Innovation is the specific instrument of entrepreneurship

DEERNS iD CORPORATE MAGAZINE
December 2014 EDITIE 09
8
23
26
Innoveren
moet je
durven
Hoe Deerns innovatie verankert in ZIJN cultuur
BIM is geen
toverdoos
Ontwerp MCA technologisch hoogstandje
brengt ideeën tot leven
Palazzo
Pubblico
4
In de geest van Berlage
8
16
iD
VOORAF
03 INHOUDSOPGAVE iD
02
“Innovation is the specific instrument of
entrepreneurship. The act that endows resources
with a new capacity to create wealth.”
Peter Drucker
04
BIM - VEEL
POTENTIE
MAAR GEEN
TOVERDOOS
08
Palazzo
Pubblico
aan het
Damrak
13
‘Een ontmoetingsplaats van kunst,
cultuur, economie en maatschappij’
Veni,
vidi
vinum
‘Je kunt de lat laag leggen. Maar je
kunt ‘m ook hoog leggen en jezelf
dwingen dagelijks het beste uit jezelf
te halen’
Nieuwbouw Medisch Centrum
Alkmaar op basis van samenwerkings­
model.
12
Deerns
Varia
16 succesvolle
innovatie
vraagt om een
durfcultuur
Een geschiedenis
van innovatie
In het huidige Iran en Irak zijn de oudste
sporen van wijn aangetroffen, in kruiken
van 7.000 jaar oud. De geschiedenis van
de Universiteit van Amsterdam voert
terug tot 1632 en in onze hoofdstad
vinden we ook De Beurs van Berlage,
een handelsgebouw uit 1903. Wat
hebben deze drie onderwerpen met
elkaar te maken, vraagt u zich wellicht af?
In de eerste plaats leest u er mooie
verhalen over in de nieuwste uitgave van
iD Magazine. In de tweede plaats laten
ze zien hoe geschiedenis en toekomst
met elkaar verbonden kunnen zijn. De
transformatie van de Beurs van Berlage
naar een modern Palazzo Pubblico is hier
een mooi voorbeeld van. Oplossingen uit
1903 voor de architectuur en installatie­
techniek dienden als inspiratiebron voor
de transformatie van het monument.
Een uitdaging van een totaal andere
aard was het installatietechnisch
ontwerp voor het wijnbouwkennis­
centrum van de wijngaard St. Martinus
in Vijlen. Samen met de opdrachtgever
legden we de lat hoog, zodat hij tot
het beste resultaat kan komen: goede,
smaakvolle wijn van eigen bodem.
Een voorbeeld van een oplossing die in
meerdere markten mogelijkheden biedt,
is het Smart Utility Network. Anders
gezegd: het slim inzetten van je (energie)
bronnen afhankelijk van de gebruikers­
vraag en beschikbaarheid. Onze visie
op een duurzaam gebruik van energie
en grondstoffen is toegepast bij de
vernieuwing van de centrale energie­
voorziening op het Roeterseilandcomplex,
een campus van de Universiteit van
Amsterdam. Met het voortbrengen
van innovaties willen we geschiedenis
‘Een idee vertalen naar een oplossing en deze
implementeren met waarde voor een klant’
schrijven, dat zit in onze cultuur en in
ons dagelijks werk. Wij richten ons altijd
op het verbeteren van uw positie, nu en
de toekomst. Dat is onze handtekening:
innovatief en betrouwbaar
Ik wens u veel leesplezier.
Erik Lousberg
Algemeen directeur Deerns Nederland
22
«
23
COLUMN
ELSBETH
GEUKERS YES!DELFT
Stationshal
Delft
26
MET PRECISIE
VAN EEN
CHIRURG
Slim energieconcept voorziet de
Roeterseilandcampus (UvA) van
haar eigen warmte-, koude- en
elektriciteitsbehoefte.
30
TROTS
Marjolein Rijpkema – 3D-scannen
van installaties
31
Deerns
Varia
COLOFON DEERNS iD is een uitgave van Deerns Nederland en verschijnt twee keer per jaar Omslagfoto Sjoerd de Jonge Vormgeving Admix Drukwerk Drukkerij Opmeer bv Papier Cocoon silk, vervaardigd uit
50% recyclede FSC gecertificeerde vezels en 50% nieuwe FSC gecertificeerde vezels Oplage 4.000 Redactie Deerns, Afdeling Marketing & Communicatie, Postbus 1211, 2280 CE Rijswijk
Telefoon 088 – 374 00 00 E-mail [email protected] Internet www.deerns.nl
iD
Werken met BIM
05 Werken met BIM iD
04
Opdrachtgevers en ontwerpers willen nog wel eens gaan watertanden
als ze aan de vele mogelijkheden van BIM (Building Information Model)
denken. En het is waar, in de software huist een enorme potentie,
maar het is noodzaak om eerst goed te bedenken hoe je die wilt
benutten, betogen Joost Heijnis van architectenbureau cepezed en
Martijn Timmer van Deerns. Zij maken deel uit van het ontwerpteam
+ACDC voor de nieuwbouw van het Medisch Centrum Alkmaar. Samen
met constructeur ABT en bouwmanager Cure+Care consultancy is een
voorlopig, optimaal geïntegreerd ontwerp gerealiseerd. Voor iD Magazine
geeft het duo inzicht in hun ervaringen, valkuilen en tips & tricks.
Een pen, een vel papier en een tekentafel.
Dat was de uitrusting waarmee Romeinse
architecten steden ontwierpen en de
uitrusting waarmee in de Middeleeuwen
kastelen en burchten werden getekend.
Met ongeveer dezelfde uitrusting werden tot
pakweg dertig jaar geleden onze scholen en
ziekenhuizen op papier gezet. Maar binnen
één generatie is alles veranderd. Nu zijn
computers en software het krachtigste
gereedschap van ontwerpers, waarmee
ze over een ongekende hoeveelheid
rekenkracht en mogelijkheden beschikken.
Optimaal geïntegreerd ontwerp voor Medisch Centrum Alkmaar
Een technologisch
hoogstandje, maar
BIM is geen toverdoos
Het Building Information Model (BIM) is hier
een sprekend voorbeeld van. De software
wordt intensief gebruikt voor de ontwikke­
ling van de nieuwbouw van het Medisch
Centrum Alkmaar (zie kader pagina 7). Het
ziekenhuis opent in 2018 het Regionaal
Topklinisch Interventie Centrum (RTIC) in
Heerhugowaard, een modern, betrouw­
baar en energiezuinig ziekenhuis dat
BREEAM gecertificeerd wordt. Het team
+ACDC werkt sinds de eerste ontwerpfase
met een bouwinformatiemodel om
architectuur, constructie en installaties
optimaal op elkaar af te stemmen. Een
belangrijke voorwaarde in de samenwerking
is elkaar wekelijks minimaal één dag zien.
Dat gebeurt steevast op dinsdag in het
nieuwe, fraaie kantoor van cepezed in Delft.
Geen ruimte voor toeval
‘We starten altijd met het ontwerpteam­
overleg, het OT. Dat is opgeknipt in een
ontwerpdeel en een procesdeel’, vertelt
Deerns’ projectleider Martijn Timmer.
‘We besteden aandacht aan knelpunten,
wijzingen, waar lopen we uit de planning,
hebben we ergens een financieel probleem
of juist een bezuiniging gevonden?’ Er
wordt niets aan het toeval overgelaten,
zegt Joost Heijnis van cepezed. ‘We willen
weten waar elk stopcontact zit, waar welk
lampje zit, hoe dat er uitziet en hoe
naadjes van plafondtegels bij elkaar komen
in elke ruimte. Dat is in dit type gebouw,
waarin veel staal en glas wordt gebruikt,
zó belangrijk. Je kunt niks weg stuken.
Gaat er iets mis in de detaillering, dan zie
je dat bij oplevering direct.’
Misvatting over BIM
Wanneer je met een dergelijke aandacht
voor detail ontwerpt, is het volgens Timmer
noodzakelijk om fysiek bij elkaar te zitten.
Ook als je met vier partijen in hetzelfde,
virtuele bouwinformatiemodel werkt. ‘Het
mooie van BIM is dat het je, onafhankelijk
van plaats of tijd, toegang geeft tot het
model. Maar samenwerken is juist niet
tijd- of plaatsonafhankelijk. Dat doe je met
elkaar, in een ontwerpatelier. En dat je daar
een keer voor op het scherm kijkt, dat
geloof ik best.’ Heijnis: ‘Je bent met
elkaar ontzettend hard bezig om een
grote database te vullen. Want dat is BIM
eigenlijk, een database die constant
aangevuld wordt. Om te weten wie waar
mee bezig is, en welk deel van het ontwerp
al een definitieve status heeft, is coördina­
tie nodig. Veel mensen hebben nog steeds
het idee dat BIM een soort toverdoos is, een
3D-model waarin álles kan en waarin al je
wensen en eisen met één druk op de knop
zijn geregeld. Zo werkt het dus niet! Het is
veel meer een samenwerkingsmodel.’
Containertjes met informatie
Om tot een goed geïntegreerd ontwerp te
komen, startte de samenwerking van +ACDC
met het invoeren van het Programma van
Eisen in BIM. Heijnis: ‘Daarvoor hebben
we containertjes gemaakt, zogeheten
roomboxen. Hierin zit letterlijk per type
kamer de informatie uit het Programma
van Eisen. Dus op welke afdeling de kamer
zit, hoe groot die moet zijn, wat voor type
ruimte het is. Per kamer loopt het
»
Ik zie nog te
vaak dat
opdrachtgevers bij
een nieuwbouwproject
zeggen: ‘dat
moet in BIM
ontwikkeld
worden’.
iD
Werken met BIM
07 Werken met BIM iD
06
aantal parameters makkelijk op tot vijftig.
Zo hebben we het hele gebouw als een
legodoosje in elkaar gesleuteld. Het is
tevens een goed controlemiddel om het
aantal vierkante meters per ruimte na te
gaan, of afdelingen efficiënt in elkaar
zitten en of je ruimte mist. Dat is een erg
krachtige tool geweest. Met name in het
begin van het ontwerp. cepezed kon
daarmee precies aantonen dat er gemaakt
was wat de klant eist.’
Longen het gebouw ‘inlepelen’
Luchtkanalen; ze zijn de longen van een
gebouw. En illustratief voor hoe BIM de
integraliteit van een ontwerp kan onder­
steunen. Want vroeger maakte de architect
als eerste zijn tekeningen, gevolgd door de
constructeur. Daarna legde de installatieadviseur die tekeningen in zijn hoofd over
elkaar. Die mocht er voor zorgen dat zijn
installaties in het ontwerp ‘ingelepeld’
werden. Paste dat niet, dan begon het
proces weer vanaf voren af aan. Timmer:
‘In het voorontwerp (VO) van het nieuwe
medisch centrum zijn de luchtkanalen vanaf
dag één inzichtelijk gemaakt. Zodat voor
alle partijen, de constructeur en architect in
het bijzonder, altijd duidelijk was waar de
ontwerpen elkaar raken. Het resultaat is
dat wij onze schachten nog steeds op de
dezelfde plek in het gebouw hebben, met
99% dezelfde afmetingen.’
manier om BIM van toegevoegde waarde
te laten zijn, anders haal je je alleen maar
ontzettend veel werk op de hals. Het
moduleren van informatie in BIM kost
gewoon heel veel tijd. En wil je efficiënt
omgaan met tijd en geld, dan moet je het
in één keer goed doen. Dat vereist goede
afspraken vooraf.’
