Innovatie – en subsidienieuws vanuit de Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen – 19 maart 2014 Nieuwsbrief1 vanuit de Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen over de mogelijkheden voor ondersteuning van kennis- en innovatieprojecten via internationale, nationale en regionale subsidie programma’s. Inhoudsopgave: Europa Eurostars 2 programma is van start gegaan voor MKB The SME Instrument: New Funding Opportunities for SMEs Enterprise Europe Network published new catalogue of profiles for H2020 - Agrofood sector Europa steeds innovatiever Een inspirerende middag over bio- economie in het kader van Europees onderzoeksprogramma Informatie over het ERA-NET COFUND instrument Joint Call: Integrated biorefinery concepts Oproep voor onderzoeksvoorstellen duurzame voedselketen New call for Focus Groups Establishing Operational Groups: the European workshops Oost-Nederland Honderd miljoen EU voor innovatie en koolstofarme economie EUA: universiteiten belangrijk voor regio 3 4 6 7 8 10 11 12 14 14 15 15 Overig Internationaal Innovatie opent grenzen 17 Subsidieregeling voor demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en kennisverwerving (DHK) voor 2014 al fors overtekend 18 1 Berichtgeving is mede gebaseerd op de Subsidie- en innovatienieuwsbrief van de International helpdesk van Wageningen International. 1 Nationaal Nieuwe call for proposals Maatschappelijk verantwoord innoveren Technology foundation STW opens water call 2014 STW geeft co-financiers vooraf zekerheid over intellectueel eigendom Nederland steunt open data initiatief biologisch/biomedisch onderzoek ‘De staat is de echte technologische vernieuwer, niet het bedrijfsleven’ Nederland kan veel slimmer Onderzoek: sociale innovatie bepaalt succes van topsectorbedrijven 19 19 21 22 23 24 26 Regionaal Wageningen University penvoerder topcentrum Eat2Move Nieuwe kennisinstituut ontvangt 80 miljoen Innovatieplan voor Zeeland Innovatie Agro en Food Overijssel Flevolandse TMI-regeling 2014-2020 nu ook officieel gepubliceerd 28 28 29 29 30 2 EUROPA De Europese commissie (EC) heeft een EU-strategie 2020 geformuleerd met 3 prioriteiten (smart growth, sustainable growth, inclusive growth) met 5 ambitieuze doelen (werkgelegenheid, innovatie, onderwijs, sociale cohesie, energie/klimaat) en 7 flagship initiatives, waaronder de Innovation Union. Met Innovation Union beoogt de EU om van Europa een wereldspeler te maken op gebied van wetenschap, de wijze van samenwerking tussen publieke en private partijen revolutionair te veranderen, en knelpunten weg te nemen zodat ideeën sneller hun weg vinden naar de markt. H2020 is het financiële instrument van de Innovation Union, een instrument voor groei en banen. Dus niet alleen meer gericht op onderzoek, maar ook koppeling aan innovatie met een focus op de maatschappelijke uitdagingen waar de EU voor staat. H2020 is hét Europese programma voor onderzoek & innovatie. Programmering vindt centraal plaats door Brussel. Binnen Europa wordt in toenemende mate (op vrijwillige basis) nationale onderzoeksprogramma’s op elkaar afgestemd in gezamenlijke Joint Programming Initiatives (JPI) en via European Research Activities netwerken (ERA netten). Daarnaast zijn er de zogenaamde Structuur- en investeringsfondsen waarbij programmering decentraal plaatsvindt door de lidstaten. Voor T&U zijn relevant: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en Interregionale samenwerking tussen lidstaten (INTERREG). H2020 H2020 is hét Europese programma voor onderzoek & innovatie. H2020 heeft drie pijlers: - Excellent Science met grensverleggend onderzoek en diverse opleidingsmogelijkheden voor wetenschappers (beurzen, uitwisseling, opleiden PhDs); - Competitive Industries met multidisciplinair, toegepast onderzoek in internationale consortia en specifieke regelingen voor MBK (SME); - Societal Challenges met multidisciplinair, toegepast onderzoek in internationale consortia gericht op maatschappelijke agenda. Eurostars 2 programma is van start gegaan voor MKB Eurostars is een Europees innovatieprogramma voor het onderzoek uitvoerende MKB. Het programma, een samenwerking van het EUREKA netwerk en de Europese Unie, is in de afgelopen jaren zeer succesvol gebleken. Vanaf 1 januari 2014 is Eurostars 2 van start gegaan met een bijna driemaal zo hoog budget (ongeveer 1 miljard Euro) voor een periode van 7 jaar. Er zijn jaarlijks twee deadlines binnen Eurostars voor het indienen van aanvragen, telkens in maart en september. De eerste deadline voor de tweede fase van het programma is op donderdag 13 maart 2014 (20.00 uur), de tweede deadline is in september 2014. Het Nederlandse budget voor de twee tenders in 2014 bedraagt in totaal 16 miljoen Euro. Na goedkeuring in Brussel moet je als NL partij project nationaal indienen bij RVO. 3 Wanneer kom je in aanmerking voor Eurostars? Je besteedt minstens 10% van je omzet aan onderzoek en ontwikkeling. Of u zet minimaal 10% van je personeel in voor onderzoek en ontwikkeling. Doet je dat niet? Dan kunt u onder voorwaarden toch deelnemen. Penvoerder is een High-Tech SME uit een Eurostars land, deze dient voorstel on-line in Brussel in EU beoordeelt voorstellen; bij goedkeuring in Brussel wordt het voorstel vervolgens ingediend bij de nationale Eurostars programma’s. Je neemt voor eigen risico deel aan een Eurostars-project. Je werkt samen met partijen uit minimaal 1 ander Eurostars-land. Binnen 2 jaar na afronding van het project is een verkoopbaar product of proces beschikbaar. Als je subsidie krijgt toegewezen is voor kennisinstellingen de subsidie 50% voor onderzoek, 25% voor ontwikkeling en voor de bedrijven 35% voor onderzoek en 25% voor ontwikkeling. Max subsidiebedrag is € 500.000 Hoe kunt u aanvragen? Je project moet eerst goedgekeurd worden door Eurostars. U kunt subsidie aanvragen via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Er wordt geadviseerd voor het indienen van een aanvraag contact op te nemen met de nationale EUREKA-projectcoördinator. In Nederland is dit dus de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. The SME Instrument: New Funding Opportunities for SMEs Under Horizon 2020 http://ec.europa.eu/programmes/horizon2020/ , the European Union's funding programme for research and innovation for 2014-2020, there is a new tool – the SME Instrument http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/funding/sme_participation.ht ml – through which the EU will provide direct funding to SMEs. Indeed, it will be the only instrument which is exclusively accessible to SMEs. The SME Instrument is designed to support the growth and internationalisation of SMEs through innovation, and several features have been developed to achieve this goal. The first feature concerns the type of SMEs which it will support. It is aimed at innovative companies with growth potential and ambition to internationalise – that is, companies targeting a European and/or global market. These companies do not need to be part of a consortium, as the tool can provide single-company support. Although the companies supported need to be innovative, they do not need to be high-tech nor research-intensive, since the SME Instrument also aims to support non-technological forms of innovation where appropriate. The SME Instrument will support a particular range of activities. These activities correspond to a high ‘technology readiness level’ (TRL 6 or higher), which means that the technologies being developed (devices, materials, software, work processes, etc.) are relatively mature. 4 The activities supported are undertaken in a production environment and might include scaling-up, miniaturisation, piloting activities, and test and demonstrator activities. Dr Bernd Reichert, Head of Unit of the Executive Agency for Small and Medium-Sized Enterprises (EASME) http://ec.europa.eu/easme/, summarises it this way: ‘The SME Instrument is a new company-centred activity aiming to support and fund the growth potential and internationalisation ambitions of small companies that base their growth and market strategy on completely new approaches and breakthrough innovation.’ Available Support The support available through the SME Instrument is structured, and depends on the stage of development of the product or service. There are three phases: Phase 1 is the feasibility phase or ‘proof of concept’ phase, and involves such activities as market studies, intellectual property rights (IPR) studies, costumer surveys, risk assessments, and feasibility and viability assessments. For this phase the support provided is a lump sum of EUR 50,000. Phase 2 is the innovation project phase or ‘demonstration of commercial potential’ via such activities as prototyping, testing, piloting, miniaturisation, scaling-up and application development. For this phase the SME Instrument will provide funding in the indicative range of EUR 0.5 million to EUR 2.5 million – typically 70% of funding required by the SME. Phase 3 is the commercialisation or ‘go-to-market’ phase. For this phase the SME Instrument will not provide direct funding but will support the SMEs through investor readiness activities, IPR support, networking activities, and awareness raising with respect to the financial instruments (both equity and loans). This structure has been adopted to best serve the needs of the SMEs, Dr Reichert explains. ‘On the one hand side we know that there are many companies entering public support programmes without a clear strategy about what to achieve during the project and especially afterwards during exploitation and commercialisation. On the other hand small companies have often complained that they are not able to embark on a bigger, longer project without knowing the risks and boundary conditions linked to it. That's why Phase 1 has been created.’ In all, the funding available through the SME Instrument during its first two years (2014-15) will be about EUR 500 million, and through the course of Horizon 2020 (2014-2020) it will total about EUR 3 billion. There is also a coaching and mentoring scheme provided through the Enterprise Europe Network (EEN) http://een.ec.europa.eu/ for all successful applicants in Phases 1 and 2, in order to help them maximise the use they can make of the funding. The coaching will be provided through a central service in EASME. The EEN will function as the first contact between company and coach, to assess company needs, support in the selection of the right coach, support the company and coach in case of problems, and so on. 5 Dr Reichert explains: ‘We think that companies growing strongly and wanting to enter new global markets also need new skills in management, marketing, and so on. The coaching will cater for this.’ Applications After its starting date on 1 March 2014, SME Instrument projects can be submitted to a continuously open call with about four cut-off dates per year when funding allocations will be decided. A company can submit a proposal at any time, which will immediately be evaluated by external experts. If the evaluation scores are all above the required thresholds, the application will be held until the next cut-off date, when all proposals will be ranked according to quality and the best proposals will be funded based on the available budget. The first cut-off for Phase 1 will be in June and for Phase 2 in October. After this, the cut-off dates will be in March, June, September and December. Application http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/funding/sme_participation.ht ml for support through the SME Instrument is intended to be simple. The application for Phase 1 is just 10 pages, and times to contact are short (envisaged as three months for Phase 1 and six months for Phase 2). The rating of applications will be based predominantly on the envisaged market opportunities, the company’s growth potential and the company team. Competition is expected to be very high, although it is expected that most of the companies showing a very promising result with respect to feasibility and viability after Phase 1 will be provided funding under Phase 2. ‘Only the very best applications will get support,’ Dr Reichert warns. ‘So it is important that before applying SMEs reflect very carefully whether European funding, especially the SME Instrument with its high quality claim and presumably very high application numbers, is really the best option. We intend to find the gold nuggets of small European companies among a lot of sand and – hoping that it is gold we will find and fund – we will support it with various services in order for the company to have improved chances to grow and prosper.’ Enterprise Europe Network published new catalogue of profiles for H2020 - Agrofood sector I would like to draw your attention to a catalogue which has been developed in the framework of the Agrofood Sector Group, at the Enterprise Europe Network. It includes partnership profiles from agrofood European entities interested in taking part in Horizon 2020 consortiums / projects. The profiles are sorted by topic of interest so it is a very helpful document for those who are leading a project proposal for a topic in Horizon 2020 and looking for partners. Furthermore, at the end of the document, you can find also some partners search profiles from coordinators looking for collaboration. You can download the document at the following link: http://www.ceseand.net/LinkClick.aspx?fileticket=spsJHSllfdo%3d&tabid=113&mid=522&lang uage=es-ES 6 Europa steeds innovatiever Bron: Neth-ER Nieuwsbrief week 10 De afgelopen jaren is de kloof tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten op het gebied van innovatie verkleind. Ook is in Europa het verschil in innovativiteit tussen de lidstaten minder groot geworden. Dit zijn enkele van de belangrijkste conclusies van de Innovation Union Scoreboard 2014 (IUS2014). Nieuwe indicator toegevoegd De IUS meet de prestaties van landen op basis van 25 verschillende indicatoren. De index geeft aan in welke mate landen, met name van de EU, hebben geïnnoveerd het afgelopen jaar. Op basis van de index worden er vier innovatiecategorieën onderscheiden: innovation leaders, innovation followers, moderate innovators en modest innovators. Dat de index geen statisch onderzoek is, maar rekening houdt met recente ontwikkelingen wordt duidelijk aan het feit dat dit jaar een nieuwe (25ste) indicator is toegevoegd op basis van de recent gepubliceerde Innovation output indicator. De nieuwste indicator is ‘Employment in fast growing firms of innovative sectors’. Nederland is ten opzichte van vorig jaar een plek gezakt in de ranglijst en is daarmee ingehaald door Luxemburg, dat nu op de vijfde plaats staat. Net als vorig jaar bevinden Zweden, Denemarken, Duitsland en Finland zich aan de top van de innovatie index. Zij zijn hiermee de ‘Innovation leaders’ van de Europese Unie. Meer innovatie investeringen In de persverklaring over het de het scoreboard onderstreepte Máire Geoghegan-Quinn, Europees commissaris voor Onderzoek en Innovatie, het belang van innovatie voor de groei van Europa. Zij pleitte wederom voor extra investeringen in innovatie, om de doelen van de Europa 2020 strategie te behalen. “We need to increase innovation investment across the EU now, to reach our target of 3% of GDP by 2020", aldus Geoghegan-Quinn. Meer informatie Publicatie http://ec.europa.eu/enterprise/policies/innovation/policy/innovationscoreboard/index_en.htm: Innovation Union Scoreboard 2014 Persbericht http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO-14-140_en.htm?locale=en: Innovation performance: EU Member States, International Competitors and European Regions compared Persbericht http://europa.eu/rapid/press-release_IP-14-198_en.htm: Europe more innovative but regional differences persist 7 JPI - FACCE Het Joint Programming Initiative on Agriculture, Food Security and Climate Change (JPI FACCE) brengt 21 EU-landen samen die gezamenlijk werken aan een geïntegreerde Onderzoekagenda op het gebied van duurzame land- en tuinbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering. De strategische onderzoekagenda van FACCE-JPI omvat vijf 5 kernthema’s: 1. Sustainable food security under climate change, based on an integrated food systems perspective: modeling, benchmarking and policy research perspective 2. Environmentally sustainable growth and intensification of agricultural systems under current and future climate and resource availability 3. Assessing and reducing trade-offs between food production, biodiversity and ecosystem services 4. Adaptation to climate change throughout the whole food chain, including market repercussions 5. Greenhouse gas mitigation: nitrous oxide and methane mitigation in the agriculture and forestry sector, carbon sequestration, fossil fuel substitution and mitigating GHG emissions induced by indirect land use change Een inspirerende middag over bio- economie in het kader van Europees onderzoeksprogramma Op maandag 10 februari 2014 organiseerde het ministerie van Economische Zaken en het Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek een inspirerende middag over bio- economie, voorafgaand aan de bestuursvergadering van de FACCE-JPI op 11 februari. Op 11 februari kwam het bestuur van het Europese “Joint Research Programming Initiative on Agriculture, Food Security andClimate Change” (FACCE-JPI) in Nederland bij elkaar. FACCEJPI kent een ambitieus werkprogramma met een groot aantal activiteiten. Een van de activiteiten uit het FACCE-JPI actieplan voor 2014 – 2015 is het organiseren van een call voor onderzoeksprojecten over: “Sustainable and resilient agriculture on food and non-food systems” (een zogeheten ERA-NET Cofund binnen het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020). Om Nederlandse stakeholders te informeren over relevante activiteiten van FACCE-JPI en de mogelijkheid te bieden tot input werd er een informatieve bijeenkomst georganiseerd op 10 februari. Er waren ongeveer 60-65 deelnemers aanwezig, uit zowel bedrijfsleven, publieke sector en overheid. Daarnaast was er al een grote delegatie van het bestuur van FACCE–JPI aanwezig uit verschillende Europese landen. Landbouwresearch De bijeenkomst werd geopend door de organiserende partijen: Ir. Roald Laperre van het Ministerie van Economische Zaken en Drs. Hans de Groene van NWO. Zij gaven inzicht in het Nederlands beleid ten aanzien van Europese onderzoekssamenwerking en het belang van landbouwresearch voor de aanpak van vraagstukken op gebied van landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering. Tevens benadrukten ze verheugd te zijn over de gezamenlijke inhoudelijke en financiële samenwerking tussen NWO, EZ en de topsectoren ten 8 aanzien van de verschillende FACCE calls. Waarvoor NWO 3,5 mln in de komende jaren beschikbaar stelt. Daarna volgden drie presentaties: een introductie op FACCE-JPI van Isabelle Albouy, de coördinator van FACCE Zij gaf een indrukwekkend overzicht van alle activiteiten en samenwerkingen die FACCE al in gang heeft gezet en alle voorgenomen acties uit het implementatieprogramma. Vervolgens gaf de voorzitter van FACCE Niels Gotke een introductie. Dhr. Gotke ging in op het belang van de bio-economy voor FACCE en meer in het algemeen de Europese land- en tuinbouw. Daarbij schetste hij de kansen die hier voor het bedrijfsleven liggen. Hij gaf een toelichting op de 2 calls die in voorbereiding zijn van FACCE. De call over Climate Smart Agriculture, met veel aandacht voor o.a. robuust uitgangsmateriaal en plant- en diergezondheid. De call die deze middag centraal stond betrof “sustainable and resilient agriculture on food and non-food systems”. TKI Biobased Economy Afsluitend presenteerde Kees de Gooijer, directeur van TKI Agrifood and TKI Biobased Economy. Hij schetste de interesse van het Nederlandse bedrijfsleven voor de bio-economy kansen en het belang van Europese onderzoekssamenwerking op deze terreinen. Na de plenaire presentaties, werd de discussie voortgezet in 4 themagroepen. De thema’s waren: New sources of biomass and mixed crop systems Efficient use of Biomass, resource efficiency New technology chains integrating biomass production and use Green Growth: sustainability and climatechange Belangrijke punten die naar voren kwamen, zijn: Neem bij de ontwikkeling van nieuwe producten en processen direct de economische kans rijkheid mee. Cascade aanpak belangrijk voor gebruik van biomassa. Kijk verder ook naar de mogelijkheden om een groter deel van een product te gebruiken. Hier is nog veel winst te behalen. Veel kansen voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën en mogelijkheden voor vergroten productie. Zowel land als aquatische systemen Een geïntegreerde benadering is noodzakelijk, een bio-economy systeem benadering, waarbij ook aandacht is voor zaken als afvalstromen, duurzaamheid en mogelijke negatieve invloed op voedselzekerheid. Heb aandacht voor waar de toegevoegde waarde in de keten terechtkomt. Niet alleen bij biomassa richten op plantaardige systemen, er zijn ook kansen bij dierlijke systemen. Voldoende aandacht voor regionale verschillen en maak onderscheid in schaal. Er is geen “onze size fits all” 9 ERA netwerken Het doel van een ERA-net is het bevorderen van samenwerking en afstemming van onderzoekactiviteiten in verschillende EU-lidstaten binnen bestaande nationale programmering van onderzoek. Financiering vindt plaats door de afzonderlijke lidstaten (in Nederland door NWO en EZ) en soms ook door de EU (ERA-net +). Informatie over het ERA-NET COFUND instrument Bron: Neth-ER Onder Horizon 2020 zullen ERA-NET en ERA-NET Plus ophouden te bestaan. In plaats daarvan komt ERA-NET Cofund. ERA-NET Cofund moet vooral simpeler en efficiënter functioneren dan de voorgangers. Definitie ERA-NET Cofund in Horizon 2020 Publiek-publieke partnerschappen kunnen worden ondersteund door een ERA-NET-instrument met behulp van subsidies als de actie toegevoegde waarde heeft op EU niveau: ‘ERA - NET Cofund grants fund the implementation of a single joint call for proposals for transnational research and/or innovation projects and additional joint activities related to the coordination of national/regional research and innovation programmes’. Belangrijke voorwaarde deelname Een belangrijk verschil met FP7 is het compulsory element of the co-funded call; het moet tot een financiering van transnationale projecten voor onderzoek en / of innovatie leiden. Verder is het is niet meer mogelijk om een ERA-NET te ondersteunen met een Coordination and Support Action (CSA). Administratieve veranderingen Aan de regels van deelname verandert er niets wezenlijks in vergelijking met FP7. Er zijn enkele aanpassingen, maar die zijn niet baanbrekend (zie hiervoor de PowerPointpresentaties). De tijdsduur van ERA-NET Cofund acties is vijf jaar. In dit tijdsbestek wordt de voorbereiding, de implementatie, de selectie en de onderhandelingen van de projecten en tenslotte de afronding ervan gerekend. De evaluatie en selectie van een voorstel gaan volgens Horizon 2020 voorwaarden en de EC wil na een project een database ontvangen van de resultaten van het onderzoek. Meer flexibiliteit voor consortium Het ERA-NET Cofund brengt meer flexibiliteit in het proces. Het consortium kan zelf bepalen hoe ze de financiering van het call budget toepast en de implementatie en het beheer ervan. Ook is er voor een consortium een grote mate van flexibiliteit om te beslissen over de bijkomende activiteiten. Tijdens de presentaties wordt vaak gerefereerd naar de expertise in ERA-LEARN. De informatie uit de verzamelbron is onder andere bruikbaar om een project te perfectioneren. Tijdens een consultatie in 2012 hebben stakeholders aangegeven de voorkeur te hebben voor de kosten per eenheid voor de coördinatie kosten van extra activiteiten en dit is doorgevoerd in het ERA-NET Cofund. Verder zijn er nog de volgende verschillen: • Possibility to use ERA-NET for institutional programmes / in-kind contributions 10 • Tailor-made Model Grant Agreement, annexes, forms, proposal templates (see afternoon presentations) • Simplified reporting with 2RP and a single financial reporting. Zie ook de PowerPoint presentatie ‘ERA-NET Cofund actions’ onder het kopje meer informatie. Proposal preparation, submission and evaluation Informatie over de voorbereiding, de inzending en de evaluatie van een voorstel is te vinden op de Participant Portal. Verder is een strakke regel wat betreft het formaat van het inzendingdocument; het mag niet langer zijn dan 50 pagina’s. Bij deelname is de EC geïnteresseerd in bewijsstukken met betrekking tot de expertise van het programma, en niet in de hoeveelheid van publicaties van een persoon. Informatieve PPTs Hieronder zijn de PPts weergegeven die zijn gepresenteerd tijdens de informatiedag. Het is zeker de moeite waard om ze even door te nemen als u nog onduidelijkheden heeft over het ERA-NET Cofund. Interessant is ook de presentatie Synergies with Structural Funds waarin wordt uitgelegd hoe de European Structural and Investment Funds (ESIF) in combinatie met het ERA-NET Cofund kan worden toegepast. Een andere interessante PPT wijdt uit over de werking van NETWATCH; een platform voor transnationale samenwerking in R&D programma’s. Meer informatie Powerpoint: Public-Public Partnerships and the link to ERA http://ec.europa.eu/research/era/pdf/cofund-2014-infoday/1_p2p_horizon_2020.pdf Powerpoint: ERA-NET, JPIs and their calls http://ec.europa.eu/research/era/pdf/cofund-2014-infoday/2_calls-survey_2013.pd Powerpoint: ERA-NET Cofund actions http://ec.europa.eu/research/era/pdf/cofund-2014-infoday/3_era-net_cofund.pdf Powerpoint: ERA-NET Cofund actions WP 2014/15 and ERA-NET call topics 2014 overview http://ec.europa.eu/research/era/pdf/cofund-2014-infoday/4_era-net_cofund_wp201415.pdf Joint Call: Integrated biorefinery concepts Within the framework of the 8th Joint Call for Research and Development Proposals of ERANET Bioenergy, the coordination and cooperation of national/regional research activities in the area of integrated biorefinery concepts will be promoted. This call was opened the 10th of February 2014. The public funding for the call will be provided by the 4 participating national funding organisations from Germany, Poland, the Netherlands and the United Kingdom. Call Scope Biorefining is defined as the sustainable processing of biomass into a spectrum of marketable products (food, feed, materials, chemicals) and energy (fuels, power, heat).). 