DEERNS iD CORPORATE MAGAZINE December 2014 EDITIE 09 8 23 26 Innoveren moet je durven Hoe Deerns innovatie verankert in ZIJN cultuur BIM is geen toverdoos Ontwerp MCA technologisch hoogstandje brengt ideeën tot leven Palazzo Pubblico 4 In de geest van Berlage 8 16 iD VOORAF 03 INHOUDSOPGAVE iD 02 “Innovation is the specific instrument of entrepreneurship. The act that endows resources with a new capacity to create wealth.” Peter Drucker 04 BIM - VEEL POTENTIE MAAR GEEN TOVERDOOS 08 Palazzo Pubblico aan het Damrak 13 ‘Een ontmoetingsplaats van kunst, cultuur, economie en maatschappij’ Veni, vidi vinum ‘Je kunt de lat laag leggen. Maar je kunt ‘m ook hoog leggen en jezelf dwingen dagelijks het beste uit jezelf te halen’ Nieuwbouw Medisch Centrum Alkmaar op basis van samenwerkings model. 12 Deerns Varia 16 succesvolle innovatie vraagt om een durfcultuur Een geschiedenis van innovatie In het huidige Iran en Irak zijn de oudste sporen van wijn aangetroffen, in kruiken van 7.000 jaar oud. De geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam voert terug tot 1632 en in onze hoofdstad vinden we ook De Beurs van Berlage, een handelsgebouw uit 1903. Wat hebben deze drie onderwerpen met elkaar te maken, vraagt u zich wellicht af? In de eerste plaats leest u er mooie verhalen over in de nieuwste uitgave van iD Magazine. In de tweede plaats laten ze zien hoe geschiedenis en toekomst met elkaar verbonden kunnen zijn. De transformatie van de Beurs van Berlage naar een modern Palazzo Pubblico is hier een mooi voorbeeld van. Oplossingen uit 1903 voor de architectuur en installatie techniek dienden als inspiratiebron voor de transformatie van het monument. Een uitdaging van een totaal andere aard was het installatietechnisch ontwerp voor het wijnbouwkennis centrum van de wijngaard St. Martinus in Vijlen. Samen met de opdrachtgever legden we de lat hoog, zodat hij tot het beste resultaat kan komen: goede, smaakvolle wijn van eigen bodem. Een voorbeeld van een oplossing die in meerdere markten mogelijkheden biedt, is het Smart Utility Network. Anders gezegd: het slim inzetten van je (energie) bronnen afhankelijk van de gebruikers vraag en beschikbaarheid. Onze visie op een duurzaam gebruik van energie en grondstoffen is toegepast bij de vernieuwing van de centrale energie voorziening op het Roeterseilandcomplex, een campus van de Universiteit van Amsterdam. Met het voortbrengen van innovaties willen we geschiedenis ‘Een idee vertalen naar een oplossing en deze implementeren met waarde voor een klant’ schrijven, dat zit in onze cultuur en in ons dagelijks werk. Wij richten ons altijd op het verbeteren van uw positie, nu en de toekomst. Dat is onze handtekening: innovatief en betrouwbaar Ik wens u veel leesplezier. Erik Lousberg Algemeen directeur Deerns Nederland 22 « 23 COLUMN ELSBETH GEUKERS YES!DELFT Stationshal Delft 26 MET PRECISIE VAN EEN CHIRURG Slim energieconcept voorziet de Roeterseilandcampus (UvA) van haar eigen warmte-, koude- en elektriciteitsbehoefte. 30 TROTS Marjolein Rijpkema – 3D-scannen van installaties 31 Deerns Varia COLOFON DEERNS iD is een uitgave van Deerns Nederland en verschijnt twee keer per jaar Omslagfoto Sjoerd de Jonge Vormgeving Admix Drukwerk Drukkerij Opmeer bv Papier Cocoon silk, vervaardigd uit 50% recyclede FSC gecertificeerde vezels en 50% nieuwe FSC gecertificeerde vezels Oplage 4.000 Redactie Deerns, Afdeling Marketing & Communicatie, Postbus 1211, 2280 CE Rijswijk Telefoon 088 – 374 00 00 E-mail [email protected] Internet www.deerns.nl iD Werken met BIM 05 Werken met BIM iD 04 Opdrachtgevers en ontwerpers willen nog wel eens gaan watertanden als ze aan de vele mogelijkheden van BIM (Building Information Model) denken. En het is waar, in de software huist een enorme potentie, maar het is noodzaak om eerst goed te bedenken hoe je die wilt benutten, betogen Joost Heijnis van architectenbureau cepezed en Martijn Timmer van Deerns. Zij maken deel uit van het ontwerpteam +ACDC voor de nieuwbouw van het Medisch Centrum Alkmaar. Samen met constructeur ABT en bouwmanager Cure+Care consultancy is een voorlopig, optimaal geïntegreerd ontwerp gerealiseerd. Voor iD Magazine geeft het duo inzicht in hun ervaringen, valkuilen en tips & tricks. Een pen, een vel papier en een tekentafel. Dat was de uitrusting waarmee Romeinse architecten steden ontwierpen en de uitrusting waarmee in de Middeleeuwen kastelen en burchten werden getekend. Met ongeveer dezelfde uitrusting werden tot pakweg dertig jaar geleden onze scholen en ziekenhuizen op papier gezet. Maar binnen één generatie is alles veranderd. Nu zijn computers en software het krachtigste gereedschap van ontwerpers, waarmee ze over een ongekende hoeveelheid rekenkracht en mogelijkheden beschikken. Optimaal geïntegreerd ontwerp voor Medisch Centrum Alkmaar Een technologisch hoogstandje, maar BIM is geen toverdoos Het Building Information Model (BIM) is hier een sprekend voorbeeld van. De software wordt intensief gebruikt voor de ontwikke ling van de nieuwbouw van het Medisch Centrum Alkmaar (zie kader pagina 7). Het ziekenhuis opent in 2018 het Regionaal Topklinisch Interventie Centrum (RTIC) in Heerhugowaard, een modern, betrouw baar en energiezuinig ziekenhuis dat BREEAM gecertificeerd wordt. Het team +ACDC werkt sinds de eerste ontwerpfase met een bouwinformatiemodel om architectuur, constructie en installaties optimaal op elkaar af te stemmen. Een belangrijke voorwaarde in de samenwerking is elkaar wekelijks minimaal één dag zien. Dat gebeurt steevast op dinsdag in het nieuwe, fraaie kantoor van cepezed in Delft. Geen ruimte voor toeval ‘We starten altijd met het ontwerpteam overleg, het OT. Dat is opgeknipt in een ontwerpdeel en een procesdeel’, vertelt Deerns’ projectleider Martijn Timmer. ‘We besteden aandacht aan knelpunten, wijzingen, waar lopen we uit de planning, hebben we ergens een financieel probleem of juist een bezuiniging gevonden?’ Er wordt niets aan het toeval overgelaten, zegt Joost Heijnis van cepezed. ‘We willen weten waar elk stopcontact zit, waar welk lampje zit, hoe dat er uitziet en hoe naadjes van plafondtegels bij elkaar komen in elke ruimte. Dat is in dit type gebouw, waarin veel staal en glas wordt gebruikt, zó belangrijk. Je kunt niks weg stuken. Gaat er iets mis in de detaillering, dan zie je dat bij oplevering direct.’ Misvatting over BIM Wanneer je met een dergelijke aandacht voor detail ontwerpt, is het volgens Timmer noodzakelijk om fysiek bij elkaar te zitten. Ook als je met vier partijen in hetzelfde, virtuele bouwinformatiemodel werkt. ‘Het mooie van BIM is dat het je, onafhankelijk van plaats of tijd, toegang geeft tot het model. Maar samenwerken is juist niet tijd- of plaatsonafhankelijk. Dat doe je met elkaar, in een ontwerpatelier. En dat je daar een keer voor op het scherm kijkt, dat geloof ik best.’ Heijnis: ‘Je bent met elkaar ontzettend hard bezig om een grote database te vullen. Want dat is BIM eigenlijk, een database die constant aangevuld wordt. Om te weten wie waar mee bezig is, en welk deel van het ontwerp al een definitieve status heeft, is coördina tie nodig. Veel mensen hebben nog steeds het idee dat BIM een soort toverdoos is, een 3D-model waarin álles kan en waarin al je wensen en eisen met één druk op de knop zijn geregeld. Zo werkt het dus niet! Het is veel meer een samenwerkingsmodel.’ Containertjes met informatie Om tot een goed geïntegreerd ontwerp te komen, startte de samenwerking van +ACDC met het invoeren van het Programma van Eisen in BIM. Heijnis: ‘Daarvoor hebben we containertjes gemaakt, zogeheten roomboxen. Hierin zit letterlijk per type kamer de informatie uit het Programma van Eisen. Dus op welke afdeling de kamer zit, hoe groot die moet zijn, wat voor type ruimte het is. Per kamer loopt het » Ik zie nog te vaak dat opdrachtgevers bij een nieuwbouwproject zeggen: ‘dat moet in BIM ontwikkeld worden’. iD Werken met BIM 07 Werken met BIM iD 06 aantal parameters makkelijk op tot vijftig. Zo hebben we het hele gebouw als een legodoosje in elkaar gesleuteld. Het is tevens een goed controlemiddel om het aantal vierkante meters per ruimte na te gaan, of afdelingen efficiënt in elkaar zitten en of je ruimte mist. Dat is een erg krachtige tool geweest. Met name in het begin van het ontwerp. cepezed kon daarmee precies aantonen dat er gemaakt was wat de klant eist.’ Longen het gebouw ‘inlepelen’ Luchtkanalen; ze zijn de longen van een gebouw. En illustratief voor hoe BIM de integraliteit van een ontwerp kan onder steunen. Want vroeger maakte de architect als eerste zijn tekeningen, gevolgd door de constructeur. Daarna legde de installatieadviseur die tekeningen in zijn hoofd over elkaar. Die mocht er voor zorgen dat zijn installaties in het ontwerp ‘ingelepeld’ werden. Paste dat niet, dan begon het proces weer vanaf voren af aan. Timmer: ‘In het voorontwerp (VO) van het nieuwe medisch centrum zijn de luchtkanalen vanaf dag één inzichtelijk gemaakt. Zodat voor alle partijen, de constructeur en architect in het bijzonder, altijd duidelijk was waar de ontwerpen elkaar raken. Het resultaat is dat wij onze schachten nog steeds op de dezelfde plek in het gebouw hebben, met 99% dezelfde afmetingen.’ manier om BIM van toegevoegde waarde te laten zijn, anders haal je je alleen maar ontzettend veel werk op de hals. Het moduleren van informatie in BIM kost gewoon heel veel tijd. En wil je efficiënt omgaan met tijd en geld, dan moet je het in één keer goed doen. Dat vereist goede afspraken vooraf.’ Winst behalen Zoeken naar generieke oplossingen Het voorbeeld raakt de kern van Heijnis’ en Timmers boodschap. BIM is een geweldige tool, maar naast een intensieve samenwer king vraagt het veel denkwerk vooraf. Timmer: ‘Wat wil je bereiken met het model? Dat moet de beginvraag zijn. Ik zie nog te vaak dat opdrachtgevers bij een nieuwbouwproject zeggen ‘dat moet in BIM ontwikkeld worden’. Maar wat is het doel, vraag ik me dan af? Wil je mooie 3D-weer gaven? Dat kan ook met andere software.’ Gevraagd naar wat cepezed en Deerns leren van het proces en elkaar, antwoordt Timmer: ‘cepezed zoekt altijd zo veel mogelijk naar een generieke oplossing. Daar halen ze hun efficiency uit. Als Deerns streven we dit ook na in onze ontwerpen. Als je al vijftig, zestig jaar voor de gezond heidszorg werkt, zijn uitzonderingen een gewoonte geworden.’ Dit heeft ook Heijnis de ogen geopend. ‘Het ontwerpen van een ziekenhuis is al complex, maar de echte uitdaging zit hem vooral in het proces er omheen. Op het moment dat er inmenging is vanuit de zorgorganisatie, bijvoorbeeld over inzichten rondom het OK-proces, dan Blijkt BIM het juiste middel, dan moet je alsnog goed nadenken over wat je uit het model wilt halen, stelt Heijnis. ‘Dat is dé Zorgcomplex voor complexe zorg Het Medisch Centrum Alkmaar (MCA) ontstaat in 1974 door een fusie van het Sint Elisabeth Ziekenhuis en het Centraal Ziekenhuis (1965). Tot 2001 plaatst het MCA steeds meer afdelingen en diensten over van het Sint Elisabeth Ziekenhuis naar het Centraal Ziekenhuis. Dat wordt hierdoor vrijwel continu verbouwd. Evengoed zijn de huidige voorzieningen van het MCA sterk verouderd. Omdat renovatie van het MCA structurele nieuwbouw voor langere tijd onmogelijk maakt, en nieuwbouw in één keer financieel niet haalbaar is, kiest het MCA voor gefaseerde nieuwbouw in Heerhugowaard. Daar verrijst de komende jaren het Regionaal Topklinisch Centrum (RTIC), een complex van 55.000 m2 dat gericht is op acute zorg, behandeling, verblijf en klinische diagnostiek. Flexibel ontwerpen Het Medisch Centrum Alkmaar zet bij de totstandkoming van de nieuwbouw in op waardevast ontwikkelen, onder meer dankzij een optimale flexibiliteit van het ontwerp. Veel uitzicht, daglicht, schaaldifferentiatie en een prettig binnenklimaat staan bovenaan de lijst met wensen. Na een intensief selectieproces contracteert het MCA een consortium voor het totaalontwerp van de nieuwbouw van het ziekenhuis. Dat consortium bestaat uit: architectenbureau cepezed, constructeur ABT, Deerns en Cure+Care consultancy. Kortweg +ACDC. De + in de naam verwijst naar het internationaal symbool voor zorg en de meerwaarde die het consortium wil bieden door hun samenwerking en een integrale visie op zorgvastgoed. +ACDC streeft, sinds de start van het project, er naar om de bedrijfsprocessen, de functionele en de logistieke indelingen en de virtuele en fysieke infrastructuur van het RTIC in totale samenhang te ontwerpen. De bouw start in 2016, medio 2018 wordt het nieuwe zorgcomplex opgeleverd. cepezed MCA beste ziekenhuis van 2013 Het Medisch Centrum Alkmaar werd in 2013 door Elsevier uitgeroepen tot het beste ziekenhuis van Nederland. Het opinieblad maakt jaarlijks een vergelijking van de prestaties van ziekenhuizen ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Daarin beoordeelde Elsevier het MCA onder meer op patiëntgerichtheid, medische zorg, veiligheid, effectiviteit en wachttijden. Het medisch centrum scoorde zo goed dat het op de eerste plaats in de test eindigde. In totaal werden 91 ziekenhuizen beoordeeld aan de hand van 542 indicatoren. Joost Heijnis (cepezed) Martijn Timmer (Deerns) [email protected] wordt een ontwerpproces erg gecompliceerd. Je moet wijzigingen gaan bijhouden en anticiperen op veranderingen in de zorg zelf.’ Timmer is daarnaast de manier van denken bij de BIM-moduleurs van cepezed opgevallen. ‘Die is van een hoog abstrac tieniveau. Het is eigenlijk database-denken wat ze doen. Logisch, want vroeger maakte je een plattegrond, nu een database waarin informatie geometrisch kan worden weergeven.’ Bruggen slaan cepezed Het wekelijks samenkomen van +ACDC heeft al de nodige bruggen geslagen tussen architect, constructeur en installatie-adviseur. De integraliteit van het ontwerp heeft volgens Timmer tot significante verbeteringen geleid. ‘Het meerwerk als gevolg van afstemmings fouten zal drastisch lager zijn dan dat van elk willekeurig ander gebouw. Hetzelfde geldt voor het aantal clashes tussen ontwerp en uitvoering. Ik ben er daarom van overtuigd dat de kwaliteit van het gebouw hoger is dan van elk ander gebouw dat ik hiervoor heb mogen maken.’ Een volgende door Heijnis gedroomde stap is om nog een extra brug te slaan: die tussen ontwerper en maker. ‘We focussen nu heel erg op het design, maar je kunt ook een deel uit het ontwerp pakken -bijvoorbeeld dat luchtkanaal- en dat naar een platenvouwer sturen die er kanaalstuk ken van vouwt. In de vliegtuigindustrie is dit al heel normaal. Op het moment dat in de bouwsector ontwerp- en maakindustrie elkaar beter vinden, zullen we opnieuw een hele grote stap voorwaarts zetten.’ « iD Transformatie 09 Transformatie iD 08 Gesamtkunstwerk Berlages meesterwerk staat in de architectuur bekend als een Gesamtkunstwerk; een kunstwerk waarin verschillende kunstvormen zijn gecombineerd. Berlage werkte hiervoor samen met onder meer Jan Toorop, die de tegeltableaus en muurschilderingen maakte, Albert Verwey, verantwoordelijk voor de verzen/kwatrijnen en algemene onderbouwing van de decoratie en Roland Holst die de muurschilderingen voor zijn rekening nam. De analogie met de samenwerking tussen de beurseigenaren, Deerns en BiermanHenket is snel gemaakt, maar volgens Bess Blomjous van MAB Development wel terecht: ‘Alles in dit project grijpt in elkaar. Het is dus een Gesamtkunstwerk dat je niet kunt aanpassen zonder samen te werken. Dat vraagt om nauwe afstemming tussen alle disciplines en flexibiliteit van alle partners.’ Alle bestemmingen voor de Beurs van Berlage zijn onderzocht, van hotel tot grootwinkelcentrum. Palazzo Pubblico aan het Damrak De Beurs van Berlage is een begrip in de Nederlandse architectuur. Het in 1885 door Hendrik Petrus Berlage ontworpen iconische bouwwerk aan het Damrak in Amsterdam prijkt niet voor niets op de Top 100 van Nederlandse monumenten. De Amsterdamse krant Het Parool doopte de beurs zelfs tot Nachtwacht van de Architectuur. Moet je aan zo’n kunstwerk tornen of tart je dan zijn meester? De beurseigenaren waagden het erop en voegen daarmee een nieuwe episode toe aan Berlages ‘Gesamtkunstwerk’. De Beurs van Berlage was ongeveer een eeuw in handen van de Gemeente Amsterdam – Stadsdeel Centrum. Een zware investeringslast noodzaakte het stadsdeel om het gebouw in 2008 van de hand te doen. ‘Met het oog op verzak kingsrisico’s door de aanleg van de Noord/ Zuid-lijn heeft het stadsdeel eind jaren negentig flink geïnvesteerd in de verstevi ging van de fundering van het gebouw’, licht beursdirecteur Marcel Schonenberg toe. ‘Door die investering was het toen malige verdienmodel, waarbij het gebouw werd verhuurd aan Stichting Beurs van Berlage, Nederlands Philharmonisch Orkest en kantoorhuurders, niet meer houdbaar. Herontwikkeling bleek toen de meest logische oplossing.’ En zo geschiedde: sindsdien zijn Gemeente Amsterdam, MAB Development, Amvest en De Key samen eigenaar van de Beurs van Berlage. Gebouw regeert De partners verkenden verschillende toekomstscenario’s voor de Beurs van Berlage, van een hotel tot groot winkel centrum, maar concludeerden dat de publiek-culturele functie die het gebouw al heeft, het meest geschikt is. ‘In de geest van Berlage willen we de beurs » iD TRANSFORMATIE 11 transformatie iD 10 In de geest van Berlage Bierman en De Pous volgden bij het ontwerpen zoveel mogelijk de ‘geest van Berlage’. De oplossingen die Berlage koos in zijn architectuur en installatietechniek zijn nauwkeurig bestudeerd en gebruikt in de transformatie. Bierman: ‘We hebben telkens gekeken: ‘Hoe deed Berlage dat? En hoe kunnen we het oplossen als dat niet op zijn manier lukt? Ter illustratie: in het entreegebied komt een lift die alle publieksruimten ontsluit. Berlage heeft echter nooit een lift in de beurs voorzien. Daarom komt er een glazen lift, die enerzijds contrasteert met Berlages ontwerp, maar die anderzijds past binnen de maatvoering en kleurstelling van Berlage.’ De wijze waarop nieuwe elektriciteitsleidingen in het souterrain worden gemonteerd, is een ander voorbeeld van ontwerpen in de geest van Berlage. Christiaan de Pous van Deerns: ‘We laten de leidingen wel zien door middel van opbouw. Maar door ze dezelfde kleur te geven als de achtergrond vallen ze niet zo op.’ Berlage was zijn tijd vooruit Edwin Breedijk, Janneke Bierman, Christiaan de Pous en Bess Blomjous verbeelden het ontwerpen in de geest van Berlage. De leidingen zijn wel zichtbaar door de opbouw, maar ze vallen niet op door ze de kleur van de achtergrond te geven. Drie vereisten voor de Beurs van Berlage zijn meer publieksruimte, betere logistiek en verfraaiing van de hoofdentree. een Palazzo Pubblico (Paleis van het Volk, red.) laten zijn; een ontmoetingsplaats van kunst, cultuur, economie en maatschappij’, licht Bess Blomjous, projectmanager Palazzo Pubblico van de Beurs van Berlage, toe. ‘Dat was ook Berlages droombeeld, want ‘rood’ als hij was had hij weinig op met de ‘kapitalistische’ functie van de Beurs van Berlage.’ Volgens Blomjous is een Palazzo Pubblico ook logisch als je naar het DNA van het gebouw kijkt. ‘De architectuur regeert. Het drastisch veranderen van de functie is noch financieel noch technisch haalbaar in zo’n monument. Ontworpen als ‘Palazzo Pubblico’ staat de ontmoeting centraal als je kijkt naar de interne structuur. Daar staat tegenover dat de toegankelijkheid van het gebouw niet ideaal is, omdat de begane grond verhoogd op 1.70 meter ligt. Functies gericht op passanten zoals winkels zijn hierdoor niet eenvoudig in te passen.’ Beperkingen Evenmin gemakkelijk was het om te bepalen wat nodig is om de Beurs van Berlage te transformeren naar een modern Palazzo Pubblico. ‘We zitten met de beperkingen van het gebouw, de rijks monumentale status en met een taak stellend budget’, legt Edwin Breedijk, manager gebouwbeheer- en ontwikkeling van de Beurs van Berlage uit. ‘Daarom hebben we het gebouw punt voor punt doorgelicht en daarbij steeds de afweging gemaakt: ‘Is dit nodig om onze doelen te halen en zo ja, is het financieel haalbaar?’. Meer publieksruimte Een haalbaarheidsstudie bracht vijf vereisten naar voren: het versterken van de zichtbaarheid en aantrekkingskracht van de hoofdentree aan het Damrak, ontslui ting van het gehele gebouw vanaf de hoofdentree, een betere interne logistiek, het vergroten van de verhuurbare ruimte en het transformeren van de Graanbeurs zaal. Op basis van deze uitgangspunten maakte architectenbureau Felix Claus en Maarten Fritz een masterplan. Bierman Henket Architecten is vervolgens geselec teerd voor de uitwerking van deelprojecten, waaronder de entree. ‘De hoofdentree aan het Damrak is nu donker en moet aantrekkelijker en opener worden’, licht architect Janneke Bierman toe. ‘Bovendien moeten alle publieksfuncties straks vanuit de hoofdentree worden ontsloten. Om meer verhuurbare ruimte te maken, creëerde Bierman nieuwe ruimte waar tot dan toe opslag was en wordt bestaande publieksruimte beter benut. ‘In de Graanbeurszaal verwijderen we de Glazen Zaal waardoor we de capaciteit vergroten van 200 naar 800 mensen. En in het souterrain, dat deels in gebruik was als opslag- en oefenruimte voor het Neder lands Philharmonisch Orkest, maken we 600 m2 extra publieksruimte.’ Ook worden publieksvoorzieningen zoals toiletten, balies en garderobe verbeterd. Dilemma Het maken van het ontwerp was voor Bierman een hele zoektocht want eigenlijk is het gebouw al helemaal af. ‘Dat stelde mij voor een dilemma: aan de ene kant heb je een gebouw dat bouwkundig monumen taal is en dat aan de comforteisen van nu moet voldoen met verlichting, verwarming, koeling, wifi, rookmelders, enzovoorts, maar aan de andere kant wil je daar zo min mogelijk van zien. De installatietechniek speelt hier dus een grote rol. Om deze reden is Christiaan de Pous van Deerns bij het project betrokken.’ Bierman maakte met hem een integraal ontwerp in BIM (Building Information Model). ‘Bij zulke complexe projecten kun je niet anders dan integraal ontwerpen’, aldus Bierman. Als voorbeeld noemt De Pous de brede togen in het souterrain waar elektriciteitsleidingen op lopen: ‘Dankzij het 3D-model kun je leidingen heel nauwkeurig in het midden van de togen positioneren zodat het er esthetisch mooi uit ziet.’ In het souterrain speelden Bierman en De Pous publieksruimte vrij door een door Berlage uitgedacht ventilatiesysteem in opzet te handhaven, maar te moderniseren. ‘Het souterrain is door Berlage ontworpen als een ventilatiesysteem, daarmee was Berlage zijn tijd vooruit. Lucht die uit twee torens aan de Beursstraatkant wordt aangezogen, wordt via manshoge ventilatiegangen in het souterrain naar de zalen verspreid’, legt De Pous uit. ‘Om ruimte in het souterrain te creëren, hebben we de wanden van sommige ventilatie gangen verplaatst en gedeeltelijk vervangen door moderne luchtkanalen, waar je onderdoor kunt lopen. Anderzijds wordt de installatie uit de jaren ‘80 voor de ventilatie van de Graanbeurszaal verwijderd en het in onbruik geraakte ventilatiesysteem van Berlage weer in gebruik genomen. Door hier luchtbehandelingskasten aan toe te voegen, kunnen we de lucht in de Graanbeurszaal filteren, koelen en verwarmen.’ Het door Berlage bedachte ventilatiesysteem was zijn tijd ver vooruit. We hebben het in ere hersteld. Beurs blijft open Begin dit jaar is begonnen met de transformatie van de Beurs van Berlage. Tijdens de verbouwwerkzaamheden blijft het gebouw zoveel mogelijk open. Gebouwmanager Edwin Breedijk: ‘Ook volgend jaar gaan we eigenlijk niet dicht. Kantoorhuurders kunnen blijven en ook feesten en partijen kunnen doorgang vinden, mits de werkzaamheden geen te grote overlast geven.’ Hoe je dat doet? ‘Geluidsoverlast beperken we tot buiten kantoortijden. Onze onderaannemers werken dus zoveel mogelijk buiten kantoortijden en in de weekenden. Tijdens het werk aan de hoofdentree kunnen gasten via een andere entree naar binnen.’ De bouw is naar verwachting eind 2015 gereed, waarna een nieuwe episode in de rijke historie begint. Is de Nachtwacht van de Architectuur na de transformatie tot Palazzo Pubblico dat nog steeds? Beurs directeur Marcel Schonenberg verzekert sceptici van wel: ‘Het klinkt misschien aanmatigend maar ik denk zelfs dat Berlage trots zou zijn als hij de vernieuwde beurs zou zien. Het wordt een écht Paleis van het Volk, precies zoals hij voor ogen had. Een gebouw waarin we zo min mogelijk zichtbare bouwkundige ingrepen hebben gedaan en nieuwe elementen op een neutrale manier zijn ingepast, waardoor het nog steeds Berlages beurs is.’ « Beurs van Cordonnier? De inmiddels 111 jaar oude Beurs van Berlage kwam op merkwaardige wijze tot stand. Door een curieuze loop van de geschiedenis staat er aan het Damrak nu geen beursgebouw van Louis Marie Cordonnier, die eind 19e eeuw het prijswinnende ontwerp maakte, maar dus van Berlage. Het gebouw zelf kent eveneens een opmerkelijke historie. Gebouwd in 1903 als koopmansbeurs herbergde het aanvankelijk onder meer een goederen- en graanbeurs en was het dé plaats in Amsterdam waar effecten werden verhandeld. Met het vertrek van de effectenbeurs in 1912 naar Beursplein 5 verloor de beurs geleidelijk zijn handelsfunctie. Uiteindelijk besloot de gemeente Amsterdam, eigenaar van de beurs, in 1985 dat de beurs een publiek-culturele functie moest krijgen. Sindsdien is de beurs in gebruik als centrum voor exposities, congressen en andere bijeenkomsten. Zo bood de beurs tot 2012 onderdak aan het Nederlands Philharmonisch Orkest dat in de vermaarde Glazen Zaal speelde. Het duurde uiteindelijk tot 1998 voor de laatste financiële activiteit, de Agrarische Termijnmarkt, uit de beurs vertrok. Het burgerlijk huwelijk van Koning Willem-Alexander en Koningin Maxima in 2002 dat zich voltrok in de Grote Zaal, is zonder twijfel het voorlopige hoogtepunt in de beurshistorie. iD deerns varia 13 Meten is weten iD 12 Dutch design week SUPERMODELS succesvol tijdens Dutch Design Week Deerns kijkt terug op een geslaagde dertiende editie van de Dutch Design Week in Eindhoven. Ruim 6.000 bezoekers bezochten het kantoor van Deerns waar de tentoonstelling SUPERMODELS en modellen van de gerenommeerde architecten Zwarts & Jansma en De Bever Architecten te zien waren. Het negendaags evenement in Eindhoven staat wereldwijd in de top 5 van designevenementen. Ruim een week lang was het kantoor van Deerns opengesteld voor bezoekers van de Dutch Design Week. Deerns bood Concern, Zwarts & Jansma Architecten en De Bever Architecten een podium om werken tentoon te stellen in zijn industriële kantoorpand in het Klokgebouw. Iconische werken en innovatief 3D-printen SUPERMODELS laat de relatie zien tussen hedendaagse iconische werken en ontwerpen uit de tijd van Gerrit Rietveld en H.P. Berlage en belicht de rijke voedingsbodem die deze vroege voorbeelden hebben gecreëerd voor huidige generaties. De tentoonstelling bestaat voor een groot deel uit 3D-geprinte modellen. Zwart & Jansma Architecten toonde onder meer een selectie modellen die een onderdeel zijn van hun onderzoek naar een nieuwe ontwerp- en constructiemethode voor dubbel gekromde, dunwandige, betonnen daken. De Bever Architecten presenteerde een tien meter lange tijdlijn van de periode 1890 tot 2030, waarmee het projecten, belangrijke gebeurtenissen en het toekomstbeeld van het bureau laat zien. De volgende editie van de Dutch Design Week is van 17 t/m 25 oktober 2015. Stroomversnelling ‘Light’? Vier grote bouwbedrijven en zes woningcorporaties tekenden medio juni 2013 de overeenkomst De Stroom versnelling. In deze samenwerkingsovereenkomst is afgesproken om in eerste instantie 11.000 corporatie woningen en daarna nog eens 100.000 woningen hoog waardig te renoveren tot een ‘nul-op-de-meter woning’. Met het deel van de woonlasten dat bewoners hierdoor op energierekening besparen wordt een deel van de renovatiekosten betaald. Deerns is content met deze overeenkomst, maar zet vraagtekens bij sommige maatregelen: leveren die in de praktijk wel op wat ze in theorie beloven? Deerns en ADK advocaten en notarissen stellen meer afgewogen maatregelen voor op het gebied van energiebesparingen en ontwikkelde Stroom versnelling ‘Light’ als alternatief. Stroomversnelling Light heeft meer aandacht voor praktijkrende menten, anders dan de theoretische potentie van oplossingen. Het focust op maatregelen die een hoger bewezen totaalren dement opleveren. In de praktijk zullen hiermee meer woningen worden aangepakt met minder voorzieningen per woning. De Stroomversnelling zou je een politieke overeenkomst kunnen noemen’, zegt Art van Lohuizen van Deerns. ‘Het is een brede overeenkomst waarin misschien wat te weinig oog is voor wooncomfort en het werkelijke rendement van de investering. Evengoed staan wij achter de ambitie van De Stroomversnelling, het is heel goed dat er partijen zijn die de kar trekken. Stroom versnelling Light doet echter een stapje terug en zoomt in op het werkelijke energiegebruik en wooncomfort van bewoners.’ Nieuwe verduurzamingsprojecten Deerns heeft in AKD advocaten & notarissen een partner gevonden om Stroomversnelling Light verder te ontwikkelen en aannemers, ontwikkelaars en corporaties hierin te begeleiden. Stroomversnelling Light ondersteunt opdrachtgevers bij het for muleren van realiseerbare kaders en de ontwikkeling van nieuwe verduurzamingsprojecten, waarin financierbaarheid, fiscale en juridische aspecten en technische oplossingen op elkaar zijn afgestemd. Deerns kan corporaties ook ondersteunen en bege leiden bij de uitbesteding van de energievoorziening. Dit is vooral relevant voor de exploitatie van installaties waar het rendement kritisch is en deskundige bediening nodig is. Veni, vidi, vinum Stan Beurskens is wijnboer. Hij is eigenaar van wijngaard St. Martinus. Een verhaal over hoe je met passie, kennis en techniek van goede druiven uiteindelijk ook goede wijn maakt. » iD Meten is weten 15 Meten is weten iD 14 Wijn wordt geboren in de wijngaard. Maar de wijnmaker heeft een minstens zo grote invloed op de wijnkwaliteit. Stan Beurskens (37), eigenaar van wijngaard St. Martinus in het Limburgse bergdorpje Vijlen weet dit als geen ander: ‘Je kunt van goede druiven hele slechte wijn maken.’ Elke stap in de wijnbereiding zet hij daarom met een bijna mathe matische precisie. Zo bepaalt hij nauw keurig het meest geschikte oogstmoment door de fysiologische rijpheid van de druif te meten en naar de weersvoorspelling te kijken. Want hoewel hij vertrouwt op zijn fingerspitzengefühl weet de gediplomeerd wijnbouwtechnisch wetenschapper: meten is weten. ‘Ik kan het maar een keer goed doen dus ik wil zo min mogelijk aan het toeval overlaten.’ Conditionering van het binnenklimaat met een constante temperatuur is bepalend voor de kwaliteit van de wijn. Toen Beurskens op zijn achttiende de wijngaard van zijn vader overnam had hij weinig op met wijn maken. ‘Ik weet nog dat ik dacht: ik doe dit een jaar en dan neemt m’n vader het weer over. Pas toen ik voor het eerst zelf wijn maakte werd ik door het vak gegrepen. Die wijn was niet te drinken en ik vroeg me af hoe dat kwam en hoe ik die wijn beter kon maken.’ Met die laatste vraag indachtig stapte Beurskens destijds in het bedrijf. ‘En nu nog streef ik ernaar elk jaar betere wijnen te maken. Ik zeg altijd: je kunt de lat laag leggen zodat je er gemak kelijk overheen kunt stappen. Maar ik leg de lat liever hoog zodat ik mezelf dwing om het beste uit mezelf te halen. Daar haal ik levensvreugde uit.’ Winnende wijnen Kijkend naar het curriculum vitae van Beurskens is daar geen woord van gelogen. Hij studeerde procestechnologie en voerde vinificatieonderzoek uit aan universiteiten in binnen- en buitenland. Praktijkervaring deed hij op in de klassieke wereld (o.a. Duitsland, Spanje, Frankrijk) en in de nieuwe wereld (o.a. Zuid-Afrika, Nieuw Zeeland). Hij adviseert wijngaardeniers en is voorzitter van het Wijninstituut Nederland. Beurskens haalde niet alleen het beste uit zichzelf maar ook uit zijn wijngaard. Onder zijn leiding is St. Martinus gegroeid naar 11 hectare met tientallen druivenrassen. Een flink aantal wijnen viel de voorbije jaren in de prijzen. Maar Beurskens is geen man die op zijn lauweren rust. Zijn droom is de realisatie van een internationaal wijnkenniscentrum én duurzame wijnmakerij ineen. Wijnbouwkenniscentrum Met zijn wijnbouwkenniscentrum annex wijnmakerij wil Beurskens de wijnbouw in de Benelux naar een hoger plan tillen. Sceptische reacties vielen hem ten deel toen hij een jaar of zes geleden zijn nieuwbouwplannen deelde. ‘Zet je niet de kwaliteit van je wijnen en daarmee het succes van St. Martinus op het spel?’, kreeg hij soms te horen. Maar dat veranderde niets aan zijn besluit. In 2011 gaf hij architecten Ben Levels en Kas Slijpen opdracht een duurzaam en innovatief ontwerp te maken. Doordat de wijnmakerij in hun ontwerp is verzonken in een kunstmatige heuvel vormt het centrum een geheel met de omgeving. Beurskens kwam via een vriend in contact met Deerns voor het ontwerp van de installatietechniek. Niet de meest logische keuze aangezien Deerns geen ervaring had in de wijnbranche. Gewaagd? ‘Absoluut niet’, aldus Beurskens. ‘Na het eerste gesprek wist ik dat ik goed zat en de referenties van andere projecten die ik had opgevraagd bevestigden dat alleen maar.’ Energiezuinige conditionering Een zo energiezuinig mogelijk geconditio neerd binnenklimaat was het belangrijkste uitgangspunt voor het installatietechnisch ontwerp. ‘Conditionering is bepalend voor de kwaliteit van de wijn’, legt Beurskens uit. ‘Voor de rijping van de wijn is bijvoor beeld een stabiele temperatuur erg belangrijk. Voor witte wijn geldt tussen de 12 en 14 graden Celsius en voor rode wijn 15 tot 16 graden Celsius. Omdat de wijnkelder op een diepte ligt van zestien meter is het al relatief koel en is er dus minder energie nodig voor extra koeling.’ Voor de ventilatie van CO2 in de wijnkelder, die vrijkomt bij de vergisting van de druiven, bedacht Deerns een energiezuinige oplossing. De ventilatielucht voor de wijnkelder is verwarmd met restwarmte uit de ventilatielucht van de begane grond, waar de winkel- en kantoorruimte zich bevindt. ‘Zo gebruik je de energie uit de comfortlucht volledig’, licht Math Lemmens van Deerns toe. Nog innovatiever is hoe Beurskens de gerijpte wijn transporteert zonder gebruik te maken van een pomp. ‘Pompen is niet goed voor de kwaliteit van de wijn en kost energie. Door de lift met het transportvat onder het niveau van het rijpingsvat te laten zakken doet de zwaartekracht zijn werk.’ Nadat het ontwerp van Deerns in 2012 klaar was, startte de bouw in het voorjaar van 2013. Ruim een jaar later, in juli 2014, heeft Beurskens onder grote belangstelling zijn nieuwe complex geopend. ‘Er is een droom in vervulling gegaan’, aldus Beurskens. Na de oogst in september en oktober dit jaar was het moment suprême: de ingebruikname van de wijnmakerij. ‘Natuurlijk was het even wennen en af en toe dacht ik: dat had ik anders moeten doen. Belangrijk is de kwaliteit van de wijn. Die testen we doorlopend en is hartstikke goed. Ik kijk dus met vertrouwen uit naar volgend jaar april-mei als we de eerste fles witte wijn ontkurken.’ « ‘Je kunt de lat laag leggen zodat je er makkelijk overheen kunt stappen, maar je kunt ‘m ook hoog leggen en jezelf dwingen dagelijks het beste uit jezelf te halen.’ iD Innovisie 17 Innovisie iD 16 De visie van Deerns op innovatie Succesvolle innovatie vraagt om een durfcultuur ‘Brengt ideeën tot leven’ of ‘Brings concepts to life’. Het staat onder elke uiting van Deerns. Logisch, want het is Deerns op het lijf geschreven; altijd de best mogelijke oplossing bedenken om onze klanten te helpen en deze tot daadwerkelijke resultaten omzetten; ze tot leven brengen. Voor veel mensen staat het bedenken van nieuwe ideeën gelijk aan innoveren. Niet voor Deerns. De waarde zit namelijk niet alleen in het idee, maar juist in het vertalen van zo’n idee naar een oplossing en deze implementeren met waarde voor een klant. Dat is innovatie volgens Deerns. » Erik Lousberg (links) en Wouter Kok (rechts). ‘Onze kennis en brede scope, maken ons een waardevolle partner.’ iD Innovisie 19 Innovisie iD 18 Innovatiecompetitie van Deerns Deerns probeert een cultuur en structuur te creëren waarbinnen ideeën gemakkelijk komen bovendrijven en tot wasdom kunt komen. Eén van de tools is de innovatiecompetitie. De competitie staat open voor alle medewerkers van Deerns in binnen- en buitenland. Zoals bij een echte competitie is er ook een winnaar, maar het is niet zo dat alleen het winnende idee wordt ondersteund. Voor elk goed idee komt een interne begeleider en kan er budget worden vrijgemaakt om het tot een succes te maken. De eerste competitie vorig jaar was meteen een groot succes met uiteindelijk vijftien goede innovaties waarvan er vijf zeer kansrijk waren en met uiteindelijk twee winnaars. Dit jaar zijn er 22 geweldige innovaties aangemeld waaronder een aantal met enorme potentie zoals het VHP-desinfectiesysteem (zie kader pagina 20). Je kunt geen krant of blad meer openslaan of ergens staat een verhaal over innovatie. Vrijwel elk bedrijf heeft de afgelopen jaren zijn missie of visie herschreven en het woord innovatief erin verwerkt. Maar Nederland is daardoor niet veel innovatiever geworden. Waarom niet? Bij Deerns denken we het antwoord daarop te hebben. ‘Je moet het niet roepen, maar doen’ is een te gemak kelijk antwoord op de vraag. Innovatie kun je niet opleggen of dwingen. Innovatie kun je ook niet van de ene op de andere dag bereiken. Deerns ziet innovatie als een proces dat zich ontwikkelt. Het is als leren fietsen. Het vraagt begeleiding en sturing, het lukt niet in één keer en het gaat gepaard met vallen en opstaan. Maar als je het eenmaal onder de knie hebt, verleer je het niet snel meer. Het vergt van de fietser doorzettingsvermogen, de wil om een doel te