Winst behalen
Zoeken naar generieke oplossingen
Het voorbeeld raakt de kern van Heijnis’ en
Timmers boodschap. BIM is een geweldige
tool, maar naast een intensieve samenwer­
king vraagt het veel denkwerk vooraf.
Timmer: ‘Wat wil je bereiken met het
model? Dat moet de beginvraag zijn. Ik zie
nog te vaak dat opdrachtgevers bij een
nieuwbouwproject zeggen ‘dat moet in BIM
ontwikkeld worden’. Maar wat is het doel,
vraag ik me dan af? Wil je mooie 3D-weer­
gaven? Dat kan ook met andere software.’
Gevraagd naar wat cepezed en Deerns
leren van het proces en elkaar, antwoordt
Timmer: ‘cepezed zoekt altijd zo veel
mogelijk naar een generieke oplossing.
Daar halen ze hun efficiency uit. Als Deerns
streven we dit ook na in onze ontwerpen.
Als je al vijftig, zestig jaar voor de gezond­
heidszorg werkt, zijn uitzonderingen een
gewoonte geworden.’ Dit heeft ook Heijnis
de ogen geopend. ‘Het ontwerpen van een
ziekenhuis is al complex, maar de echte
uitdaging zit hem vooral in het proces er
omheen. Op het moment dat er inmenging
is vanuit de zorgorganisatie, bijvoorbeeld
over inzichten rondom het OK-proces, dan
Blijkt BIM het juiste middel, dan moet je
alsnog goed nadenken over wat je uit het
model wilt halen, stelt Heijnis. ‘Dat is dé
Zorgcomplex voor
complexe zorg
Het Medisch Centrum Alkmaar (MCA) ontstaat
in 1974 door een fusie van het Sint Elisabeth
Ziekenhuis en het Centraal Ziekenhuis (1965).
Tot 2001 plaatst het MCA steeds meer afdelingen en diensten over van het Sint Elisabeth
Ziekenhuis naar het Centraal Ziekenhuis. Dat
wordt hierdoor vrijwel continu verbouwd. Evengoed zijn de huidige voorzieningen van het MCA
sterk verouderd. Omdat renovatie van het MCA
structurele nieuwbouw voor langere tijd onmogelijk maakt, en nieuwbouw in één keer financieel
niet haalbaar is, kiest het MCA voor gefaseerde
nieuwbouw in Heerhugowaard. Daar verrijst
de komende jaren het Regionaal Topklinisch
Centrum (RTIC), een complex van 55.000 m2 dat
gericht is op acute zorg, behandeling, verblijf en
klinische diagnostiek.
Flexibel ontwerpen
Het Medisch Centrum Alkmaar zet bij de
totstandkoming van de nieuwbouw in op
waardevast ontwikkelen, onder meer dankzij
een optimale flexibiliteit van het ontwerp. Veel
uitzicht, daglicht, schaaldifferentiatie en een
prettig binnen­klimaat staan bovenaan de lijst
met wensen. Na een intensief selectieproces
contracteert het MCA een consortium voor
het totaalontwerp van de nieuwbouw van
het ziekenhuis. Dat consortium bestaat uit:
architectenbureau cepezed, constructeur ABT,
Deerns en Cure+Care consultancy. Kortweg
+ACDC. De + in de naam verwijst naar het
internationaal symbool voor zorg en de
meerwaarde die het consortium wil bieden
door hun samenwerking en een integrale visie
op zorgvastgoed. +ACDC streeft, sinds de start
van het project, er naar om de bedrijfsprocessen,
de functionele en de logistieke indelingen en
de virtuele en fysieke infrastructuur van het RTIC
in totale samenhang te ontwerpen. De bouw
start in 2016, medio 2018 wordt het nieuwe
zorgcomplex opgeleverd.
cepezed
MCA beste ziekenhuis van 2013
Het Medisch Centrum Alkmaar werd in 2013 door Elsevier uitgeroepen tot het beste ziekenhuis van
Nederland. Het opinieblad maakt jaarlijks een vergelijking van de prestaties van ziekenhuizen ten
opzichte van het landelijke gemiddelde. Daarin beoordeelde Elsevier het MCA onder meer op patiëntgerichtheid, medische zorg, veiligheid, effectiviteit en wachttijden. Het medisch centrum scoorde
zo goed dat het op de eerste plaats in de test eindigde. In totaal werden 91 ziekenhuizen beoordeeld
aan de hand van 542 indicatoren.
Joost Heijnis (cepezed)
Martijn Timmer (Deerns)
[email protected]
wordt een ontwerpproces erg gecompliceerd.
Je moet wijzigingen gaan bijhouden en
anticiperen op veranderingen in de zorg zelf.’
Timmer is daarnaast de manier van
denken bij de BIM-moduleurs van cepezed
opgevallen. ‘Die is van een hoog abstrac­
tieniveau. Het is eigenlijk database-denken
wat ze doen. Logisch, want vroeger
maakte je een plattegrond, nu een
database waarin informatie geometrisch
kan worden weergeven.’
Bruggen slaan
cepezed
Het wekelijks samenkomen van +ACDC
heeft al de nodige bruggen geslagen
tussen architect, constructeur en
installatie-adviseur. De integraliteit van
het ontwerp heeft volgens Timmer tot
significante verbeteringen geleid. ‘Het
meerwerk als gevolg van afstemmings­
fouten zal drastisch lager zijn dan dat van
elk willekeurig ander gebouw. Hetzelfde
geldt voor het aantal clashes tussen
ontwerp en uitvoering. Ik ben er daarom van
overtuigd dat de kwaliteit van het gebouw
hoger is dan van elk ander gebouw dat ik
hiervoor heb mogen maken.’
Een volgende door Heijnis gedroomde
stap is om nog een extra brug te slaan: die
tussen ontwerper en maker. ‘We focussen
nu heel erg op het design, maar je kunt
ook een deel uit het ontwerp pakken
-bijvoorbeeld dat luchtkanaal- en dat naar
een platenvouwer sturen die er kanaalstuk­
ken van vouwt. In de vliegtuigindustrie is
dit al heel normaal. Op het moment dat in
de bouwsector ontwerp- en maakindustrie
elkaar beter vinden, zullen we opnieuw een
hele grote stap voorwaarts zetten.’ «
iD
Transformatie
09 Transformatie iD
08
Gesamtkunstwerk
Berlages meesterwerk staat in de architectuur bekend als een Gesamtkunstwerk; een kunstwerk waarin
verschillende kunstvormen zijn gecombineerd. Berlage werkte hiervoor samen met onder meer Jan
Toorop, die de tegeltableaus en muurschilderingen maakte, Albert Verwey, verantwoordelijk voor de
verzen/kwatrijnen en algemene onderbouwing van de decoratie en Roland Holst die de muurschilderingen voor zijn rekening nam. De analogie met de samenwerking tussen de beurseigenaren, Deerns en
BiermanHenket is snel gemaakt, maar volgens Bess Blomjous van MAB Development wel terecht: ‘Alles
in dit project grijpt in elkaar. Het is dus een Gesamtkunstwerk dat je niet kunt aanpassen zonder samen
te werken. Dat vraagt om nauwe afstemming tussen alle disciplines en flexibiliteit van alle partners.’
Alle bestemmingen voor
de Beurs van Berlage zijn
onderzocht, van hotel tot
grootwinkelcentrum.
Palazzo Pubblico
aan het Damrak
De Beurs van Berlage is een begrip in de Nederlandse architectuur. Het in 1885
door Hendrik Petrus Berlage ontworpen iconische bouwwerk aan het Damrak in
Amsterdam prijkt niet voor niets op de Top 100 van Nederlandse monumenten.
De Amsterdamse krant Het Parool doopte de beurs zelfs tot Nachtwacht van
de Architectuur. Moet je aan zo’n kunstwerk tornen of tart je dan zijn meester?
De beurseigenaren waagden het erop en voegen daarmee een nieuwe episode
toe aan Berlages ‘Gesamtkunstwerk’.
De Beurs van Berlage was ongeveer een
eeuw in handen van de Gemeente
Amsterdam – Stadsdeel Centrum. Een
zware investeringslast noodzaakte het
stadsdeel om het gebouw in 2008 van de
hand te doen. ‘Met het oog op verzak­
kingsrisico’s door de aanleg van de Noord/
Zuid-lijn heeft het stadsdeel eind jaren
negentig flink geïnvesteerd in de verstevi­
ging van de fundering van het gebouw’,
licht beursdirecteur Marcel Schonenberg
toe. ‘Door die investering was het toen­
malige verdienmodel, waarbij het gebouw
werd verhuurd aan Stichting Beurs van
Berlage, Nederlands Philharmonisch Orkest
en kantoorhuurders, niet meer houdbaar.
Herontwikkeling bleek toen de meest
logische oplossing.’ En zo geschiedde:
sindsdien zijn Gemeente Amsterdam,
MAB Development, Amvest en De Key
samen eigenaar van de Beurs van Berlage.
Gebouw regeert
De partners verkenden verschillende
toekomstscenario’s voor de Beurs van
Berlage, van een hotel tot groot winkel­
centrum, maar concludeerden dat de
publiek-culturele functie die het gebouw
al heeft, het meest geschikt is. ‘In de
geest van Berlage willen we de beurs
»
iD
TRANSFORMATIE
11 transformatie iD
10
In de geest van Berlage
Bierman en De Pous volgden bij het
ontwerpen zoveel mogelijk de ‘geest van
Berlage’. De oplossingen die Berlage koos
in zijn architectuur en installatietechniek zijn
nauwkeurig bestudeerd en gebruikt in de
transformatie. Bierman: ‘We hebben
telkens gekeken: ‘Hoe deed Berlage dat?
En hoe kunnen we het oplossen als dat
niet op zijn manier lukt? Ter illustratie:
in het entreegebied komt een lift die alle
publieksruimten ontsluit. Berlage heeft
echter nooit een lift in de beurs voorzien.
Daarom komt er een glazen lift, die
enerzijds contrasteert met Berlages
ontwerp, maar die anderzijds past binnen
de maatvoering en kleurstelling van
Berlage.’ De wijze waarop nieuwe
elektriciteitsleidingen in het souterrain
worden gemonteerd, is een ander
voorbeeld van ontwerpen in de geest van
Berlage. Christiaan de Pous van Deerns:
‘We laten de leidingen wel zien door
middel van opbouw. Maar door ze
dezelfde kleur te geven als de achtergrond
vallen ze niet zo op.’