11 An integrated biorefinery concept maximises the overall added value of one plant system by way of fractionation of the raw materials, integration of mass and energy flows and of processes, by (ideally) using all components of a raw material for a range of different products / intermediates, and by working with closed loops. Application procedure Please refer to the call documents and forms listed below. Proposals must be submitted via email to the central Call Secretariat (contact: Mr. Matté Brijder, Netherlands Enterprise Agency, [email protected] ). It is the responsibility of each consortium coordinator to ensure that their application is received on time. Submission deadline for pre-proposals: 28th April 2014, 1 PM CET Only pre-proposals recommended for the second stage are invited to submit a full-proposal. National funding regulations are applied within this joint call. A joint transnational team of experts from the participating countries will evaluate all full-proposals. It is strongly recommended that the national funding regulations be checked with the contact person at the respective funding agency (see call text) before submitting a fullproposal. Call documents and links: Call text: http://www.eranetbioenergy.net/website/exec/download/8th_call_text_final.pdf?id=150416e65742e6572616e65742e46696c65&token=LXABHavsTcB4GeqLe2gHp1eZa8QCEq Pre-proposal application form: http://www.eranetbioenergy.net/website/exec/download/Preproposal_application_form_ERA-NET_Bioenergy_8thCall_final.doc?id=150216e65742e6572616e65742e46696c65&token=LXABHavsTcB4GeqLe2gHp1eZa8QCEq CALL SCHEDULE Activity Date Call opened – invitation for pre-proposals 10th of February 2014 Last date for submitting pre-proposals 28th of April 2014, 1 PM CET End of evaluation and selection of pre-proposals; Invitation to phase 2 16th of June 2014 Last date for submiting full proposals 1st of September 2014, 1 PM CET Joint evaluation of full proposals by international expert panel September/October 2014 Projects start From January/February 2015 Oproep voor onderzoeksvoorstellen duurzame voedselketen bron: RVO, 24/02/14 Op 1 februari is de tweede oproep voor het indienen van onderzoeksvoorstellen binnen ERAnet SUSFOOD gepubliceerd. SUSFOOD staat voor 'Sustainable Food production and consumption'. De focus ligt bij de voedselketen na de boerderijfase. Het doel van deze ERA12 net is het bevorderen van de samenwerking en afstemming tussen de onderzoeksgroepen uit de deelnemende landen. Een project dat wordt ingediend een aantal criteria voldoen. Alleen voorstellen voor onderzoek onder topic 3 uit de call aankondiging: 'Innovative food products, use of raw material' komen in aanmerking voor financiering. Het kan daarbij gaan om onderzoeksvoorstellen in de sectie 'Research' of de sectie 'Research and Innovation'. Verder dient er te worden samengewerkt met partners uit minimaal 3 deelnemende landen. Het projectidee dient uiterlijk op 1 april te zijn ingediend. Het maximumbudget dat beschikbaar is voor financiering van de Nederlandse inbreng in alle onderzoeksvoorstellen gezamenlijk bedraagt 200.000 euro. Zie voor meer informatie de website van ERA-net SUSFOOD. 13 European Innovation Partnetships (EIP) De vorming van European Innovation Partnerships (EIP) is een nieuwe benadering binnen de Europa 2020 Strategie. Doel van EIP is de kloof te dichten tussen wetenschap en praktijk door: ‐ Kennisdoorstroming te bevorderen via meer praktijkgericht onderzoek (pilots, demo’s) ‐ Input vanuit de praktijk te genereren voor de onderzoekagenda van H2020 Middelen voor EIP-agri komen uit twee bronnen: ‐ H2020 (via projecten en netwerken) ‐ Rural Development (via Operational Groups) New call for Focus Groups EIP-AGI Service Point is looking for experts for four new EIP-AGRI Focus Groups. They invite farmers, advisors, researchers and other experts to apply for participation in these Focus Groups, dealing with the following topics: 1. 2. 3. 4. High Nature Value Farming profitability Mainstreaming Precision Farming Profitability of permanent grassland Fertiliser efficiency in open-field horticulture EIP-AGRI Focus Groups are temporary groups of 20 selected experts focusing on a specific subject. The experts share knowledge and experience. Each group explores practical innovative solutions to problems or opportunities in its field, and draws on experiences derived from related useful projects. Most Focus Groups meet twice, and work on gathering relevant information and reporting in between, as well as after the last meeting. The final report is shared via the EIP-AGRI network. Deadline for the call is 8 April 2014. Please find more information http://ec.europa.eu/agriculture/eip/focus-groups/call-3publication_en.pdf Establishing Operational Groups: the European workshops On 27 February 2014, the European Commission’s Directorate General for Agriculture and Rural Development organised the workshop "Establishing Operational Groups under Rural Development Programmes". It was hosted by the Portuguese National Rural Network and GPP, the Portuguese National Authority for EAFRD in Lisbon. The event was open to organisations from Portugal, Spain, Greece, Cyprus and Malta. The aim of the workshop was to provide the necessary knowledge and information on EIP-AGRI to enable organisations to act as "multipliers" and help to set up Operational Groups in their own Member State or region. In the coming months EIP-AGI Service Point will organise another four workshops for participants from the remaining EU member states. 