bereiken. Met innovatie is het volgens Deerns net zo. Je moet tegenslagen overwinnen en het einddoel voor ogen houden. In jezelf de ‘drive’ naar boven halen om het maximale resultaat te halen, maar ook het gevoel hebben dat je gesteund wordt en beseffen dat het een leerproces is. Concept studio Innovatie is een groeiproces. Deerns is zich daar als geen ander van bewust. Innovatie Van idee naar business case wordt niet geforceerd, maar de organisatie is zo ingericht dat er ruimte is voor ideeën en er zijn nauwelijks barrières om deze tot wasdom te laten komen. Dat is een geleidelijk proces dat Deerns al jaren geleden in gang heeft gezet. Kort na de eeuwwisseling heeft Deerns de Deerns Concept Studio opgezet, een intern opleidingsinstituut. Hier worden medewer kers getraind in hoe zij creativiteit kunnen aanboren en gebruiken om innovatieve oplossingen te bedenken voor problemen waarmee ze worden geconfronteerd. In deze internationale sessies wordt de creativiteit in de genen van Deerns verder ontwikkeld en geprofessionaliseerd. De training is bovendien zo opgezet dat de deelnemers op hun beurt ook hun collega’s die de training niet hebben gevolgd, verder kunnen helpen. Een goed idee is nog geen waardevol idee voor onze klanten. Daar is meer voor nodig. Het moet onder andere vertaald worden naar de markt. Daarvoor organiseert Deerns in samenwerking met YES!Delft de workshop Business Modeling & Validation om kansrijke ideeën verder uit te werken. Dat wordt bereikt door er business cases aan te koppelen, marktonderzoek te doen, veldwerk te verrichten, een founders dream helder te krijgen, met klanten te praten, et cetera. Alles gericht op het verder ontwikkelen van het idee en het korter bij de markt te brengen. In de workshop moet er gerapporteerd en gepresenteerd worden en wordt alles wordt beoordeeld door een jury. Ook dit is een middel dat Deerns gebruikt om de innovatiecultuur in ons bedrijf te bestendigen. Nieuwe proposities Maar is creativiteit voldoende om te innoveren? Deerns kent een vijftal kern sectoren - vastgoed, clean technology, datacenters, luchthavens en gezondheids zorg - met daarbinnen een groot aantal expertises. Volgens Erik Lousberg, directeur van Deerns, is de kracht van het bureau om deze enorme hoeveelheid kennis te mobiliseren voor klanten. ‘Door de manier waarop we onze organisatie hebben ingericht, vanuit de markttypen en met kennishouders die zeer diepgaande kennis hebben van de processen, de belangen en de uitdagingen die binnen zo’n sector voorkomen, zijn we als geen ander in staat om deze kennis in te zetten voor onze klanten. We proberen gezamen lijk met hen op te lopen in een project. Ons in hen te verplaatsen. Zo krijgen we zicht op de uitdagingen waarvoor zij zich gesteld zien en de behoefte die ze hebben. Daar zetten we onze kennis en creativiteit in. Door ons brede blikveld, goede onderlinge samenwerking en goede communicatie kunnen wij verbanden leggen die voor anderen verborgen blijven. Deerns ziet snel innovatieve combinaties van technieken die voor onze klanten precies die oplossing bieden die zij nodig hebben; we maken inzichtelijk hoe innovatie een probleem oplost of hoe zo’n innovatie hen in staat stelt snel te anticiperen op een trend. Wat ons ook sterk maakt is dat we kijken naar de mogelijkheden die een oplossing voor klant A in een andere markt biedt voor klant B. Dit leidt niet noodzakelijkerwijs tot productinnovatie want je hoeft niet altijd iets nieuws te bedenken. Vaak is een andere combinatie van bestaande technieken of systemen precies de juiste invulling van een behoefte. Dat is ook onze handtekening: innovatief en betrouwbaar.’ ‘Wie met Deerns in zee gaat, verwacht de best mogelijke oplossing voor zijn specifieke situatie en dus elke mogelijke Erik Lousberg innovatie waar dit waardevol is.’ Aan het woord is Wouter Kok, directielid en verantwoordelijk voor de portefeuille innovatie. ‘Juist het gebruikmaken van ‘proven technology’ zorgt ervoor dat wij oplossingen genereren die werken en die toekomstbestendig zijn. Door bovendien slim om te gaan met onze kennis en onze brede scope kunnen we onze klanten bedienen met oplossingen die naadloos aansluiten op hun behoeften en passen in hun budget. Wij innoveren voortdurend, maar we bestaan niet om te innoveren. Alles is gericht op het verbeteren van de positie van onze klant. Er moet voor de klant iets te winnen zijn. Hiervoor moeten we niet alleen de techniek beheersen, Wouter Kok ‘Innovatie moet van binnenuit komen’ maar juist ook de processen van onze klant goed kennen. Het gegeven dat wij met iets goeds komen, dat we het niet alleen bedenken, maar ook werkend implementeren, daar ligt onze kracht.’ Strategie Erik Lousberg wijst er nogmaals op dat Deerns vele jaren geleden al begonnen is om een omgeving te creëren waarbinnen werknemers de verantwoordelijkheid nemen om zelf inhoud te geven aan hun werk. ‘Hierdoor ontstaat er een gevoel van vrijheid om met ideeën te komen. We hebben een cultuur geschapen waarbinnen durf is om te innoveren. Deze voedingsbodem vormt het funda ment onder onze innovatiestrategie. Op die bodem zijn specialisten actief die de markt kennen en problemen kunnen definiëren. Kennis koppelen aan probleemoplossend vermogen en creativiteit is feitelijk stap twee. Vervolgens is het zaak om te zorgen voor een goede doorstroming van het idee en te zorgen dat het ook daadwerkelijk de innovatie wordt waar de klant naar op zoek is. De vierde en laatste stap in onze strategie is om de innovatie ook naar de markt te brengen en te zorgen dat deze ook voor anderen ontsloten wordt. Ook in andere sectoren. Een goed voorbeeld is een innovatief concept voor koeling van datacenters dat nu wereldwijd het meest wordt toegepast. Dat was een oplossing die we hebben bedacht voor een klant in een geheel ander marktsegment. Binnen de datacentermarkt was dit concept nog veel waardevoller en is het inmiddels tot nieuwe standaard verheven. Een innovatiecompetitie zoals we die kennen binnen Deerns dient dan ook meerdere doelen binnen onze strategie. » iD Innovisie 21 Innovisie iD 20 ‘Het gaat niet om het meest briljante idee, maar het meest waardevolle’ Het helpt bij het creëren van de voedings bodem, maar het maakt ideeën ook intern zichtbaar en inspireert anderen om ook durf te tonen en over hun grenzen heen te kijken. Als directie, en dan met name Wouter, spelen we daar een actieve rol in.’ Taal van de markt spreken ‘We innoveren voortdurend, maar we bestaan niet om te innoveren’ ‘We gebruiken bijvoorbeeld Yammer om te zorgen dat ontwikkelingen die in het ene marktsegment succesvol zijn ook bij andere segmenten bekend worden,’ vult Wouter aan. ‘De wil om te helpen en om samen te werken, zit in onze genen, dus ook intern.’ Maar Deerns doet volgens Wouter nog veel meer. We helpen onze mensen ook om te leren communiceren over hun ideeën. We kunnen onze klanten overvoeren met tabellen, grafieken, technische tekeningen en data, maar dat vertelt een klant niet wat hij echt wil weten over de innovatie. Als voorbeeld: als ik een auto koop, wil ik niet tot in detail weten hoe het brandstofinjectiesysteem of het motormanagement werkt. Wat ik wel wil horen is dat die auto vrijwel storingsvrij is en een groter onderhoudsinterval heeft. We werken dus hard aan het vertalen van techniek naar een taal die de markt verstaat. Oftewel de oplossing vertalen in bijvoorbeeld voordelen en rendement.’ Deerns zorgt voor een goede begeleiding en sturing, met een duidelijk einddoel namelijk het helpen van de klant. Er wordt Innovatieve oplossing voor ve ilig en snel desinfecteren van ISOLATIEKAMERS Het desinfecteren van isolatiekamers is omslachtig. Medische ruimtes waar een risicovolle besmetting wordt vermoed worden door speciale reinigingsteams gedesinfecteerd. Voorzien van beschermende kleding en mondkappen reinigen zij de gehele ruimte handmatig, met alle risico’s van dien. Bovendien bepaalt de gevolgde schoonmaakprocedure het eindresultaat van de desinfectie. Een volledig geïntegreerd desinfectiesysteem voor medische ruimtes is een goed voorbeeld van een innovatie van Deerns die waardevol is, en die bovendien goed aansluit op een behoefte uit de markt. Waardevol voor nieuw te realiseren isolatiekamers, maar zeker ook voor reeds bestaande ruimtes. Het idee van Aad Hofstede en Bernard Melchers (adviseurs binnen Deerns) toont innovatiekracht. Het is afgeleid van een oplossing die is toegepast bij een high containment laboratorium. De nieuwe oplossing combineert bestaande en bewezen deelsystemen in een nieuwe configuratie. Het volautomatisch VHP-desinfectiesysteem kan de oplossing zijn waar ziekenhuizen op dit moment naar zoeken om ruimtes snel, veilig en gevalideerd te desinfecteren. Wat is het idee? Het idee is een volautomatisch desinfectiesysteem op basis van Vaporised Hydrogen Peroxide (VHP) dat gecombineerd wordt met de bestaande luchttoevoer van (bestaande) isolatiekamers. Dit heeft als voordelen een goede verspreiding van het desinfectiegas en de mogelijkheid om het gas versneld af te voeren waardoor de ruimte snel weer gebruikt kan worden. Hoe is het idee ontstaan? Tot nu toe worden desinfectie en luchtbehandeling als twee gescheiden systemen gezien en benaderd. Door vanuit de probleemstelling bij een klant out-of-the-box te denken is er voor bijvoorbeeld isolatiekamers een oplossing gecreëerd die beide systemen combineert. Om de nieuwe configuratie goed en veilig te laten werken en het breder toepasbaar te maken, zijn een aantal randvoorwaarden in het ontwerp verwerkt. Er wordt onder andere bijzondere aandacht besteed aan de luchtdichtheid in verband met de benodigde onderdruk. Daarnaast moet het totale proces aantoonbaar te valideren zijn. Door het VHP-desinfectiesysteem in de engineering mee te nemen en te integreren, kan, desinfectie per isolatiekamer worden uitgevoerd. Wat gebeurt er met het idee? Gezien de bredere toepasbaarheid binnen de gezondheidszorg en de actualiteit betreffende de ebola risico’s is er nu een team samengesteld voor de verdere uitrol van het idee. Het team heeft de uitgangspunten geformuleerd die nodig zijn voor een goede isolatiekamer waar het VHP-systeem wordt toegepast en is aan de slag gegaan met de detailengineering. Het team bespreekt de mogelijkheden van implementatie met de ziekenhuizen. Voor desinfectie van isolatiekamers is dit de beste oplossing; veiliger voor het personeel, met een betere en snellere gevalideerde decontaminatie en uiteindelijk ook voordeliger dan de huidige systematiek. snel geroepen dat als je mensen maar voldoende vrijheid geeft, dan komt innovatie vanzelf. ‘Dat is niet zo’, stelt Wouter. ‘Je moet zorgen dat je structuur en je processen zodanig zijn vormgegeven dat als iemand een goed idee heeft, het ook duidelijk is langs welke weg zo’n idee daadwerkelijk succesvol kan worden.’ Een idee is dus goed als het voorziet in een behoefte. Mede daarom werkt Deerns veel samen met partners als hogescholen en universiteiten. ‘Zo’n samenwerking is vaak een mes dat aan twee kanten snijdt’, aldus Wouter. ‘Enerzijds leveren wij specifieke markt kennis. Anderzijds generen zij veel innovaties waar een toepassing voor gezocht moet worden. Maar we initiëren ook partnerships met specialistische partijen zoals New Compliance, Waste Transformers of YES!Delft. Met YES!Delft doen we op dit moment bijvoorbeeld een aantal workshops. Daarin worden onze mensen bekwaamd in het marktgericht kijken naar de eigen innovaties en leren om met andere ogen naar producten en markten te kijken. Maar ook hier is de samenwerking gericht op het versterken van onze strategie. Dat kan dan voor de eerste stap zijn, het creëren van een voedings bodem, maar ook voor de laatste, het naar de markt brengen. Een ander voorbeeld is Twijnstra Gudde. Met hen hebben we onlangs gekeken naar de ontwikkelingen binnen de internationale gezondheidszorg en welke proposities daarbij aansluiten.’ Marktverschuiving Omdat Deerns dicht op zijn klanten en de markt zit, is er een grote sensitiviteit voor marktveranderingen. Zo is er de laatste jaren een verschuiving zichtbaar van een vraagmarkt naar een markt die zich vormt naar het aanbod. Erik Lousberg daarover: ‘De markt staat steeds meer open voor op eigen initiatief ontwikkelde producten, concepten en proposities. Onze innovatie strategie sluit daar goed op aan. Een sterk voorbeeld is ons datacenterconcept. Dat is uitermate innovatief en zelf ontwikkeld. Dat hebben we aangeboden aan de markt en het blijkt dat deze er voor openstaat. Toch zijn sommige markten nog uiterst terug houdend voor nieuwe spelers met nieuwe ideeën. Zo hebben wij veel ervaring met luchthavens en de omliggende infrastruc tuur. Vanuit die achtergrond en kennis hebben we een uiterst innovatief tunnel concept op de plank liggen. Echter, onze afstand tot de grond, water- en wegen bouw (GWW)-markt is nog te groot. Wij moeten eerst nog meer de taal van die markt leren spreken en zij moeten ons eerst op basis van referenties leren kennen en vertrouwen voordat zo’n concept succesvol kan worden. We gebruiken onze innovatiekracht om ons steeds beter te positioneren in diverse markten. Dat is niet alleen bevorderlijk voor ons, maar ook voor onze klanten. Zo slagen we er in om meer mensen van onze ideeën te laten profite ren. Kun je het niet verkocht krijgen, dan is het geen goed idee. Dat is onze visie. Het gaat niet om het meest briljante idee, maar om het idee dat de meeste waarde toevoegt voor de klant. Dat is pas echt ideeën tot leven brengen.’ « iD column 23 Uitdaging iD 22 Wat goed is komt snel ‘Wat goed is komt snel’, zei iemand onlangs over Formule 1-talent Max Verstappen. Die uitspraak ging niet over de snelheid die Verstappen met zijn bolide haalt, maar over zijn stormachtige carrière. Dit deed me denken aan het talent waar ik dagelijks mee werk: technisch en onderne mend talent. Van studenten tot technici van ver buiten de universiteit; stuk voor stuk hebben ze ideeën om de markt te veroveren. Echter, getalen teerde techneuten zijn niet altijd commerciële ondernemers. Soms duurt het lang voordat producten daadwerkelijk op de markt komen. En soms worden start-ups dan ingehaald door de concurrent of komen ze er laat achter dat de product-markt-combinatie toch niet de juiste was. YES!Delft YES!Delft is in 2005 opgericht door TU Delft en Gemeente Delft om ideeën die voortkomen uit onderzoek om te zetten in business. En met succes: tot op heden vloeiden er al 145 start-ups uit voort. Daarmee is YES!Delft de meest succesvolle hightech incubator in Europa. LaunchLab is een drie maanden durend acceleratorprogramma, dat beoogt de ideeën van beginnende startups en spin-offs te toetsen bij de markt. Start-ups met perspectief kunnen doorstromen naar het incubatieprogramma van YES!Delft, dat hen faciliteert met onder andere kantoorruimte, een groot netwerk van partners en investeerders, coaching en opleiding. Deerns is sponsor van YES!Delft. Om deze ondernemers te helpen zijn we bij YES!Delft (zie kader) twee jaar geleden met LaunchLab gestart. In dit ‘lab’ dwingen we technische start-ups om hun businessmodel te ontwerpen en dit model in drie maanden tijd bij zoveel mogelijk potentiële klanten te valideren. In de eerste week schetsen ze de contouren van hun businessmodel en daarna toetsen ze elke aanname in dat model bij de prospects, te beginnen bij de meest kritische aannames. Los ik met mijn product wel een probleem op voor mijn klant of voorzie ik in een behoefte? En is deze klant bereid om voor mijn oplossing te betalen? Eén voor één worden de vraagtekens in hun businessmodel beantwoord, vooral door het belangrijke principe ‘Getting out of the building’. Door ondernemers door een commerciële bril naar hun innovatie te laten kijken hebben start-ups al na drie maanden een indicatie of er toekomst in hun product of dienst zit. Is het antwoord ja, dan is het aan de start-ups zelf: gaan we plankgas vooruit of trappen we op de rem? Met hulp van het acceleratorprogramma kunnen start-ups zich focussen op hun product en de bijbehorende markt, om in korte tijd grote stappen te kunnen zetten. Zo helpt LaunchLab technische start-ups om de time to market te verkorten en die markt á la Max Verstappen op stormachtige wijze te veroveren. Elsbeth Geukers, LaunchLab Manager Groots project in kleine ruimte Een nieuwe stationshal, een nieuw stadskantoor, nauwelijks bouwruimte, veel partijen met eigen wensen, een complexe duurzaamheidsvraag. Oh ja, het treinverkeer mag geen hinder ondervinden en de gemeente moet al in het nieuwe kantoor terecht kunnen gedurende de bouw en kunnen werken volgens de principes van het nieuwe werken. Zie hier de uitdagingen waar Deerns mee te maken heeft bij de realisatie van het nieuwe stadskantoor en stationshal in Delft. » iD Uitdaging 25 Uitdaging iD 24 Het nieuwe station annex stadskantoor is een ontwerp van Mecanoo Architecten. Het ontwerp kent twee echte eyecatchers, het plafond van de stationshal en de gevel van het gebouw die volledig is opgetrok ken uit gevelpanelen met gesmolten en handgeblazen glas. Veel glas betekent automatisch een grote energievraag vanwege koeling die nodig is voor de binnendringende zonnewarmte. Omdat er aan een flink aantal duurzaamheidscriteria moest worden voldaan, heeft Mecanoo vanaf het allereerste moment Deerns bij het project betrokken. Temperatuurbeheersing Deerns heeft Mecanoo geadviseerd over de bijzondere gevel. Onder andere over de opbouw en vorm ervan, het percentage glas en het maximaliseren van de lichttoetreding met minimale warmte ontwikkeling. De volledige glazen gevel is geëngineerd op basis van een enorme hoeveelheid temperatuursoverschrijdings berekeningen. Hiermee is inzichtelijk gemaakt op welke plaatsen in de gevel de warmtebelasting het hoogst is. Daar zijn shadowboxen aangebracht; hierbij is de doorzichtbeglazing aan de achterzijde voorzien van een isolatieplaat. Over het plafond van de stationshal had Mecanoo baanbrekende ideeën. Eis van ProRail was dat alle installaties eenvoudig bereikbaar moesten blijven. Eis en idee stonden aanvankelijk ver van elkaar af. Uiteindelijk hebben alle betrokken partijen elkaar gevonden in een uniek lamellen plafond. Dat plafond is een echte eyecatcher en is inmiddels al in diverse nieuwspro gramma’s te zien geweest. Elke lamel is dubbelzijdig bedrukt in een Delfts blauwe kleur en alle lamellen samen vormen de stadskaart van Delft anno 1870, het jaar waarin het eerste station van Delft werd geopend. De bijna 2.000 lamellen zijn zo bedrukt dat de kaart met de reiziger meebeweegt en vanuit zijn perspectief oog op de oude stad biedt. Het nieuwe werken De glazen gevel bestaat uit een combinatie van normaal glas, gesmolten en handgeblazen glas en shadowboxen. Zo ontstaat de optimale combinatie van daglichttoetreding en warmteontwikkeling. Boven het station bevindt zich het stadskantoor. Met de overgang naar deze nieuwe locatie gaat de