download het Calamiteitenplan 2014

Calamiteitenplan
Waterschap Zuiderzeeland
2014
beheerder: cal. coördinator
januari 2014
Waterschap Zuiderzeeland
Postbus 229
8200 AE LELYSTAD
telefoon: (0320) 274 911
fax: (0320) 247 919
www.zuiderzeeland.nl
Inhoud
1.
Inleiding............................................................................................................ 1
2.
Opzet calamiteitenzorgsysteem ............................................................................ 2
2.1
Het calamiteitenplan .............................................................................................. 2
2.1.1 Supplementen.................................................................................................... 2
2.2
Risicoanalyse en bestrijdingsplannen ........................................................................ 2
2.3
Continuïteitsplan van het waterschap ....................................................................... 4
2.4
Taken en gebied van het waterschap........................................................................ 4
2.5
Het handelen tijdens een calamiteit ......................................................................... 4
3.
Calamiteitenorganisatie ....................................................................................... 7
3.1
Algemeen ............................................................................................................. 7
3.2
Opbouw van de calamiteitenorganisatie .................................................................... 8
3.3
Werkwijze van de calamiteitenorganisatie ................................................................. 9
3.3.1 Verhouding tussen beleidsteam, operationeel team en actieteam ............................. 9
3.3.2 Waterschaps beleidsteam (WBT) .......................................................................... 9
3.3.3 Waterschaps operationeel team (WOT) ................................................................. 9
3.3.4 Waterschaps actiecentrum (WAC) ........................................................................ 10
3.3.5 Veldmedewerkers .............................................................................................. 10
3.3.6 Coördinator waterschap ..................................................................................... 11
3.3.7 Ondersteuningsgroepen ..................................................................................... 11
3.3.8 Verantwoordelijkheid bij sectorhoofden ................................................................ 11
3.3.9 Overzicht beschikbare medewerkers .................................................................... 11
3.4
Samenwerkende calamiteitenorganisaties ................................................................ 11
3.4.1 Liaisons............................................................................................................ 12
3.4.2 Veiligheidsregio ................................................................................................. 12
3.4.3 Overzicht coördinatiecentra in het netwerk ........................................................... 13
4.
Bevoegdheden .................................................................................................. 18
4.1
(Normale) Bevoegdheden burgemeester .................................................................. 18
4.2
Bevoegdheden en verplichtingen waterschapsbestuur ............................................... 18
4.3
Positie van waterschap binnen de veiligheidsregio ..................................................... 18
4.4
Verhoudingen bevoegdheden burgemeester en waterschapsbestuur binnen de
veiligheidsregio bij crises en rampen .................................................................................. 19
4.5
Relatie tussen de functionele en algemene kolom ..................................................... 20
5.
Fasering van de calamiteitenorganisatie ............................................................... 21
5.1
Coördinatiefase 0 .................................................................................................. 22
5.2
Coördinatiefase 1 .................................................................................................. 22
5.3
Coördinatiefase 2 .................................................................................................. 22
5.4
Coördinatiefase 3 .................................................................................................. 23
5.5
Coördinatiefase 4 .................................................................................................. 24
5.6
Samenhang GRIP en coördinatiefasen ..................................................................... 25
5.7
Melding, beoordeling en alarmering......................................................................... 25
6.
Communicatiemiddelen en calamiteitenruimten ..................................................... 27
6.1
Communicatiemiddelen ......................................................................................... 27
6.1.1 Nationaal Noodnet (telefoon en fax) .................................................................... 27
6.1.2 Koeriersdienst ................................................................................................... 27
6.1.3 C2000 .............................................................................................................. 27
6.2
Internet ............................................................................................................... 27
6.3
Calamiteitenruimten.............................................................................................. 28
7.
Nazorg ............................................................................................................. 29
7.1
Evaluatie ............................................................................................................. 29
7.2
Persoonlijke nazorg ............................................................................................... 30
8.
Kwaliteitsborging calamiteitenzorgsysteem ........................................................... 31
8.1
Vaststelling en mutaties calamiteitenplan ................................................................ 31
8.2
Evaluatie calamiteitenzorg ..................................................................................... 31
8.3
Calamiteitenoefeningen ......................................................................................... 31
8.4
Evaluatie van oefeningen van calamiteiten ............................................................... 31
8.5
Systematiek voor kwaliteitsborging ......................................................................... 31
8.6
Kwaliteitsborging crisisbeheersing binnen Waterschap Zuiderzeeland .......................... 34
Bijlage 1
Beheergebied Waterschap Zuiderzeeland.............................................................. 35
28/01/2014
Calamiteitenplan
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
2
3
4
5
28/01/2014
Begrippen, afkortingen en overzicht van tabellen, schema’s en bijlagen ................... 37
Risicoanalyse .................................................................................................... 46
Fasering, melding en alarmering ......................................................................... 51
Praatkaart beheergebied Waterschap Zuiderzeeland .................................................
Calamiteitenplan
1.
Inleiding
Dit plan heeft tot doel, binnen de grenzen van het voorzienbare, regelingen te treffen en informatie te
verstrekken met betrekking tot het optreden van Waterschap Zuiderzeeland bij incidenten en
calamiteiten op het gebied van waterbeheer, waterkeringen en waterkwaliteit.
Waterschappen dienen een calamiteitenplan te hebben vastgesteld dat voldoet aan artikel 5:29 van de
Waterwet en artikel 5.3 van het Waterbesluit. Het voorliggende plan is conform deze wettelijke
verplichting opgesteld.
28/01/2014
Calamiteitenplan
1
2.
Opzet calamiteitenzorgsysteem
2.1 Het calamiteitenplan
Het calamiteitenplan is het basisdocument (deel 1) van het calamiteitenzorgsysteem en biedt een kader
voor het optreden bij calamiteiten in het algemeen. Het belangrijkste doel van het calamiteitenplan is een
structuur te bieden voor het optreden van de calamiteitenorganisatie, zowel tijdens de bestrijding van
calamiteiten als tijdens de voorbereiding op calamiteiten. De inhoud van het plan is van belang voor alle
medewerkers en bestuurders die betrokken zijn bij calamiteitenbestrijding door het waterschap.
Het calamiteitenplan geeft het waterschap een algemene structuur voor het optreden bij alle soorten
calamiteiten. Aangezien elke calamiteit weer anders is, bevat het plan geen gedetailleerd draaiboek
waarin de bestrijdingsaanpak van begin tot het eind staat beschreven. Uiteindelijk blijft de bestrijding
immers gebaseerd op het gezonde verstand van de betrokken medewerkers, waarbij wordt teruggevallen
op ervaring opgedaan tijdens eerdere calamiteiten of trainingen en oefeningen. De organisatiestructuur
zorgt daarbij voor duidelijkheid over de wijze van coördinatie en afstemming bij het optreden van de
calamiteitenorganisatie.
Dit plan biedt een “bestuurlijke” structuur voor het optreden van de calamiteitenorganisatie en is
grotendeels gebaseerd op het door de Unie van Waterschappen gepresenteerde model
calamiteitenzorgsysteem en bevat de elementen die genoemd zijn in artikel 5.3 van het Waterbesluit. Het
Waterbesluit is de in artikel 5.29 van de waterwet genoemde algemene maatregel van bestuur.
2.1.1 Supplementen
Ter ondersteuning van de betrokken bestuurders en medewerkers is een aantal supplementen aan het
calamiteitenplan toegevoegd. Hierin zijn nadere uitwerkingen opgenomen van diverse aspecten die in dit
calamiteitenplan worden genoemd. Er is voor gekozen deze gegevens in supplementen op te nemen,
zodat deze documenten een overzichtelijke zelfstandig geheel vormen en onafhankelijk van elkaar
gebruikt kunnen worden. De volgende supplementen zijn opgesteld:
1. Netwerkpartners;
2. Personeelsoverzicht en bereikbaarheidsgegevens;
3. Calamiteitencommunicatieplan;
4. Opleiding- en oefenplan;
5. Werkwijze van de calamiteitenorganisatie;
6. Juridische zaken;
7. Informatievoorziening en ondersteuning.
2.2 Risicoanalyse en bestrijdingsplannen
Het waterschap heeft te maken met verschillende risico’s die kunnen leiden tot calamiteiten. Om hierin
inzicht te verkrijgen en op basis daarvan de benodigde bestrijdingsplannen op te stellen heeft
Waterschap Zuiderzeeland de nodige analyses uitgevoerd. In deze paragraaf treft u de beknopte versie
van de risicoanalyse aan, de volledige risicoanalyse vindt u in bijlage 3.
Een multidisciplinaire risicoanalyse is ook door Veiligheidsregio Flevoland uitgevoerd, en is opgenomen in
het Regionaal Risicoprofiel Flevoland. Crises (of delen daarvan) zoals overstromingen, extreme
weersomstandigheden, verstoring van rioolwaterafvoer en afvalzuivering, incidenten met
brandbare/explosieve/giftige stof in open lucht, ziektegolf en incidenten op het water zijn conform de
doelstelling van het waterschap, door Waterschap Zuiderzeeland in bestrijdingsplannen meegenomen.
Waterschap Zuiderzeeland kan te maken krijgen met calamiteiten die gerelateerd zijn aan wateroverlast
en droogte, het falen of overschrijden van primaire of regionale waterkeringen, het falen van
zuiveringstechnische werken en verontreiniging van het oppervlaktewater. De omstandigheden waarin
het watersysteem zich bevindt (veel of weinig neerslag en dus afvoer, uitvoering werkzaamheden) en de
verwachtingen ten aanzien van het weer (neerslag, verdamping, vorst, storm) zijn doorgaans bepalend of
een gebeurtenis tot een calamiteit leidt. Afhankelijk van de gebeurtenis en de omstandigheden kan het
watersysteem in ongerede worden gebracht. Nadelige gevolgen waaraan gedacht kan worden zijn:
milieuschade (vissterfte), gevaar voor de volksgezondheid, economische schade (gewasschade),
wateroverlast, belemmering van de infrastructuur en bij een dijkdoorbraak de totale ontwrichting van
(een deel van) het gebied.
Deskundigen binnen het waterschap hebben op basis van hun kennis en ervaring een gewogen
inschatting gemaakt welke risico’s van dien aard zijn dat preventieve maatregelen en/of voorbereiding op
28/01/2014
Calamiteitenplan
2
calamiteiten middels bestrijdingsplannen noodzakelijk zijn. Waar mogelijk zijn de geconstateerde risico’s
gereduceerd met preventieve maatregelen. Te denken valt daarbij aan dijkverbetering, verbeteringen
van het watersysteem, reserve pompen voor rioolgemalen, enzovoorts. Ondanks deze maatregelen zijn
risico’s niet volledig uitgesloten en blijven er restrisico’s bestaan.
Op basis van de restrisico’s zijn bestrijdingsplannen opgesteld, waarin de wijze van bestrijding van
calamiteiten gedetailleerd wordt uitgewerkt . Deze plannen zijn aan te duiden als maatregelenplannen.
De aanpak van de bestrijding van calamiteiten voor verschillende denkbare scenario’s is uitgewerkt in de
volgende bestrijdingsplannen:
- Hoog water en dijkdoorbraak;
- Wateroverlast/tekort;
- Verontreiniging oppervlaktewater;
- Zuiveringstechnische werken (inclusief rioolgemalen).
In de bestrijdingsplannen wordt beschreven hoe moet worden gehandeld indien de omstandigheden
uitstijgen boven het reguliere (water)beheer. Dit houdt in dat er in deze situatie gevaar bestaat voor
dreigende schade aan goederen/eigendommen of voor personen. Het moment waarop de
bestrijdingsplannen in werking treden is in elk van de bestrijdingsplannen afzonderlijk weergegeven.
In de onderstaande tabel is inzichtelijk gemaakt welke risico’s er zijn en welke bestrijdingsplannen
hiervoor zijn opgesteld.
RISICO’S
BESTRIJDINGSPLANNEN
WATERKERINGEN
- Buitentalud:
 beschadiging;
 verzakking steenbekleding;
 verzakking stortberm;
 afschuiven;
 scheurvorming.
HOOG WATER EN DIJKDOORBRAAK
- Kruin:
 scheurvorming
- Binnentalud:
 uittredend water/uitspoelen van grond;
 scheurvorming;
 volle kwelsloot.
- Achterland:
 kwel;
 zandmeevoerende wel (piping);
 vervormingen.
- Falen van kunstwerken:
 keersluizen;
 sluizen;
 hevels;
 inlaatwerken;
 afsluitbare duikers;
 keermiddelen.
- (Dreigende) doorbraak van waterkeringen
 Springen van drukleiding
 Invaren van een schip
 Explosie, sabotage en terreur
- Golfoverslag
- Overlopen
- Beschadigen van buitendijks gebied (vanuit
praktische overweging opgenomen in dit
bestrijdingsplan)
28/01/2014
Calamiteitenplan
3
RISICO’S
BESTRIJDINGSPLANNEN
WATERBEHEERSING
- Extreme regenval en extreme droogte
- Uitval bemalingsinrichtingen
WATEROVERLAST / TEKORT
- Breuk in persleiding of storing in
hoofdrioolgemaal
ZUIVERINGSTECHNISCHE WERKEN
- Verontreiniging in polderwateren
- Verontreiniging waterkering
VERONTREINIGING
OPPERVLAKTEWATER
Tabel 1. Overzicht risicoanalyse
2.3 Continuïteitsplan van het waterschap
Voor het geval dat zich tijdens een periode bedrijfscontinuïteits-problemen voordoen, bijvoorbeeld tijdens
een grieppandemie, is er een continuïteitsplan genaamd “Bedrijfs-continuïteitsmanagement Waterschap
Zuiderzeeland 2009” opgesteld.
Daarnaast is in enkele bestrijdingsplannen en supplementen een continuïteitsprotocol opgenomen voor
dergelijke gevallen.
Er is voor gekozen dit plan op te nemen in het calamiteitenplan, omdat de calamiteitenorganisatie
gewend is om met crisisbeheersing om te gaan.
2.4 Taken en gebied van het waterschap
Het waterschap is verantwoordelijk voor de waterstaatkundige zorg in zijn beheersgebied en heeft drie
taken, betreffende de zorg voor:
1.
de waterkering;
2.
de waterbeheersing: het regelen en beheersen van de waterpeilen;
3.
de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Een subtaak is het beheren van de muskusratten- en beverrattenpopulatie in Flevoland teneinde schade
aan waterstaatswerken tegen te gaan.
Het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland is circa 150.000 hectare groot. Een kaart van het
beheersgebied waarop het plan betrekking heeft is opgenomen in bijlage 1. Hieronder enkele kengetallen
over het beheersgebied.
Oppervlakte land
Oppervlakte water
Dijken
Hoofdgemalen
Ondergemalen
Rioolgemalen
Zuiveringsinstallaties
Vaarten en tochten
Sloten
Stuwen
Inwoners
150.000 ha
70.000 ha
265 km
7
5
59
5
1.200 km
5.000 km
365
390.000
Het waterschap beheert het ondiepe grondwater; binnen bebouwde gemeenten zorgen gemeenten voor
een juiste afvoer van dat grondwater.
Informatie over alle taken en projecten van Waterschap Zuiderzeeland is te raadplegen via de website
van het waterschap: www.zuiderzeeland.nl.
2.5 Het handelen tijdens een calamiteit
Een slagvaardige organisatie kan elke calamiteit het hoofd bieden. Deze slagvaardigheid wordt bereikt
door zowel tijdens de voorbereiding op, als tijdens de bestrijding van een calamiteit rekening te houden
met een aantal uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn onder andere gebaseerd op de ervaringen van
het waterschap met calamiteiten uit het verleden. De wijze waarop het waterschap hieraan invulling
geeft, is in de volgende punten samengevat:

voortbouwen op de dagelijkse praktijk;