14 Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) EFRO is een Europese subsidieregeling gericht op versterking van de regionale economie. In Nederland zijn er 4 landsdelen (Noord, Oost, West, Zuid). Het EFRO draagt in de periode 2014-2020 bij aan vier prioriteiten: 1. innovatie en onderzoek 2. digitale agenda 3. steun voor het MKB 4. de koolstofarme economie (reductie CO2-uitstoot) Oost-Nederland Honderd miljoen EU voor innovatie en koolstofarme economie Oost-Nederland krijgt de komende jaren honderd miljoen euro van de Europese Unie om innovaties en een koolstofarme economie te stimuleren. Het Rijk doet daar nog eens zeventien miljoen bij. Voorwaarde is wel dat de provincies Gelderland en Overijssel en het bedrijfsleven zelf ook investeren in innovatie en in een economie die minder afhankelijk is van fossiele brandstoffen. Deze zogenaamde cofinanciering betekent dat Gelderland en Overijssel samen met de grote steden er zelf 48 miljoen in steken. Verwacht wordt dat het bedrijfsleven 120 miljoen investeert. Alles bij elkaar betekent dat voor de jaren 2014-2020 in totaal € 285 miljoen beschikbaar komt voor innovatie en voor een koolstofarme economie. Dat hebben de provinciebesturen van zowel Gelderland als Overijssel besloten. De beide provincies vormen samen het werkgebied Oost-Nederland van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Aanspraak op EFRO-subsidies Oost-Nederland zet in op vier gebieden: High Tech Systemen en Materialen (HTSM), gezondheid (Health), Agrofood en Energie & Milieutechnologie (EMT). Binnen die sectoren beschouwen Gelderland en Overijssel ICT, water, chemie, de creatieve en de maakindustrie als sleuteltechnologieën. Vooral het midden- en kleinbedrijf en kennisinstellingen in Overijssel en Gelderland kunnen de komende jaren aanspraak maken op EFRO-subsidies. Een dergelijke impuls blijkt het meeste effect te hebben als bedrijfsleven, onderwijs en overheid samen optrekken. Projecten waarin die drie goed samenwerken, maken daarom de meeste kans op een EFRO-subsidie. Verdeling Europese subsidie Nederland krijgt in totaal € 509 miljoen vanuit het EFRO-programma. Eerder al besloot het kabinet dat daarvan krap een vijfde (19,77 procent) naar Gelderland en Overijssel gaat. ‘Brussel’ moet de EFRO-plannen van Gelderland en Overijssel nog definitief goedkeuren. Naar verwachting gaat het EFRO-loket september dit jaar open voor het aanvragen van subsidie. EUA: universiteiten belangrijk voor regio Bron: Neth-ER nieuwsbrief week 7 Europees commissaris voor Regionaal beleid, Johannes Hahn heeft tijdens een bijeenkomst van de European University Association (EUA) de belangrijke rol van universiteiten en 15 onderzoeksinstellingen bij het ontwerpen van de Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (RIS3) benadrukt. Dit was overeenkomstig de resultaten in het rapport van de in 2013 georganiseerde workshop over dit onderwerp. De EUA heeft dit rapport uitgebreid en opnieuw uitgegeven. Gericht investeren Binnen het Cohesiebeleid van de Europese Unie zijn er verschillende fondsen waarop een regio aanspraak kan maken. Hiervoor hebben ze wel een RIS3 nodig waarin is aangegeven waarin de regio wil investeren. In 2013 organiseerde de EUA een expert workshop over de rol van universiteiten bij de ontwikkeling van Smart Specialisation Strategies van regio’s. Een voordeel voor universiteiten om mee te schrijven aan de RIS3 is dat er onderzoek gedaan kan worden dat ten goede komt aan de regio en gebruik gemaakt kan worden van de regionale kracht. Wanneer er andere stakeholders gezocht moeten worden voor samenwerking en medefinanciering is het eveneens handig dat er een duidelijke strategie, tijdlijn en financiering is. Tijdlijn De EUA zal in 2014 een event organiseren voor regionale en nationale overheden en universiteiten om samen te kijken naar eventuele nieuwe richtlijnen die de samenwerking tussen instellingen en overheden binnen RIS3 ondersteunen. Meer informatie Rapport http://www.eua.be/Libraries/Publication/EUA_Seville_Report_web.sflb.ashx : The role of Universities in Smart Specialisation Strategies Persbericht http://www.eua.be/News/14-0206/EUA_Council_discusses_Smart_Specialisation_with_European_Commissioner_for_Regional_ Policy.aspx: EUA Council discusses ‘Smart Specialisation’ with European Commissioner for Regional Policy 16 OVERIG INTERNATIONAAL Innovatie opent grenzen Bron: Neth-ER Nieuwsbrief week 5 Het economisch en innovatief potentieel van grensregio’s wordt onvoldoende benut en grensoverschrijdende samenwerkingen worden te weinig gezocht. Omdat innovatie niet bij de grens stopt geeft OECD, in zijn studie ‘Regions and Innovations Collaborating Across Borders’, aanbevelingen hoe innovatieve samenwerkingen in grensregio’s te laten slagen. Innovatie stopt niet bij de grens, zowel in de wetenschap als in het bedrijfsleven worden steeds vaker internationale partners gezocht. Regio’s en actoren binnen de regio’s worden daarom uitgedaagd na te denken over grensoverschrijdende samenwerkingen en projecten. Beleid belemmert grensoverschrijdende samenwerking te vaak, volgens OECD. Grenzen blijven daardoor nog te vaak een barrière voor innovatie. Volgens OECD kan dit beter en doet daarom, aan de hand van enkele best practices als de Top Technologie Regio, Eindhoven- Leuven Aachen driehoek(TTR ELAt), enkele aanbevelingen om grensoverschrijdende samenwerkingen te stimuleren. Grenzeloos samenwerken Om grensoverschrijdende samenwerkingen te stimuleren is het voor regio’s belangrijk om de relevante gebied te identificeren, de grensoverschrijdende samenwerking goed te besturen en de instrumenten die grensoverschrijdende samenwerking stimuleren goed in te zetten. Het rapport doet voor elk van deze drie punten een aantal aanbevelingen. Ten eerste is het voor grensregio’s belangrijk om te beseffen dat een samenwerking gebaseerd is op onderling vertrouwen en een lange-termijn strategie. Omdat politici vaak korte-termijn plannen maken, is het belangrijk de politici van het nut van een grensoverschrijdende samenwerking te overtuigen. Niet-publieke actoren hebben hierin een rol te spelen, en moeten worden betrokken in het bestuur van een grensoverschrijdende samenwerking. Ook is het belangrijk succesvolle gezamenlijke projecten bekend te maken en mogelijkheden te zoeken financieringsinstrumenten aan elkaar te koppelen. TTR ELAt, grensoverschrijdende samenwerking werkt TTR ElAt is, volgens het rapport, een voorbeeld van een langdurige grensoverschrijdende samenwerking waarin de onderscheidende krachten van de regio’s worden benut. Het samenwerkingsverband heeft innovatie in de regio’s gestimuleerd, hooggekwalificeerd personeel aangetrokken en samenwerkingen tussen publieke en private partijen mogelijk gemaakt. Toch zijn er voor deze samenwerking ook enkele uitdagingen. Het rapport spreekt van een complex meerlaags bestuur van drie landen, vier onderzoek- en innovatie besturen en zes partnerregio’s. Daarnaast is er volgens het rapport onvoldoende financiering beschikbaar om grensoverschrijdende activiteiten te ondersteunen. Meer informatie OECD reviews of regional innovation. Regions and innovation collaborating across borders http://www.interacteu.net/library/oecd_study_regions_and_innovation_collaborating_across _borders_2013/514/8499 17 Subsidieregeling voor demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en kennisverwerving (DHK) voor 2014 al fors overtekend Bron: website RVO Budget 2014 voor Subsidieregeling voor demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en kennisverwerving (DHK) is al ruim overtekend. Opkomende markten bieden door hun snelle ontwikkeling steeds vaker kansen voor Nederlandse export en investeringen. DHK richt zich op Nederlandse (mkb-)ondernemingen met internationale ambitie en interesse in opkomende markten. De regeling staat open voor de volgende markten: Argentinië, Azerbeidzjan, Bangladesh, Brazilië, Chili, China*, Colombia, Egypte, Ethiopië, Ghana, Golfregio (Bahrein, Koeweit, Oman, Qatar, Saudi-Arabië en Verenigde Arabische Emiraten), India, Indonesië, Irak, Kazachstan, Kenia, Maleisië, Mexico, Nigeria, Oekraïne, Panama, Rusland, Singapore, Servië, Turkije, Vietnam, Zuid-Afrika en Zuid-Korea. * inclusief Taiwan Modules Beschikbare modules zijn: Demonstratieprojecten Bedrijven kunnen subsidie krijgen voor demonstratie van een product of technologie in een van de doellanden. Zo kunnen zij potentiële afnemers overtuigen. Haalbaarheidsstudies Bedrijven kunnen subsidie krijgen voor een studie naar de haalbaarheid van een project in een van de doellanden. Het gaat hier om technische of commerciële haalbaarheid van een project. Kennisverwerving Bedrijven kunnen subsidie krijgen voor het inhuren van externe expertise. Dit gaat bijvoorbeeld om advies over het vinden van lokale partners, juridische of fiscale aspecten. Vanwege de grote belangstelling voor de DHK-regeling is het voor 2014 beschikbare budget al fors overtekend. De kans dat een nieuwe aanvraag wordt gehonoreerd is zeer klein. Dit betekent dat het weinig zinvol is om momenteel nog een aanvraag voor deze subsidie in te dienen. 18 NATIONAAL Nieuwe call for proposals Maatschappelijk verantwoord innoveren Bron: NWO Na een succesvolle eerste fase geeft NWO in 2014 een vervolg aan het Maatschappelijk verantwoord innoveren-programma binnen de topsectoren. Begin maart zal de call for proposals worden gepubliceerd. Aanvragen voor financiering kunnen worden ingediend door consortia van alfa-, bèta- en gammaonderzoekers onderzoekers en private partners. Kort na de lancering van de call zullen matchmaking-events worden georganiseerd waar onderzoekers en private partijen elkaar kunnen ontmoeten. Onderdeel van de call is een onderzoeksagenda die is opgesteld in samenspraak met de volgende zeven topsectoren: Agri & Food Tuinbouw & Uitgangsmaterialen Chemie Energie Hightech Systemen & Materialen Life Sciences & Health Water Verwachte deadlines Medio mei: indienen van een zogenoemd project-idee Medio september: indienen van financieringsaanvragen Meer informatie Meer informatie over data en aanmelding van de matchmakings-events, de publicatie van de call en deadlines voor indiening wordt begin maart op de programmapagina Maatschappelijk verantwoord innoveren gepubliceerd http://www.nwo.nl/onderzoek-enresultaten/programmas/maatschappelijk+verantwoord+innoveren . Technology foundation STW opens water call 2014 Source: STW website Technology foundation STW will open, starting March 3rd of 2014, a call for proposals that fit within the research and innovation agendas of the top consortia for knowledge and innovation (TKI) within the top sector Water. This call is an implementation of the government policy for top sectors and it challenges researchers and entrepreneurs to develop the fundamental knowledge that will allow technological breakthroughs and innovative applications. An explicit link with one of the teams in the innovation contracts of the TKIs (Delta technology, Maritime or Water Technology) is required. These themes are: 19 For Deltatechnology: • Water safety • Water management • Sustainable design, management and maintenance For Maritime: • Extraction of natural resources and fuels at sea (mining and other extraction) • Clean ships (fuels, fuel saving and emissions) • Smart and safe sailing (special purpose ships, defence, safety) • Effective infrastructure (interaction between ships, harbour infrastructure and shipping lanes) For Watertechnology: • Drinking, and industrial waste water • Waste water treatment • Transport and storage • Novel water sources • Reclaiming of minerals and organic matter • Energy production • Sensoring & Control • Water systems For a full description of these themes, please refer to the call text and the individual innovation contracts/research agendas: Deltatechnology innovation agenda http://www.stw.nl/sites/stw.nl/files/Innovatiecontract%20Deltatechnologie%2020142015%20def.pdf Maritime innovation agenda http://www.stw.nl/sites/stw.nl/files/Innovatiecontract%20Maritiem_TKI_update_innovatiecontr act_en_jaarplan_2014.pdf : Watertechnology innovation agenda http://www.stw.nl/sites/stw.nl/files/Innovatiecontract%20Watertechnologie.pdf : Financing The budget for the call is 4.0 million Euros, excluding the contributions of private parties (cofinancing). Call specifics The deadline for submission of proposals is May 27, 2014 (AM 11:59 h). The review procedure is intended to be concluded within six months. When there are many proposals, a pre selection may be part of the procedure and it may take longer to conclude. Submission of proposals Only proposals that have a clear contribution to at least one innovation contract of the three TKI's will be admissible. Fit into the innovation contract is determined prior to submission of the full proposals on the basis of the "Form for the assessment of relevance to TKI Innovation contract" 20 http://www.stw.nl/sites/stw.nl/files/WATER2014%20Assessment%20relevance%20to%20Water%2 0innovation%20contract.docx . Deadline for submission of this assessment form is 21 April 2014, 11.59 hrs. (noon!) The deadline for submission of full proposals is 27 May 2014, 11.59 hrs. (noon!). Required documents are: • Call text http://www.stw.nl/sites/stw.nl/files/WATER2014%20Call%20tekst%20NL%2020140303.pdf • Water2014 proposal template http://www.stw.nl/sites/stw.nl/files/WATER2014%20Invul%20template.docx • Financial planning form http://www.stw.nl/sites/stw.nl/files/WATER2014-EXTERNFPformulier.xlsx • "Declaration and signing" form http://www.stw.nl/sites/stw.nl/files/WATER2014%20Verklaring%20en%20ondertekening %20aanvrager.docx STW geeft co-financiers vooraf zekerheid over