Berlage was zijn tijd vooruit
Edwin Breedijk, Janneke Bierman, Christiaan de Pous en Bess Blomjous verbeelden het ontwerpen in de geest van Berlage.
De leidingen zijn wel zichtbaar door de opbouw, maar ze vallen niet op door ze de kleur van de achtergrond te geven.
Drie vereisten voor de Beurs van Berlage zijn meer publieksruimte,
betere logistiek en verfraaiing van de hoofdentree.
een Palazzo Pubblico (Paleis van het Volk,
red.) laten zijn; een ontmoetingsplaats van
kunst, cultuur, economie en maatschappij’,
licht Bess Blomjous, projectmanager
Palazzo Pubblico van de Beurs van Berlage,
toe. ‘Dat was ook Berlages droombeeld,
want ‘rood’ als hij was had hij weinig op
met de ‘kapitalistische’ functie van de
Beurs van Berlage.’ Volgens Blomjous is
een Palazzo Pubblico ook logisch als je
naar het DNA van het gebouw kijkt. ‘De
architectuur regeert. Het drastisch
veranderen van de functie is noch
financieel noch technisch haalbaar in zo’n
monument. Ontworpen als ‘Palazzo
Pubblico’ staat de ontmoeting centraal als
je kijkt naar de interne structuur. Daar staat
tegenover dat de toegankelijkheid van het
gebouw niet ideaal is, omdat de begane
grond verhoogd op 1.70 meter ligt. Functies
gericht op passanten zoals winkels zijn
hierdoor niet eenvoudig in te passen.’
Beperkingen
Evenmin gemakkelijk was het om te
bepalen wat nodig is om de Beurs van
Berlage te transformeren naar een modern
Palazzo Pubblico. ‘We zitten met de
beperkingen van het gebouw, de rijks­
monumentale status en met een taak­
stellend budget’, legt Edwin Breedijk,
manager gebouwbeheer- en ontwikkeling
van de Beurs van Berlage uit. ‘Daarom
hebben we het gebouw punt voor punt
doorgelicht en daarbij steeds de afweging
gemaakt: ‘Is dit nodig om onze doelen te
halen en zo ja, is het financieel haalbaar?’.
Meer publieksruimte
Een haalbaarheidsstudie bracht vijf
vereisten naar voren: het versterken van de
zichtbaarheid en aantrekkingskracht van
de hoofdentree aan het Damrak, ontslui­
ting van het gehele gebouw vanaf de
hoofdentree, een betere interne logistiek,
het vergroten van de verhuurbare ruimte
en het transformeren van de Graanbeurs­
zaal. Op basis van deze uitgangspunten
maakte architectenbureau Felix Claus en
Maarten Fritz een masterplan. Bierman­
Henket Architecten is vervolgens geselec­
teerd voor de uitwerking van deelprojecten,
waaronder de entree. ‘De hoofdentree aan
het Damrak is nu donker en moet
aantrekkelijker en opener worden’, licht
architect Janneke Bierman toe. ‘Bovendien
moeten alle publieksfuncties straks vanuit
de hoofdentree worden ontsloten. Om
meer verhuurbare ruimte te maken,
creëerde Bierman nieuwe ruimte waar tot
dan toe opslag was en wordt bestaande
publieksruimte beter benut. ‘In de
Graanbeurszaal verwijderen we de Glazen
Zaal waardoor we de capaciteit vergroten
van 200 naar 800 mensen. En in het
souterrain, dat deels in gebruik was als
opslag- en oefenruimte voor het Neder­
lands Philharmonisch Orkest, maken we
600 m2 extra publieksruimte.’ Ook worden
publieksvoorzieningen zoals toiletten,
balies en garderobe verbeterd.
Dilemma
Het maken van het ontwerp was voor
Bierman een hele zoektocht want eigenlijk
is het gebouw al helemaal af. ‘Dat stelde
mij voor een dilemma: aan de ene kant heb
je een gebouw dat bouwkundig monumen­
taal is en dat aan de comforteisen van nu
moet voldoen met verlichting, verwarming,
koeling, wifi, rookmelders, enzovoorts,
maar aan de andere kant wil je daar zo min
mogelijk van zien. De installatietechniek
speelt hier dus een grote rol. Om deze
reden is Christiaan de Pous van Deerns bij
het project betrokken.’ Bierman maakte
met hem een integraal ontwerp in BIM
(Building Information Model). ‘Bij zulke
complexe projecten kun je niet anders dan
integraal ontwerpen’, aldus Bierman. Als
voorbeeld noemt De Pous de brede togen
in het souterrain waar elektriciteitsleidingen
op lopen: ‘Dankzij het 3D-model kun je
leidingen heel nauwkeurig in het midden
van de togen positioneren zodat het er
esthetisch mooi uit ziet.’
In het souterrain speelden Bierman en
De Pous publieksruimte vrij door een door
Berlage uitgedacht ventilatiesysteem in
opzet te handhaven, maar te moderniseren.
‘Het souterrain is door Berlage ontworpen
als een ventilatiesysteem, daarmee was
Berlage zijn tijd vooruit. Lucht die uit twee
torens aan de Beursstraatkant wordt
aangezogen, wordt via manshoge
ventilatiegangen in het souterrain naar de
zalen verspreid’, legt De Pous uit. ‘Om
ruimte in het souterrain te creëren, hebben
we de wanden van sommige ventilatie­
gangen verplaatst en gedeeltelijk vervangen
door moderne luchtkanalen, waar je
onderdoor kunt lopen. Anderzijds wordt de
installatie uit de jaren ‘80 voor de ventilatie
van de Graanbeurszaal verwijderd en het
in onbruik geraakte ventilatiesysteem van
Berlage weer in gebruik genomen. Door hier
luchtbehandelingskasten aan toe te voegen,
kunnen we de lucht in de Graanbeurszaal
filteren, koelen en verwarmen.’
Het door Berlage bedachte ventilatiesysteem was zijn tijd ver vooruit.
We hebben het in ere hersteld.
Beurs blijft open
Begin dit jaar is begonnen met de
transformatie van de Beurs van Berlage.
Tijdens de verbouwwerkzaamheden blijft
het gebouw zoveel mogelijk open.
Gebouwmanager Edwin Breedijk: ‘Ook
volgend jaar gaan we eigenlijk niet dicht.
Kantoorhuurders kunnen blijven en ook
feesten en partijen kunnen doorgang
vinden, mits de werkzaamheden geen te
grote overlast geven.’ Hoe je dat doet?
‘Geluidsoverlast beperken we tot buiten
kantoortijden. Onze onderaannemers
werken dus zoveel mogelijk buiten
kantoortijden en in de weekenden. Tijdens
het werk aan de hoofdentree kunnen
gasten via een andere entree naar binnen.’
De bouw is naar verwachting eind 2015
gereed, waarna een nieuwe episode in de
rijke historie begint. Is de Nachtwacht van
de Architectuur na de transformatie tot
Palazzo Pubblico dat nog steeds? Beurs­
directeur Marcel Schonenberg verzekert
sceptici van wel: ‘Het klinkt misschien
aanmatigend maar ik denk zelfs dat Berlage
trots zou zijn als hij de vernieuwde beurs
zou zien. Het wordt een écht Paleis van
het Volk, precies zoals hij voor ogen had.
Een gebouw waarin we zo min mogelijk
zichtbare bouwkundige ingrepen hebben
gedaan en nieuwe elementen op een
neutrale manier zijn ingepast, waardoor
het nog steeds Berlages beurs is.’ «
Beurs van Cordonnier?
De inmiddels 111 jaar oude Beurs van Berlage
kwam op merkwaardige wijze tot stand. Door een
curieuze loop van de geschiedenis staat er aan het
Damrak nu geen beursgebouw van Louis Marie
Cordonnier, die eind 19e eeuw het prijswinnende
ontwerp maakte, maar dus van Berlage. Het
gebouw zelf kent eveneens een opmerkelijke
historie. Gebouwd in 1903 als koopmansbeurs
herbergde het aanvankelijk onder meer een
goederen- en graanbeurs en was het dé plaats
in Amsterdam waar effecten werden verhandeld.
Met het vertrek van de effectenbeurs in 1912
naar Beursplein 5 verloor de beurs geleidelijk zijn
handelsfunctie. Uiteindelijk besloot de gemeente
Amsterdam, eigenaar van de beurs, in 1985 dat
de beurs een publiek-culturele functie moest krijgen. Sindsdien is de beurs in gebruik als centrum
voor exposities, congressen en andere bijeenkomsten. Zo bood de beurs tot 2012 onderdak
aan het Nederlands Philharmonisch Orkest dat in
de vermaarde Glazen Zaal speelde. Het duurde
uiteindelijk tot 1998 voor de laatste financiële
activiteit, de Agrarische Termijnmarkt, uit de
beurs vertrok. Het burgerlijk huwelijk van Koning
Willem-Alexander en Koningin Maxima in 2002
dat zich voltrok in de Grote Zaal, is zonder twijfel
het voorlopige hoogtepunt in de beurshistorie.
iD
deerns varia
13 Meten is weten iD
12
Dutch design week
SUPERMODELS succesvol
tijdens Dutch Design Week
Deerns kijkt terug op een geslaagde dertiende editie van de Dutch Design Week
in Eindhoven. Ruim 6.000 bezoekers bezochten het kantoor van Deerns waar de
tentoonstelling SUPERMODELS en modellen van de gerenommeerde architecten
Zwarts & Jansma en De Bever Architecten te zien waren. Het negendaags
evenement in Eindhoven staat wereldwijd in de top 5 van designevenementen.
Ruim een week lang was het kantoor van Deerns opengesteld voor bezoekers van
de Dutch Design Week. Deerns bood Concern, Zwarts & Jansma Architecten en
De Bever Architecten een podium om werken tentoon te stellen in zijn industriële
kantoorpand in het Klokgebouw.
Iconische werken en innovatief 3D-printen
SUPERMODELS laat de relatie zien tussen hedendaagse iconische
werken en ontwerpen uit de tijd van Gerrit Rietveld en H.P. Berlage en
belicht de rijke voedingsbodem die deze vroege voorbeelden hebben
gecreëerd voor huidige generaties. De tentoonstelling bestaat voor
een groot deel uit 3D-geprinte modellen. Zwart & Jansma Architecten
toonde onder meer een selectie modellen die een onderdeel zijn van
hun onderzoek naar een nieuwe ontwerp- en constructiemethode
voor dubbel gekromde, dun­wandige, betonnen daken. De Bever
Architecten presenteerde een tien meter lange tijdlijn van de periode
1890 tot 2030, waarmee het projecten, belangrijke gebeurtenissen
en het toekomstbeeld van het bureau laat zien.
De volgende editie van de Dutch Design
Week is van 17 t/m 25 oktober 2015.
Stroomversnelling ‘Light’?
Vier grote bouwbedrijven en zes woningcorporaties
tekenden medio juni 2013 de overeenkomst De Stroom­
versnelling. In deze samenwerkingsovereenkomst is
afgesproken om in eerste instantie 11.000 corporatie­
woningen en daarna nog eens 100.000 woningen hoog­
waardig te renoveren tot een ‘nul-op-de-meter woning’.
Met het deel van de woonlasten dat bewoners hierdoor
op energierekening besparen wordt een deel van de
renovatiekosten betaald. Deerns is content met deze
overeenkomst, maar zet vraagtekens bij sommige
maatregelen: leveren die in de praktijk wel op wat ze in
theorie beloven? Deerns en ADK advocaten en notarissen
stellen meer afgewogen maatregelen voor op het gebied
van energiebesparingen en ontwikkelde Stroom­
versnelling ‘Light’ als alternatief.
Stroomversnelling Light heeft meer aandacht voor praktijkrende­
menten, anders dan de theoretische potentie van oplossingen.
Het focust op maatregelen die een hoger bewezen totaalren­
dement opleveren. In de praktijk zullen hiermee meer woningen
worden aangepakt met minder voorzieningen per woning.
De Stroomversnelling zou je een politieke overeenkomst kunnen
noemen’, zegt Art van Lohuizen van Deerns. ‘Het is een brede
overeenkomst waarin misschien wat te weinig oog is voor
wooncomfort en het werkelijke rendement van de investering.
Evengoed staan wij achter de ambitie van De Stroomversnelling,
het is heel goed dat er partijen zijn die de kar trekken. Stroom­
versnelling Light doet echter een stapje terug en zoomt in op het
werkelijke energiegebruik en wooncomfort van bewoners.’
Nieuwe verduurzamingsprojecten
Deerns heeft in AKD advocaten & notarissen een partner
gevonden om Stroomversnelling Light verder te ontwikkelen en
aannemers, ontwikkelaars en corporaties hierin te begeleiden.
Stroomversnelling Light ondersteunt opdrachtgevers bij het for­
muleren van realiseerbare kaders en de ontwikkeling van nieuwe
verduurzamingsprojecten, waarin financierbaarheid, fiscale en
juridische aspecten en technische oplossingen op elkaar zijn
afgestemd. Deerns kan corporaties ook ondersteunen en bege­
leiden bij de uitbesteding van de energievoorziening. Dit is vooral
relevant voor de exploitatie van installaties waar het rendement
kritisch is en deskundige bediening nodig is.
Veni,
vidi,
vinum
Stan Beurskens is wijnboer. Hij is
eigenaar van wijngaard St. Martinus.
Een verhaal over hoe je met passie, kennis
en techniek van goede druiven uiteindelijk
ook goede wijn maakt.
»
iD
Meten is weten
15 Meten is weten iD
14
Wijn wordt geboren in de wijngaard.
Maar de wijnmaker heeft een minstens
zo grote invloed op de wijnkwaliteit.
Stan Beurskens (37), eigenaar van
­wijngaard St. Martinus in het Limburgse
bergdorpje Vijlen weet dit als geen ander:
‘Je kunt van goede druiven hele slechte
wijn maken.’ Elke stap in de wijnbereiding
zet hij daarom met een bijna mathe­
matische precisie. Zo bepaalt hij nauw­
keurig het meest geschikte oogstmoment
door de fysiologische rijpheid van de druif
te meten en naar de weersvoorspelling te
kijken. Want hoewel hij vertrouwt op zijn
fingerspitzengefühl weet de gediplomeerd
wijnbouwtechnisch wetenschapper:
meten is weten. ‘Ik kan het maar een keer
goed doen dus ik wil zo min mogelijk aan
het toeval overlaten.’
Conditionering van het
binnenklimaat met een
constante temperatuur is
bepalend voor de kwaliteit
van de wijn.
Toen Beurskens op zijn achttiende de
wijngaard van zijn vader overnam had hij
weinig op met wijn maken. ‘Ik weet nog dat
ik dacht: ik doe dit een jaar en dan neemt
m’n vader het weer over. Pas toen ik voor
het eerst zelf wijn maakte werd ik door het
vak gegrepen. Die wijn was niet te drinken
en ik vroeg me af hoe dat kwam en hoe ik
die wijn beter kon maken.’ Met die laatste
vraag indachtig stapte Beurskens destijds in
het bedrijf. ‘En nu nog streef ik ernaar elk
jaar betere wijnen te maken. Ik zeg altijd: je
kunt de lat laag leggen zodat je er gemak­
kelijk overheen kunt stappen. Maar ik leg
de lat liever hoog zodat ik mezelf dwing om
het beste uit mezelf te halen. Daar haal ik
levensvreugde uit.’
Winnende wijnen
Kijkend naar het curriculum vitae van
Beurskens is daar geen woord van gelogen.
Hij studeerde procestechnologie en voerde
vinificatieonderzoek uit aan universiteiten in
binnen- en buitenland. Praktijkervaring deed
hij op in de klassieke wereld (o.a. Duitsland,
Spanje, Frankrijk) en in de nieuwe wereld
(o.a. Zuid-Afrika, Nieuw Zeeland). Hij
adviseert wijngaardeniers en is voorzitter
van het Wijninstituut Nederland. Beurskens
haalde niet alleen het beste uit zichzelf maar
ook uit zijn wijngaard. Onder zijn leiding is
St. Martinus gegroeid naar 11 hectare met
tientallen druivenrassen. Een flink aantal
wijnen viel de voorbije jaren in de prijzen.
Maar Beurskens is geen man die op zijn
lauweren rust. Zijn droom is de realisatie
van een internationaal wijnkenniscentrum
én duurzame wijnmakerij ineen.
Wijnbouwkenniscentrum
Met zijn wijnbouwkenniscentrum annex
wijnmakerij wil Beurskens de wijnbouw
in de Benelux naar een hoger plan tillen.
Sceptische reacties vielen hem ten deel
toen hij een jaar of zes geleden zijn
nieuwbouwplannen deelde. ‘Zet je niet
de kwaliteit van je wijnen en daarmee
het succes van St. Martinus op het spel?’,
kreeg hij soms te horen. Maar dat
veranderde niets aan zijn besluit. In 2011
gaf hij architecten Ben Levels en Kas Slijpen
opdracht een duurzaam en innovatief
ontwerp te maken. Doordat de wijnmakerij
in hun ontwerp is verzonken in een
kunstmatige heuvel vormt het centrum
een geheel met de omgeving. Beurskens
kwam via een vriend in contact met Deerns
voor het ontwerp van de installatietechniek.
Niet de meest logische keuze aangezien
Deerns geen ervaring had in de wijnbranche.
Gewaagd? ‘Absoluut niet’, aldus Beurskens.
‘Na het eerste gesprek wist ik dat ik goed
zat en de referenties van andere projecten
die ik had opgevraagd bevestigden dat
alleen maar.’
Energiezuinige conditionering
Een zo energiezuinig mogelijk geconditio­
neerd binnenklimaat was het belangrijkste
uitgangspunt voor het installatietechnisch
ontwerp. ‘Conditionering is bepalend voor
de kwaliteit van de wijn’, legt Beurskens
uit. ‘Voor de rijping van de wijn is bijvoor­
beeld een stabiele temperatuur erg
belangrijk. Voor witte wijn geldt tussen
de 12 en 14 graden Celsius en voor rode
wijn 15 tot 16 graden Celsius. Omdat de
wijnkelder op een diepte ligt van zestien
meter is het al relatief koel en is er dus
minder energie nodig voor extra koeling.’
Voor de ventilatie van CO2 in de wijnkelder,
die vrijkomt bij de vergisting van de druiven,
bedacht Deerns een energiezuinige
oplossing. De ventilatielucht voor de
wijnkelder is verwarmd met restwarmte
uit de ventilatielucht van de begane grond,
waar de winkel- en kantoorruimte zich
bevindt. ‘Zo gebruik je de energie uit de
comfortlucht volledig’, licht Math Lemmens
van Deerns toe. Nog innovatiever is hoe
Beurskens de gerijpte wijn transporteert
zonder gebruik te maken van een pomp.
‘Pompen is niet goed voor de kwaliteit van
de wijn en kost energie. Door de lift met
het transportvat onder het niveau van het
rijpingsvat te laten zakken doet de
zwaartekracht zijn werk.’
Nadat het ontwerp van Deerns in 2012
klaar was, startte de bouw in het voorjaar
van 2013. Ruim een jaar later, in juli 2014,
heeft Beurskens onder grote belangstelling
zijn nieuwe complex geopend. ‘Er is een
droom in vervulling gegaan’, aldus
Beurskens. Na de oogst in september en
oktober dit jaar was het moment suprême:
de ingebruikname van de wijnmakerij.
‘Natuurlijk was het even wennen en af en
toe dacht ik: dat had ik anders moeten
doen. Belangrijk is de kwaliteit van de wijn.
Die testen we doorlopend en is hartstikke
goed. Ik kijk dus met vertrouwen uit naar
volgend jaar april-mei als we de eerste fles
witte wijn ontkurken.’
«
‘Je kunt de lat laag leggen zodat je er makkelijk overheen
kunt stappen, maar je kunt ‘m ook hoog leggen en jezelf dwingen
dagelijks het beste uit jezelf te halen.’
iD
Innovisie
17 Innovisie iD
16
De visie van Deerns op innovatie
Succesvolle
innovatie
vraagt om
een durfcultuur
‘Brengt ideeën tot leven’ of ‘Brings concepts to life’. Het staat onder elke uiting van
Deerns. Logisch, want het is Deerns op het lijf geschreven; altijd de best mogelijke
oplossing bedenken om onze klanten te helpen en deze tot daadwerkelijke resultaten
omzetten; ze tot leven brengen. Voor veel mensen staat het bedenken van nieuwe
ideeën gelijk aan innoveren. Niet voor Deerns. De waarde zit namelijk niet alleen in het
idee, maar juist in het vertalen van zo’n idee naar een oplossing en deze implementeren
met waarde voor een klant. Dat is innovatie volgens Deerns.
»
Erik Lousberg (links) en Wouter Kok (rechts).
‘Onze kennis en brede scope, maken ons een waardevolle partner.’
iD
Innovisie
19 Innovisie iD
18
Innovatiecompetitie van Deerns
Deerns probeert een cultuur en structuur te creëren waarbinnen ideeën
gemakkelijk komen bovendrijven en tot wasdom kunt komen. Eén van de
tools is de innovatiecompetitie. De competitie staat open voor alle medewerkers van Deerns in binnen- en buitenland. Zoals bij een echte competitie
is er ook een winnaar, maar het is niet zo dat alleen het winnende idee
wordt ondersteund. Voor elk goed idee komt een interne begeleider en kan
er budget worden vrijgemaakt om het tot een succes te maken. De eerste
competitie vorig jaar was meteen een groot succes met uiteindelijk vijftien
goede innovaties waarvan er vijf zeer kansrijk waren en met uiteindelijk twee
winnaars. Dit jaar zijn er 22 geweldige innovaties aangemeld waaronder een
aantal met enorme potentie zoals het VHP-desinfectiesysteem (zie kader
pagina 20).
Je kunt geen krant of blad meer openslaan
of ergens staat een verhaal over innovatie.
Vrijwel elk bedrijf heeft de afgelopen jaren
zijn missie of visie herschreven en het woord
innovatief erin verwerkt. Maar Nederland is
daardoor niet veel innovatiever geworden.
Waarom niet? Bij Deerns denken we het
antwoord daarop te hebben. ‘Je moet het
niet roepen, maar doen’ is een te gemak­
kelijk antwoord op de vraag. Innovatie
kun je niet opleggen of dwingen. Innovatie
kun je ook niet van de ene op de andere
dag bereiken. Deerns ziet innovatie als een
proces dat zich ontwikkelt. Het is als leren
fietsen. Het vraagt begeleiding en sturing,
het lukt niet in één keer en het gaat
gepaard met vallen en opstaan. Maar als je
het eenmaal onder de knie hebt, verleer je
het niet snel meer. Het vergt van de fietser
doorzettingsvermogen, de wil om een doel
te bereiken. Met innovatie is het volgens
Deerns net zo. Je moet tegenslagen
overwinnen en het einddoel voor ogen
houden. In jezelf de ‘drive’ naar boven
halen om het maximale resultaat te
halen, maar ook het gevoel hebben dat
je gesteund wordt en beseffen dat het
een leerproces is.
Concept studio
Innovatie is een groeiproces. Deerns is zich
daar als geen ander van bewust. Innovatie
Van idee naar business case
wordt niet geforceerd, maar de organisatie
is zo ingericht dat er ruimte is voor ideeën
en er zijn nauwelijks barrières om deze
tot wasdom te laten komen. Dat is een
geleidelijk proces dat Deerns al jaren
geleden in gang heeft gezet. Kort na de
eeuwwisseling heeft Deerns de Deerns
Concept Studio opgezet, een intern
opleidingsinstituut. Hier worden medewer­
kers getraind in hoe zij creativiteit kunnen
aanboren en gebruiken om innovatieve
oplossingen te bedenken voor problemen
waarmee ze worden geconfronteerd.
In deze internationale sessies wordt de
creativiteit in de genen van Deerns verder
ontwikkeld en geprofessionaliseerd. De
training is bovendien zo opgezet dat de
deelnemers op hun beurt ook hun collega’s
die de training niet hebben gevolgd, verder
kunnen helpen.
Een goed idee is nog geen waardevol idee voor
onze klanten. Daar is meer voor nodig. Het moet
onder andere vertaald worden naar de markt.
Daarvoor organiseert Deerns in samenwerking
met YES!Delft de workshop Business Modeling
& Validation om kansrijke ideeën verder uit te
werken. Dat wordt bereikt door er business
cases aan te koppelen, marktonderzoek te doen,
veldwerk te verrichten, een founders dream
helder te krijgen, met klanten te praten, et cetera.
Alles gericht op het verder ontwikkelen van het
idee en het korter bij de markt te brengen. In de
workshop moet er gerapporteerd en gepresenteerd worden en wordt alles wordt beoordeeld
door een jury. Ook dit is een middel dat Deerns
gebruikt om de innovatiecultuur in ons bedrijf
te bestendigen.
Nieuwe proposities
Maar is creativiteit voldoende om te
innoveren? Deerns kent een vijftal kern­
sectoren - vastgoed, clean technology,
datacenters, luchthavens en gezondheids­
zorg - met daarbinnen een groot aantal
expertises. Volgens Erik Lousberg,
directeur van Deerns, is de kracht van
het bureau om deze enorme hoeveelheid
kennis te mobiliseren voor klanten. ‘Door
de manier waarop we onze organisatie
hebben ingericht, vanuit de markttypen en
met kennishouders die zeer diepgaande
kennis hebben van de processen, de
belangen en de uitdagingen die binnen
zo’n sector voorkomen, zijn we als geen
ander in staat om deze kennis in te zetten
voor onze klanten. We proberen gezamen­
lijk met hen op te lopen in een project. Ons
in hen te verplaatsen. Zo krijgen we zicht
op de uitdagingen waarvoor zij zich gesteld
zien en de behoefte die ze hebben. Daar
zetten we onze kennis en creativiteit in.
Door ons brede blikveld, goede onderlinge
samenwerking en goede communicatie
kunnen wij verbanden leggen die voor
anderen verborgen blijven. Deerns ziet snel
innovatieve combinaties van technieken
die voor onze klanten precies die oplossing
bieden die zij nodig hebben; we maken
inzichtelijk hoe innovatie een probleem
oplost of hoe zo’n innovatie hen in staat
stelt snel te anticiperen op een trend. Wat
ons ook sterk maakt is dat we kijken naar
de mogelijkheden die een oplossing voor
klant A in een andere markt biedt voor
klant B. Dit leidt niet noodzakelijkerwijs
tot productinnovatie want je hoeft niet
altijd iets nieuws te bedenken. Vaak is
een andere combinatie van bestaande
technieken of systemen precies de juiste
invulling van een behoefte. Dat is ook onze
handtekening: innovatief en betrouwbaar.’
‘Wie met Deerns in zee gaat, verwacht
de best mogelijke oplossing voor zijn
specifieke situatie en dus elke mogelijke
Erik Lousberg
innovatie waar dit waardevol is.’ Aan het
woord is Wouter Kok, directielid en
verantwoordelijk voor de portefeuille
innovatie. ‘Juist het gebruikmaken van
‘proven technology’ zorgt ervoor dat wij
oplossingen genereren die werken en die
toekomstbestendig zijn. Door bovendien
slim om te gaan met onze kennis en onze
brede scope kunnen we onze klanten
bedienen met oplossingen die naadloos
aansluiten op hun behoeften en passen in
hun budget. Wij innoveren voortdurend,
maar we bestaan niet om te innoveren.
Alles is gericht op het verbeteren van de
positie van onze klant. Er moet voor de
klant iets te winnen zijn. Hiervoor moeten
we niet alleen de techniek beheersen,
Wouter Kok
‘Innovatie
moet van
binnenuit
komen’
maar juist ook de processen van onze
klant goed kennen. Het gegeven dat wij
met iets goeds komen, dat we het niet
alleen bedenken, maar ook werkend
implementeren, daar ligt onze kracht.’
Strategie
Erik Lousberg wijst er nogmaals op dat
Deerns vele jaren geleden al begonnen is
om een omgeving te creëren waarbinnen
werknemers de verantwoordelijkheid
nemen om zelf inhoud te geven aan hun
werk. ‘Hierdoor ontstaat er een gevoel
van vrijheid om met ideeën te komen.
We hebben een cultuur geschapen
waar­­binnen durf is om te innoveren.
Deze voedingsbodem vormt het funda­
ment onder onze innovatiestrategie. Op die
bodem zijn specialisten actief die de markt
kennen en problemen kunnen definiëren.
Kennis koppelen aan probleemoplossend
vermogen en creativiteit is feitelijk stap
twee. Vervolgens is het zaak om te zorgen
voor een goede doorstroming van het idee
en te zorgen dat het ook daadwerkelijk
de innovatie wordt waar de klant naar op
zoek is. De vierde en laatste stap in onze
strategie is om de innovatie ook naar de
markt te brengen en te zorgen dat deze
ook voor anderen ontsloten wordt. Ook in
andere sectoren. Een goed voorbeeld is
een innovatief concept voor koeling van
datacenters dat nu wereldwijd het meest
wordt toegepast. Dat was een oplossing
die we hebben bedacht voor een klant in
een geheel ander marktsegment. Binnen
de datacentermarkt was dit concept
nog veel waardevoller en is het inmiddels
tot nieuwe standaard verheven. Een
innovatiecompetitie zoals we die kennen
binnen Deerns dient dan ook meerdere
doelen binnen onze strategie.
»
iD
Innovisie
21 Innovisie iD
20
‘Het gaat niet om het meest
briljante idee, maar het
meest waardevolle’
Het helpt bij het creëren van de voedings­
bodem, maar het maakt ideeën ook
intern zichtbaar en inspireert anderen om
ook durf te tonen en over hun grenzen heen
te kijken. Als directie, en dan met name
Wouter, spelen we daar een actieve rol in.’
Taal van de markt spreken
‘We
innoveren
voortdurend,
maar
we bestaan
niet om te
innoveren’
‘We gebruiken bijvoorbeeld Yammer om
te zorgen dat ontwikkelingen die in het
ene marktsegment succesvol zijn ook bij
andere segmenten bekend worden,’ vult
Wouter aan. ‘De wil om te helpen en om
samen te werken, zit in onze genen, dus
ook intern.’ Maar Deerns doet volgens
Wouter nog veel meer. We helpen onze
mensen ook om te leren communiceren
over hun ideeën. We kunnen onze klanten
overvoeren met tabellen, grafieken,
technische tekeningen en data, maar dat
vertelt een klant niet wat hij echt wil weten
over de innovatie. Als voorbeeld: als ik een
auto koop, wil ik niet tot in detail weten
hoe het brandstofinjectiesysteem of het
motormanagement werkt. Wat ik wel wil
horen is dat die auto vrijwel storingsvrij is
en een groter onderhoudsinterval heeft.
We werken dus hard aan het vertalen
van techniek naar een taal die de markt
verstaat. Oftewel de oplossing vertalen
in bijvoorbeeld voordelen en rendement.’
Deerns zorgt voor een goede begeleiding
en sturing, met een duidelijk einddoel
namelijk het helpen van de klant. Er wordt
Innovatieve oplossing voor ve ilig en snel
desinfecteren van ISOLATIEKAMERS
Het desinfecteren van isolatiekamers is
omslachtig. Medische ruimtes waar een
risicovolle besmetting wordt vermoed
worden door speciale reinigingsteams
gedesinfecteerd. Voorzien van beschermende kleding en mondkappen reinigen
zij de gehele ruimte handmatig, met alle
risico’s van dien. Bovendien bepaalt de
gevolgde schoonmaakprocedure het
eindresultaat van de desinfectie. Een
volledig geïntegreerd desinfectiesysteem
voor medische ruimtes is een goed
voorbeeld van een innovatie van Deerns
die waardevol is, en die bovendien goed
aansluit op een behoefte uit de markt.
Waardevol voor nieuw te realiseren isolatiekamers, maar zeker ook voor reeds
bestaande ruimtes.
Het idee van Aad Hofstede en Bernard
Melchers (adviseurs binnen Deerns)
toont innovatiekracht. Het is afgeleid
van een oplossing die is toegepast bij
een high containment laboratorium. De
nieuwe oplossing combineert bestaande
en bewezen deelsystemen in een
nieuwe configuratie. Het volautomatisch
VHP-desinfectiesysteem kan de
oplossing zijn waar ziekenhuizen op dit moment
naar zoeken om ruimtes snel, veilig en
gevalideerd te desinfecteren.
Wat is het idee?
Het idee is een volautomatisch desinfectiesysteem op basis van Vaporised Hydrogen Peroxide
(VHP) dat gecombineerd wordt met de bestaande
luchttoevoer van (bestaande) isolatiekamers. Dit
heeft als voordelen een goede verspreiding van
het desinfectiegas en de mogelijkheid om het
gas versneld af te voeren waardoor de ruimte
snel weer gebruikt kan worden.
Hoe is het idee ontstaan?
Tot nu toe worden desinfectie en luchtbehandeling
als twee gescheiden systemen gezien en benaderd.
Door vanuit de probleemstelling bij een klant
out-of-the-box te denken is er voor bijvoorbeeld
isolatiekamers een oplossing gecreëerd die beide
systemen combineert. Om de nieuwe configuratie
goed en veilig te laten werken en het breder
toepasbaar te maken, zijn een aantal randvoorwaarden in het ontwerp verwerkt. Er wordt onder
andere bijzondere aandacht besteed aan de
luchtdichtheid in verband met de benodigde
onderdruk. Daarnaast moet het totale proces
aantoonbaar te valideren zijn.
Door het VHP-desinfectiesysteem in de
engineering mee te nemen en te integreren,
kan, desinfectie per isolatiekamer worden
uitgevoerd.
Wat gebeurt er met het idee?
Gezien de bredere toepasbaarheid binnen
de gezondheidszorg en de actualiteit
betreffende de ebola risico’s is er nu een
team samengesteld voor de verdere uitrol
van het idee. Het team heeft de uitgangspunten geformuleerd die nodig zijn
voor een goede isolatiekamer waar het
VHP-systeem wordt toegepast en is aan
de slag gegaan met de detailengineering.
Het team bespreekt de mogelijkheden
van implementatie met de ziekenhuizen.
Voor desinfectie van isolatie­­kamers is dit
de beste oplossing; veiliger voor het
personeel, met een betere en snellere
gevalideerde decontaminatie en uiteindelijk
ook voordeliger dan de huidige systematiek.
snel geroepen dat als je mensen maar
voldoende vrijheid geeft, dan komt
innovatie vanzelf. ‘Dat is niet zo’, stelt
Wouter. ‘Je moet zorgen dat je structuur
en je processen zodanig zijn vormgegeven
dat als iemand een goed idee heeft, het
ook duidelijk is langs welke weg zo’n idee
daadwerkelijk succesvol kan worden.’
Een idee is dus goed als het voorziet
in een behoefte. Mede daarom werkt
Deerns veel samen met partners als
hogescholen en universiteiten. ‘Zo’n
samenwerking is vaak een mes dat
aan twee kanten snijdt’, aldus Wouter.
‘Enerzijds leveren wij specifieke markt­
kennis. Anderzijds generen zij veel
innovaties waar een toepassing voor
gezocht moet worden. Maar we initiëren
ook partnerships met specialistische
partijen zoals New Compliance, Waste
Transformers of YES!Delft.
Met YES!Delft doen we op dit moment
bijvoorbeeld een aantal workshops.
Daarin worden onze mensen bekwaamd
in het marktgericht kijken naar de eigen
innovaties en leren om met andere ogen
naar producten en markten te kijken.
Maar ook hier is de samenwerking
gericht op het versterken van onze
strategie. Dat kan dan voor de eerste
stap zijn, het creëren van een voedings­
bodem, maar ook voor de laatste, het
naar de markt brengen. Een ander
voorbeeld is Twijnstra Gudde. Met hen
hebben we onlangs gekeken naar de
ontwikkelingen binnen de internationale
gezondheidszorg en welke proposities
daarbij aansluiten.’
Marktverschuiving
Omdat Deerns dicht op zijn klanten en de
markt zit, is er een grote sensitiviteit voor
marktveranderingen. Zo is er de laatste
jaren een verschuiving zichtbaar van een
vraagmarkt naar een markt die zich vormt
naar het aanbod. Erik Lousberg daarover:
‘De markt staat steeds meer open voor op
eigen initiatief ontwikkelde producten,
concepten en proposities. Onze innovatie­
strategie sluit daar goed op aan. Een sterk
voorbeeld is ons datacenterconcept. Dat is
uitermate innovatief en zelf ontwikkeld. Dat
hebben we aangeboden aan de markt en
het blijkt dat deze er voor openstaat. Toch
zijn sommige markten nog uiterst terug­
houdend voor nieuwe spelers met nieuwe
ideeën. Zo hebben wij veel ervaring met
luchthavens en de omliggende infrastruc­
tuur. Vanuit die achtergrond en kennis
hebben we een uiterst innovatief tunnel­
concept op de plank liggen. Echter, onze
afstand tot de grond, water- en wegen­
bouw (GWW)-markt is nog te groot. Wij
moeten eerst nog meer de taal van die
markt leren spreken en zij moeten ons
eerst op basis van referenties leren kennen
en vertrouwen voordat zo’n concept
succesvol kan worden. We gebruiken onze
innovatiekracht om ons steeds beter te
positioneren in diverse markten. Dat is niet
alleen bevorderlijk voor ons, maar ook voor
onze klanten. Zo slagen we er in om meer
mensen van onze ideeën te laten profite­
ren. Kun je het niet verkocht krijgen, dan is
het geen goed idee. Dat is onze visie. Het
gaat niet om het meest briljante idee, maar
om het idee dat de meeste waarde
toevoegt voor de klant. Dat is pas echt
ideeën tot leven brengen.’ «
iD
column
23 Uitdaging iD
22
Wat goed is
komt snel
‘Wat goed is komt snel’, zei iemand onlangs over Formule 1-talent
Max Verstappen. Die uitspraak ging niet over de snelheid die Verstappen
met zijn bolide haalt, maar over zijn stormachtige carrière. Dit deed me
denken aan het talent waar ik dagelijks mee werk: technisch en onderne­
mend talent. Van studenten tot technici van ver buiten de universiteit; stuk
voor stuk hebben ze ideeën om de markt te veroveren. Echter, getalen­
teerde techneuten zijn niet altijd commerciële ondernemers. Soms duurt
het lang voordat producten daadwerkelijk op de markt komen. En soms
worden start-ups dan ingehaald door de concurrent of komen ze er laat
achter dat de product-markt-combinatie toch niet de juiste was.
YES!Delft
YES!Delft is in 2005 opgericht door TU Delft en Gemeente Delft om ideeën
die voortkomen uit onderzoek om te zetten in business. En met succes: tot op
heden vloeiden er al 145 start-ups uit voort. Daarmee is YES!Delft de meest
succesvolle hightech incubator in Europa. LaunchLab is een drie maanden
durend acceleratorprogramma, dat beoogt de ideeën van beginnende startups en spin-offs te toetsen bij de markt. Start-ups met perspectief kunnen
doorstromen naar het incubatieprogramma van YES!Delft, dat hen faciliteert
met onder andere kantoorruimte, een groot netwerk van partners en investeerders, coaching en opleiding. Deerns is sponsor van YES!Delft.
Om deze ondernemers te helpen zijn we
bij YES!Delft (zie kader) twee jaar geleden
met LaunchLab gestart. In dit ‘lab’
dwingen we technische start-ups om hun
business­model te ontwerpen en dit model
in drie maanden tijd bij zoveel mogelijk
potentiële klanten te valideren. In de
eerste week schetsen ze de contouren
van hun businessmodel en daarna
toetsen ze elke aanname in dat model bij
de prospects, te beginnen bij de meest
kritische aannames. Los ik met mijn
product wel een probleem op voor mijn
klant of voorzie ik in een behoefte? En is
deze klant bereid om voor mijn oplossing
te betalen? Eén voor één worden de
vraagtekens in hun businessmodel
beantwoord, vooral door het belangrijke
principe ‘Getting out of the building’.
Door ondernemers door een commerciële
bril naar hun innovatie te laten kijken
hebben start-ups al na drie maanden een
indicatie of er toekomst in hun product of
dienst zit. Is het antwoord ja, dan is het
aan de start-ups zelf: gaan we plankgas
vooruit of trappen we op de rem? Met hulp
van het acceleratorprogramma kunnen
start-ups zich focussen op hun product en
de bijbehorende markt, om in korte tijd
grote stappen te kunnen zetten. Zo helpt
LaunchLab technische start-ups om de
time to market te verkorten en die markt á
la Max Verstappen op stormachtige wijze
te veroveren.
Elsbeth Geukers,
LaunchLab Manager
Groots project
in kleine ruimte
Een nieuwe stationshal, een nieuw stadskantoor, nauwelijks bouwruimte, veel partijen met eigen
wensen, een complexe duurzaamheidsvraag. Oh ja, het treinverkeer mag geen hinder ondervinden
en de gemeente moet al in het nieuwe kantoor terecht kunnen gedurende de bouw en kunnen
werken volgens de principes van het nieuwe werken. Zie hier de uitdagingen waar Deerns mee te
maken heeft bij de realisatie van het nieuwe stadskantoor en stationshal in Delft.
»
iD
Uitdaging
25 Uitdaging iD
24
Het nieuwe station annex stadskantoor is
een ontwerp van Mecanoo Architecten.
Het ontwerp kent twee echte eyecatchers,
het plafond van de stationshal en de gevel
van het gebouw die volledig is opgetrok­
ken uit gevelpanelen met gesmolten en
handgeblazen glas. Veel glas betekent
automatisch een grote energievraag
vanwege koeling die nodig is voor de
binnendringende zonnewarmte. Omdat er
aan een flink aantal duurzaamheidscriteria
moest worden voldaan, heeft Mecanoo
vanaf het allereerste moment Deerns bij
het project betrokken.
Temperatuurbeheersing
Deerns heeft Mecanoo geadviseerd over
de bijzondere gevel. Onder andere over de
opbouw en vorm ervan, het percentage
glas en het maximaliseren van de
licht­toetreding met minimale warmte­
ontwikkeling. De volledige glazen gevel is
geëngineerd op basis van een enorme
hoeveelheid temperatuursoverschrijdings­
berekeningen. Hiermee is inzichtelijk
gemaakt op welke plaatsen in de gevel de
warmtebelasting het hoogst is. Daar zijn
shadowboxen aangebracht; hierbij is de
doorzichtbeglazing aan de achterzijde
voorzien van een isolatieplaat.
Over het plafond van de stationshal had
Mecanoo baanbrekende ideeën. Eis van
ProRail was dat alle installaties eenvoudig
bereikbaar moesten blijven. Eis en idee
stonden aanvankelijk ver van elkaar af.
Uiteindelijk hebben alle betrokken partijen
elkaar gevonden in een uniek lamellen­
plafond. Dat plafond is een echte eyecatcher
en is inmiddels al in diverse nieuwspro­
gramma’s te zien geweest. Elke lamel is
dubbelzijdig bedrukt in een Delfts blauwe
kleur en alle lamellen samen vormen de
stadskaart van Delft anno 1870, het jaar
waarin het eerste station van Delft werd
geopend. De bijna 2.000 lamellen zijn
zo bedrukt dat de kaart met de reiziger
meebeweegt en vanuit zijn perspectief
oog op de oude stad biedt.
Het nieuwe werken
De glazen gevel bestaat uit een combinatie van normaal glas, gesmolten en
handgeblazen glas en shadowboxen. Zo ontstaat de optimale combinatie van
daglichttoetreding en warmteontwikkeling.
Boven het station bevindt zich het
stadskantoor. Met de overgang naar deze
nieuwe locatie gaat de gemeente Delft bij
haar werknemers het nieuwe werken
introduceren. Het kantoor wordt een
aaneenschakeling van tuinen, stilteplekken,
contactplaatsen en vergaderruimtes, maar
alles flexibel indeelbaar en regelbaar. Door
te werken met een verhoogd vloersysteem
waaronder elektra en communicatie zijn
weggewerkt, ontstaat een kantoor
waarbinnen aan elke interieureis kan
worden voldaan.
Tijdelijke gevel
Het nieuwe spoor loopt door een nieuw
aangelegde ondergrondse spoortunnel.
Het station en de tunnel zijn tegen de oude
locatie en het oude spoor gebouwd. De
bouwruimte is beperkt door de aanleg van
een busplein en de Westvest. De nieuwe
gebouwgrens loopt voor ongeveer een
kwart over het oude spoor. Omdat het
treinverkeer geen hinder mag ondervinden,
is de bouw verdeeld in een aantal fasen.
Een fasering die ook is doorgevoerd in de
installaties. Inmiddels is fase 0, de
stationshal, afgerond. In 2015 nemen NS
en ProRail het nieuwe spoor en station in
gebruik en betrekt de gemeente het
stadskantoor. Daarna start de volgende
fase met het verwijderen van het oude
spoor en een grote tijdelijke gevel. In deze
laatste fase zal het laatste stuk van het
nieuwe stadskantoor als een soort uitbouw
aan het al afgeronde en in gebruik genomen
deel worden aangebouwd. Door een slim
technisch ontwerp kan het gehele gebouw
(minus de uitbouw) al volledig functioneren.
Good Green Design Award
Deerns heeft, in nauw overleg met het
bouwteam, alle kennis moeten aanspreken
om het gebouw binnen de gestelde
duurzaamheidseisen te krijgen. Zo is het
dak voorbereid op plaatsing van zonnepa­
nelen, de gevel tot in detail geëngineerd en
voor het verwarmen en koelen van het
gebouw is een duurzame warmte- en
koude opslaginstallatie gebouwd. Hierin
wordt onder andere ook de restwarmte
van de centrale computers opgeslagen.
Al deze maatregelen zorgen ervoor dat het
gebouw 35% minder energie gebruikt dan
was voorgeschreven en leveren het project
een Good Green Design Award op.
Als de nieuwe stationshal en het
stadskantoor in 2016 definitief zijn
opgeleverd heeft Delft er een prachtige
entree bij en is het centrum niet langer
door het spoor in tweeën gedeeld. Mooi,
gecompliceerd en uniek. Een typering die
niet alleen geldt voor het eindresultaat,
maar ook voor de totstandkoming.
«
Alle kennis aangesproken
om het gebouw
te verduurzamen.
iD
nieuwe energie
27 nieuwe energie iD
26
Vernieuwing energievoorziening UvA vergelijkbaar met
‘open hartoperatie’
Chirurgische
precisie
vereist
Met tienduizenden studenten en personeelsleden, een verzameling gebouwen en
tal van eigen voorzieningen laat de Universiteit van Amsterdam (UvA) zich goed
­vergelijken met een middelgrote stad. De Roeterseilandcampus van de universiteit
onderging de afgelopen jaren een grondige renovatie waarbij ook de bestaande
energievoorziening is gemoderniseerd. Het resultaat is helemaal van deze tijd. Dankzij
een slim energieconcept - ontwikkeld in samenwerking met Deerns - ­voorziet de
universiteit op de Roeterseilandcampus in haar eigen warmte-, ­koude- en elektriciteits­
behoefte. Daarmee bespaart de instelling flink op energiekosten en opereert ze
duurzamer dan ooit.
De drie ‘chirurgen’
verantwoordelijk
voor de vernieuwing
van de centrale
energievoorziening
van de UvA.
Plaatsvervangend
directeur Huisvestings­
Ontwikkeling Davy
Demmers (links) en
projectleider Eric
Slotboom (midden)
van de Universiteit
van Amsterdam,
geflankeerd door David
Wesdorp van Deerns.
Het is november in Amsterdam, maar de
studenten van de UvA geven nog niet toe
aan de herfst. Ze klitten samen op de
terrassen nabij hun campus of lopen,
veelal zonder jas, naar buiten. De deuren
van de diverse universiteitsgebouwen
gaan vrijwel onafgebroken open en dicht.
Buiten is het een frisse, heldere dag en
de zon schittert op de beglazing van
De Brug. Die imposante, uit glas en staal
opgetrokken overbrugging over de
Nieuwe Achtergracht, is hét symbool van
de ingrijpende renovatie die de Roetersei­
landscampus van de UvA sinds 2010
ondergaat [zie kader pagina 28].
De Roeterseilandcampus huisvestte lange
tijd de bètawetenschappen van de UvA,
maar voor het moderne onderzoek
en onderwijs was die huisvesting te
gedateerd geworden. ‘De gebouwen
waren écht aan renovatie toe’, vertelt Davy
Demmers, plaatsvervangend directeur
HuisvestingsOntwikkeling van de
Universiteit van Amsterdam. ‘Daarbij was
van te voren duidelijk dat de verschillende
gebouwen niet alleen gemoderniseerd
zouden worden, maar ook een andere
bestemming zouden krijgen. In dat geval
kijk je vanzelfsprekend naar de energie­
behoefte per gebouw, want het ligt voor
de hand dat de energiebehoefte van een
bètafaculteit anders is dan van een
faculteit met gammastudies als maat­
schappij- en gedragswetenschappen,
economie, bedrijfskunde en rechten.
Maar bovendien was de voormalige
centrale energievoorziening gedateerd
en niet meer in staat om de benodigde
capaciteit te leveren.’
Volledig gestript
De universiteit besloot daarop in samen­
spraak met Deerns een studie te verrichten
naar een nieuwe centrale energievoorzie­
ning. Een die inspeelt op de (energie)
behoeften van de gebruikers (studenten,
onderzoekers, docenten), rekening houdt
met de seizoenen én alle ‘energiekarakters’
van de gebouwen op de campus optimaal
bedient. De energieprestaties verschillen
per gebouw, want de onderkomens op
de Roeterseilandcampus variëren van
eeuwenoude monumenten tot panden uit
de jaren negentig en de eerder genoemde
‘Brug’. Het complex is tot op de draad
gestript en daarna volledig opnieuw
opgebouwd volgens de laatste duurzaam­
heidseisen. ‘In zijn algemeenheid willen we
bestaande gebouwen energie­zuiniger
maken en de energie díe we gebruiken,
»
‘Het unieke
aan dit
energie­
systeem
is dat het
bedrijfsen weer­
afhanke­lijk
ingezet kan
worden’
iD
nieuwe energie
29 nieuwe energie iD
28
‘De universiteit sluiten tijdens renovatiewerkzaam­
heden is geen optie, onderzoek en onderwijs gaan
het hele jaar door en we hebben helaas geen
reservecampus’
moment dat ze het samen weer moeten
overnemen van de ‘hart-longmachines’ is
het moment van de waarheid en blijft heel
spannend natuurlijk’, zegt Demmers.
Laden van de WKO
Spannend is ook de besparing aan energie
en CO2-uitstoot die de nieuwe technologie
straks zal opleveren. Maar het is nog te
vroeg om heel specifiek over het rendement
van de nieuwe centrale energievoorziening
te zijn, zegt Slotboom. ‘Er zijn niet veel
vergelijkbare centrale energievoorzieningen
in Nederland. Dat maakt dat ze onderling
lastig te vergelijken zijn.’
De nieuwe centrale energievoorziening van de Universiteit van Amsterdam is state of the art. De centrale
energievoorziening wekt haar eigen energie op met de instroom van gas. Door zelf elektriciteit op te wekken
voorziet de universiteit in een groot deel van de warmte- en koudebehoefte op de campus, de rest van die
behoefte wordt ingevuld met een duurzame WKO-installatie.
daarvan willen we dat die zo duurzaam
mogelijk is’, vat Demmers het beleid van
de universiteit kort samen. In dat beleid
past de nieuwe energievoorziening
naadloos. De bestaande warmtekracht­
koppeling is uitgebreid met een duurzame
warmte-koudeopslag installatie en
energiebesparende warmtepompen.
Daarbij wekt de centrale energievoorzie­
ning nu haar eigen elektriciteit op met de
instroom van gas. ‘De energiecentrale
levert elektriciteit en produceert warmte.
En van die warmte kunnen we ook koude
maken’, licht David Wesdorp van Deerns
toe. ‘De eigen elektriciteitsproductie levert
tegelijkertijd een groot deel van de
warmte- en koelbehoefte op de campus.
De resterende behoefte wordt voorzien
middels de duurzame warmte-koudeopslag
die de vernieuwde gebouwen op lage
temperatuur verwarmt in de winter, of koelt
in de zomer.’
Smart Utility Network
Het bijzondere aan deze oplossing waarbij alle energie centraal wordt
opgewekt en gedistribueerd - is volgens
Wesdorp de koppeling van de diverse
systemen. ‘Het is gebruikelijker om die te
scheiden, maar dankzij de koppeling is het
mogelijk om de restwarmte van het ene
systeem te gebruiken voor het andere
systeem. Dat is dé manier om heel veel
rendement uit je energievoorziening te
halen.’ Eric Slotboom, projectleider bij de
UvA en nauw betrokken bij de realisatie
van de nieuwe energievoorziening, gaat
een stap verder. ‘Het unieke aan dit
systeem is dat het ‘bedrijfs- en weerafhan­
kelijk’ ingezet kan worden. Dus als je een
typische zomerdag hebt, zorgen in eerste
instantie de bronnen (WKO, red.) voor de
koeling. Indien nodig kan een van de
WKK’s bijkoelen. Heb je op hetzelfde
moment ergens anders een gebouw dat
leegstaat, dan kun je makkelijk tussen
deze twee situaties pendelen met warmte
en koudelevering. Dat maakt deze
energievoorziening niet alleen multifunctio­
neel, maar ook multi-inzetbaar.’
‘Dat is niet de enige zorg’, valt Slotboom
hem bij. ‘Een gefaseerde oplevering van
gebouwen betekent ook dat je nieuwe
gebouwen aansluit en oplevert, terwijl
andere panden nog volop worden
verbouwd en gerenoveerd. Die bouw­
stroom vraagt ook de nodige stroom en
warmte. Dat houdt in dat je heel precies en
effectief om moet gaan met de verschil­
lende energiesystemen die je hebt, én met
de systemen die je moet ontmantelen,
rekening houdend met de seizoenen.’
‘Wij noemen dat een Smart Utility Network
(SUN)’, zegt Wesdorp. ‘Anders gezegd:
het slim inzetten van je bronnen, afhankelijk
van de gebruiksvraag en beschikbaarheid.
Deze centrale vindt op een slimme manier
daarin steeds de juiste balans.’
Uitgekiend migratieplan
Effectief ontmantelen
Nieuwe energie voor Roeterseiland
De Universiteit van Amsterdam telt vier campussen die verspreid zijn over de stad. De medische campus bevindt zich in het
Academisch Medisch Centrum in Stadsdeel Zuidoost. De bètastudies, in Amsterdam Science Park, zijn gevestigd in het oosten van
de stad op minder dan 10 minuten fietsen van de Roeterseilandcampus. Op de Binnenstadscampus zitten de alfawetenschappen,
terwijl gammastudies zoals economie en bedrijfskunde, rechten en maatschappij- en gedragswetenschappen hun onderkomen
hebben op de Roeterseilandcampus. Dit complex ligt in de Plantage-buurt en wordt sinds 2010 ingrijpend gerenoveerd, onder meer
om verwante wetenschappelijke disciplines op één plek bij elkaar te brengen en de banden binnen de universiteit te versterken. Een
groot deel van de veertien panden is inmiddels verbouwd en vernieuwd. De voormalige, verouderde centrale energievoorziening is
uitgebreid en gemoderniseerd. Deerns is vanaf de eerste ontwikkelingen betrokken bij de renovatie van de centrale energievoorziening en de migratie naar de nieuwe energievoorziening. Ook realiseerde Deerns diverse technologische oplossingen, waaronder de
aanleg en installatie van de open warmte-koudeopslag installatie die reikt tot circa 150 meter diepte. Deze duurzame energievoorziening voorziet in een groot deel van de warmte- en koelbehoefte van de totale campus. Het aantal WKK’s (warmtekrachtkoppelinginstallaties) is daardoor teruggebracht van vijf naar drie. De bestaande WKK’s zijn grondig gereviseerd. De campus is nu voor
een groot deel zelfvoorzienend; de centrale wekt haar eigen elektriciteit op waarbij de energievraag en -behoefte van de diverse
gebouwen slim op elkaar zijn afgestemd.
Een juiste balans moest ook gevonden
worden bij de gefaseerde migratie van de
originele energiecentrale naar de nieuwe
energievoorziening. Die ‘knop’ kan niet
ineens worden omgezet. Een dergelijke
renovatie duurt jaren en in die periode
worden er gebouwen afgesloten van de
stroom- en warmtetoevoer en weer
opnieuw aangesloten. Tegelijkertijd werkt
men aan de nieuwe installatie, terwijl
andere gebouwen volop in gebruik blijven.
En de universiteit sluiten tijdens renovatie­
werkzaamheden is geen optie, verzekert
Demmers. ‘We hebben helaas geen
reservecampus en het onderzoek en
onderwijs gaan wel gewoon het hele jaar
door op de universiteit.’
De oplossing lag in een uitgekiend
migratieplan dat door Deerns werd
opgesteld. Een plan dat beide heren
van de UvA vergelijken met een ‘open
hartoperatie’. Demmers: ‘Bij sommige
gebouwen hebben tijdelijke systemen de
energievoorziening overgenomen. Bij
andere panden zijn de back-up systemen
voor die panden ingezet. Weer een ander
gebouw draaide op twee cv-ketels die
tijdelijk in overcapaciteit waren. Er is
extra stroom ingekocht en verdeeld via
transformators op de momenten dat
het nodig was. Het was soms een zeer
complex samenspel.’
Dat samenspel is tot op heden goed
verlopen, maar dat maakt de oplevering
van de nieuwe energievoorziening niet
minder enerverend. Ten tijde van dit
interview duurt het nog maar enkele weken
voor het zover is. ‘Alle afzonderlijke
componenten zijn uitvoerig getest en
hebben dat goed doorstaan, maar het
Demmers: ‘Wat wel zeker is, is dat de
reductie van CO2-uitstoot enorm zal zijn
omdat we de campus voor een groot
deel verwarmen en koelen met een
WKO-installatie. Tegelijkertijd moet die
zich nog wel ‘laden’. Een deel van het
water moet opwarmen en een deel moet
afkoelen, dat heeft nog wel twee tot drie
winters en zomers nodig. We hebben
nu nog maar een klein stukje van één
seizoen meegemaakt, dus het is nu zaak
om af te wachten hoe onze ‘hartpatiënt’
zich gaat herstellen. Maar ook hier
vertrouwen we er op dat hij straks
naar alle verwachting functioneert.’
«
iD
wat ben jij aan het doen?
31 deerns varia iD
30
trots
Best building award 2014
Nieuwbouw
Credito Valtellinese
wint ‘Best Building
Award 2014’
Het nieuwe kantoor van de Italiaanse bank Credito
Valtellinese is door de U.S. Green Building Council
(USGBC) bekroond met de ‘Best Building Award 2014’
in de categorie ‘Best Regional Project’ in Europa.
Deerns was nauw betrokken als adviseur op het gebied
van LEED-certificering.
De USGBC is een onafhankelijke non-profit organisatie die
streeft naar verduurzaming van de gebouwde omgeving. Ieder
jaar reiken zij de ‘Best Building Awards’ uit aan duurzame
producten, projecten, organisaties en individuen die zich
inzetten voor duurzaam bouwen. De winnaars zijn exclusief
gekozen door leden van de USGBC.
Nieuwe entree Van Gogh Museum
Door een
andere bril
bekeken
3D beleeft een revival dankzij innovaties als de 3D-bioscoop, de 3D-printer en BIM (Building
Information Model). Een (nog) relatief onbekende innovatie is het 3D-scannen in de bouw, met
name van installaties. Deerns’ Marjolein Rijpkema, paste deze innovatie toe bij de renovatie van
de installaties in de kruipruimte van het VUmc in Amsterdam.
‘Volgens de installateurs zou het acht
maanden duren om een volledig beeld
van de kruipruimte te krijgen. VUmcprojectleider Jeroen Damen, dacht: dat
moet toch ook slimmer kunnen?’, vertelt
Marjolein. ‘Hij vroeg mij uit te zoeken
of een 3D-scan een optie zou zijn’.
Samen met Ergo-Design, specialist in
3D-scannen, lukte het om in één week
een 5.700 m2 grote kruipruimte in kaart
te brengen. ‘Met een lasercamera
zijn 62 scans gemaakt die daarna tot
één 3D-bestand zijn samengevoegd.
Vervolgens kun je nu, net zoals in Google
Streetview, virtueel door de kruipruimte
scrollen. Naast bekijken en opmeten
kun je ook informatie aan het model
toevoegen, bijvoorbeeld type en dikte
van een leiding.’
Onder leiding van Deerns is een installa­
teur onlangs begonnen aan opschoon- en
verbeteracties. Omdat de 3D-scan een
één-op-één vertaling is van de werkelijk­
heid, is de kans op verrassingen klein.
‘VUmc is hiermee dus volledig in control.
Een grote meerwaarde dus qua tijd, geld
en risico’s.’ Maar ook na de renovatie
bewijst een dergelijke scan zijn nut.
Een nieuwe scan van na de renovatie kan
gebruikt worden als basis voor het
verdere beheer en onderhoud.
Marjolein nam begin dit jaar met dit idee
deel aan de innovatiecompetitie van Deerns.
Ze won niet, maar is trots. Aan belang­
stelling heeft ze na de opgedane praktijk­
ervaring niet te klagen. Een uitgebreidere
versie van deze innovatie (From Laser­
scanning to Facility Management with
BIM) is onlangs ingediend voor de interna­
tionale innovatiecompetitie van Deerns.
‘Of dit idee wint of niet, voor mij is
duidelijk dat het loont om dingen eens
door een andere bril te bekijken.’
Van Gogh Museum
Begin oktober is het hoogste punt bereikt van de nieuwe
glazen entree van het Van Gogh Museum in Amsterdam.
De glazen uitbreiding is een hoogstandje van constructief
glas. Het Van Gogh Museum wordt een eyecatcher op
het Amsterdamse Museumplein. De nieuwe entree is
naar verwachting in de zomer van 2015 gereed. Deerns is
verantwoordelijk voor het ontwerp van de installaties voor
de nieuwe entree.
Het nieuwe glazen entreegebouw komt uit het schetsontwerp van
Kisho Kurokwa en is uitgewerkt en gematerialiseerd door Hans van
Heeswijk Architecten en Octatube. Het entreegebouw bestaat uit
een glazen kap, die over de bestaande vijver wordt gezet. Vanuit
een nieuwe ingang, direct aan het Museumplein, wordt de nieuwe,
verdiepte entreefoyer van het museum bereikt. De constructie
bestaat uit 650 m² koud gebogen glas, glazen dakliggers van
12 meter en glazen vinnen in de gevels met een lengte van 9,4 meter.
De nieuwe glazen entree van het Van Gogh Museum moet
comfortabel zijn. Het klimaat, de daglichttoetreding en de akoestiek
spelen hierbij een primaire rol. In de voorfase heeft Deerns een
studie en een aantal workshops uitgevoerd om dit te kunnen
realiseren. Op basis van simulaties is een ontwerp gemaakt dat
onder andere voorziet in een duurzaam klimaat en een duur­
zame verlichtingsinstallatie met een lichtontwerp van Hans Wolff.
Verder zijn er twee roltrappen en een nieuwe lift gepland.
Daarnaast is Deerns betrokken bij het advies over bouwfysica,
akoestiek en beveiliging van de nieuwe entree. De glazen entree
wordt gerealiseerd door het Rijksvastgoedbedrijf, de eigenaar
van het museumgebouw.
Met de bouw van de nieuwe entree verplaatst de hoofdingang
van het Van Gogh Museum naar het Museumplein waarmee
een eind komt aan de lange wachtrijen op de stoep in de
Paulus Potterstraat. Er ontstaat een optimale aansluiting met
het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en het Koninklijk
Concertgebouw. Het nieuwe entreegebouw betekent 800 m2
extra oppervlakte, waardoor meer bezoekers (nu ruim 1,5 miljoen
bezoekers op jaarbasis) kunnen worden ontvangen. Tijdens de
hele verbouwing blijft het museum open voor publiek. Get ready
to launch
BUILDING TOMORROW’S LEADING FIRMS
INSPIRATION | EDUCATION | INCUBATION | GROWTH
...brengt ideeën tot leven
Tech Incubator YES!Delft en Deerns werken nauw samen om nieuwe innovaties naar de markt
te brengen. Het begint altijd met een goed idee, maar om je idee naar de markt te brengen is
de volgende stap. Het YES!Delft LaunchLab versnelt deze goede technologische ideeën door
barrières om de markt te betreden weg te nemen en tot een getoetste businesspropositie te
komen. Dit drie maanden durende programma richt zich op professionals en wetenschappers.
Iets voor jou? Kijk op www.yesdelft.nl/launchlab
www.deerns.nl