communicatie;
28/01/2014
Calamiteitenplan
4


scheiding van beleid en uitvoering;
opschaling;
Deze punten staan hieronder verder uitgewerkt.
Voortbouwen op de dagelijkse praktijk
Het optreden in bijzondere omstandigheden is een logisch vervolg op de normale werkzaamheden binnen
een organisatie. Tijdens een calamiteit moet het optreden zoveel mogelijk uitgaan van de normale,
dagelijkse werkwijze. Dit betekent dat de taken die de leden van de calamiteitenorganisatie moeten
uitvoeren in het verlengde liggen van hun dagelijkse werkzaamheden, met gebruik van de
contactpersonen in de dagelijkse netwerken. Voor de personele invulling van de calamiteitenorganisatie
betekent dit dat medewerkers zoveel mogelijk worden ingezet op plekken waar ze van hun specifieke
expertise gebruik kunnen maken.
Communicatie
Tijdens calamiteiten is het van groot belang tijdig de burger juist te informeren. Dit is een belangrijke
prioriteit voor het waterschap.
Het is bovendien van belang er een juist beeld over de bestrijding van de calamiteit bestaat bij de
buitenwereld. De bestrijding kan namelijk nog zo effectief en efficiënt zijn, wanneer 'buiten' een ander
beeld bestaat, loopt het imago van de organisatie schade op en is het zelfs mogelijk dat wordt
aangedrongen op onjuiste en/of ineffectieve maatregelen. Bovendien bestaat de kans dat de
crisisorganisatie onevenredig moet worden ingezet, om imago schade aan de organisatie verder te
voorkomen. Om deze reden is het geven van goede voorlichting essentieel.
Voor alle partijen die bij de calamiteitenorganisatie zijn betrokken, moet duidelijk zijn welke informatie
naar buiten gaat en welke niet. Binnen het Waterschaps Operationeel Team (WOT) vindt de tactische
coördinatie van berichtgeving plaats. Zwaarwegende besluiten op strategisch niveau worden altijd binnen
het Waterschaps Beleidsteam (WBT) genomen. De uitvoering van de communicatietaak ligt daar waar
deze ook dagelijks ligt, bij de medewerkers van de afdeling communicatie en dienstverlening.
Woordvoering naar de media vanuit het waterschap gebeurt in principe door de persvoorlichter of in
nauw overleg door een andere functionaris, bijvoorbeeld de dijkgraaf of de secretaris-directeur.
Uitgangspunt bij elke vorm van voorlichting is dat het waterschap zich richt op de waterschapsaspecten
en de overige onderwerpen over laat aan anderen.
In geval van een (grootschalige) crisis of ramp berust de voorlichting bij het Actiecentrum Communicatie
van het Regionaal Operationeel Team, conform de Wet Veiligheidsregio’s. Bij een gemeentegrensoverschrijdend incident, waarbij er sprake is van een coördinerend bestuurder, wordt de gemeentelijke
voorlichting opgeschaald. Dit betekent dat op het niveau van het Regionale Beleidsteam (RBT) namens
de betrokken gemeenten coördinatie plaatsvindt van de aan de bevolking te verstrekken voorlichting. Het
waterschap draagt er zorg voor dat inzake de voorlichting afstemming plaatsvindt met de
(inter)gemeentelijke of regionale voorlichting.
Een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop binnen het waterschap voorlichting gestalte krijgt en
op welke wijze de afstemming met andere organisaties plaatsvindt, is weergeven in het Supplement 3
Calamiteitencommunicatieplan.
Scheiding van beleid en uitvoering
Tijdens de bestrijding van een calamiteit behoort elk onderdeel van de calamiteitenorganisatie zich met
zijn eigen taken bezig te houden. Wanneer dit niet gebeurt zullen bepaalde activiteiten niet en andere
dubbel worden uitgevoerd, met alle coördinatieproblemen van dien.
De calamiteitenorganisatie is vaak opgedeeld op basis van de soort activiteiten die plaatsvinden. Het
beleidsteam houdt zich bezig met de strategie (beleidsvorming, bestuurlijke afstemming, lange termijn
gevolgen, nazorg etc), het operationeel team houdt zich bezig met tactiek (operationele coördinatie,
aanpak op hoofdlijnen, afstemming met coördinatiecentra van andere instanties, etc), een of meerdere
actieteams houden zich bezig met de coördinatie van de daadwerkelijke bestrijdingsmaatregelen en
tenslotte zijn diverse veldmedewerkers actief met het daadwerkelijk bestrijden van de calamiteit. De
afbakening tussen deze onderdelen van de calamiteitenorganisatie is essentieel voor een effectieve
bestrijding. Belangrijk bijkomend voordeel is dat het waterschap op deze wijze dezelfde opbouw van de
calamiteitenorganisatie heeft als de algemene keten (gemeenten, provincies en rijksoverheid) en de
hulpverleningsdiensten.
28/01/2014
Calamiteitenplan
5
Opschaling
Omdat het belangrijk is om alleen die delen van de calamiteitenorganisatie te activeren die zich ook
daadwerkelijk moeten bezig houden met de calamiteit kan de organisatie in delen worden opgeschaald.
Om de opschaling van de calamiteitenorganisatie van het waterschap zoveel mogelijk synchroon en
herkenbaar te laten lopen met de opschalingmethode zoals die in de algemene keten gebruikelijk is,
wordt gebruik gemaakt van dezelfde methodiek. In vijf fasen (coördinatiefase 0 t/m 4) kan de
calamiteitenorganisatie van het waterschap van niet actief tot compleet actief worden opgeschaald. In
het ene geval wordt door het waterschap aangesloten bij de opschaling van de algemene keten, terwijl
het in een ander geval zeer wel denkbaar is dat het waterschap de algemene keten “initieert”, of dat
opschaling bij de algemene keten (nog) niet nodig is.
Samenwerking
Bij de bestrijding van een calamiteit zijn diverse organisaties betrokken. Elke organisatie heeft zijn eigen
taken en verantwoordelijkheden op basis waarvan tijdens een calamiteit wordt opgetreden. Het
samenspel van al deze organisaties is van groot belang voor een efficiënte bestrijding van een calamiteit.
Een voorwaarde voor samenwerking is kennis van de andere organisaties. Door op de hoogte te zijn van
de werkwijze van elkaars (crisis)organisaties ontstaat meer inzicht in de manier waarop de organisaties
kunnen samenwerken
Het waterschap geeft invulling aan netwerkmanagement door in de preparatiefase met de verschillende
netwerkpartners af te stemmen en daar waar mogelijk samen te oefenen. Het doel is om contacten op te
bouwen, elkaars werkwijze te leren kennen en de samenwerking tijdens calamiteiten te beoefenen.
Het waterschap streeft ernaar in de nabije toekomst voor de informatie uitwisseling ook gebruik te
maken van netcentrisch werken zodat betrokken partijen een helder beeld hebben van het actuele
waterbeheer.
28/01/2014
Calamiteitenplan
6
3.
Calamiteitenorganisatie
3.1 Algemeen
De crisisorganisatie is onder normale omstandigheden een "lege organisatie". De hoofdstructuur van deze
organisatie, alsmede de taken en bevoegdheden van de verschillende teams, functionarissen en
organisaties zijn vastgelegd in dit calamiteitenplan. Op het moment dat er sprake is van een calamiteit,
wordt deze organisatie volgens het opschalingprincipe ingevuld door daartoe aangewezen
functionarissen.
In perioden waarin het waterschap niet betrokken is bij de bestrijding van een daadwerkelijke calamiteit
is een klein deel van de “calamiteitenorganisatie” wel actief. Dit zijn de stuurgroep en werkgroep
Calamiteitenzorg. Door het instellen van deze beide overlegstructuren is calamiteitenbestrijding ingebed
in de dagelijkse organisatiestructuur en taakuitoefening van het waterschap.
“Normale omstandigheden”
Tijdens Calamiteiten
Beleidsteam
HC
OL
Stuurgroep
HC (vz)
OL
CC
Operationeel Team
Werkgroep
CC (vz)
Leden
WAC
Verklaring afkortingen
HC: Hoofd crisisbeheersing
OL: Operationeel leider
DG (vz)
SD
Leden
OL (vz)
CC
Leden
Team manager
)
(sen) opzichter
SD: Secretaris Directeur
CC: Coördinator Crisisbeheersing
DG: Dijkgraaf
Schema 1. Crisisorganisatie
Deze structuur borgt dat medewerkers van het waterschap betrokken bij beslissingen over
calamiteitenzorg in de voorbereiding (de koude situatie), tevens tijdens calamiteiten (de warme situatie)
worden ingezet. De kennis van functionarissen die werkzaam zijn in de voorbereidende fase is daardoor
ook beschikbaar tijdens calamiteiten.
De werkgroep is verantwoordelijk voor o.a.:
- Het opstellen van een jaarplan calamiteitenzorg en jaarverslag calamiteitenzorg;
- opstellen en actualiseren van risicoanalyses, het calamiteitenplan en de
calamiteitenbestrijdingsplannen;
- uitvoeren van de evaluaties en nazorg na daadwerkelijke calamiteiten;
- uitvoeren van de activiteiten in het kader van het opleiding- en oefenprogramma;
- afstemmen met de netwerkpartners over de bestrijding van calamiteiten;
28/01/2014
Calamiteitenplan
7
-
communiceren binnen het waterschap over de voorbereiding op en bestrijding van calamiteiten;
communiceren met externe organisaties over de voorbereiding op en bestrijding van calamiteiten.
De uitvoering van de activiteiten zelf vindt plaats door de leden van de werkgroep, door afdelingen
binnen het waterschap of (bij uitbesteding) door externe organisaties, waarbij de werkgroep
Calamiteitenzorg optreedt als initiator en procesbewaker.
De stuurgroep houdt de hoofdlijn van de calamiteitenzorg in de gaten, hakt knopen door indien nodig en
stuurt zo nodig bij.
3.2 Opbouw van de calamiteitenorganisatie
Hieronder is schematisch weergegeven op welke wijze het waterschap zich organiseert om calamiteiten te
bestrijden. De volledige calamiteitenorganisatie van het waterschap bestaat uit een waterschaps
beleidsteam (WBT), een waterschaps operationeel team (WOT), daaraan gekoppelde
ondersteuningsgroepen, en een aantal waterschaps actiecentra (WAC’s) op het gebied van waterkwaliteit,
zuiveringen en watersysteem.
Incidenten en calamiteiten beginnen over het algemeen klein en de eerste bestrijdingsactiviteiten worden
vanuit de dagelijkse organisatie uitgevoerd. Wanneer de omstandigheden zich meer gaan aftekenen als
calamiteit is opschaling nodig. Het is dus zeker niet altijd nodig om de volledige calamiteitenorganisatie in
te zetten. Aard, omvang, complexiteit en intensiteit zijn maatgevend voor de inzet van de
calamiteitenorganisatie. Het waterschap hanteert 5 coördinatiefasen voor opschaling van de
calamiteitenorganisatie.
Schema 2. Calamiteitenorganisatie Waterschap Zuiderzeeland
Waterschaps
beleidsteam
( WBT
Waterschaps
beleidsteam
( WBT
) )
• dijkgraaf
• secretaris-directeur
• Directeur/afdelingsmanager
• afdelingsmanager communicatie en dienstverlening
• coördinator crisisbeheersing
• Secretaresse
• voorzitter WBT
• operationeel leider
• procesbewaker
De voorzitter bepaalt in hoeverre anderen zitting hebben in het WBT.
Coördinatiefase 3 en 4
Waterschaps operationeel team ( WOT )
• Directeur/afdelingsmanager= operationeel leider
• hoofd(en) van bij calamiteit betrokken afdeling
• beleidsmedewerker communicatie
• coördinator crisisbeheersing
• secretaresse
Ondersteuningsgroepen*
• voorzitter WOT
• procesbewaker
De voorzitter bepaalt in hoeverre anderen zitting hebben in het WOT.
Receptie
Cluster Communicatie
Facilitaire dienstverlening
Cluster bedrijfsk. advies
Cluster ICT
Cluster tactisch beleid
Waterbeheer
Zuiveringen/Gemalenbeh.
GEO medewerkers
Coördinatiefase 2
Waterschaps actiecentrum ( WAC )
• teammanager
• opzichter/medewerkert
• GIS-medewerker
• Secretaresse
Communicatie medewerker
• voorzitter WAC
De voorzitter bepaalt in hoeverre anderen zitting hebben in het
.
WAC
Coördinatiefase 1
Veldmedewerkers
28/01/2014
Calamiteitenplan
8
* Ondersteuningsgroepen staan bij coördinatiefase 2 opgenomen omdat ze in de meeste gevallen pas vanaf die fase
nodig zijn. Uiteraard kan een actief Waterschaps Actiecentrum in coördinatiefase 1 in uitzonderlijke gevallen ook een
beroep op één of meerdere ondersteuningsgroepen doen.
Coördinatiefase 0 is een monodisciplinaire inzet van het waterschap, waarbij de calamiteit wordt
afgehandeld binnen de reguliere organisatie. Eventueel als andere hulpdiensten bij de calamiteit zijn
betrokken kan er afstemming plaatsvinden in een “motorkapoverleg”.
De manier waarop op maat de calamiteitenorganisatie wordt opgeschaald komt in hoofdstuk 5 “Fasering
van de calamiteitenorganisatie” aan de orde. In supplement 2 “Personeelsoverzicht,
bereikbaarheidsgegevens en alarmeren” zijn alle uit de organisatie betrokken functionarissen met naam
opgenomen. Plaatsvervangers zijn hierin ook opgenomen.
3.3 Werkwijze van de calamiteitenorganisatie
In deze paragraaf wordt de werkwijze van de diverse onderdelen van de calamiteitenorganisatie van het
waterschap op hoofdlijnen beschreven. Om inzicht te krijgen in het functioneren van de totale organisatie
is het van belang om te weten wat de werkwijze binnen elk team is.
Binnen de calamiteitenorganisatie speelt de interne en externe communicatie een belangrijke rol. Het
hoofd van de afdeling communicatie is daarom lid van een actief WBT en een beleidsmedewerker van de
afdeling communicatie is standaard lid van een actief WOT.
Voor een uitgebreide beschrijving van de werkwijze van de calamiteitenorganisatie wordt verwezen naar
supplement 5 Werkwijze van de calamiteitenorganisatie dat bij dit calamiteitenplan is gevoegd.
3.3.1 Verhouding tussen beleidsteam, operationeel team en actieteam
Het beleidsteam is formeel eindverantwoordelijk voor het optreden van het waterschap bij een calamiteit.
Het beleidsteam houdt zich bezig met de beleidsmatige aspecten van de bestrijding en bepaalt daarmee
de strategie van het optreden van het waterschap.
Het operationeel team zet de door het beleidsteam geformuleerde strategie om in de tactiek voor de
bestrijding van de calamiteit. Deze tactiek zorgt voor afstemming binnen de eigen organisatie en voor
gecoördineerde inzet van medewerkers.
Een actiecentrum bepaalt, op basis van de vastgestelde tactiek en de daaraan verbonden aanwijzingen
van het operationeel team, de wijze van uitvoering van concrete maatregelen die noodzakelijk zijn voor
de bestrijding van de calamiteit. Deze groep coördineert vervolgens de inzet van medewerkers die de
daadwerkelijke maatregelen uitvoeren.
3.3.2 Waterschaps beleidsteam (WBT)
Het beleidsteam houdt zich bezig met beleidsmatige aspecten. Dit houdt in dat de strategie voor het
optreden van de calamiteitenorganisatie wordt bepaald. Opschaling tot WBT vindt dan ook plaats als:

besluiten tegen staand beleid genomen moeten worden;

het bestuurlijk netwerk is opgeschaald of gaat opschalen;

het imago van het waterschap in gevaar komt en woordvoering vanuit het WBT noodzakelijk is.
De beleidsbepaling en bestuurlijke afstemming zijn een essentieel onderdeel van het optreden van de
calamiteitenorganisatie. Het is van groot belang dat het beleidsteam zich hier mee bezighoudt. Het
beleidsteam houdt zich niet bezig met de coördinatie of de daadwerkelijke uitvoering van de
bestrijdingsmaatregelen.
Om tot een goede strategie te komen is afstemming met externe organisaties op beleidsniveau
noodzakelijk. In geval van externe opschaling vindt deze afstemming plaats met een Gemeentelijk
Beleidsteam (GBT) of het Regionaal Beleidsteam (RBT). Indien het bestuurlijk netwerk (nog) niet is
opgeschaald vindt afstemming plaats met individuele bestuurders.
Het WBT zorgt voor een duidelijke besluitenlijst welke de interne en externe afstemming kan
verduidelijken en ondersteunen.
Een uitgebreider overzicht van de taken, werkwijze en functie-invulling van het WBT is te vinden in
supplement 5 Werkwijze van de calamiteitenorganisatie.
3.3.3 Waterschaps operationeel team (WOT)
Het operationeel team is de spil in de calamiteitenorganisatie van het waterschap. In het operationeel
team wordt de tactiek van de bestrijding bepaald. Opschaling tot WOT vindt plaats als:

coördinatie over meerdere actieve actiecentra noodzakelijk is;
28/01/2014
Calamiteitenplan
9



besluiten genomen moeten worden over schaarse middelen of mensen;
het WBT is opgeschaald en advies nodig heeft;
opschaling van het netwerk activering van het WOT noodzakelijk maakt.
Binnen het operationeel team wordt het overzicht bijgehouden van de situatie binnen de afdelingen en de
delen van het beheersgebied. Hierdoor kan coördinatie op hoofdlijnen plaatsvinden. Daarnaast kan door
het operationeel team afstemming plaatsvinden met operationele teams van andere organisaties, zoals
het Regionaal Operationeel Team (ROT).
Om het overzicht te behouden over de situatie binnen het beheersgebied en de afdelingen, voorzien
diverse onderdelen van de calamiteitenorganisatie het operationeel team van informatie. Deze informatie
kan afkomstig zijn van één of meerdere betrokken WAC’s en vanuit actieve ondersteuningsgroepen
(OG’s). Bij deze informatievoorziening moet duidelijk zijn of het alleen om informatie gaat of dat hieraan
een deadline voor een beslissing door het WOT of hoger team is gebonden.
De coördinatie binnen het operationeel team vindt plaats onder leiding van de directeur/ de betrokken
afdelingsmanager die als operationeel leider (OL) de operationele leiding van de calamiteitenorganisatie
heeft. De operationeel leider is tevens de schakel tussen het operationeel team en het beleidsteam. Daar
waar beslissingen worden genomen met (grote) gevolgen voor de strategie van het waterschap legt de
operationeel leider de situatie voor aan het beleidsteam en geeft daarbij advies.
Voor afstemming met de interne en externe netwerkpartners zorgt het WOT voor een periodieke
situatierapportage, welke aansluit op de informatiebehoefte van de doelgroep. Dit kan betekenen dat er
voor interne partners en externe netwerkpartners een apart situatierapport moet worden opgesteld. Er
wordt gewerkt aan netcentrisch werken als rapportagevorm.
Een uitgebreider overzicht van de taken, werkwijze en functie-invulling van het WOT is te vinden in
supplement 5 Werkwijze van de calamiteitenorganisatie.
3.3.4 Waterschaps actiecentrum (WAC)
Een actiecentrum voert de maatregelen uit die noodzakelijk zijn voor de bestrijding. Indien het WOT
actief is, gebeurt het bepalen van deze maatregelen op basis van de door het WOT vastgestelde tactiek.
Opschaling tot WAC vindt plaats als:

de problemen meer coördinatie vereisen dan in de lijnorganisatie mogelijk is;

het WOT is opgeschaald en advies nodig heeft;

opschaling van het netwerk activering van het WAC noodzakelijk maakt.
Een WAC coördineert de inzet van medewerkers in het veld die de bestrijdingsmaatregelen uitvoeren. De
bestrijding wordt door deze medewerkers uitgevoerd eventueel aangevuld door externe hulp van
bedrijven.
Bovendien zorgt een WAC voor het verzamelen van de gegevens uit het veld en beschikbare
informatiesystemen om deze te gebruiken voor de eigen besluitvorming en deze middels periodieke
situatierapportages ook bij het WOT bekend te maken.
Daar waar coördinatie door het operationeel team noodzakelijk is, omdat van de bestaande tactiek moet
worden afgeweken (beperkte beschikbaarheid personeel of middelen, knelpunten, voorzien van grote
gevolgen door bestrijdingsmaatregelen, etc), zal hoofd van het actiecentrum het operationeel team
inschakelen.
Bij de samenwerking met externe organisaties heeft het actiecentrum contact met de bestrijdende
medewerkers van deze organisaties. Indien een motorkapoverleg of een CoPI (Commando plaats
incident) van de hulpverleningsdiensten actief is, dan wordt een vertegenwoordiger van het waterschap
daaraan toegevoegd. Dit is in de meeste gevallen een aanwezige handhaver of veldmedewerker. Het is
essentieel dat de samenwerking en afstemming tussen het waterschap en de andere organisaties alleen
zal plaatsvinden over de specifieke uitvoering.
Een uitgebreider overzicht van de taken, werkwijze en functie-invulling van het WAC is te vinden in
supplement 5 Werkwijze van de calamiteitenorganisatie.
3.3.5 Veldmedewerkers
Aan de WAC’s zijn veldmedewerkers gekoppeld. Dit zijn uitvoerende medewerkers die over het algemeen
ook in de dagelijkse organisatie de betreffende ‘veld’werkzaamheden zouden uitoefenen.
Veldmedewerkers is een vrij algemene term voor een diversiteit aan medewerkers in de
28/01/2014
Calamiteitenplan
10
waterschapsorganisatie. Het kan zowel medewerkers van een zuivering betreffen als medewerkers die
dijkbewaking uitvoeren.
3.3.6 Coördinator waterschap
Een WAC coördineert het totaal aan werkzaamheden in het veld. De coördinatie ter plekke en eventuele
afstemming met hulpverleningsdiensten en/of aannemers wordt uitgevoerd door de coördinator
waterschap. In de meeste gevallen wordt deze rol door de betreffende wachtdienstmedewerker ingevuld.
3.3.7 Ondersteuningsgroepen
De calamiteitenorganisatie bestaat naast de hoofdteams van WBT, WOT en WAC’s ook uit een aantal
ondersteuningsgroepen. Deze functioneren ook in de lijnorganisatie, maar kunnen tijdens calamiteiten
specifiek ter ondersteuning van de calamiteitenorganisatie ingezet worden. Meestal hoeven deze
ondersteuningsgroepen pas vanaf opschaling naar WOT ingezet te worden, maar eerder is natuurlijk
mogelijk. Het gaat om de volgende ondersteuningsgroepen:

receptie;

team facilitaire dienstverlening;

cluster bedrijfskundig advies;

cluster ICT;

cluster communicatie en crisisbeheersing;

cluster tactisch beleid en specialistisch advies;

waterbeheer;