gemeente Delft bij haar werknemers het nieuwe werken introduceren. Het kantoor wordt een aaneenschakeling van tuinen, stilteplekken, contactplaatsen en vergaderruimtes, maar alles flexibel indeelbaar en regelbaar. Door te werken met een verhoogd vloersysteem waaronder elektra en communicatie zijn weggewerkt, ontstaat een kantoor waarbinnen aan elke interieureis kan worden voldaan. Tijdelijke gevel Het nieuwe spoor loopt door een nieuw aangelegde ondergrondse spoortunnel. Het station en de tunnel zijn tegen de oude locatie en het oude spoor gebouwd. De bouwruimte is beperkt door de aanleg van een busplein en de Westvest. De nieuwe gebouwgrens loopt voor ongeveer een kwart over het oude spoor. Omdat het treinverkeer geen hinder mag ondervinden, is de bouw verdeeld in een aantal fasen. Een fasering die ook is doorgevoerd in de installaties. Inmiddels is fase 0, de stationshal, afgerond. In 2015 nemen NS en ProRail het nieuwe spoor en station in gebruik en betrekt de gemeente het stadskantoor. Daarna start de volgende fase met het verwijderen van het oude spoor en een grote tijdelijke gevel. In deze laatste fase zal het laatste stuk van het nieuwe stadskantoor als een soort uitbouw aan het al afgeronde en in gebruik genomen deel worden aangebouwd. Door een slim technisch ontwerp kan het gehele gebouw (minus de uitbouw) al volledig functioneren. Good Green Design Award Deerns heeft, in nauw overleg met het bouwteam, alle kennis moeten aanspreken om het gebouw binnen de gestelde duurzaamheidseisen te krijgen. Zo is het dak voorbereid op plaatsing van zonnepa nelen, de gevel tot in detail geëngineerd en voor het verwarmen en koelen van het gebouw is een duurzame warmte- en koude opslaginstallatie gebouwd. Hierin wordt onder andere ook de restwarmte van de centrale computers opgeslagen. Al deze maatregelen zorgen ervoor dat het gebouw 35% minder energie gebruikt dan was voorgeschreven en leveren het project een Good Green Design Award op. Als de nieuwe stationshal en het stadskantoor in 2016 definitief zijn opgeleverd heeft Delft er een prachtige entree bij en is het centrum niet langer door het spoor in tweeën gedeeld. Mooi, gecompliceerd en uniek. Een typering die niet alleen geldt voor het eindresultaat, maar ook voor de totstandkoming. « Alle kennis aangesproken om het gebouw te verduurzamen. iD nieuwe energie 27 nieuwe energie iD 26 Vernieuwing energievoorziening UvA vergelijkbaar met ‘open hartoperatie’ Chirurgische precisie vereist Met tienduizenden studenten en personeelsleden, een verzameling gebouwen en tal van eigen voorzieningen laat de Universiteit van Amsterdam (UvA) zich goed vergelijken met een middelgrote stad. De Roeterseilandcampus van de universiteit onderging de afgelopen jaren een grondige renovatie waarbij ook de bestaande energievoorziening is gemoderniseerd. Het resultaat is helemaal van deze tijd. Dankzij een slim energieconcept - ontwikkeld in samenwerking met Deerns - voorziet de universiteit op de Roeterseilandcampus in haar eigen warmte-, koude- en elektriciteits behoefte. Daarmee bespaart de instelling flink op energiekosten en opereert ze duurzamer dan ooit. De drie ‘chirurgen’ verantwoordelijk voor de vernieuwing van de centrale energievoorziening van de UvA. Plaatsvervangend directeur Huisvestings Ontwikkeling Davy Demmers (links) en projectleider Eric Slotboom (midden) van de Universiteit van Amsterdam, geflankeerd door David Wesdorp van Deerns. Het is november in Amsterdam, maar de studenten van de UvA geven nog niet toe aan de herfst. Ze klitten samen op de terrassen nabij hun campus of lopen, veelal zonder jas, naar buiten. De deuren van de diverse universiteitsgebouwen gaan vrijwel onafgebroken open en dicht. Buiten is het een frisse, heldere dag en de zon schittert op de beglazing van De Brug. Die imposante, uit glas en staal opgetrokken overbrugging over de Nieuwe Achtergracht, is hét symbool van de ingrijpende renovatie die de Roetersei landscampus van de UvA sinds 2010 ondergaat [zie kader pagina 28]. De Roeterseilandcampus huisvestte lange tijd de bètawetenschappen van de UvA, maar voor het moderne onderzoek en onderwijs was die huisvesting te gedateerd geworden. ‘De gebouwen waren écht aan renovatie toe’, vertelt Davy Demmers, plaatsvervangend directeur HuisvestingsOntwikkeling van de Universiteit van Amsterdam. ‘Daarbij was van te voren duidelijk dat de verschillende gebouwen niet alleen gemoderniseerd zouden worden, maar ook een andere bestemming zouden krijgen. In dat geval kijk je vanzelfsprekend naar de energie behoefte per gebouw, want het ligt voor de hand dat de energiebehoefte van een bètafaculteit anders is dan van een faculteit met gammastudies als maat schappij- en gedragswetenschappen, economie, bedrijfskunde en rechten. Maar bovendien was de voormalige centrale energievoorziening gedateerd en niet meer in staat om de benodigde capaciteit te leveren.’ Volledig gestript De universiteit besloot daarop in samen spraak met Deerns een studie te verrichten naar een nieuwe centrale energievoorzie ning. Een die inspeelt op de (energie) behoeften van de gebruikers (studenten, onderzoekers, docenten), rekening houdt met de seizoenen én alle ‘energiekarakters’ van de gebouwen op de campus optimaal bedient. De energieprestaties verschillen per gebouw, want de onderkomens op de Roeterseilandcampus variëren van eeuwenoude monumenten tot panden uit de jaren negentig en de eerder genoemde ‘Brug’. Het complex is tot op de draad gestript en daarna volledig opnieuw opgebouwd volgens de laatste duurzaam heidseisen. ‘In zijn algemeenheid willen we bestaande gebouwen energiezuiniger maken en de energie díe we gebruiken, » ‘Het unieke aan dit energie systeem is dat het bedrijfsen weer afhankelijk ingezet kan worden’ iD nieuwe energie 29 nieuwe energie iD 28 ‘De universiteit sluiten tijdens renovatiewerkzaam heden is geen optie, onderzoek en onderwijs gaan het hele jaar door en we hebben helaas geen reservecampus’ moment dat ze het samen weer moeten overnemen van de ‘hart-longmachines’ is het moment van de waarheid en blijft heel spannend natuurlijk’, zegt Demmers. Laden van de WKO Spannend is ook de besparing aan energie en CO2-uitstoot die de nieuwe technologie straks zal opleveren. Maar het is nog te vroeg om heel specifiek over het rendement van de nieuwe centrale energievoorziening te zijn, zegt Slotboom. ‘Er zijn niet veel vergelijkbare centrale energievoorzieningen in Nederland. Dat maakt dat ze onderling lastig te vergelijken zijn.’ De nieuwe centrale energievoorziening van de Universiteit van Amsterdam is state of the art. De centrale energievoorziening wekt haar eigen energie op met de instroom van gas. Door zelf elektriciteit op te wekken voorziet de universiteit in een groot deel van de warmte- en koudebehoefte op de campus, de rest van die behoefte wordt ingevuld met een duurzame WKO-installatie. daarvan willen we dat die zo duurzaam mogelijk is’, vat Demmers het beleid van de universiteit kort samen. In dat beleid past de nieuwe energievoorziening naadloos. De bestaande warmtekracht koppeling is uitgebreid met een duurzame warmte-koudeopslag installatie en energiebesparende warmtepompen. Daarbij wekt de centrale energievoorzie ning nu haar eigen elektriciteit op met de instroom van gas. ‘De energiecentrale levert elektriciteit en produceert warmte. En van die warmte kunnen we ook koude maken’, licht David Wesdorp van Deerns toe. ‘De eigen elektriciteitsproductie levert tegelijkertijd een groot deel van de warmte- en koelbehoefte op de campus. De resterende behoefte wordt voorzien middels de duurzame warmte-koudeopslag die de vernieuwde gebouwen op lage temperatuur verwarmt in de winter, of koelt in de zomer.’ Smart Utility Network Het bijzondere aan deze oplossing waarbij alle energie centraal wordt opgewekt en gedistribueerd - is volgens Wesdorp de koppeling van de diverse systemen. ‘Het is gebruikelijker om die te scheiden, maar dankzij de koppeling is het mogelijk om de restwarmte van het ene systeem te gebruiken voor het andere systeem. Dat is dé manier om heel veel rendement uit je energievoorziening te halen.’ Eric Slotboom, projectleider bij de UvA en nauw betrokken bij de realisatie van de nieuwe energievoorziening, gaat een stap verder. ‘Het unieke aan dit systeem is dat het ‘bedrijfs- en weerafhan kelijk’ ingezet kan worden. Dus als je een typische zomerdag hebt, zorgen in eerste instantie de bronnen (WKO, red.) voor de koeling. Indien nodig kan een van de WKK’s bijkoelen. Heb je op hetzelfde moment ergens anders een gebouw dat leegstaat, dan kun je makkelijk tussen deze twee situaties pendelen met warmte en koudelevering. Dat maakt deze energievoorziening niet alleen multifunctio neel, maar ook multi-inzetbaar.’ ‘Dat is niet de enige zorg’, valt Slotboom hem bij. ‘Een gefaseerde oplevering van gebouwen betekent ook dat je nieuwe gebouwen aansluit en oplevert, terwijl andere panden nog volop worden verbouwd en gerenoveerd. Die bouw stroom vraagt ook de nodige stroom en warmte. Dat houdt in dat je heel precies en effectief om moet gaan met de verschil lende energiesystemen die je hebt, én met de systemen die je moet ontmantelen, rekening houdend met de seizoenen.’ ‘Wij noemen dat een Smart Utility Network (SUN)’, zegt Wesdorp. ‘Anders gezegd: het slim inzetten van je bronnen, afhankelijk van de gebruiksvraag en beschikbaarheid. Deze centrale vindt op een slimme manier daarin steeds de juiste balans.’ Uitgekiend migratieplan Effectief ontmantelen Nieuwe energie voor Roeterseiland De Universiteit van Amsterdam telt vier campussen die verspreid zijn over de stad. De medische campus bevindt zich in het Academisch Medisch Centrum in Stadsdeel Zuidoost. De bètastudies, in Amsterdam Science Park, zijn gevestigd in het oosten van de stad op minder dan 10 minuten fietsen van de Roeterseilandcampus. Op de Binnenstadscampus zitten de alfawetenschappen, terwijl gammastudies zoals economie en bedrijfskunde, rechten en maatschappij- en gedragswetenschappen hun onderkomen hebben op de Roeterseilandcampus. Dit complex ligt in de Plantage-buurt en wordt sinds 2010 ingrijpend gerenoveerd, onder meer om verwante wetenschappelijke disciplines op één plek bij elkaar te brengen en de banden binnen de universiteit te versterken. Een groot deel van de veertien panden is inmiddels verbouwd en vernieuwd. De voormalige, verouderde centrale energievoorziening is uitgebreid en gemoderniseerd. Deerns is vanaf de eerste ontwikkelingen betrokken bij de renovatie van de centrale energievoorziening en de migratie naar de nieuwe energievoorziening. Ook realiseerde Deerns diverse technologische oplossingen, waaronder de aanleg en installatie van de open warmte-koudeopslag installatie die reikt tot circa 150 meter diepte. Deze duurzame energievoorziening voorziet in een groot deel van de warmte- en koelbehoefte van de totale campus. Het aantal WKK’s (warmtekrachtkoppelinginstallaties) is daardoor teruggebracht van vijf naar drie. De bestaande WKK’s zijn grondig gereviseerd. De campus is nu voor een groot deel zelfvoorzienend; de centrale wekt haar eigen elektriciteit op waarbij de energievraag en -behoefte van de diverse gebouwen slim op elkaar zijn afgestemd. Een juiste balans moest ook gevonden worden bij de gefaseerde migratie van de originele energiecentrale naar de nieuwe energievoorziening. Die ‘knop’ kan niet ineens worden omgezet. Een dergelijke renovatie duurt jaren en in die periode worden er gebouwen afgesloten van de stroom- en warmtetoevoer en weer opnieuw aangesloten. Tegelijkertijd werkt men aan de nieuwe installatie, terwijl andere gebouwen volop in gebruik blijven. En de universiteit sluiten tijdens renovatie werkzaamheden is geen optie, verzekert Demmers. ‘We hebben helaas geen reservecampus en het onderzoek en onderwijs gaan wel gewoon het hele jaar door op de universiteit.’ De oplossing lag in een uitgekiend migratieplan dat door Deerns werd opgesteld. Een plan dat beide heren van de UvA vergelijken met een ‘open hartoperatie’. Demmers: ‘Bij sommige gebouwen hebben tijdelijke systemen de energievoorziening overgenomen. Bij andere panden zijn de back-up systemen voor die panden ingezet. Weer een ander gebouw draaide op twee cv-ketels die tijdelijk in overcapaciteit waren. Er is extra stroom ingekocht en verdeeld via transformators op de momenten dat het nodig was. Het was soms een zeer complex samenspel.’ Dat samenspel is tot op heden goed verlopen, maar dat maakt de oplevering van de nieuwe energievoorziening niet minder enerverend. Ten tijde van dit interview duurt het nog maar enkele weken voor het zover is. ‘Alle afzonderlijke componenten zijn uitvoerig getest en hebben dat goed doorstaan, maar het Demmers: ‘Wat wel zeker is, is dat de reductie van CO2-uitstoot enorm zal zijn omdat we de campus voor een groot deel verwarmen en koelen met een WKO-installatie. Tegelijkertijd moet die zich nog wel ‘laden’. Een deel van het water moet opwarmen en een deel moet afkoelen, dat heeft nog wel twee tot drie winters en zomers nodig. We hebben nu nog maar een klein stukje van één seizoen meegemaakt, dus het is nu zaak om af te wachten hoe onze ‘hartpatiënt’ zich gaat herstellen. Maar ook hier vertrouwen we er op dat hij straks naar alle verwachting functioneert.’ « iD wat ben jij aan het doen? 31 deerns varia iD 30 trots Best building award 2014 Nieuwbouw Credito Valtellinese wint ‘Best Building Award 2014’ Het nieuwe kantoor van de Italiaanse bank Credito Valtellinese is door de U.S. Green Building Council (USGBC) bekroond met de ‘Best Building Award 2014’ in de categorie ‘Best Regional Project’ in Europa. Deerns was nauw betrokken als adviseur op het gebied van LEED-certificering. De USGBC is een onafhankelijke non-profit organisatie die streeft naar verduurzaming van de gebouwde omgeving. Ieder jaar reiken zij de ‘Best Building Awards’ uit aan duurzame producten, projecten, organisaties en individuen die zich inzetten voor duurzaam bouwen. De winnaars zijn exclusief gekozen door leden van de USGBC. Nieuwe entree Van Gogh Museum Door een andere bril bekeken 3D beleeft een revival dankzij innovaties als de 3D-bioscoop, de 3D-printer en BIM (Building Information Model). Een (nog) relatief onbekende innovatie is het 3D-scannen in de bouw, met name van installaties. Deerns’ Marjolein Rijpkema, paste deze innovatie toe bij de renovatie van de installaties in de kruipruimte van het VUmc in Amsterdam. ‘Volgens de installateurs zou het acht maanden duren om een volledig beeld van de kruipruimte te krijgen. VUmcprojectleider Jeroen Damen, dacht: dat moet toch ook slimmer kunnen?’, vertelt Marjolein. ‘Hij vroeg mij uit te zoeken of een 3D-scan een optie zou zijn’. Samen met Ergo-Design, specialist in 3D-scannen, lukte het om in één week een 5.700 m2 grote kruipruimte in kaart te brengen. ‘Met een lasercamera zijn 62 scans gemaakt die daarna tot één 3D-bestand zijn samengevoegd. Vervolgens kun je nu, net zoals in Google Streetview, virtueel door de kruipruimte scrollen. Naast bekijken en opmeten kun je ook informatie aan het model toevoegen, bijvoorbeeld type en dikte van een leiding.’ Onder leiding van Deerns is een installa teur onlangs begonnen aan opschoon- en verbeteracties. Omdat de 3D-scan een één-op-één vertaling is van de werkelijk heid, is de kans op verrassingen klein. ‘VUmc is hiermee dus volledig in control. Een grote meerwaarde dus qua tijd, geld en risico’s.’ Maar ook na de renovatie bewijst een dergelijke scan zijn nut. Een nieuwe scan van na de renovatie kan gebruikt worden als basis voor het verdere beheer en onderhoud. Marjolein nam begin dit jaar met dit idee deel aan de innovatiecompetitie van Deerns. Ze won niet, maar is trots. Aan belang stelling heeft ze na de opgedane praktijk ervaring niet te klagen. Een uitgebreidere versie van deze innovatie (From Laser scanning to Facility Management with BIM) is onlangs ingediend voor de interna tionale innovatiecompetitie van Deerns. ‘Of dit idee wint of niet, voor mij is duidelijk dat het loont om dingen eens door een andere bril te bekijken.’ Van Gogh Museum Begin oktober is het hoogste punt bereikt van de nieuwe glazen entree van het Van Gogh Museum in Amsterdam. De glazen uitbreiding is een hoogstandje van constructief glas. Het Van Gogh Museum wordt een eyecatcher op het Amsterdamse Museumplein. De nieuwe entree is naar verwachting in de zomer van 2015 gereed. Deerns is verantwoordelijk voor het ontwerp van de installaties voor de nieuwe entree. Het nieuwe glazen entreegebouw komt uit het schetsontwerp van Kisho Kurokwa en is uitgewerkt en gematerialiseerd door Hans van Heeswijk Architecten en Octatube. Het entreegebouw bestaat uit een glazen kap, die over de bestaande vijver wordt gezet. Vanuit een nieuwe ingang, direct aan het Museumplein, wordt de nieuwe, verdiepte entreefoyer van het museum bereikt. De constructie bestaat uit 650 m² koud gebogen glas, glazen dakliggers van 12 meter en glazen vinnen in de gevels met een lengte van 9,4 meter. De nieuwe glazen entree van het Van Gogh Museum moet comfortabel zijn. Het klimaat, de daglichttoetreding en de akoestiek spelen hierbij een primaire rol. In de voorfase heeft Deerns een studie en een aantal workshops uitgevoerd om dit te kunnen realiseren. Op basis van simulaties is een ontwerp gemaakt dat onder andere voorziet in een duurzaam klimaat en een duur zame verlichtingsinstallatie met een lichtontwerp van Hans Wolff. Verder zijn er twee roltrappen en een nieuwe lift gepland. Daarnaast is Deerns betrokken bij het advies over bouwfysica, akoestiek en beveiliging van de nieuwe entree. De glazen entree wordt gerealiseerd door het Rijksvastgoedbedrijf, de eigenaar van het museumgebouw. Met de bouw van de nieuwe entree verplaatst de hoofdingang van het Van Gogh Museum naar het Museumplein waarmee een eind komt aan de lange wachtrijen op de stoep in de Paulus Potterstraat. Er ontstaat een optimale aansluiting met het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en het Koninklijk Concertgebouw. Het nieuwe entreegebouw betekent 800 m2 extra oppervlakte, waardoor meer bezoekers (nu ruim 1,5 miljoen bezoekers op jaarbasis) kunnen worden ontvangen. Tijdens de hele verbouwing blijft het museum open voor publiek. Get ready to launch BUILDING TOMORROW’S LEADING FIRMS INSPIRATION | EDUCATION | INCUBATION | GROWTH ...brengt ideeën tot leven Tech Incubator YES!Delft en Deerns werken nauw samen om nieuwe innovaties naar de markt te brengen. Het begint altijd met een goed idee, maar om je idee naar de markt te brengen is de volgende stap. Het YES!Delft LaunchLab versnelt deze goede technologische ideeën door barrières om de markt te betreden weg te nemen en tot een getoetste businesspropositie te komen. Dit drie maanden durende programma richt zich op professionals en wetenschappers. Iets voor jou? Kijk op www.yesdelft.nl/launchlab www.deerns.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc