadpleegde bronnen: Herremans, René; Uw Werknemer wordt klant, Employee Relationship Management persoonlijke communicatie als onderscheidend concurrentievoordeel op de arbeidsmarkt, 2005. Ten Have, Steven, Suzanne Weusten en Joep Bolweg; Binding en motivatie, acht adviezen voor employment marketing, 2001. Arbeidsmarkt Gedrag Onderzoek; Intelligence Group, 2005
© Copyright 2024 ExpyDoc