zuiveringen/gemalenbeheer.
3.3.8 Verantwoordelijkheid bij afdelingsmanagers
Een logisch gevolg van bovenstaand uitgangspunt is dat de personele invulling van de onderdelen een
verantwoordelijkheid is van de afdelingsmanagers waarvan de medewerkers de onderdelen bezetten.
Elke afdelingsmanager is verantwoordelijk voor de bezetting van zijn afdeling en verantwoordelijk voor
de beschikbaarheid van de met de bestrijding van de calamiteit belaste medewerkers.
Voor zover nodig en mogelijk maken de afdelingsmanagers afspraken over onderlinge bijstand.
3.3.9 Overzicht beschikbare medewerkers
De calamiteitenorganisatie kan alleen dan effectief functioneren wanneer, ten behoeve van de betrokken
functies, medewerkers bereikbaar en beschikbaar zijn. In supplement 2 bij dit calamiteitenplan is een
personeelsoverzicht gevoegd waarin wordt weergegeven welke medewerkers bij de bestrijding van de
calamiteiten kunnen worden ingezet voor welke functie en vanuit welke afdeling.
De medewerkers moeten goed voorbereid en binnen een korte tijd inzetbaar zijn. Uitgangspunt bij de
invulling van het overzicht is dat alle functies in twee 'shifts' continu bezet moeten kunnen zijn.
Daarnaast moet in redelijke mate rekening worden gehouden met het feit dat door ziekte of andere
oorzaken niet altijd iedereen beschikbaar is. Een “ruime” dubbele bezetting is een minimale vereiste.
Uiteraard kan in de afzonderlijke bestrijdingsplannen gekozen worden voor een nog zwaardere bezetting.
Hier kan dus een probleem - qua bemensing - ontstaan voor de uitvoering van de zwaardere
bestrijdingsplannen. Vooraf afspraken maken met afdelingen die niet direct bij de bestrijding zijn
betrokken is dus voor de desbetreffende afdelingsmanagers een noodzaak.
Op dit moment wordt de alarmering van onze calamiteitenorganisatie via de meldkamer van de
veiligheidsregio verder uitgewerkt.
Dit betekent dat het waterschap beter bereikbaar wordt door kanspiket voor enkele functionarissen. Om
een betrouwbare dekking te verkrijgen van sleutelfunctionarissen tijdens crises, zal de piketregeling nog
verder moeten worden ontwikkeld.
In samenspraak tussen de directie, betrokken afdelingsmanagers en de coördinator crisisbeheersing vindt
bij een daadwerkelijke calamiteit de invulling plaats van de diverse onderdelen van de
calamiteitenorganisatie. Evenals bij de invulling van het personeelsoverzicht tijdens de voorbereiding op
calamiteiten kan tijdens daadwerkelijke calamiteiten blijken dat knelpunten ontstaan op
personeelsgebied. Ook dan geldt weer dat in eerste instantie door de afdelingsmanagers voor een
oplossing moet worden gezorgd. Bij grote knelpunten kan bemoeienis van de operationeel leider en het
beleidsteam noodzakelijk zijn en de doorslag geven.
3.4 Samenwerkende calamiteitenorganisaties
De diverse teams die onderdeel uitmaken van de calamiteitenorganisatie van Waterschap Zuiderzeeland
kunnen op strategisch niveau (beleidsteam), tactisch niveau (operationeel team) en coördinerend
uitvoerend niveau (actiecentrum) afstemming zoeken met vergelijkbare teams bij externe organisaties.
28/01/2014
Calamiteitenplan
11
3.4.1 Liaisons
Tijdens het bestrijden van calamiteiten kan het noodzakelijk zijn om vertegenwoordigers (liaisons) van
Waterschap Zuiderzeeland te plaatsen in regionale of gemeentelijke teams. Dit kunnen
vertegenwoordigers op strategisch niveau zijn die deelnemen aan een beleidsteam of vertegenwoordigers
op tactisch niveau die deelnemen aan een operationeel team. Wie het waterschap waar vertegenwoordigt
is afhankelijk van de specifieke calamiteit. In principe zal een lid van het WBT het waterschap op
strategisch niveau vertegenwoordigen en een lid van het WOT op tactisch niveau.
Op dit moment is het Regionaal Operationeel Centrum en het Regionaal Operationeel Team (in GRIP 2
operationeel) en het Regionaal Beleidsteam gevestigd op het volgende adres:
De Doelen 10-01 8233 GP, te Lelystad (0320-266748).
Op coördinerend uitvoerend niveau zal een veldmedewerker of handhaver afgevaardigd worden, tenzij
het hoofd WAC een andere vertegenwoordiger aanwijst.
3.4.2 Veiligheidsregio
In aansluiting op de Wet veiligheidsregio zijn een Veiligheidsbestuur, een Veiligheidsdirectie en een
Veiligheidsbureau opgericht binnen de Veiligheidsregio Flevoland. Politie, brandweer, GHOR en
gemeenten zijn daarin multidisciplinair vertegenwoordigd. Ook het Waterschap Zuiderzeeland is
vertegenwoordigd in de veiligheidsdirectie en het veiligheidsbureau. Op 12 november 2008 is het
‘Convenant samenwerking Veiligheidsregio Flevoland en waterschap Zuiderzeeland’ van kracht geworden.
Dit convenant regelt de samenwerking tussen het waterschap en de veiligheidsregio op het gebied van
crisisbeheersing in de voorbereiding op crises en tijdens een crisis.
Bovendien zijn ook andere partners zoals het Openbaar ministerie, ministerie van Defensie,
Rijkswaterstaat en de provincie Flevoland nauw bij de Veiligheidsregio betrokken. Zij kunnen een
adviserende rol krijgen toebedeeld.
In de Wet veiligheidsregio is bepaald dat de voorzitter van het waterschap wordt uitgenodigd deel te
nemen aan de vergadering van het veiligheidsbestuur van de veiligheidsregio. De dijkgraaf krijgt dan de
agenda van de vergaderingen toegezonden en bepaalt zelf per vergadering of hij deelneemt. Hij heeft
geen stem bij besluitvorming. Hij adviseert het bestuur. Waterschap Zuiderzeeland stemt haar
planvorming, het opleiden en oefenen en haar risico- en crisiscommunicatie af met het veiligheidsbureau.
Het waterschap zal zijn rol conform de wet vervullen, zodat de betrokken netwerkpartners adequaat over
relevante waterschapszaken geïnformeerd kunnen worden.
In de warme situatie kan de dijkgraaf worden uitgenodigd deel te nemen in het Regionaal Beleidsteam
conform art. 39 lid 2 Wet Veiligheidsregio.
28/01/2014
Calamiteitenplan
12
In onderstaand schema zijn de samenwerkende calamiteitenorganisaties weergegeven, met uitzondering
van de Provincie.
Samenwerkende calamiteitenorganisaties
uitvoerend
niveau
coördinerend
uitvoerend niveau
tactisch niveau
strategisch niveau
Waterschap
Veiligheidsregio
Waterschaps coördinatiecentrum (WCC)
Waterschaps beleidsteam
(WBT)
Waterschaps operationeel
team (WOT)
Regionaal coördinatiecentrum (RCC)
Regionaal beleidsteam
(RBT)
Gemeente
Gemeentelijk coördinatiecentrum (GCC)
Gemeentelijk beleidsteam
(GBT - crisisstaf)
Regionaal operationeel
team (ROT)
Gemeentelijk management
team (GMT - crisisstaf)
Commando Haakarmbak
Gemeentelijk actiecentrum
(GAC)
Waterschaps actiecentrum
(WAC)
Commando plaatsincident
(CoPI)
Veldmedewerkers
waterschap
Eenheden
hulpverlening
Gemeentelijk actieteam
Veldmedewerkers
gemeente
Schema 3. Samenwerkende calamiteitenorganisaties1
3.4.3 Overzicht coördinatiecentra in het netwerk
De coördinatiebehoefte kan naar aard of omvang van het incident of de calamiteit opgeschaald worden
conform Regionaal Crisis Plan 2012. Blijft het incident of de calamiteit beperkt dan wordt deze binnen een
gemeentelijke rampenstaf behandeld. Wanneer het incident bovengemeentelijk is wordt een Regionaal
CoördinatieCentrum (RCC) ingericht waarin de verschillende operationele diensten deelnemen alsmede
betrokken bestuurders.
In Flevoland werken Regionaal Operationeel Team (ROT) en Regionaal Beleidsteam (RBT) vanuit een
Regionaal Operationeel Centrum (ROC) in Lelystad. Bij GRIP 2 en GRIP 3 blijft de burgemeester in het
gemeentehuis. Bij GRIP 4 heeft de voorzitter van de veiligheidregio de leiding vanuit het RBT.
1
Niet elke gemeente werkt met een managementteam. Om het document leesbaar te houden is er in de afbeelding
uitgegaan van een GCC, hoewel deze term niet overal zo wordt gebruikt.
28/01/2014
Calamiteitenplan
13
De voorzitter van de veiligheidsregio ziet toe op de samenwerking binnen het RBT en kan het RBT
aanwijzingen geven. Het bestuur beslist op basis van meerderheid van stemmen. Indien de stemmen
staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag. De Commissaris van de Koning kan ook
aanwijzingen geven.
Vanwege het belang van de verschillende coördinatiearrangementen, mede gelet op de mogelijke rol van
het waterschap hierbinnen, worden deze hieronder kort toegelicht. Tevens is aangegeven waar de diverse
coördinatiecentra zijn gevestigd. De adresgegevens van genoemde coördinatiecentra zijn opgenomen in
supplement 1 Netwerkpartners.
DCC-VenW
Het Rijk, i.c. de Minister van Infrastructuur en Milieu (I en M) is politiek eindverantwoordelijk voor een
goede waterstaatszorg in Nederland. In geval van een crisis op het beleidsterrein van één departement,
besluit de betrokken minister tot activering van een Departementaal Coördinatie Centrum (DCC). In
geval van een calamiteit zal het DCC(I en M) verder opschalen. De minister stelt de minister-president en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) hiervan in kennis en informeert hen
over het verloop. In geval van watergerelateerde calamiteiten is het ministerie van Infrastructuur en
Milieu op rijksniveau verantwoordelijk. Zij richten in een dergelijk geval het Departementaal
CoördinatieCentrum I en M (DCC-I en M) in.
NCC
Bij een crisis met directe, ingrijpende gevolgen voor beleidsterreinen van meerdere departementen, volgt
interdepartementale coördinatie. Deze wordt in principe verzorgd door het Nationaal Crisis Centrum
(NCC) dat permanent is ondergebracht bij het ministerie van BZK. Het NCC fungeert als ondersteunende
c.q. uitvoerende staf en facilitair bedrijf ten dienste van de interdepartementale crisisbesluitvorming op
ambtelijk (interdepartementaal Beleidsteam) en politiek- bestuurlijk niveau (Ministeriële Commissie
Crisisbeheersing).
Provincie
De provincie is verantwoordelijk voor de waterstaatkundige organisatie op regionaal niveau. De provincie
heeft evenals het waterschap en de gemeenten, taken en bevoegdheden bij het beheer van grondwater.
Tevens is zij beheerder van provinciale wegen en vaarwegen. Gemeenten beheren gemeentelijke wegen
vnl. binnen de bebouwde kom en havens, verzorgen de inzameling en (deels) het transport van
afvalwater en zij zorgen voor het afvoeren van overtollig hemelwater en grondwater.
De CdK kan tijdens rampen en crises optreden als coördinerend rijksheer. Deze situatie kan zich
voordoen als er meerdere rijksheren bij de ramp/crisis betrokken zijn.
Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat Midden Nederland (RWS) is de beheerder van ondermeer de droge en natte
hoofdinfrastructuur (inclusief het hoofdvaarwegennet). In Flevoland omvat dat het IJsselmeer,
Markermeer, Ketelmeer en de randmeren. Tot de droge hoofdinfrastructuur behoren de autosnelwegen
A6, A27 en N50. Rijkswaterstaat kan een eigen calamiteitenteam en beleidsteam optuigen. Het
calamiteitenteam functioneert op het niveau van operationele teams. De Hoofdingenieur-Directeur (HID)
zetelt in het beleidsteam en als zodanig verantwoordelijk voor de calamiteitenbestrijding vanuit RWS. In
geval van dreigende overstromingen zal RWS ook vertegenwoordigd zijn in het ROT en RBT (zie
hieronder). De HID kan als Rijksheer deelnemen aan het Rijksherenoverleg bij de provincie.
RCC
Wanneer daartoe behoefte bestaat (gelet op omvang -gemeente-overstijgend- en intensiteit incident of
calamiteit) wordt het Regionaal Coördinatiecentrum ingericht. Het RCC is het gemeenschappelijk
coördinatiecentrum van de operationele diensten op regionaal niveau. Een RCC bestaat in de regel uit
twee onderdelen: een regionaal beleidsteam (RBT)en een regionaal operationeel team (ROT).
Het beleidsteam staat onder voorzitterschap van de voorzitter van het veiligheidsbestuur. Binnen het ROT
hebben leden van de parate diensten zitting die, eventueel gemandateerd, zorg dragen voor de
onderlinge coördinatie en afstemming van de bestrijding van een calamiteit. Het ROT staat onder leiding
van de Operationeel Leider (OL). Wettelijk gezien wordt de functie van Operationeel Leider ingevuld door de
brandweer, tenzij de burgemeester anders beslist. In de praktijk betekent dit dat de functie van Operationeel
Leider in principe ingevuld zal worden door een daartoe aangewezen brandweerfunctionaris, tenzij het incident of
de dreiging aanleiding geeft om een andere dienst de operationele leiding op zich te laten nemen (zie ook
hoofdstuk 2).
Het team (ROT) vertaalt beleidsbeslissingen in samenhangende opdrachten ten behoeve van de
uitvoering. Het schept verder de praktische voorwaarden ten einde alle bestrijdingsactiviteiten integraal
te kunnen beheersen.
28/01/2014
Calamiteitenplan
14
GCC
2
Het gemeentelijk coördinatiecentrum (GCC) is de plaats waar een burgemeester met zijn crisisstaf is
ondergebracht met als doel het coördineren van de rampenbestrijding voor zijn gemeente. De crisisstaf
bestaat uit een beleidsteam (GBT) en een operationeel team, ook wel gemeentelijk managementteam
(GMT) genoemd. Het beleidsteam is het orgaan, waarbinnen, onder voorzitterschap van de
burgemeester, besluitvorming, beleidsbepaling en beleidscoördinatie plaatsvindt. Het GMT wordt
gevormd door de hoofden van de betrokken gemeentelijke organisaties en eventuele adviseurs. Het GMT
draagt zorg voor een gecoördineerde uitvoering van de besluiten.
SAMIJ
SAMIJ staat voor: Samenwerking Incidentbestrijding IJsselmeergebied.
Vanaf februari 2010 is de Overeenkomst Samij 2010 van kracht. Deze overeenkomst borgt dat alle
samenwerkingspartners conform het Incident bestrijdingsplan IJsselmeergebied te werk gaan.
De samenwerkingsregeling is ooit opgesteld op initiatief van het toenmalige Ministerie van Verkeer en
Waterstaat.
De volgende wateren maken deel uit van het IJsselmeergebied: IJsselmeer, Markermeer, Ketelmeer
Zwartemeer, Gouwzee, IJmeer en de Randmeren.
Aan de overeenkomst nemen de volgende organisaties deel:
Tien veiligheidsregio’s, zeven waterschappen, het Kustwachtcentrum, KNRM en Rijkswaterstaat Midden
Nederland.
Waterschap Zuiderzeeland vertegenwoordigt de zeven waterschappen in het SAMIJ-gebied binnen de
operationele werkgroep en het bestuurlijk begeleidingsorgaan van de SAMIJ-regeling.
Waterschap Zuiderzeeland wordt bij dergelijke crises gealarmeerd via de centralist van de brandweer of
de politie.
Voor een gedetailleerd overzicht van de regeling en de deelnemende organisaties wordt u verwezen naar
de website: www. samij-regeling.nl.
LCO
Het landelijk Draaiboek hoogwater en overstromingen (LDHO september 2010) beschrijft de landelijke
opschaling binnen de waterkolom (waterschappen, ministerie van I en M en provincies) bij een
overstroming of de dreiging van een overstroming met bovenregionale effecten.
De Landelijke Coördinatiecommissie Overstromingsdreiging (LCO) heeft hierin een prominente rol
gekregen. De taak van de LCO is om te zorgen voor:
de samenstelling van een adequaat Landelijk Beeld van de actuele situatie van de overstromingsdreiging,
en de mogelijke gevolgen bij één of meerdere doorbraken,
de informatievoorziening naar de relevante landelijke crisisoverlegfora ( DCC-I en M, ACO, IBT, MBT),
over de actuele situatie van de overstromingsdreiging, en de mogelijke gevolgen bij één of meerdere
doorbraken. Dit op basis van het genoemde Landelijk Beeld,
zo nodig adviseren aan de relevante landelijke crisisoverlegfora over eventueel te treffen landelijke
waterstaatkundige maatregelen om de negatieve gevolgen van (dreigende) overstromingen te beperken.
Voor het IJsselmeer en Markermeer wordt de opschaling een aantal dagen vooruit bepaald door de
verwachte stormwaterstanden. Omdat het beheersgebied van het waterschap Zuiderzeeland kan worden
gezien als een diepe polder met daaromheen een primaire waterkering is de verwachting dat een
overstroming van het eigen beheergebied niet zal leiden tot een overstroming cq een
overstromingsdreiging van de aangrenzende gebieden, te weten de provincies: Overijssel, Gelderland en
Utrecht. Het effect echter van een overstroming dan wel de dreiging kan daarentegen wél doorwerken in
deze gebieden. Hierbij moet worden gedacht aan de evacuatie van bewoners vanuit de provincie
Flevoland naar de omliggende provincies. Behalve dat belangrijke wegen verstopt zullen raken, zullen
deze geëvacueerden opgevangen moeten worden. Kortom: er is dan sprake van een bovenregionaal
effect. Het LDHO beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in de
waterkolom ten aanzien van deze bovenregionale effecten. Het draaiboek is daarmee een aanvulling op
het calamiteitenplan van het waterschap. Het calamiteitenplan van het waterschap is voor het
waterschap de basis voor de afspraken over de rampenbestrijding en crisisbeheersing bij een (dreigende)
overstroming. Dit verandert niet als wordt opgeschaald naar een landelijke coördinatie van de
informatievoorziening of naar besluitvorming op landelijk niveau. Wel komen er in dat geval afspraken bij
2
Hoewel niet alle gemeenten spreken van een GCC is voor de leesbaarheid en herkenbaarheid in dit plan gekozen
voor het hanteren van deze terminologie.
28/01/2014
Calamiteitenplan
15
over informatievoorziening, afstemming van maatregelen en besluiten en de verantwoordelijkheid
hiervoor. In het bestrijdingsplan Hoogwater en dijkdoorbraak Flevoland wordt gedetailleerd ingegaan op
onderhavige bovenregionale/landelijke werkwijze.
28/01/2014
Calamiteitenplan
16
Schema 4. Opschalende rampen- en calamiteitenorganisaties
NCC of DCC
(Nationaal coördinatiecentrum of
Departementaal coördinatiecentrum)
Bevoegd gezag
Minister BZK
RCC
(Regionaal coördinatiecentrum)
Bevoegd gezag
voorzitter Veiligheidsregio
Regiogrensoverstijgend
(CdK en minister van BZK
hebben mogelijkheid om
aanwijzingen te geven)
GCC
(Gemeentelijk
coördinatiecentrum)
Bevoegd gezag
burgemeester
WCC
(Waterschapscoördinatiecentrum)
Bevoegd gezag
dijkgraaf
28/01/2014
Calamiteitenplan
17
4.
Bevoegdheden
In de situatie dat er sprake is van een ernstig ongeval/calamiteit of ramp hebben burgemeester en het
bestuur van het waterschap ieder hun eigen, in wettelijke regelingen neergelegde,
taken/verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De volgende wettelijke bevoegdheden worden hierna
beschreven:

bevoegdheden burgemeester;

bevoegdheden waterschapsbestuur;

positie van het waterschap binnen de veiligheidsregio; en ten slotte

bevoegdheden bij gemeentegrens overschrijdend rampgebied.
4.1 (Normale) Bevoegdheden burgemeester
De burgemeester heeft op grond van artikel 173 van de Gemeentewet het bevel bij alle ongevallen voor
zover de brandweer daarbij een taak heeft. Andere normale bevoegdheden van de burgemeester inzake
de handhaving van de openbare orde en openbare veiligheid zijn te vinden in de artikelen 172 en 174
van de Gemeentewet.
Aangezien het normale bevoegdheden betreft, mogen deze bevelen niet afwijken van wettelijke
regelingen dus ook niet van een Keur of een Algemene Politie Verordening (APV). Een burgemeester kan
op grond van deze artikelen geen bevelen geven aan een waterschapsbestuur.
Daarnaast bevat de Gemeentewet ook buitengewone bevoegdheden van de burgemeester: de
bevoegdheid om alle bevelen te geven en algemeen verbindende voorschriften uit te vaardigen die hij/zij
noodzakelijk acht, waarbij hij/zij mag afwijken van wettelijke voorschriften met uitzondering van de
Grondwet (artikelen 175 en 176).
4.2 Bevoegdheden en verplichtingen waterschapsbestuur
De bevoegdheden en verplichtingen van waterschappen ten aanzien van de bestrijding van (waterstaats)calamiteiten zijn te vinden in:

de Waterschapswet (artikel 96);

de Waterwet (de artikelen 5.15 t/m 5.31)

de Onteigeningswet (artikel 73);

de Wrakkenwet (de artikelen 1 t/m 11);

de Wet Veiligheidsregio (de artikelen 12, 15, 16, 39, 48).
Een uitgebreide beschrijving van bovengenoemde wet- en regelgeving is terug te vinden in supplement 6
Juridische zaken dat bij dit calamiteitenplan is gevoegd.
4.3Positie van waterschap binnen de veiligheidsregio
Het Nederlandse grondgebied is verdeeld in veiligheidsregio’s. Dit zijn openbare lichamen waarvoor de
colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten een gemeenschappelijke
regeling hebben getroffen. Ons waterschap heeft voornamelijk te maken met Veiligheidsregio Flevoland.
Met deze samenwerkingspartner worden veel voorbereidingen op rampen en calamiteiten uitgewerkt
en/of afgestemd.
Veiligheidsregio’s hebben de volgende taken:

het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;

het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises;

het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de brandweerzorg;

het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van rampenbestrijding en
crisisbeheersing;

het instellen en in stand houden van de brandweer;

het instellen en in stand houden van een GHOR (Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en
rampen); het voorzien in de meldkamerfunctie;

het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de
veiligheidsregio en tussen deze diensten en andere organisaties die betrokken zijn bij de taken
van de veiligheidsregio.
28/01/2014
Calamiteitenplan
18
Het algemeen bestuur van de veiligheidsregio bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende
gemeenten. De voorzitter van het bestuur is de burgemeester die ingevolge de Politiewet is benoemd als
korpsbeheerder.
De voorzitter van het waterschap wordt, net als de officier van Justitie, uitgenodigd deel te nemen aan de
vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio.
Ook de commissaris van de koning (of een vertegenwoordiger van de commissaris van de koning) kan bij
de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio aanwezig zijn.
Het waterschap is ook vertegenwoordigd in de veiligheidsdirectie en het veiligheidsbureau van de
veiligheidsregio.
De commissaris van de koning (CdK) heeft conform de Wet veiligheidsregio de volgende bijzondere taken
en bevoegdheden tijdens de voorbereiding op rampen en crises:
• De CdK wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur van de
veiligheidsregio.
• De Inspectie openbare orde en veiligheid (IOOV) betrekt de CdK bij opstelling van haar werkplan.
• De IOOV rapporteert aan de CdK en aan de minister van BZK.
• Als de taakuitvoering van de veiligheidsregio volgens de inspectie tekort schiet, kan de CdK een
aanwijzing aan de veiligheidsregio geven. De CdK geeft aanwijzingen als rijksorgaan, volgens de regels in
de ambtsinstructie.
• De CdK ziet toe op de uitvoering van maatregelen door de veiligheidsregio.
4.4 Verhoudingen bevoegdheden burgemeester en waterschapsbestuur binnen de
veiligheidsregio bij crises en rampen
In de situatie dat er sprake is van een ramp of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bepaalt
artikel 5 van de Wet veiligheidsregio dat de burgemeester het opperbevel heeft.
Dit strekt zich ook uit tot waterschapsbesturen. Deze bevelsbevoegdheid doorbreekt de normale
staatsrechtelijke verhoudingen, immers in gewone omstandigheden zijn gemeenten en waterschappen
nevengeschikt. Het bestuur van het waterschap behoudt bij het in werking treden van artikel 5 uiteraard
de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de waterstaatstaken.
Alleen in uiterste noodzaak zal de burgemeester het optreden van andere overheidsorganen en -diensten,
inclusief een waterschapsbestuur, dwingend beïnvloeden.
Het is niet de bedoeling van de wetgever dat de burgemeester de taken en bevoegdheden van het
bestuur van het waterschap tot zich trekt. Ingeval van onenigheid heeft de burgemeester de
doorslaggevende stem. Hij/zij kan het bestuur van het waterschap een bevel geven. Het bestuur dient
zich daaraan te houden bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden.
Het bestuur van het waterschap en burgemeester zullen zich naar verwachting op verschillende
aandachtsgebieden concentreren. Het bestuur van het waterschap richt zich primair op bijvoorbeeld het
voorkomen en herstellen van dijkdoorbraak, terwijl de burgemeester zijn handen vol zal hebben aan het
redden en zo nodig evacueren van mensen en levende have, aan de medische hulpverlening etc. Het is
dus minder een kwestie van of/of dan wel van en/en, wanneer het gaat over de verhouding van de
bevoegdheden van burgemeester en bestuur van het waterschap.
Tijdens een ramp of crisis roept de voorzitter van de veiligheidsregio een regionaal beleidsteam (RBT)
bijeen dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de
ramp of crisis, alsmede de hoofdofficier van justitie.
Verder wordt de voorzitter van elk direct betrokken waterschap uitgenodigd deel uit maken van het RBT.
De voorzitter van de veiligheidsregio wijst vervolgens een regionaal operationeel leider aan die leiding
geeft aan een regionaal operationeel team dat bestaat uit leidinggevenden van de betrokken diensten.
Het waterschap wordt ook uitgenodigd in het regionaal operationeel team indien het een
waterstaatkundige crisis of ramp betreft.
De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het RBT. De voorzitter van de
veiligheidsregio nodigt voorts functionarissen uit deel te nemen aan de vergaderingen, indien hun
aanwezigheid van belang is. De CdK wordt uitgenodigd.
De voorzitter van de veiligheidsregio geeft de regionaal operationeel leider de bevelen die hij/zij nodig
acht voor de uitvoering van de door hem/haar genomen besluiten. Hij is onderdeel van het RBT.
28/01/2014
Calamiteitenplan
19
Tijdens de rampen en crises (repressie), bovenlokaal maar binnen de regio, ziet de Commissaris van de
Koning niet alleen toe op de samenwerking in het RBT, hij kan het RBT ook aanwijzingen geven.
Wanneer aan het bevoegde orgaan van het waterschap een aanwijzing wordt gegeven, is men verplicht
rekening te houden met deze aanwijzing bij zijn optreden op grond van aan hem bij of krachtens de wet
toegekende bevoegdheden en dus ook bij de instructies aan de voor de rampenbestrijding onder zijn
gezag staande personen.
Tijdens de bovenregionale rampen en crises heeft de voorzitter van de RBT een informatieplicht aan de
CdK en de minister van BZK. Bovendien kan de CdK aan de voorzitter van de veiligheidsregio
aanwijzingen geven.
Na afloop van de crisis brengen de voorzitter en de burgemeesters in het RBT verslag uit aan de
gemeenteraden over het verloop van de ramp en de genomen besluiten.
Verder brengt de gemeenteraad zijn standpunt over de genomen maatregelen via de CdK uit aan de
minister van BZK. De CdK geeft dit standpunt door aan de minister van BZK en voegt daaraan zijn/haar
eigen oordeel toe.
4.5 Relatie tussen de functionele en algemene kolom
Zoals uit het voorgaande naar voren komt is in geval van waterstaatscalamiteiten in veel gevallen zowel
de functionele waterstaatskolom als de algemene kolom betrokken. In het volgende schema is
weergegeven welke relaties er tussen deze netwerkpartijen zijn en op welke wijze wederzijdse
beïnvloeding kan plaatsvinden.
Functionele kolom
Algemeen bestuurlijke kolom
Minister van I en M/Rijksoverheid
Minister van BZK/Rijksoverheid
Gedeputeerde Staten/Provincie
Commissaris van de Koning/Provincie
Commissaris van de Koning/Provincie
Dijkgraaf/Waterschap
Dagelijks bestuur waterschap
Burgemeester/voorzitter van de
veiligheidsregio
Toelichting:
: Aanwijzing
: Bevel
Schema 5. Relatie waterstaats- en algemene kolom
De in de “functionele kolom” genoemde aanwijzingen zijn geregeld in de artikelen 5.31, 3.12 en 3.13 van
de Waterwet. Conform de Wet veiligheidsregio kan de voorzitter van de veiligheidsregio een aanwijzing
geven aan het RBT. In de Wet veiligheidsregio wordt verder aangegeven dat de CdK zowel in de
preparatie als in tijdens repressie een aanwijzing kan geven aan de voorzitter van de veiligheidsregio. De
minister van BZK kan in buitengewone omstandigheden aanwijzingen geven aan de voorzitter van de
veiligheidsregio.
28/01/2014
Calamiteitenplan
20
5.
Fasering van de calamiteitenorganisatie
In dit hoofdstuk wordt de fasering bij het optreden van de calamiteitenorganisatie van het waterschap
uitgewerkt. Doel van deze fasering is om snel aan alle betrokkenen inzichtelijk te maken op welk
hiërarchisch niveau coördinatie van het optreden van het waterschap plaatsvindt.
Opschaling op maat
Calamiteiten verschillen in aard en omvang. Daarom wordt de invulling van de calamiteitenorganisatie
aangepast aan de calamiteit, zowel qua omvang als qua deskundigheid. De calamiteitenorganisatie hoeft
niet verder te worden opgeschaald dan nodig is. De aard en omvang van de calamiteit en de gevolgen
ervan bepalen de omvang van de calamiteitenorganisatie. Als het nodig is, wordt de
calamiteitenorganisatie dus op steeds grotere schaal georganiseerd. Het op deze wijze uitbreiden van de
calamiteitenorganisatie wordt opschalen genoemd. Afschalen is het op omgekeerde wijze aanpassen van
de calamiteitenorganisatie.
De calamiteitenorganisatie heeft dus geen vaste vorm of bezetting maar een steeds wisselende invulling.
De fasen zijn bedoeld als markeerpunten in de opschaling. Hoe ingrijpender de situatie voor de eigen
crisisorganisatie, des te verder schaal je door naar een hogere fase.
Binnen het waterschap wordt tot en met fase 2 ambtelijk de fasering bepaald, daarboven doet de
dijkgraaf dat. Ook een situatie waarin de pers een prominente rol speelt, kan reden zijn voor opschalen.
Koppeling met het netwerk en de GRIP-fasering
Minstens even belangrijk als de technische zorg die een waterschap heeft voor de waterstaatskundige
werken, is het tijdig informeren van de netwerkpartners. In die gevallen waarin het waterschap "initieert"
zal daaraan ruimschoots aandacht worden geschonken, zodat het netwerk op basis van informatie en
advies kan bepalen of opschaling voor hen ook nodig is.
De fasering van het waterschap is afgestemd op de GRIP-fasering die de algemene keten hanteert. GRIP
heeft tot doel de opschaling van de coördinatie tussen hulpverleningsdiensten en gemeenten binnen de
veiligheidsregio’s bij het bestrijden van incidenten en rampen te regelen. De coördinatiefasen van het
waterschap hebben betrekking op de interne opschaling binnen het waterschap. Er zijn vijf GRIP fasen en
ook vijf coördinatiefasen, beiden zijn genummerd van 0 tot 4, beginnend met dagelijkse routine en
oplopend tot een intergemeentelijke ramp.
Voor een goede samenwerking en afstemming tussen het waterschap en de algemene keten dienen
beiden zoveel mogelijk tot een zelfde niveau (operationeel, tactisch of strategisch) op te schalen. In de
praktijk zullen beide ketens niet altijd tot een zelfde niveau opschalen. Dat is ook niet nodig als er geen
behoefte is aan afstemming op strategisch en/of tactisch niveau.
Indien één van beide ketens minder ver is opgeschaald terwijl er vanuit de andere keten behoefte is aan
afstemming op een hoger niveau, dan is het noodzakelijk om functionarissen op tactisch of strategisch
niveau in te zetten.
Bij overstromingsdreiging wordt er conform het Landelijk Draaiboek Hoogwater en Overstromingen
(hierna LDHO) een bijzondere landelijke opschaling naast die van de veiligheidsregio gehanteerd. Deze
bijzondere werkwijze is opgenomen in genoemd LDHO. Daarnaast is het ook beknopt opgenomen in het
bestrijdingsplan hoogwater en dijkdoorbraak Flevoland.
Procedures melding/alarmering en bereikbaarheid
In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk zijn de hoofdlijnen opgenomen voor melding en alarmering. In
bijlage 4 Fasering, melding en alarmering zijn de meldings- en alarmeringsprocedures schematisch
weergegeven. Bovendien is hierin ook terug te vinden wie er wanneer wordt geïnformeerd. Een
uitgebreide telefoon en adressenlijst van de netwerkpartners is terug te vinden in supplement 2
Personeelsoverzicht en bereikbaarheidsgegevens dat bij dit calamiteitenplan is gevoegd.
28/01/2014
Calamiteitenplan
21
De volgende paragrafen m.b.t. fasering
Hieronder wordt de algemene fasering van de calamiteitenorganisatie van het waterschap weergegeven.
In de diverse bestrijdingsplannen wordt de fasering nader uitgewerkt en is aangegeven wanneer
opgeschaald moet worden.
5.1 Coördinatiefase 0
Als de afhandeling van een calamiteit plaats kan vinden binnen de dagelijkse routine van het waterschap
is opschalen van de calamiteitenorganisatie niet nodig. Deze situatie wordt aangeduid als fase 0. Fase 0
geeft dus alleen aan dat naast de gewone lijnorganisatie geen bijzondere coördinatiestructuren nodig zijn
voor de bestrijding van de calamiteit. Hiermee wordt geen enkele uitspraak gedaan over de omvang en
benodigde deskundigheid voor de bestrijding van de calamiteit.
In deze fase kan coördinatie met de algemene kolom plaatsvinden via het zogenaamde
‘motorkapoverleg’. Hierbij handelt iedere operationele dienst vanuit haar eigen discipline en
verantwoordelijkheid.
De calamiteitenorganisatie is in fase 0 feitelijk niet actief met de bestrijding, maar zij onderneemt wel
activiteiten ter voorbereiding op het optreden bij calamiteiten, zoals het houden van oefeningen en
opleidingen. De calamiteitenorganisatie zal dus veruit het grootste deel van de tijd in fase 0 verkeren.
5.2 Coördinatiefase 1
De afhandeling van een calamiteit kan niet plaatsvinden binnen de dagelijkse routine van het waterschap
en er is opschaling van de calamiteitenorganisatie nodig. In zijn algemeenheid gaat het meestal om
calamiteiten die (nog) monodisciplinair zijn, maar die wat betreft ernst en/of omvang binnen de eigen
organisatie een gecoördineerde aanpak vergen. Meer uitgebreid onderzoek naar de oorzaak en gevolgen
van de calamiteit en naar prognoses over de wijze waarop het zich zal ontwikkelen kan noodzakelijk zijn.
Zo nodig worden in of externe technisch adviseurs ingeschakeld.
In deze fase wordt het WAC geformeerd. Het besluit tot instellen van een WAC ligt binnen kantooruren bij
het afdelingshoofd en buiten kantooruren bij de operationeel leider. In de afzonderlijke
bestrijdingsplannen wordt nauwkeurig omschreven in welk stadium het WAC wordt geformeerd. De
operationeel leider en de coördinator crisisbeheersing worden op de hoogte gehouden.
De dijkgraaf wordt door de operationeel leider geïnformeerd. De afdeling communicatie (persvoorlichter)
wordt door de coördinator crisisbeheersing geïnformeerd. Het is gewenst om de bestuurders (intern: de
dijkgraaf; extern: de burgemeester) tijdig te informeren, ook als er nog geen directe actie van hen wordt
verwacht. Zij kunnen dan adequaat reageren op eventuele vragen en zijn reeds geïnformeerd indien een
verdere opschaling nodig is.
Opschaling van het netwerk
Op grond van informatieve opschaling worden ook de betrokken netwerkpartners ingelicht dan wel
gewaarschuwd. In de bestrijdingsplannen worden de netwerkpartners specifiek benoemd. Indien ter
plaatse al wel multidisciplinair wordt samengewerkt vindt overleg plaats op coördinerend uitvoerend
niveau via het commando plaats incident (CoPI).
Afschalen
Wanneer de calamiteit zodanig onder controle is dat een interne gecoördineerde aanpak niet meer
noodzakelijk is, treedt fase 0 (weer) in werking. Het besluit hiervoor ligt binnen kantooruren bij de
afdelingsmanager en daarbuiten bij de operationeel leider. De crisisinzet wordt geëvalueerd.
5.3 Coördinatiefase 2
Een groot incident kan het noodzakelijk maken dat wordt afgeweken van de normale tactische richtlijnen
binnen Waterschap Zuiderzeeland. Kenmerken van dergelijke situaties zijn dat over langere tijd veel
medewerkers worden ingezet, dat op hoog niveau afstemming noodzakelijk is met andere organisaties en
dat prioriteiten moeten worden gesteld tussen de uitvoering van verschillende noodzakelijke
werkzaamheden. In een dergelijke situatie wordt het Waterschaps Operationeel Team (WOT) toegevoegd
aan de reeds actieve calamiteitenorganisatie.
Het WOT neemt geen taken over van de WAC’s, maar maakt het mogelijk om op tactisch niveau te
coördineren. Met het actief worden van het WOT treedt coördinatiefase 2 van de calamiteitenbestrijding
in werking. Ter ondersteuning van de calamiteitenorganisatie worden in ieder geval vanaf coördinatiefase
28/01/2014
Calamiteitenplan
22
2 ondersteuningsgroepen actief. Zo nodig worden in- of externe technisch adviseurs ingeschakeld. Om de
schade te beperken, worden alle maatregelen genomen die binnen het vastgestelde beleid mogelijk zijn.
Wanneer de situatie dreigt te escaleren en/of maatregelen gewenst zijn waarin het vastgelegde beleid
niet voorziet of die strijdig zijn met dit beleid, wordt de dijkgraaf gealarmeerd. Het is altijd gewenst om
de bestuurders (met name de dijkgraaf en betrokken burgemeesters) tijdig te informeren over een
incident, ook als nog geen directe actie van hen wordt verwacht (informatief opschalen). Zij kunnen dan
adequaat reageren op eventuele vragen en zijn reeds geïnformeerd indien een verdere opschaling nodig
is.
Tijdens een calamiteit wordt er een berichtencentrum ingericht, waar ingaande en uitgaande berichten in
de gaten worden gehouden. Afhankelijk van het type calamiteit, wordt er iemand uit de crisisorganisatie
aangewezen om dit berichtencentrum te beheren.
Opschaling van het netwerk
Betrokken netwerkpartners worden zoals beschreven in de calamiteitenbestrijdingsplannen geïnformeerd.
Als zij opgeschaald zijn of op basis van de informatie van het waterschap besluiten op te schalen vindt
afstemming plaats in het motorkapoverleg of het CoPI.
Afschalen
De operationeel leider beslist over de afschaling naar coördinatiefase 1. Wanneer geen tactische
beslissingen meer hoeven te worden genomen, of wanneer het netwerk ook afschaalt kan de OL besluiten
af te schalen. Uiteraard wordt de dijkgraaf hiervan op de hoogte gebracht.
5.4 Coördinatiefase 3
Indien bij de bestrijding van waterstaatkundige calamiteiten of dreigende rampen strategische en
beleidsbeslissingen genomen moeten worden op bestuurlijk niveau, de bevolkingszorg daarbij in het
geding is, en dus bestuurlijk moet worden afgestemd met de burgemeester(s) van de bij de calamiteit
betrokken gemeente(n) en de bevolking daarover moet worden ingelicht, wordt opgeschaald naar
coördinatiefase 3: het Waterschaps Beleids Team (WBT). Dit is de maximale opschaling binnen het
waterschap!
Deze fase kenmerkt zich door een situatie waarin de waterstaatkundige calamiteit een ernstige verstoring
van de algemene veiligheid kan veroorzaken. Bovendien wordt het leven en de gezondheid van personen
en of grote materiële belangen in ernstige mate bedreigd.
Het WBT neemt beleidsbeslissingen en maakt het mogelijk om op strategisch niveau te coördineren, dat
wil zeggen af te stemmen met bestuurders van andere organisaties.
De dijkgraaf informeert tijdig en periodiek de burgemeester van de betrokken gemeenten in het
beheersgebied van het waterschap als het één gemeente betreft. Zijn er meer gemeenten betrokken, dan
informeert de dijkgraaf de voorzitter van de veiligheidsregio.
Verder zal hij tijdig en periodiek de Commissaris van de Koning van de provincie informeren over het
verloop van de calamiteitenbestrijding door het waterschap.
Opschaling van het netwerk
In deze fase zijn de netwerkpartners volledig bestuurlijk en operationeel aan het werk om hun wettelijke
plicht in het kader van de Wet veiligheidsregio waar te maken. Met andere woorden: operationeel en
bestuurlijk zijn de overheidsinstellingen in hoogste staat van paraatheid. De hulpdiensten hanteren
echter niet de coördinatiefasen, maar zij gebruiken de GRIP fasering.
Het is mogelijk dat in deze fase de burgemeester het "opperbevel" gaat voeren op grond van artikel 5
van de Wet op de Veiligheidsregio’s. In dat geval roept een burgemeester in ieder geval zijn Gemeentelijk
Beleidsteam (GBT), bij elkaar. Daarnaast kan hij of de gemeentesecretaris besluiten tot het bijeen roepen
van een Gemeentelijk Managementteam (GMT) en één of meerdere Gemeentelijke Actiecentra (GAC’s).
De burgemeester is voorzitter van het GBT, terwijl het GMT wordt voorgezeten door de
gemeentesecretaris.
De burgemeester kan aanwijzingen geven over het te voeren (water)beheer. Bij het geven van bevelen
en aanwijzingen gaat het om bevoegdheden die in uitzonderlijke noodzaak worden toegepast. Het
waterschap volgt in dat geval de bevelen van de burgemeester en adviseert hem daarin, maar behoudt
zijn taak voor technische zorg van de waterstaatswerken. Het waterschap zal dan ook moeten zorgen
voor bestuurlijke vertegenwoordiging in het GBT, zonder de eigen calamiteitenorganisatie te kort te doen.
28/01/2014
Calamiteitenplan
23
De omstandigheden kunnen dwingen dat de rol van vertegenwoordiger door een ander dan de dijkgraaf
wordt uitgeoefend. In dat geval is het van belang te onderkennen dat die met enig mandaat deel moet
kunnen nemen aan de beraadslagingen.
Het bevelvoeren door de burgemeester heeft bovendien consequenties voor de voorlichting. Coördinatie
daarvan gebeurt vanaf dat moment door of na afstemming met de gemeentelijke voorlichter.
Op operationeel niveau wordt door het waterschap nu afgestemd tussen WOT en ROT en tussen WAC en
CoPI. Naar alle waarschijnlijkheid wordt het waterschap verzocht om operationele vertegenwoordiging te
leveren voor het ROT. Aandachtspunt is dat deze vertegenwoordiging niet ten koste gaat van de eigen
calamiteitenorganisatie.
Afschalen
Als bestuurlijke betrokkenheid niet langer noodzakelijk is kan de dijkgraaf besluiten om af te schalen
naar coördinatiefase 2.
5.5 Coördinatiefase 4
Bij deze coördinatiefase is sprake van een gemeentegrensoverschrijdende calamiteit. Het besluit tot
opschaling naar coördinatiefase 4 wordt dan ook niet genomen door het waterschap zelf, maar wordt
ingegeven door de opschaling van de algemene keten. Ook hier is het bestuur, onder leiding van de
voorzitter van de veiligheidsregio, aan zet.
Er zal (veelal) sprake zijn van een coördinerend bestuurder die de operationele leiding (de commandant
van de desbetreffende hulpverleningsregio) aanstuurt. Afstemming op beleidsmatig niveau vindt plaats
binnen het Regionaal beleidsteam (RBT). Ook nu is het waterschap nog steeds verantwoordelijk voor
uitoefening van zijn taak voor de technische zorg van de waterstaatswerken en heeft het waterschap een
rol als adviseur. Het waterschap zal dan ook moeten zorgen voor bestuurlijke vertegenwoordiging in het
RBT, zonder de eigen calamiteitenorganisatie te kort te doen.
De Commissaris der Koning (CdK) heeft aanwijzingsbevoegdheid, maar iedere burgemeester blijft
opperbevelhebber en eindverantwoordelijke in zijn eigen gemeente. Iedere veiligheidsregio blijft
eveneens zijn eigen bevoegdheden houden.
De GRIP-procedure gaat uit van mogelijk verdere opschaling naar nationaal niveau.
De beslissing dat er sprake is van een dreigende ramp of een ramp wordt alleen genomen door de
burgemeester(s) of de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Afschalen
Afschaling naar coördinatiefase 3 wordt bepaald door de afschaling van de algemene keten naar GRIP 3
of lager.
28/01/2014
Calamiteitenplan
24
5.6 Samenhang GRIP en coördinatiefasen
De tabel hieronder laat de relatie zien tussen de opbouw van de calamiteitenorganisatie van de hulp- en
veiligheidsregio’s ten opzichte van de opbouw van de calamiteitenorganisatie van het waterschap.
Opbouw Calamiteitenorganisatie
Organisatie
Hulpverlenings- /Veiligheidsregio
GRIP-fase
Team
Leiding
Grip 0
Grip 1
Geen
(motorkapoverleg)
CoPI
Grip 2
Grip 3*
Grip 4
Organisatie
Waterschap Zuiderzeeland
Team
Leiding
Afzonderlijke eenheden
Coördinatie
-fase
Fase 0
Geen
Teammanager
Brandweerofficier (HOVD)
Fase 1
WAC
Teammanager
CoPI
HOVD
Fase 2
WAC(’s)
Teammanager
ROT (kernbezetting)
Commandant van dienst
= OL
WOT
Directeur/afdelings
manager = OL
CoPI
ROT (volledige
bezetting)
HOVD
Commandant van dienst
= OL
WAC(‘s)
Teammanager
WOT
Directeur/afdelings
manager = OL
GBT
(volledige bezetting
Gemeentelijke
rampenstaf)
Burgemeester
WBT
Dijkgraaf
CoPI
ROT
GBT’s
RBT
HOVD
Commandant van dienst
= OL
Burgemeesters
Voorzitter veiligheidsregio
Commissaris van de
Koning
WAC(‘s)
Teammanager
WOT
Directeur/afdelings
manager= OL
WBT
Dijkgraaf
Fase 3
Fase 4
Tabel 2. Samenhang. GRIP en coördinatiefasen
* vanaf Grip 3 is het reeds mogelijk dat een burgemeester het opperbevel gaat uitvoeren. Vanaf dat
moment is het waterschap, voor wat betreft beleidsmatige beslissingen, adviseur.
5.7 Melding, beoordeling en alarmering
Ten einde het opschalen van de calamiteitenorganisatie adequaat te kunnen uitvoeren is een snelle en
duidelijke alarmering noodzakelijk. Onnodige of voorbarige alarmering moet worden vermeden, daar dit
slechts vertragend en/of verwarrend zal werken. In bijlage 4. is schematisch aangegeven op welke wijze
het Waterschap Zuiderzeeland opschaalt, eventueel in samenwerking met de Veiligheidsregio Flevoland.
In geval van hoog water en dijkdoorbraak is de alarmering van de calamiteitenorganisatie op een andere
wijze geregeld dan bij plotselinge calamiteiten. Deze alarmeringsregeling is beschreven in het
bestrijdingsplan Hoog water en dijkdoorbraak.
Het waterschap kan door externen op de hoogte gebracht worden van een incident of (dreigende)
calamiteit via het algemene nummer dat 24 uur per dag bereikbaar is:
0320-274 911
Melding(en) van incidenten en/of (dreigende) calamiteiten
De eerste meldingen van incidenten en/of dreigende calamiteiten door hulpdiensten, gemeenten en
ingelanden kunnen binnenkomen via:

het algemeen telefoonnummer van het waterschap (zie hierboven;

het mobiele telefoonnummer van de dienstdoende wachtdienstcoördinator in de betreffende
rayon(’s);

algemene en mobiele telefoonnummers van opzichters, toezichthouders en handhavers in de
rayon’s;

algemene en mobiele telefoonnummers van overig personeel;

de (kans)piketfunctionarissen.
28/01/2014
Calamiteitenplan
25
Analyse en beoordeling van de ontvangen meldingen
De ernst van de eerste melding(en) wordt beoordeeld door of vanwege:

de betreffende teammanager(s).
De volgende functionarissen worden van deze melding(en) op de hoogte gesteld:

de manager van de desbetreffende afdeling;

de operationeel leider;

de coördinator crisisbestrijding.
en indien opschaling plaatsvindt:

de dijkgraaf;

afdeling communicatie / de persvoorlichter;

de secretaris-directeur;

heemraden.
Door medewerkers in de betreffende rayon’s worden de meldingen aangevuld en geverifieerd zodat een
zo compleet mogelijk beeld ter beoordeling van de situatie wordt verkregen. Eventueel worden daarvoor
medewerkers van andere afdelingen en directies ingeschakeld.
Incidenten kunnen binnen de normale beheersorganisatie van het waterschap worden aangepakt. Indien
het waterschap de zorg voor zijn waterstaatkundige taken – waterkering, waterbeheersing zowel
kwalitatief als kwantitatief, afvalwaterzuivering en (vaar)wegenbeheer – (mogelijk) niet meer kan
garanderen en de inzet van anderen is vereist, is er sprake van een calamiteit.
28/01/2014
Calamiteitenplan
26
6. Communicatiemiddelen en
calamiteitenruimten
Gedurende een incident of calamiteit zijn er op meerdere locaties verschillende mensen aanwezig die
afhankelijk zijn van informatie voor een adequate advisering of besluitvorming. Deze informatie moet
tijdig op de juiste plekken aankomen en van voldoende kwaliteit (volledig en juist) zijn. Voor een
adequate bestrijding van een incident of calamiteit is goede communicatie essentieel. Het
communicatieproces bestaat ruwweg uit het bericht (de boodschap) en de middelen die daarvoor kunnen
worden gebruikt. In dit hoofdstuk worden de relevante beschikbare communicatiemiddelen binnen het
waterschap toegelicht. Voor de wijze van berichtgeving wordt verwezen naar het Supplement 5,
Werkwijze. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de beschikbare calamiteitenruimten.
6.1 Communicatiemiddelen
De algemene en standaard middelen die medewerkers ter beschikking staan, zijn de vaste telefoons,
faxen, GSM-toestellen en PC’s met Internetaansluiting en e-mailmogelijkheid. Specifieke middelen die
kunnen worden gebruikt, zijn:

Nationaal noodnet (telefoon en fax),

Koeriersdienst,

C2000 (Op verzoek).
De specifieke middelen worden hieronder kort toegelicht.
6.1.1 Nationaal Noodnet (telefoon en fax)
Naast het reguliere telefoonnet zijn op het waterschapshuis van Waterschap Zuiderzeeland de kamers
van de coördinator crisisbeheersing en de dijkgraaf aangesloten op het Nationaal Noodnet. Dit net is een
separaat communicatienetwerk. Het Nationaal Noodnet (NN) staat continu ter beschikking van de
aangesloten organisaties en is daardoor beschikbaar als bijzondere omstandigheden dit vereisen,
ongeacht het moment waarop deze zich voordoen. Het biedt de gebruikers maximale continuïteit van
berichtenuitwisseling tijdens bijzondere omstandigheden.
Bij normale omstandigheden is het Nationaal Noodnet een gesloten netwerk. De aangeslotenen kunnen
elkaar uitsluitend bereiken via een 5-cijferig nummer. Deze nummers staan vermeld in de jaarlijks
uitgegeven "Telefoongids Nationaal Noodnet". Tijdens buitengewone omstandigheden worden de
koppelingen met het openbare telefoon-, het semafoon- en het mobiele telefoonnet, alsmede noodnetten
in naburige landen in gebruik genomen. Deze nummers zijn opgenomen in Supplement 1
Netwerkpartners.
Dit systeem wordt binnenkort door de nieuwe nationale communicatievoorziening overgenomen. Op dit
moment is er nog geen sprake van implementatie van dit nieuwe systeem.
6.1.2 Koeriersdienst
Indien het GSM-netwerk buiten werking of overbelast is, is er geen contact meer met het Plaats Incident.
Omdat er geen mobiel nationaal noodnet meer beschikbaar is, dient het waterschap in een dergelijk
geval zelf voor een koeriersdienst te zorgen die berichten van een vaste noodnetlocatie bezorgt naar de
eigen medewerkers in het veld en omgekeerd. De afdeling Facilitaire Zaken vervult hierin een belangrijke
rol.
6.1.3 C2000
C2000 is het nieuwe landelijke digitale netwerk voor de mobiele communicatie van de Nederlandse
hulpverleningsdiensten. Het C2000 systeem is bestemd voor de communicatie van politie, brandweer,
ambulancediensten en de Koninklijke Marechaussee. Waterschap Zuiderzeeland is geen aangewezen
gebruiker en is dus niet aangesloten om het C2000 systeem. Tijdens multidisciplinair optreden kan via de
hulpverleningsdiensten wel een beroep worden gedaan op het C2000 systeem.
6.2 Internet
Waterschap Zuiderzeeland heeft het calamiteitenplan op www.zuiderzeeland.nl geplaatst. De
samenwerkingspartners krijgen actuele plannen opgestuurd.
28/01/2014
Calamiteitenplan
27
Via internet zijn bij het calamiteitenplan behorende supplementen en bestrijdingsplannen niet in te
kijken. Omdat veiligheid bij toegankelijkheid van de plannen via internet een belangrijk issue is wordt
een verzoek om plannen per vraag beoordeeld.
6.3 Calamiteitenruimten
In principe kan elke ruimte volstaan om incidenten of calamiteiten af te handelen, mits de noodzakelijke
middelen eenvoudig beschikbaar zijn en de medewerkers zich zoveel mogelijk ongestoord aan hun taak
kunnen wijden. Het WBT neemt zitting in kamer 022 van het Waterschapshuis. Het berichtencentrum is
gevestigd in kamer 21. Tenslotte vestigt het WOT zich in kamer 023 van het Waterschapshuis. De
verschillende WAC’s nemen plaats in een ruimte op een rayonkantoor of een object (AWZI, gemaal)
De volgende faciliteiten moeten in ieder geval in iedere mogelijke ruimte waar een calamiteitenteam bij
elkaar komt aanwezig zijn:

telefoons;

fax;

PC’s met GIS;

Flap-over en/of whiteboard;

kaartmateriaal.
Het berichtencentrum is een werkplek waar twee computers staan, waar binnenkomende (aparte PC) en
uitgaande berichten (aparte PC) in de gaten worden gehouden. Bij binnenkomende berichten wordt
beoordeeld in het berichtencentrum waar de informatie naartoe moet. Op termijn zal netcentrisch werken
ook vanuit dit berichtencentrum plaatsvinden. Het berichtencentrum is gekoppeld aan het WOT en WBT.
De calamiteitenruimten van het Waterschap zijn gevestigd in het waterschapshuis aan de Lindelaan 20 in
Lelystad tenzij deze locatie door de calamiteit niet beschikbaar is. In dat geval is de
calamiteitenorganisatie gevestigd in het regiokantoor van Waterschap Zuiderzeeland aan de Havenstraat
10 in Emmeloord.
Een nadere uitwerking van bovengenoemde is opgenomen in supplement 7 Informatievoorziening en
ondersteuning.
28/01/2014
Calamiteitenplan
28
7.
Nazorg
Indien de situatie het toelaat kan worden beslist om de calamiteitenorganisatie terug te schalen.
Uiteindelijk zal de bestrijding zijn afgelopen. Dit betekent niet dat alle activiteiten in het kader van de
calamiteitenzorg daarmee zijn beëindigd. Een belangrijk aspect na de beëindiging van de daadwerkelijke
bestrijding is de nazorg voor de eigen organisatie. Deze bestaat uit het evalueren van de calamiteit en uit
het verlenen van persoonlijke nazorg aan betrokkenen van het waterschap.
Binnen de eigen organisatie worden evaluaties gehouden met de leden van de calamiteitenorganisatie,
waarin aandacht wordt geschonken aan de bestrijding van de calamiteit. Tijdens de calamiteit zelf zal
immers niet voor iedereen duidelijk zijn wat zich precies afspeelt. Daarnaast bestaat dan voor iedereen
de gelegenheid om aan te geven waar leerpunten zijn voor het optreden bij een volgende calamiteit.
Naast de interne nazorg is het belangrijk om samen met alle bij de bestrijding betrokken partijen te
komen tot een gezamenlijke evaluatie van de calamiteit, waarbij het van belang is om binnen één
evaluatie tot een integrale beeldvorming te komen. Naast deze integrale evaluatie dient door het
waterschap in een gedetailleerdere evaluatie te worden aangeven welke leerpunten er zijn voor de
calamiteitenorganisatie en op welke wijze deze leerpunten kunnen worden omgezet in resultaat.
De uitkomsten van de nabesprekingen en van de integrale evaluatie dienen hierbij als belangrijke
informatiebron. Het initiatief voor het starten van de nazorg en de evaluatie ligt bij de werkgroep
Calamiteitenzorg.
7.1 Evaluatie
Evaluatie van ernstige ongevallen en calamiteiten
Van alle calamiteiten waarvoor de calamiteitenorganisatie is opgeschaald wordt een evaluatierapport
opgesteld ten behoeve van het managementteam en het dagelijks bestuur. Na het optreden van een
calamiteit wordt binnen 3 weken een eerste schriftelijke globale evaluatie opgemaakt.
Voor calamiteiten die binnen coördinatiefase 0 blijven, zorgt het afdelingshoofd van de afdeling die de
calamiteit heeft bestreden voor de evaluatie. Deze evaluatie legt het afdelingshoofd schriftelijk vast en
blijft beperkt tot het handelen van de eigen organisatie. Bij calamiteiten met opschaling naar
coördinatiefasen 1,2,3 en 4 initieert de calamiteitencoördinator de evaluatie ondersteund door de
werkgroep calamiteitenzorg.
Voor het evalueren van incidenten heeft het waterschap een methodiek opgesteld, waarbij onderscheid
wordt gemaakt in een aantal vormen van evaluaties, te weten:

registratie

nabespreking

schriftelijke evaluatie

onderzoeksopdracht
In de navolgende tabel is een samenvatting opgenomen van deze evaluatiemethodiek. Via het interne
netwerk is de volledige methodiek met de daarbij behorende formats te raadplegen.
28/01/2014
Calamiteitenplan
29
Evaluatievormen
Registratie
Nabespreking
Schriftelijke evaluatie
Onderzoek
Wanneer
(criteria)
Altijd
- Bij verbeter- en actiepunten
- Afdelingsoverstijgend
- Gevaarlijke situaties in het
kader van o.a. ARBO
- Risico’s m.b.t. vergunningen,
kwaliteit of continuïteit van
de bedrijfsvoering.
- Op verzoek van
medewerkers.
- Op verzoek van leidinggevenden
Op aanwijzing
Taak
Uitvoerenden/
servicedesk
Betrokken afdelingshoofd
Verantwoordelijke(n)
Doel
Iedere leidinggevende
Verzamelen
van basisinformatie
Klachten- en
meldingensysteem
Klachten en
meldingenregistratie
Sectorhoofd
- Bij opschaling van de
calamiteitenorganisatie
- Personeel (dodelijk)
gewond
- Noodzaak voor een
grondige analyse van
het incident
- Veel media-aandacht
- Op verzoek van het MT
of Dagelijks Bestuur.
- Indien gebruik wordt
gemaakt van de
noodbevoegdheid
Calamiteitencoördinator/
werkgroep
calamiteitenzorg
MT
Directe problemen oplossen
Reconstructie van de inzet
en verbeteren
Aandachtspuntenlijst/agenda
Model evaluatierapport
Incidentrapportage/verslag
Evaluatierapport
Afhankelijk van de
onderzoeks
opdracht
Afhankelijk van de
onderzoeks
opdracht
Onderzoeksrapport
Format
Product
Afhankelijk van
onderzoeks
opdracht
Dagelijks bestuur
Tabel 3. Overzicht evaluatievormen Calamiteitenzorg
Een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen evalueren is dat opgeschaalde teams van de
calamiteitenorganisatie van het waterschap – indien voor hen van toepassing volgens de werkwijze –
situatierapporten, verslagen en logboeken hebben opgesteld en bijgehouden.
7.2 Persoonlijke nazorg
Tijdens calamiteiten en rampen kunnen medewerkers van het waterschap te maken krijgen met
schokkende gebeurtenissen. Als gevolg van deze abnormale en stressvolle gebeurtenissen kunnen
stressreacties ontstaan bij de getroffen medewerkers. Deze stressreacties kunnen op hun beurt weer
langdurige negatieve gevolgen hebben voor deze medewerkers (en indirect hun familie en hun
werkomgeving).
Om het proces van verwerken van een schokkende gebeurtenis te bevorderen en te ondersteunen, wordt
er binnen het waterschap waarde gehecht aan een adequate traumazorg en traumapreventie. De
traumazorg- en preventie wordt via de afdeling personeel en organisatie geïnitieerd. Hierbij wordt een
beroep gedaan op de Arbodienst.
28/01/2014
Calamiteitenplan
30
8.
Kwaliteitsborging calamiteitenzorgsysteem
De voorbereiding op calamiteiten dient een vast onderdeel te zijn van de dagelijkse organisatie. Dit
betekent dat de essentiële onderdelen van de calamiteitenorganisatie geborgd en beschreven moeten zijn
(calamiteitenplan) en dat er op dit gebied taken en verantwoordelijkheden vastgelegd moeten worden.
Het is noodzakelijk om kwaliteitseisen aan de organisatie te stellen om zodoende te zorgen voor een
goede procesgang en een adequate en zorgvuldige manier van werken tijdens een calamiteit. In
onderstaande paragrafen wordt daar nader op in gegaan.
8.1 Vaststelling en mutaties calamiteitenplan
Het (concept)calamiteitenplan wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur. De op te stellen
bestrijdingsplannen worden ter kennisname voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Ingevolge de
Waterwet wordt het calamiteitenplan herzien of bijgewerkt indien daar een aanleiding voor is. Zo vaak als
dat nodig blijkt, zullen de bestrijdingsplannen geactualiseerd worden. Zodra het een structurele wijziging
betreft van de wijze van bestrijding van een calamiteit wordt het afzonderlijke bestrijdingsplan opnieuw
ter goedkeuring voorgelegd aan het college van Dijkgraaf en Heemraden van het waterschap.
De werkgroep calamiteitenzorg is verantwoordelijk voor de correctheid en actualiteit van de inhoud van
de plannen. Het calamiteitenplan is nooit “af”, maar een “levend” document. Het calamiteitenplan en de
op te stellen bestrijdingsplannen moeten up-to-date worden gehouden door een periodieke (minimaal
een jaarlijkse) controle van alle gegevens. Door de werking van de calamiteitenbestrijding te evalueren,
kan van eventuele fouten worden geleerd en kan het plan worden verbeterd. Vaststelling dan wel
herziening van het plan zal door het Algemene Vergadering van het waterschap plaatsvinden.
Alvorens vaststelling van het calamiteitenplan plaatsvindt, vindt afstemming plaats met de
netwerkpartners. Met name de afstemming met gemeentelijke rampenplannen en de regionale en
provinciale coördinatieplannen is hierbij van belang. Zodra het calamiteitenplan is vastgesteld wordt het
ter beschikking gesteld aan de netwerkpartners. Op www.zuiderzeeland.nl is het actuele calamiteitenplan
via internet beschikbaar.
8.2 Evaluatie calamiteitenzorg
Jaarlijks stelt de coördinator crisisbeheersing een jaarverslag ten behoeve van het managementteam en
het dagelijks bestuur op met een toetsing over het uitgevoerde jaarplan en aanbevelingen voor
geconstateerde knelpunten. Dit jaarverslag wordt opgesteld op basis van o.a. praktijk- en
oefenevaluaties. Bovendien levert de werkgroep input voor het jaarverslag.
8.3 Calamiteitenoefeningen
Jaarlijks wordt in overleg met onderdelen van de calamiteitenorganisatie en op basis van het opleidingen oefenplan, een oefenprogramma met betrekking tot de calamiteitenbestrijding opgesteld. Om de
afstemming van bestrijdingsacties tussen waterschappen onderling, andere overheden en
bestrijdingsorganisaties op beleidsmatig en operationeel niveau te beproeven worden ook op dit niveau
oefeningen gehouden. Voor een deel zal het waterschap deze oefeningen zelf organiseren, voor een
ander deel zal het waterschap aansluiten bij initiatieven vanuit het netwerk.
Het opleiding- en oefenplan is nader uitgewerkt in supplement 4.
8.4 Evaluatie van oefeningen van calamiteiten
Aansluitend aan een gehouden oefening vindt een evaluatie plaats. Aan de hand van de gemaakte
aantekeningen tijdens de oefening wordt een evaluatierapport opgesteld met aanpassings-voorstellen
voor het calamiteitenplan en de bestrijdingsplannen. Daarnaast worden voorstellen gedaan voor
verbeteringen van de vervolgoefeningen. De evaluatierapporten worden, in verband met de
beleidsmatige/planmatige aspecten, opgesteld door de werkgroep calamiteitenzorg.
8.5 Systematiek voor kwaliteitsborging
Om de beheersing en verbetering van het calamiteitenzorgsysteem te borgen, gebruikt Waterschap
Zuiderzeeland een systematiek die is ontleend aan het kwaliteitsmanagement. Deze systematiek bestaat
28/01/2014
Calamiteitenplan
31
uit een cirkel van de vier stappen Plan, Do, Check en Act (systematiek van Deming). Door op te schrijven
wat men wil doen (plannen maken) en na te gaan of men zich aan de gemaakte afspraken houdt
(controleren en evalueren) ontstaat beheersing in de calamiteitenbestrijding; handelen en uitkomsten
zijn tot op zekere hoogte voorspelbaar. Omdat het een cirkel betreft waarbij plannen worden uitgevoerd,
geëvalueerd, bijgesteld en daarna opnieuw uitgevoerd, zal het systeem zichzelf steeds verbeteren.
Voor de calamiteitenorganisatie is deze cirkel op de volgende manier uitgewerkt:




Plan; dit omvat het opstellen van het calamiteitenplan, de calamiteitenbestrijdingsplannen en de
supplementen waarin het gehele optreden van de calamiteitenorganisatie is vastgelegd.
Opleidingen vallen hier ook onder omdat ze zijn gericht op het overdragen van kennis en
vaardigheden waarmee medewerkers activiteiten binnen de calamiteitenorganisatie kunnen
uitvoeren.
Do; het feitelijk bestrijden van calamiteiten en het houden van oefeningen valt hieronder omdat
daarbij de calamiteitenorganisatie uitvoering geeft aan activiteiten die in de plannen zijn
beschreven.
Check; dit omvat het evalueren van calamiteiten en van oefeningen waarbij de
calamiteitenorganisatie controleert of uitgevoerde activiteiten de gewenste resultaten hebben
opgeleverd.
Act / Adapt; de laatste stap betreft het bijstellen van het calamiteitenplan, bestrijdingsplannen of
supplementen naar aanleiding van evaluaties. Daarmee borgt de calamiteitenorganisatie
leerervaringen die zijn opgedaan tijdens de calamiteitenbestrijding of tijdens oefeningen.
Voor de werkgroep Calamiteitenzorg is de plan-do-check-act cirkel als volgt uitgewerkt:

Plan; het opstellen van een jaarplan calamiteitenzorg met daarin de voorgenomen activiteiten
inzake planvorming, risicoanalyses, opleidingen, oefeningen, evaluaties, beheer van materialen,
externe afstemming, interne en externe communicatie.

Do; de feitelijke uitvoering van de activiteiten door leden van de werkgroep of door anderen op
initiatief van de werkgroep. Hieronder vallen zaken als het opstellen van plannen, het organiseren
van opleidingen en oefeningen, het communiceren over de calamiteitenzorg, enzovoorts.

Check; in twee à drie maandelijkse bijeenkomsten bewaakt de werkgroep de voortgang en
controleert de werkgroep of gewenste resultaten worden bereikt. De werkgroep stelt een
jaarverslag op met een toetsing over het uitgevoerde jaarplan en aanbevelingen voor
geconstateerde knelpunten.

Act / Adapt; als de werkgroep door de voortgangscontrole knelpunten signaleert, zal de
werkgroep maatregelen nemen om activiteiten bij te sturen. De aanbevelingen uit het jaarverslag
vormen de basis voor verbeteringen in het nieuwe jaarplan.
Op de volgende pagina is schematisch het kwaliteitsborgingproces weergegeven.
28/01/2014
Calamiteitenplan
32
Kwaliteitsborging
Wet-regelgeving
onderzoeksrapporten
extern
Aanpassing plan
Voorstel door
werkgroep CZS
Wettelijk vereiste
herziening
Tussentijdse
vaststelling door het
managementteam
Vaststelling door
dagelijks bestuur
Verbetervoorstellen
Vastgesteld
calamiteitenplan
IMPLEMENTATIE
Jaarplan /
programma
Opleidingen
Trainingen
Oefeningen
Audits
Afhandeling
Incidenten /
calamiteiten
Evaluaties /
jaarrapportages
Schema 6. Kwaliteitsborging Calamiteitenzorg
28/01/2014
Calamiteitenplan
33
8.6 Kwaliteitsborging crisisbeheersing binnen Waterschap Zuiderzeeland
Aanvullend op bovengenoemde kwaliteitcyclus, is crisisbeheersing sinds 2009 tevens opgenomen in de
WerkWijzer, het kwaliteitsysteem van waterschap Zuiderzeeland. Het is opgenomen in het
resultaatgebied ‘Beheersen Calamiteiten’.
De WerkWijzer is opgebouwd als integraal kwaliteitsysteem, waar een set van gerelateerd beleid,
resultaten, processen, uitvoerenden, computerprogramma’s, formulieren, procedures en instructies deel
van uitmaken. Het Kwaliteitsysteem maakt inzichtelijk hoe processen worden bestuurt en beheerst. De
afspraken die hier in staan zijn in goed overleg overeengekomen en gelden voor alle betrokkenen.
Toelichting op deze werkwijzer is te vinden op de website van het waterschap.3
De Resultaatgebieden (set van gerelateerde processen) die in WerkWijzer zijn opgenomen worden
meegenomen in de jaarlijkse interne auditronde.
3
In ‘Uw applicaties’ van de medewerkers van Waterschap Zuiderzeeland, is een link opgenomen naar de
WerkWijzer.
28/01/2014
Calamiteitenplan
34
Bijlage 1 Beheergebied Waterschap
Zuiderzeeland
Het beheergebied van het Waterschap maakt deel uit van het Rijnstroomgebied. Dit gebied strekt zich uit
van Zwitserland tot de monding in Nederland. Het beheergebied van het Waterschap beslaat de provincie
Flevoland en de woonwijk Lemstervaart (gemeente Lemsterland, provincie Friesland) en de Blokzijler
Buitenlanden (gemeente Steenwijkerland, provincie Overijssel).
Binnen de dijken van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland en de Noordoostpolder voert het Waterschap het
actieve beheer. Buiten de dijken is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het kwantitatieve en
kwalitatieve waterbeheer. Zodra buitendijks, binnen de aangegeven grenzen van het beheergebied,
28/01/2014
Calamiteitenplan
35
gebieden ontstaan die vragen om actief waterbeheer, dan is het Waterschap daar formeel de aangewezen
beheerder van het watersysteem.
Typerend voor het beheergebied van Waterschap Zuiderzeeland is de mate waarin de mens heeft
ingegrepen. Waar de mens in de andere delen van Nederland ingreep in het natuurlijke watersysteem, is
binnen Zuiderzeeland het gehele watersysteem kunstmatig. Dit is herkenbaar aan de rechte lijnen in het
landschap en de regelmatige verkaveling.
28/01/2014
Calamiteitenplan
36
Bijlage 2 Begrippen, afkortingen en overzicht
van tabellen, schema’s en bijlagen
Bij een ramp dienen vele disciplines gecoördineerd samen te werken. Om dit samenwerken snel en
efficiënt te laten verlopen is het van groot belang dat beschikt wordt over begrippen die door alle
betrokkenen, die op gemeentelijke, regionale, provinciale of nationale schaal optreden, gelijkluidend
worden gehanteerd en begrepen. De gehanteerde begrippen zijn afkomstig uit het provinciaal modelrampenplan van de provincie Gelderland en verder aangevuld met begrippen die al wel in het plan
stonden, maar nog niet waren toegevoegd.
Begrippenlijst
Actiecentrum
De plaats van waaruit een dienst of organisatie de eigen bijdrage aan de rampenbestrijding regelt (zie
ook het begrip gemeenschappelijk actiecentrum).
Acute rampvoorlichting
Voorlichting die plaatsvindt wanneer een ramp of zwaar ongeval dreigt, zich voltrekt of zojuist heeft
plaatsgevonden en die erop gericht is de bevolking adequaat te laten reageren op de actuele
omstandigheden om zo schadelijke gevolgen te vermijden, te beperken of er tegen op te treden.
Alarmeren
Het geven van een attentiesignaal dat, al dan niet via hetzelfde medium, dient te worden gevolgd door
een oproep (eenheden of diensten) of een waarschuwing van o.a. het publiek. Zie ook het begrip
waarschuwen.
Behandelcentrum
Een plaats waar lichtgewonde slachtoffers van een zwaar ongeval of ramp, die niet in een ziekenhuis
behoeven te worden opgenomen, worden bijeengebracht voor een medische behandeling.
Beleidscentrum
De plaats waar een beleidsteam functioneert.
Beleidsteam
Orgaan, waarbinnen onder voorzitterschap van de burgemeester of commissaris van de Koningin
besluitvorming, beleidsbepaling en beleidscoördinatie plaatsvindt.
Berichtencentrum
Het centrum dat belast is met de verwerking van alle inkomende en uitgaande berichten.
Besmetting
De neerslag en/of absorptie van radio-actief materiaal, biologische of chemische (strijd)middelen of
andere (industriële) chemische producten op en door gebouwen, terrein, materieel, voedingsmiddelen en
personen.
Bestuurlijke organisatie
Het gedeelte van de leidingstructuur op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau: bestuurders en
hun staven waaronder de gemeentelijke rampenstaf.
Bevoegd gezag
Al naar gelang de van toepassing zijnde wettelijke bepaling de burgemeester, de commissaris van de
Koningin of de Minister van BZK.
Bijstand
Aanvullend potentieel van buiten de eigen dienst, aangevraagd door het bevoegd gezag.
Binnengrens rampterrein
28/01/2014
Calamiteitenplan
37
Begrenzing van het hulpverleningsgebied op het rampterrein.
Buitengewone omstandigheden
Omstandigheden die afwijken van normale omstandigheden en die zodanig ernstig zijn dat de normale
wettelijke bevoegdheden niet meer toereikend zijn, maar tot buitengewone bevoegdheden noodzaken.
Buitengrens rampterrein
Begrenzing van het rampterrein.
Centraal registratie bureau afhandeling schade
Een taakgroep van schade-experts, die zich door actief en passief informatie te vergaren richt op het op
een centrale plaats verkrijgen van een totaaloverzicht van ontstane schade.
Centraal registratie- en informatiebureau
Het bureau dat gegevens verzamelt omtrent doden, gewonden, vermisten en verplaatste personen, deze
gegevens registreert en op aanwijzing van het bevoegd gezag aan belanghebbenden verstrekt.
Chapelle ardente
De plaats waar de overleden slachtoffers van een ramp of zwaar ongeval worden opgebaard.
Commando Haakarmbak
De plaats bij het rampterrein waar de leider CoPI en zijn staf zijn gezeteld.
Commandostructuur
De leidingstructuur van de rampenbestrijdingsorganisatie op uitvoerend niveau, de operationeel gerichte
leidingstructuur van een bepaalde dienst, van militaire eenheden of anderszins.
Coördinatiecentrum (rampenbestrijding)
De plaats waar de burgemeester (of de coördinerend bestuurder) en zijn rampenstaf, inclusief de
operationeel leider, zijn ondergebracht (gemeentelijk, intergemeentelijk dan wel regionaal in te richten).
Crisis
Een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast.
Dagboek
Boek waarin per 24 uur op chronologische volgorde alle inkomende en uitgaande berichten en voorvallen
worden opgetekend.
Driehoeksoverleg
Het overleg tussen een burgemeester en een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie, in
aanwezigheid van een politiechef, dat gericht is op beleidsafstemming voor opdrachten aan de politie.
Evacuatie
Een door de overheid gelaste verplaatsing van groepen personen met daaronder begrepen:
vervoer(begeleiding), opneming, verzorging en terugkeer van deze groepen en de nazorg daarvan.
Gemeenschappelijk actiecentrum
Eén actiecentrum van enkele diensten, eventueel uit verschillende gemeenten, dat gericht is op één of
meer activiteiten in een niet scherp af te bakenen of onsamenhangend gebied.
Gemeentelijke rampenstaf
Het door de burgemeester samengestelde orgaan dat hem bij het voeren van het opperbevel over de
rampenbestrijding bijstaat. De gemeentelijke rampenstaf bestaat uit het Gemeentelijk Management
Team (GMT) en het Gemeentelijk Beleids Team (GBT).
Geneeskundige hulpverleningsketen
De keten van samenhangende en georganiseerde reddings-, medische- en paramedische handelingen,
vanaf het opsporen van de gewonden, tot het moment dat verdere behandeling in een ziekenhuis niet
meer nodig is.
Gewondennest
28/01/2014
Calamiteitenplan
38
Het eerste verzamelpunt van gewonde slachtoffers op het rampterrein.
Hulpverlening
Het geheel van de te nemen maatregelen welke door de brandweer, politie, ambulancedienst en
bijstandverlenende eenheden moeten worden getroffen onder meer ten behoeve van het verplaatsen en
redden van mensen, het afvoeren van slachtoffers en het blussen van branden en het beperken van de
gevolgen van een ramp of een zwaar ongeval.
Hulpverleningsgebied
Dat deel van het rampterrein waarop de hulpverlening zich concentreert omdat daar sprake is van
waarneembare of te verwachten schade aan de gezondheid van grote aantallen personen of aan grote
materiële belangen.
Inzetvak
Het aangewezen gedeelte van het rampterrein, waarin een daarvoor bestemde
rampenbestrijdingseenheid zijn opdracht uitvoert.
Klasse I t/m V goederen
Logistieke indeling van soorten goederen:

klasse I : levensmiddelen

klasse II: uitrusting, gebruiksmiddelen

klasse III: benzine, olie en smeermiddelen (BOS)

klasse IV: uitrusting in tijdelijke bruikleen

klasse V: genees- en verbandmiddelen, blusmiddelen
Leider Commando Plaats Incident
De commandant die, onder opperbevel van de burgemeester(s), in het rampterrein leiding geeft aan
eenheden.
Leidingstructuur
De structuur van de gehele leidinggevende organisatie voor de rampenbestrijding, waarin met name te
onderscheiden: de bestuurlijke organisatie en de commandostructuur.
Logistiek
a.
De verwerving, opslag, beheer, onderhoud en uitgifte van klasse I, II, III, IV en V-goederen.
b.
Alle voorbereidingen en handelingen die nodig zijn om het potentieel voor de bestrijding van
ongevallen en rampen zo doeltreffend mogelijk in te zetten en te bevoorraden.
Loodspost
Een als regel vooraf bepaalde, gemakkelijk te vinden plaats waar het bijstandverlenend potentieel wordt
opgevangen en van waaruit het naar een gewenste plaats wordt geleid.
Morgue
De plaats buiten het rampterrein waarheen de stoffelijke resten van slachtoffers worden overgebracht ter
identificatie.
Ondersteuning
Het geheel van secretariële, logistieke en verbindingstechnische voorzieningen, dat ten doel heeft een
staf of een beleidsteam te laten functioneren.
Ondersteuningsgebied
Het deel van het rampterrein dat nodig is om het optreden in het hulpverleningsgebied mogelijk te
maken.
Ontruiming
Het voor korte duur verlaten van de verblijfplaats op een advies van parate diensten. Brandweer en
politie kunnen direct tot een dergelijk advies overgaan, indien daarvoor, binnen aan te geven grenzen,
een mandaat is verstrekt. Een voorwaarde daarbij kan zijn dat zij de ontruiming zelf in goede banen
kunnen leiden (vergelijk: evacuatie).
Operationeel basisplan
Een geordende verzameling operationele gegevens van (vanuit en betreffende) alle bij de
rampenbestrijding betrokken diensten in een gemeente, dan wel regio.
28/01/2014
Calamiteitenplan
39
Operationeel centrum
Een locatie waar onder leiding van de operationeel leider de uitvoerings-coördinerende functie van een
gemeentelijke rampenstaf wordt uitgeoefend.
Operationeel leider
De functionaris in de gemeentelijke rampenstaf (GRS) die door het bevoegd gezag is aangewezen om de
operationele leiding uit te oefenen. Hij adviseert de burgemeester in het beleidsteam over operationele
aangelegenheden. Beleidsbeslissingen vertaalt hij binnen het operationeel team in operationele
opdrachten en hij coördineert de uitvoering daarvan.
Operationeel team
Een team van vertegenwoordigers van de betrokken diensten of organisaties dat een gecoördineerde
aanpak van de rampenbestrijding bevordert.
Operationele leiding
De bevoegdheid tot het in opdracht van de burgemeester geven van bindende aanwijzingen aan
commandanten/hoofden van de bij de rampenbestrijding samenwerkende zelfstandige diensten, zonder
daarbij te treden in de bevoegdheden van de commandanten/hoofden van de diensten aangaande de
wijze van uitvoeren van de taken.
Opperbevel
Opperbevel duidt op twee samenhangende noties: enerzijds de politieke en bestuurlijke
verantwoordelijkheid, anderzijds de zeggenschap over een ieder die aan de (ramp)bestrijding deelneemt,
zulks in het bijzonder met het oog op een goede coördinatie.
Opvangcentrum
De plaats waar niet gewonden en (behandelde) lichtgewonden worden ondergebracht in afwachting van
de mogelijkheid tot terugkeer naar de eigen woongelegenheid of onderbrenging elders.
Overnameplaats gewonden
Een met een voertuig te bereiken plaats van waaruit slachtoffers kunnen worden vervoerd naar een
verzamelplaats voor gewonden of een geneeskundige inrichting.
Perscentrum
De plaats waar, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, informatie wordt verstrekt aan de
publiciteitsmedia.
Provinciaal coördinatiecentrum
De plaats waar de Commissaris van de Koningin en zijn provinciale rampenstaf zijn gezeteld.
Ramp
Een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het
milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een
gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging
weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.
Rampbestrijdingsplan
Het samenstel van maatregelen dat voorbereid is voor het geval zich een ramp voordoet die naar plaats,
aard en gevolgen voorzienbaar is (met ‘plaats’ wordt niet slechts één gebied bedoeld, maar een object of
een traject bijv. een spoorweg of weg).
Rampenbestrijding
het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het
gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio treft met het oog op een ramp, het voorkomen
van een ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp
Rampenplan
28/01/2014
Calamiteitenplan
40
Een organisatieplan waarin in algemene zin is aangegeven hoe in geval van een ramp of een dreigende
ramp gehandeld dient te worden teneinde tot een doelmatige bestrijding van de ramp en de gevolgen
daarvan te komen.
Rampenstaf (gemeentelijk)
Het door de burgemeester samengestelde orgaan dat hem bij het voeren van het opperbevel over de
rampenbestrijding bijstaat.
Rampenstaf (provinciaal)
Het door de commissaris van de Koningin samengestelde orgaan dat hem bij zijn coördinerende en
bijstandregelende taak in de rampenbestrijding bijstaat.
Rampterrein
Het door de opperbevelhebber aangewezen gedeelte van een gemeente waarbinnen bijzondere regimes
gelden ten aanzien van de handhaving en het herstel van de openbare veiligheid en de openbare orde.
Systeemeigenaar
Beheerder/eigenaar van een bedrijf, installatie of ander systeem. Bijvoorbeeld RWS (o.a. vaar- en
verkeerswegen) waterschap of hoogheemraadschap (o.a. dijken), NS, nutsbedrijf.
Triage
Het classificeren van gewonden naar de ernst van de letsels. Deze classificatie resulteert in een
behandeling van de opgelopen aantal urgentieklassen voor de slachtoffers.
Uitgangsstelling (UGS)
De plaats waar het bij de rampenbestrijding in te zetten potentieel wordt samengetrokken en van waaruit
het wordt ingezet en waarheen het na de werkzaamheden terugkeert.
Urgentieklasse
De medische behandelurgentie van bepaalde gewonden. Resultaat van triage. De classificatie geschiedt
aan de hand van de toestand van de Ademhaling (A), het Bewustzijn (B) en de Circulatie (C). De
urgentieklassen zijn:
a) Urgentieklasse 1 (A, B, C-instabiele slachtoffers): Gewonden wier leven onmiddellijk wordt bedreigd
door een obstructie van de ademwegen en/of door stoornissen van, de ademhaling en/of circulatie.
b) Urgentieklasse 2 (A, B, C-stabiele slachtoffers te behandelen binnen uur): Gewonden wier leven na
enkele uren wordt bedreigd door een obstructie van de ademwegen, stoornissen van de ademhaling
en/of circulatie of die gevaar lopen op ernstige infecties of invaliditeit, wanneer zij niet binnen 6 uur
na het oplopen van het letsel behandeld worden.
c) Urgentieklasse 3 (A, B, C stabiele slachtoffers):
Gewonden die niet bedreigd worden door een ademwegenobstructie, stoornissen van de ademhaling
en/of circulatie, ernstige infectie of invaliditeit.
Daarnaast bestaat een urgentieklasse 4. Deze kan in principe alleen onder oorlogsomstandigheden
worden gehanteerd.
d) Urgentieklasse 4 (A, B, C instabiele slachtoffers):Gewonden, waarbij onder de gegeven
omstandigheden de ademweg niet kan worden vrijgemaakt en vrijgehouden, de ademhaling niet kan
worden veiliggesteld, bloedingen niet tot staan kunnen worden gebracht en shock niet toereikend kan
worden bestreden.
Veiligheidszone
Een gebied rond het rampterrein dat de politie in staat stelt het rampterrein af te zetten/schermen.
Versterking
Aanvullend potentieel uit de eigen dienst.
Verzamelplaats gewonden
Een plaats waar gewonden bijeengebracht worden, waar door de georganiseerde hulpverleners een
voortgezette triage plaatsvindt, ten behoeve van het bepalen van de behandel- en vervoersurgentie,
levensreddende en stabiliserende behandelingen worden verricht en waar zij gereed gemaakt worden
voor verder vervoer naar een ziekenhuis.
Waarschuwen
Betrokkenen informeren over het gevaar en het daarbij geven van een gedragsadvies.
28/01/2014
Calamiteitenplan
41
Ziekenautostation
Een plaats waar de aan het gewondenvervoer deelnemende ziekenauto's zich melden om een rij-opdracht
te ontvangen.
28/01/2014
Calamiteitenplan
42
Lijst met afkortingen
AC
AGS
AID
AMBSTAT
AMVB
AOV
AVD
BCE
BGM
BO
BT
BRW
BZK
CdK
CoPI
CPA
CRAS
CRIB
DCC
DL
EZ
GAC
GBT
GCC
GGD
GHOR
GMA
GMS
GN
GNK
GMT
GRS
GRIP
HOVD
HOVJ
KB
KLPD
KMC
KNBRD
LASER
LOTT
LNV
MC
MKP
MT
NCC
NN
NRK
NS
NVC
OL
OM
OT
OVC
OVB
OVD
OVDG
OVJ
PCC
PG
Actiecentrum
Adviseur Gevaarlijke Stoffen
Algemene Inspectie Dienst
Ambulancestation
Algemene Maatregel van Bestuur
Ambtenaar Openbare Veiligheid
Algemene Verkeersdienst (politie)
Bureau Coördinatie Expertisebedrijven
Burgemeester
Buitengewone Omstandigheden
Beleidsteam
Brandweer
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Commissaris(sen) van de Koning
Commando Plaats Incident
Centrale Post Ambulancevervoer
Schade
Centraal Registratie- en Informatiebureau
Departementale Coördinatie Centra
Dienst Luchtvaart (politie)
Ministerie van Economische Zaken
Gemeenschappelijk Actiecentrum
Gemeentelijk Beleids Team
Gemeentelijk Coördinatiecentrum
Gemeentelijke Gezondheidsdienst (al dan niet gemeenschappelijk voor diverse
gemeenten)
Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen
Gemeenschappelijke Meldkamer Apeldoorn
Geïntegreerd Meldkamersysteem
Gewondennest
Geneeskundig(e)
Gemeentelijk Management Team
Gemeentelijke Rampenstaf (ook een eventuele gezamenlijke rampenstaf van diverse
gemeenten)
Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure
Hoofdofficier van Dienst
Hoofdofficier van Justitie
Koninklijk Besluit
Korps Landelijke Politiediensten
Korps Mobiele Colonnes
Koninklijke Nederlandse Bond van het Redden van Drenkelingen
LAndelijke SErvice bij Regelingen, onderdeel van het Ministerie van LNV
(Stichting) Landelijke Organisatie Trauma Teams
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
Mobiele Colonne
Meldkamer Politie
Management Team
Nationaal Coördinatiecentrum
Nationaal Noodnet
Nederlandse Rode Kruis
Nederlandse Spoorwegen
Nationaal Voorlichtingscentrum
Operationeel Leider
Openbaar Ministerie
Operationeel Team
Opvangcentrum
Overleg van Burgemeesters
Officier van Dienst
Officier van Dienst Geneeskundig
Officier van Justitie
Provinciaal Coördinatiecentrum
Procureur-Generaal
28/01/2014
Calamiteitenplan
43
POL
PSHO
PVMM
RAC
RBT
RCC
RCVD
RIT
RIVM
RIZA
RKK
RKvW
RMC
ROGS
ROT
RVD
RWS
SAMIJ
SIGMA
SZW
UGS
V en B
V en W
VG
VORAMP
VROM
VWS
WAC
WBT
WCC
WOT
WGHR
WVD
ZKH
Politie
Psychosociale Hulpverleningsorganisatie
Preventieve Volksgezondheid en Medisch hygiënische Maatregelen
Regionale Alarmcentrale (brandweer)
Regionaal Beleids Team
Regionaal Coördinatiecentrum
Regionaal Commandant van Dienst
Rampen Identificatieteam (politie)
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne
Rijksinstituut voor de Zuivering van Afvalwater
Rode Kruis Korps
Rijkskeuringsdienst van Waren
Regionaal Militair Commandant (commando)
Regionaal functionaris Ongevalbestrijding Gevaarlijke Stoffen
Regionaal Operationeel Team
Rijksvoorlichtingsdienst
Rijkswaterstaat
Samenwerking Incidentbestrijding IJsselmeergebied
Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Uitgangsstelling
Directie Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Verzamelplaats Gewonden
Aanduiding van de commissie Voorlichting Grootschalige Incidenten en rampen
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Waterschaps actiecentrum
Waterschap beleidsteam
Waterschaps coördinatiecentrum
Waterschaps operationeel team
Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen
Waarschuwings- en Verkenningsdienst (brandweer)
Ziekenhuis
28/01/2014
Calamiteitenplan
44
Lijst met tabellen, schema’s en bijlagen
Tabel 1. Overzicht risicoanalyse .............................................................................................................................. 4
Tabel 2. Samenhang. GRIP en coördinatiefasen................................................................................................... 25
Tabel 3. Overzicht evaluatievormen Calamiteitenzorg ........................................................................................... 30
Schema 1. Calamiteitenzorg t.o.v. Calamiteitenorganisatie ..................................................................................... 7
Schema 2. Calamiteitenorganisatie Waterschap Zuiderzeeland .............................................................................. 8
Schema 3. Samenwerkende calamiteitenorganisaties .......................................................................................... 13
Schema 4. Opschalende rampen- en calamiteitenorganisaties ............................................................................. 17
Schema 5. Relatie waterstaats- en algemeen bestuurlijke kolom .......................................................................... 20
Schema 6. Kwaliteitsborging Calamiteitenzorg ...................................................................................................... 33
Bijlage 1. Beheergebied Waterschap Zuiderzeeland……………………………………….……………………………34
Bijlage 2. Begrippen afkortingen en oeverzicht van tabellen, schema’s en bijlagen……………………………….…36
Bijlage 3. Risicoanalyse……………………………………………………………………………………………………..45
Bijlage 4. Fasering, melding en alarmering……………………………………………………………………………….50
Bijlage 5 Praatkaart Beheergebied…………………………………………………………………………………………55
28/01/2014
Calamiteitenplan
45
Bijlage 3
Risicoanalyse
In het tweede hoofdstuk van dit calamiteitenplan heeft u de beknopte versie van de risicoanalyse, die ten
grondslag ligt aan de bestrijdingsplannen, aangetroffen. In deze bijlage vindt u de volledige tekst.
Op basis van de taken van Waterschap Zuiderzeeland zijn analyses uitgevoerd die inzicht geven in
aanwezige risico’s en mogelijke calamiteiten. De volgende risico’s zijn onderkend en in de volgende
subparagrafen aan een nadere analyse onderworpen:
Waterschap Zuiderzeeland kan te maken krijgen met calamiteiten die gerelateerd zijn aan wateroverlast
en droogte, het falen of overschrijden van primaire of regionale waterkeringen, het falen van
zuiveringstechnische werken en verontreiniging van het oppervlaktewater. De omstandigheden waarin
het watersysteem zich bevindt (veel of weinig neerslag en dus afvoer, uitvoering werkzaamheden) en de
verwachtingen ten aanzien van het weer (neerslag, verdamping, vorst, storm) zijn doorgaans bepalend of
een gebeurtenis tot een calamiteit leidt. Afhankelijk van de gebeurtenis en de omstandigheden kan het
watersysteem in ongerede worden gebracht. Nadelige gevolgen waaraan gedacht kan worden zijn:
milieuschade (vissterfte), gevaar voor de volksgezondheid, economische schade (gewasschade),
wateroverlast, belemmering van de infrastructuur en bij een dijkdoorbraak de totale ontwrichting van
(een deel van) het gebied.
Een multidisciplinaire risicoanalyse is ook door Veiligheidsregio Flevoland uitgevoerd, en is opgenomen in
het Regionaal Risicoprofiel Flevoland. Crises (of delen daarvan) zoals overstromingen, extreme
weersomstandigheden, verstoring van rioolwaterafvoer en afvalzuivering, incidenten met
brandbare/explosieve/giftige stof in open lucht, ziektegolf en incidenten op het water zijn conform de
doelstelling van het waterschap, door Waterschap Zuiderzeeland in bestrijdingsplannen meegenomen.
Wateroverlast en droogte
Wateroverlast
Dit kan worden veroorzaakt door:

overmatige hoeveelheden neerslag;

langdurige defecten aan hoofdgemalen.
Wateroverlast kan ontstaan doordat er in (een deel van) het gebied meer neerslag valt dan waarvoor de
afwatering is ontworpen of door het uitvallen van gemalen. Het gevolg is dat peilen in vaarten en tochten
stijgen, sloten niet meer kunnen afvoeren en er eventueel water op maaiveld komt.
Het meeste risico in het beheersgebied van het waterschap ten aanzien van wateroverlast lopen de
laaggelegen gebieden en de onderbemalingsgebieden.
In de risicoanalyse op basis van de maatramp is dijkdoorbraak als grootste risico voor Flevoland
aangegeven maar wel met een kleine kans van voorkomen. Als er dijkdoorbraak plaatsvindt, duurt het
enige tijd, circa drie etmalen, voor het hele gebied onder water staat. Uit inunderingsmodellen komt
bovendien naar voren dat in korte tijd een grote bresbreedte ontstaat, waardoor herstel van de kering
pas mogelijk is nadat aan weerszijden de waterstand gelijk is. En dan moet met groot materieel en grof
materiaal herstelwerk plaatsvinden. De gevolgen van een dijkdoorbraak zijn zeer ingrijpend voor het
beheersgebied en met de netwerkpartners zal nog afstemming moeten plaatsvinden over dan te nemen
maatregelen.
De gevolgen van wateroverlast kunnen zijn:

economische schade; de mate waarin wordt bepaald door de waterhoogte en de duur van de
wateroverlast;

een levensbedreigende situatie voor mens en dier; echter is het risico hierop bij wateroverlast
klein;

wateroverlast kan verkeershinder veroorzaken.
Droogte
Droogte kan ontstaan in perioden van weinig neerslag en een grote vraag naar oppervlaktewater, groter
dan de aanwezige aanvoercapaciteit. Het watersysteem kan onderverdeeld worden in het
grondwatersysteem en het oppervlaktewatersysteem. Het ondiepe grondwater wordt beïnvloed door het
28/01/2014
Calamiteitenplan
46
oppervlaktewatersysteem en als er sprake is van droogte is dat doorgaans een gevolg van tekorten aan
oppervlaktewater. De vraag aan water is dan groter dan de aanvoercapaciteit.
Beperkte aanvoercapaciteit kan een gevolg zijn van:

Watertekort in en buiten het beheersgebied. Wanneer in het IJsselmeer, Markermeer en de
randmeren een tekort aan water is, kan Rijkswaterstaat besluiten dat er geen water meer uit
deze meren onttrokken mag worden. Hierdoor kan droogte ontstaan in delen van het
beheersgebied;

Door storingen in het wateraanvoersysteem kan de capaciteit afnemen en onvoldoende zijn.
Bovendien kunnen storingen aan inlaatwerken, hevels e.d. wateraanvoer onmogelijk maken;

Als oppervlaktewater verontreinigd is, bijvoorbeeld door de vorming van blauwalg, kan besloten
worden geen water in te laten.
De belangrijkste wateraanvoermogelijkheden zijn gelegen in regio Noord in het zogenaamde
wateraanvoergebied. Maar ook elders zijn inlaatwerken en hevels aanwezig zowel langs de randen als in
het gebied. In waterakkoorden zijn afspraken vastgelegd over de benodigde hoeveelheden water in
situaties van droogte.
De gevolgen van droogte zijn schade aan gewassen, verontreiniging van het oppervlaktewater, verhoging
zoutgehalte, vissterfte, bacteriegroei en afname scheepvaartmogelijkheden.
In het draaiboek watertekort is beschreven wat Waterschap Zuiderzeeland doet als droogte zich
voordoet.
Primaire en regionale waterkering
Primaire waterkering
Het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland wordt omgeven door primaire waterkeringen, die het
gebied beschermen tegen overstromingen vanuit IJsselmeer, Markermeer en randmeren.
Een overstroming bij de primaire waterkering kan het gevolg zijn van:

hoge buitenwaterstanden en storm;

het falen van in de keringen aanwezige kunstwerken;

het falen van de kering;

beschadigen van buitendijkse gebieden

beschadiging van de kering.
Een dijkbreuk of falen van een kunstwerk in de kering kan levensbedreigend zijn voor mens en dier,
tevens kan er grote economische schade ontstaan. De mate waarin is afhankelijk van de diepte van de
inundatie en de mogelijkheid om de schade te repareren. Als dat laatste niet mogelijk is, duurt het
ongeveer drie etmalen voordat het hele gebied onder water staat.
Doordat de dijkversterkingen van de primaire keringen die direct grenzen aan IJsselmeer en Markermeer
klaar zijn, voldoen deze aan het gestelde veiligheidscriterium en is de kans op inundatie klein.
Regionale waterkering
Door de provincie zijn de keringen van bebouwde buitendijkse gebieden aangewezen als regionale
keringen. Een kering die ook als regionale kering kan worden aangewezen is de Knardijk tussen Oostelijk
en Zuidelijk Flevoland, die het mogelijk maakt twee polders te laten ontstaan. De keersluizen in de
Knardijk worden goed onderhouden en maandelijks getest zodat de Knardijk in geval dat nodig is geheel
als kering kan dienen.
De gevolgen van het bezwijken van een regionale kering kunnen zijn:

Afhankelijk van de hoeveelheid water die over buitendijkse gebieden gaat stromen, kan er sprake
zijn van een levensbedreigende situatie voor mens en dier.

Er kan sprake zijn van economische schade als gevolg van overstromend water en als gevolg van
erosie van het buitendijkse gebied.
In het bestrijdingsplan hoog water (rand)meren en dijkdoorbraak worden de genoemde risicovolle
situaties verder uitgewerkt.
Zuiveringstechnische werken
Een calamiteit ten gevolge van het uitvallen van zuiveringstechnische werken kan zijn:

verstoring van het zuiveringsproces;

lekkage/breuk persleiding;
28/01/2014
Calamiteitenplan
47

uitval van de zuiveringsinstallatie (ten gevolge van explosie, brand, stroomstoring, zeer strenge
vorst, ernstig verontreinigd oppervlakte water etc.)
In het bestrijdingplan zuiveringstechnische werken wordt ingegaan op algemene maatregelen ter
voorkoming van het uitvallen van de zuiveringsprocessen en voorkoming van verontreiniging van het
oppervlaktewater. Per zuivering is bovendien en specifiek plan van aanpak opgesteld.
Verontreiniging van het oppervlaktewater
Waterschap Zuiderzeeland is verantwoordelijk voor het waterkwaliteitsbeheer binnen haar
beheersgebied. Wanneer verontreinigingen van oppervlaktewater en/of waterbodems ontstaan door
welke gebeurtenis of handeling dan ook, dienen er maatregelen getroffen te worden.
Deze maatregelen zijn gericht op het lokaliseren van de verontreiniging, het opsporen van de oorzaak,
het stopzetten/beperken van de verontreiniging en het (laten) verwijderen van de verontreiniging. In die
gevallen waar de verontreiniging slechts beperkt kan worden weggehaald, kunnen maatregelen als
doorspoelen en aanzetten gemalen getroffen worden, om de kwaliteit van het oppervlaktewater te blijven
waarborgen.
Verontreiniging van het oppervlaktewater kan onder meer veroorzaakt worden door:

Een brand waarbij bluswater vrijkomt. Het bluswater kan afhankelijk van de hoeveelheid en van
de locatie van de brand, verontreinigd zijn met schadelijke stoffen. Afvoer van betreffend water
via de riolering kan grote problemen veroorzaken voor de AWZI en langdurige effecten hebben op
de kwaliteit van oppervlaktewater en het daarbij behorende ecosysteem;

Een breuk of lekkage van rioolpersleidingen en andere (industriële) leidingen;

Illegale lozingen van schadelijke stoffen als melk, mest, bestrijdingsmiddelen, olie e.d.;

Ongevallen op een weg, vaarweg en spoorweg kunnen een verontreiniging van oppervlaktewater
veroorzaken. De ernst van de verontreiniging is afhankelijk van de aard van het transport;

Bacteriële verontreinigingen; factoren hierbij van belang, zijn hoge temperaturen en doorstroming. Veelal is er in dit soort situaties sprake van sterfte van vissen en waterdieren. Door het
in contact komen met kadavers en open wonden, kan dit gevaar opleveren voor de gezondheid;

Verontreiniging door overstorten van de riolering. Een overstort kan het gevolg zijn van grote
hoeveelheden rioolwater als gevolg van hevige neerslag, beperkte bergingscapaciteit, uitval van
de elektriciteitsvoorziening;

Verontreiniging door overstromingen. Bij overstromingen raken rioleringen vol, waardoor vervuild
water in het oppervlaktewater terecht kan komen. Tevens kunnen bij overstromingen van
bedrijventerreinen en industrieterreinen gevaarlijke stoffen in het water worden meegevoerd.

Verontreiniging van waterkeringen door incident in IJsselmeergebied.
De ernst van de situatie en de te volgen handelingen zijn mede afhankelijk van de functies van het
oppervlaktewater ter plaatse. Daarnaast wordt de ernst van de situatie bepaald door de concentratie,
hoeveelheid en aard van de verontreinigende stoffen. De inschatting van de ernst van de situatie is een
taak van de waterkwaliteitsbeheerder.
De meest risicovolle situaties zijn:

Brand bij bedrijven en opslagfaciliteiten (industrieterreinen), doordat bij vrijkomend bluswater
schadelijke stoffen in het riool dan wel het oppervlaktewater terecht kunnen komen;

Een lek of breuk bij persleidingen zijn vooral risicovol bij grote rioolpersleidingen en industriële
leidingen;

Illegale lozingen zijn niet locatiegebonden, waardoor de risico’s hiervan niet zijn vast te stellen.
Bijvoorbeeld olielozingen op vaarwegen;

Ongevallen kunnen in principe op alle wegen plaatsvinden. De grootste risico’s worden gelopen
bij hoofdwegen, wegen naar en van industrieterreinen en in de toekomst ook de Hanzelijn
vanwege goederentransport. De vaarten in de provincie Flevoland worden steeds minder door
beroepsvaart benut en meer door recreatievaart;

Het risico op bacteriële verontreinigingen bestaat vooral bij hoge temperaturen en in ondiepe
watergangen waarin weinig stroming voorkomt.
Binnen Flevoland is een risicokaart waarop de bedrijven en de belangrijkste infrastructuur voor
gevaarlijke stoffen zijn aangegeven
In onderstaande tabel zijn de meest voorkomende risico’s en de daarbij behorende
calamiteitendraaiboeken nog eens vermeld.
RISICO’S
BESTRIJDINGSPLANNEN
WATERKERINGEN
HOOG WATER EN DIJKDOORBRAAK
28/01/2014
Calamiteitenplan
48
RISICO’S
BESTRIJDINGSPLANNEN
- Buitentalud:
 beschadiging;
 verzakking steenbekleding;
 verzakking stortberm;
 afschuiven;
 scheurvorming.
- Kruin:
 scheurvorming
- Binnentalud:
 uittredend water/uitspoelen van grond;
 scheurvorming;
 volle kwelsloot.
- Achterland:
 kwel;
 zandmeevoerende wel (piping);
 vervormingen.
- Falen van kunstwerken:
 keersluizen;
 sluizen;
 hevels;
 inlaatwerken;
 afsluitbare duikers;
 keermiddelen.
- (Dreigende) doorbraak van waterkeringen
 Springen van drukleiding
 Invaren van een schip
 Explosie, sabotage en terreur
- Golfoverslag
- Overlopen
- Beschadigen van buitendijkse gebieden
WATERBEHEERSING
- Extreme regenval en extreme droogte
- Uitval bemalingsinrichtingen
WATEROVERLAST / TEKORT
- Breuk in persleiding of storing in
hoofdrioolgemaal
ZUIVERINGSTECHNISCHE WERKEN
- Verontreiniging in polderwateren
- Verontreiniging waterkeringen
VERONTREINIGING
OPPERVLAKTEWATER
Waar mogelijk zijn de geconstateerde risico’s gereduceerd met preventieve maatregelen. Te denken valt
daarbij aan dijkverbetering, verbeteringen van het watersysteem, dubbele pompen bij rioolgemalen,
enzovoorts. Ondanks deze maatregelen zijn risico’s niet volledig uitgesloten en blijven er restrisico’s
bestaan. Op basis van de restrisico’s zijn bestrijdingsplannen opgesteld, waarin de wijze van bestrijding
van calamiteiten gedetailleerd wordt uitgewerkt (zie deel 2). Deze plannen zijn aan te duiden als
maatregelenplannen. De aanpak van de bestrijding van calamiteiten voor verschillende denkbare
scenario’s zijn uitgewerkt in de volgende bestrijdingsplannen:
- Hoog water en dijkdoorbraak;
- Wateroverlast/tekort;
- Waterverontreiniging;
- Zuiveringstechnische werken (inclusief rioolgemalen).
In de bestrijdingsplannen wordt beschreven hoe moet worden gehandeld indien de omstandigheden
uitstijgen boven het reguliere (water)beheer. Dit houdt in dat er in deze situatie gevaar bestaat voor
28/01/2014
Calamiteitenplan
49
dreigende schade aan goederen/eigendommen of voor personen. Het moment waarop de
bestrijdingsplannen in werking treden is in elk van de bestrijdingsplannen afzonderlijk weergegeven.
28/01/2014
Calamiteitenplan
50
Bijlage 4
28/01/2014
Fasering, melding en alarmering
Calamiteitenplan
51
Routine
Fase 0 Waterschap
Operationeel
GRIP 0 Politie, Brandweer, GHOR, Gemeenten
Bestuurlijk
Routine,
Mono disciplinaire taakinvulling waterschap, calamiteit
afgehandeld binnen reguliere organisatie.
1.
2.
3.
Bestuurlijk
Operationeel
Routine,
Mono disciplinaire taakinvulling
diensten.
Algemeen
Conform ‘meldingen van en naar waterschap Zuiderzeeland’ supplement 2, hoofdstuk 6.
Via wachtdienst medewerkers (calamiteitentelefoonnummer, vaak via fase 0 en 1).
Calamiteiten telefoonnummer blijft in gebruik.
Wachtdienst medewerker treedt altijd in overleg met leidinggevende of teammanager watertoezicht. Overleg met
OL als opschaling nodig is.
Vanaf fase 1 Cal. Coördinator bellen.
Informeren
Afdelingsmanager betrokken afdeling.
OL informeert dijkgraaf indien nodig.
Bevelslijn
Teammanager/ afdelingsmanager
bevelslijn
coördineert inzet ter plaatse
informatielijn
Coörd. Alarm
GRIP 0
28/01/2014
Reikwijdte van het incident
Normaal dagelijkse werkwijze van hulpdiensten
Monodisciplinair optreden
Afstemming in “motorkap overleg”
Calamiteitenplan
Staven
geen
52
Bronbestrijding
Fase 1 Waterschap
GRIP 1 Politie, Brandweer, GHOR, Gemeenten
Operationeel
Bestuurlijk
Dijkgraaf
Bestuurlijk
Operationeel
Burgemeester
OL
AC’s waterschap
Wachtdienstmedewerker
leider COPI
COPI
Liaison
ws
Veldeenheden
veldeenheden
Hoofd AC geeft leiding aan de veldeenheden. Bij inzet meerdere veldeenheden wordt coördinator waterschap
aangewezen. Wanneer
COPI actief is, is wachtdienstmedewerker OVD waterschap.
Alarmeren: Conform meldingen van en naar waterschap Zuiderzeeland’ supplement 2, hoofdstuk 6.
Wachtdienstmedewerker wordt gealarmeerd door hulpdienst en meldt zich bij COPI.
Cal. Coördinator wordt gebeld en deze stemt af met OL.
Wachtdienst medewerker treedt altijd in overleg met leidinggevende of teammanager
Watertoezicht.
Informeren Afdelingsmanager betrokken afdeling.
OL informeert dijkgraaf indien nodig.
De CC informeert communicatie en AOV-er
bevelslijn
informatielijn
Het kan voorkomen dat het waterschap is opgeschaald naar fase 1 of 2, maar dat calamiteit geen aanleiding
is voor Multi opschalen.
De algemene kolom werkt reeds Multi in GRIP 1.
Waterschap werkt mono tenzij Multi nodig wordt geacht of COPI dit vraagt.
Coörd. Alarm
GRIP 1
28/01/2014
Reikwijdte van het incident
Bronbestrijding
Calamiteiten met effecten tot maximaal in de directe omgeving v.h. incident
Behoefte aan onderlinge coördinatie m.b.t. Multi disciplinair optreden
Calamiteitenplan
Staven
COPI
53
Bron- en effectbestrijding
Fase 2 Waterschap
GRIP 2 Politie, Brandweer, GHOR, Gemeenten
Operationeel
Bestuurlijk
Dijkgraaf
Bestuurlijk
Operationeel
Burgemeester
Operationeel leider
Operationeel leider
Operationeel team
AC’s waterschap
Regionaal Operationeel
Team (ROT)
Liaison
ws
AC’s
Hulpdiensten
Wachtdienstmedewerker
Coördinator ws.
Leider COPI
COPI
Liaison
ws
Veldeenheden
veldeenheden
Alarmeren: Conform meldingen van en naar waterschap Zuiderzeeland’ supplement 2, hoofdstuk 6.
Cal. Coördinator en OL beoordelen situatie en bepalen fase..
Operationeel leider borgt communicatie met ROT
Afhankelijk van type calamiteit dienen de groepen die niet zijn opgenomen in alarmeringssysteem
van de VR, conform
Supplement 2 zelf gealarmeerd te worden door leidinggevende.
Informeren: Dijkgraaf altijd als er sprake is van waterkwaliteit/ waterstaatkundige calamiteit.
RAC meldkamer als melding bij ws is binnengekomen.
De CC informeert communicatie en AOV-er
Dijkgraaf informeert burgemeester.
bevelslijn
Dreigt betrokkenheid meerdere gemeenten, dan
voorwaarschuwing naar voorzitter RBT door
Dijkgraaf
informatielijn
Het kan voorkomen dat het waterschap is opgeschaald naar fase 2, maar dat calamiteit geen aanleiding is
voor Multi opschalen.
GRIP 2 is vaak een afschalings GRIP.
Als werkzaamheden waterschap slechts bronbestrijding betreffen, wel infolijnen met ROT en COPI blijven
voeden. Ook afschaling waterschap communiceren.
Coörd. Alarm
GRIP 2
28/01/2014
Reikwijdte van het incident
Bron- en effectbestrijding
Grootschalige calamiteit met uitstraling naar de omgeving
Behoefte aan eenhoofdige operationele leiding
Calamiteitenplan
Staven
COPI’s
ROT
54
Behoefte bestuurlijke leiding bron- en effectbestrijding binnen een gemeente
Fase 3 Waterschap
GRIP 3 Politie, Brandweer, GHOR, Gemeenten
Operationeel
Bestuurlijk
Bestuurlijk
Dijkgraaf
Operationeel
Burgemeester
Beleidsteam
Gem. beleidsteam
Liaison
ws
Gem. man. Team
GMT
Operationeel leider
Operationeel leider
Operationeel team
AC’s waterschap
Liaison
ws
Wachtdienstmedewerker
Coördinator ws.
Regionaal Operationeel
Team (ROT)
AC’s
Hulpdiensten
Leider COPI
COPI
Liaison
ws
Veldeenheden
veldeenheden
Alarmeren: Conform meldingen van en naar waterschap Zuiderzeeland’ supplement 2, hoofdstuk 6.
Cal. Coördinator en OL beoordelen situatie en bepalen fase..
Operationeel leider borgt communicatie met ROT
Beleidsteam bepaalt of er een liaison gaat naar GMT.
Afhankelijk van het type calamiteit dienen de groepen die niet zijn opgenomen in alarmeringssysteem van de VR door leidinggevende gealarmeerd te worden.
Informeren: Dijkgraaf informeert burgemeester en/of cal. coörd. Informeert AOV-er
De OL of het OT informeert ROT
Coörd. Waterschap informeert COPI, is in COPI.
Als melding bij WS is binnengekomen RAC meldkamer
Informeren.
bevelslijn
Watercalamiteit? Dan voor waarschuwen:
CdK door Dijkgraaf
Voorzitter VR door Dijkgraaf
Regionaal Coördinatie centrum
informatielijn
Liaison waterschap vooral relevant bij watercalamiteiten.
Watercalamiteit effect voor meer gemeenten, dan Dijkgraaf opschalen naar GRIP 4 via burgemeesters.
Bij stormwaarschuwing WDIJ waarschuwen teammanager dijken, afdelingsmanager WBH, OL, Dijkgraaf en
communicatie.
Bij overstroming bovenregionaal mogelijke instelling Landelijk Coördinatiecommissie Overstroming (LCO)
Coörd. Alarm
GRIP 3
28/01/2014
Reikwijdte van het incident
Bedreiging van het welzijn van (grote groepen) van de bevolking
Ramp, zwaar ongeval of calamiteit in één gemeente
Behoefte aan bestuurlijke leiding
Calamiteitenplan
Staven
COPI’s
ROT
GBT
55
Bestuurlijke coördinatie van Regionaal beleidsteam voor meerdere gemeenten
Fase 4 Waterschap
Operationeel
GRIP 4 Politie, Brandweer, GHOR, Gemeenten
Bestuurlijk
Minister I&M
DG RWS
DCC
Bestuurlijk
Minister BZK
NCC
CdK
CdK
Dijkgraaf
voorzitter VR
Beleidsteam
Operationeel
Reg. beleidsteam
Dijkgraaf
in RBT
Burgemeester
Operationeel leider
Operationeel team
Beknopt GBT
AC’s waterschap
Wachtdienstmedewerker
Coördinator ws.
Operationeel leider
Liaison
ws
AC’s
Hulpdiensten
Gem. Man. team
Liaison
ws
Veldeenheden
Regionaal Operationeel
Team (ROT)
Leider COPI
COPI
veldeenheden
Alarmeren: Conform meldingen van en naar waterschap Zuiderzeeland’ supplement 2, hoofdstuk 6.
Cal. Coördinator en OL beoordelen situatie en bepalen fase..
Operationeel leider borgt communicatie met ROT
Indien noodzakelijk neemt Dijkgraaf deel aan RBT
Afhankelijk van het type calamiteit dienen de groepen die niet zijn opgenomen in
alarmeringssysteem van de VR
door leidinggevende gealarmeerd te worden.
Informeren: Dijkgraaf informeert voorzitter VR
Dijkgraaf informeert burgemeesters en/of cal. coörd. Informeert AOV-ers
De OL of het OT informeert ROT
Coörd. Waterschap informeert COPI, is in COPI.
Als melding bij WS is binnengekomen RAC meldkamer
Informeren.
bevelslijn
Watercalamiteit? Dan voor waarschuwen:
CdK door Dijkgraaf,
informatielijn
Voorzitter VR door Dijkgraaf,
Regionaal Coördinatie centrum.
Bevelslijn burgemeester naar Dijkgraaf is enkel mogelijkheid.
Liaison waterschap in ROT is hoofd actiecentrum waterschap daar.
CdK heeft aanwijzingsbevoegdheid naar Burgemeesters en naar Dijkgraaf via minister van I&M
Bij stormwaarschuwing WDIJ waarschuwen teammanager dijken, afdelingsmanager WBH, OL, Dijkgraaf en
communicatie.
Voor bovenregionale effecten stemt Dijkgraaf af met DG-RWS en regionale dienst van RWS.
Coörd. Alarm
Reikwijdte van het incident
GRIP 4
Gemeentegrens overschrijdend, eventueel schaarste
Ramp, zwaar ongeval of calamiteit van meer dan plaatselijke betekenis in
meer gemeenten.
Behoefte aan gecoördineerde bestuurlijke leiding
28/01/2014
Calamiteitenplan
Staven
COPI’s
ROT
RBT
56
28/01/2014
Calamiteitenplan
57