intellectueel eigendom Per 1 maart 2014 sluit STW haar beleid aan op de landelijke afspraken over intellectueel eigendom bij publiek-private samenwerking. Bedrijven krijgen nu vooraf zekerheid: hoe meer zij bijdragen, hoe meer rechten op gebruik van de onderzoeksresultaten. Ook is de nieuwe regeling gunstiger voor het MKB. Op verzoek van het kabinet hebben kennisinstellingen (waaronder NWO en VSNU) en bedrijven (MKB Nederland en VNO-NCW) in 2013 heldere afspraken gemaakt over intellectueel eigendom bij fundamenteel en toegepast onderzoek. Deze ‘Spelregels voor publiek-private samenwerking’ zijn op 25 juni 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden. STW heeft die spelregels nu in haar voorwaarden verwerkt. Dit geeft bedrijven meer zekerheid en zal naar verwachting de deelname van meerdere bedrijven aan een wetenschappelijk project en daarmee de kans op een bredere toepassing verhogen. Potentiële gebruikers van nieuwe onderzoekresultaten - vaak bedrijven - kunnen een STWproject steunen met een geldelijke of personele bijdrage. In ruil daarvoor krijgen ze als eerste toegang tot nieuwe - hoogstaande - wetenschap en ze mogen die resultaten intern gebruiken. Tot nog toe werd pas laat duidelijk onder welke voorwaarden bedrijven rechten konden krijgen tot commerciële en/of meer exclusieve toegang tot de gegenereerde kennis, omdat intellectueel eigendom vaak pas ontstaat tijdens een project. Die onzekerheid kon leiden tot vertraging of kon bedrijven er zelfs van weerhouden deel te nemen. Dankzij de ‘spelregels’ uit 2013 kan STW die duidelijkheid nu vooraf geven. Het recht op gebruik van wetenschappelijke resultaten hangt af van het percentage cofinanciering. Een bedrijf dat minimaal 11 procent bijdraagt aan de kosten van een onderzoeksproject krijgt een optierecht: het mag als eerste onderhandelen over bijvoorbeeld een octrooi. 21 Bij meer dan 30 procent cofinanciering krijgt een onderneming bovendien de zekerheid van toegang tot intellectueel eigendom: ze kan het (niet-exclusieve) recht verkrijgen om de vinding toe te passen in eigen producten en processen. Dit recht is royalty-vrij, wel betaalt het bedrijf de octrooikosten. Bovendien mogen bedrijven hun gezamenlijke bijdragen nu optellen, waardoor ze eerder een gunstig percentage bereiken. Dit is zeker interessant voor het MKB. De private partijen zullen dit zelf moeten aangeven, ze moeten het eens zijn over de onderlinge verdeling van rechten en een penvoerder aanwijzen. Wanneer ondernemingen minder dan dertig procent co-financieren, betalen ze een marktconforme vergoeding voor het gebruik (dat geldt ook voor exclusief gebruik). Afhankelijk van de hoogte van hun bijdrage krijgen de bedrijven voortaan een korting op de marktconforme vergoeding. Het nieuwe IE beleid geldt voor alle projecten met honoreringsdatum na 1 maart 2014. Van voorstellen die nog in behandeling zijn, kunnen projectaanvragers de private bijdrage aanpassen. Zij worden daarover door STW geïnformeerd. Het nieuwe beleid rond intellectueel eigendom geldt voor alle publiek-private samenwerking waarbij STW meerderheidsfinancier is. De zekerheid vooraf én het optellen van cofinanciering zal vaker leiden tot betrokkenheid van bedrijven. Het is ook aannemelijk dat bedrijven onderling intensiever samenwerken als meerdere bedrijven zich verbinden aan een project. Ook dat vergroot de kans op valorisatie. Nederland steunt open data initiatief biologisch/biomedisch onderzoek Staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft zijn handtekening gezet onder het Europese samenwerkingsverband ELIXIR. Hiermee steunt Nederland het open data initiatief op het gebied van biologische en biomedische onderzoeksdata. Nederland participeert vanaf nu als vol lid in ELIXIR naast Estland, Groot-Brittannië, Noorwegen, Tsjechië, Zweden en Zwitserland. Met de toetreding tot ELIXIR krijgen Nederlandse onderzoekers toegang tot belangrijke biologische onderzoeksgegevens die van groot nut kunnen zijn voor onderzoek op het gebied van geneeskunde, biotechnologie en landbouw. ELIXIR moet het voor wetenschappers mogelijk maken om biologische data uit eerdere experimenten sneller te vinden, makkelijker te integreren in nieuwe onderzoeken en sneller te delen met Europese collega's. Samenhang en integratie van de vele verschillende data kan leiden tot een enorme bijdrage in het onderzoek naar bijvoorbeeld therapieën voor erfelijke ziektes. Het Rijk zal € 1,1 miljoen bijdragen aan ELIXIR. NWO, ZonMw en NGI coördineren de Nederlandse deelname aan ELIXIR en dragen tevens financieel bij. 22 Voor meer informatie zie: http://www.nwo.nl/actueel/nieuws/2014/alw/toetreding-nederland-tot-elixir.html ‘De staat is de echte technologische vernieuwer, niet het bedrijfsleven’ Bron: Financieele Dagblad 6 februari 2014 Econoom Mariana Mazzucato weet dat ze kan overdrijven, provoceert en soms misschien iets te hartstochtelijk opinies uitdraagt. Ze waarschuwt ervoor in de inleiding van haar vorig jaar uitgekomen, alom geprezen boek The Entrepreneurial State over de dominante rol van de overheid bij grote innovaties. Haar aanpak bleek effectief toen zij vorige week een energieke presentatie gaf op het podium in de voormalige raadszaal van het oude stadhuis in Amsterdam, nu The Grand. Haar gehoor, tientallen financiële professionals die lid zijn van CFA Society Netherlands, lag aan haar voeten. Ze waren het niet allemaal helemaal eens met haar betoog, maar de boodschap dat de staat een onmisbare schakel is in de schumpeteriaanse evolutie van de economie, kwam duidelijk over. ‘Economen hebben geen idee wat de rol van de staat is in de economie’, zegt Mazzucato, voorafgaand aan haar betoog. Mazzucato (45) is geboren in Rome, groeide op in New Jersey, waar haar vader kernfysicus was, en is nu hoogleraar economie en innovatie aan de University of Sussex in het Britse Brighton. V Economen pleiten er doorgaans voor dat de overheid op afstand blijft. U wilt dat zij van hun geloof vallen. Waarom? ‘We mythologiseren de rol van sommige actoren in de economie en innovatieprocessen, zoals kleine en middelgrote bedrijven en durfkapitalisten, en bagatelliseren de inbreng van de overheid. Dit is een ideologie die schadelijk is voor het denkproces over hoe we uit de crisis kunnen komen. Washington geeft door de automatische begrotingskortingen 40% minder uit aan onderzoek, maar daarmee raakt de VS achter op China, dat zijn budget met 170% heeft verhoogd. Het gaat er niet om of de overheid iets minder goed doet of beter. Het punt dat ik maak, is dat de staat innovaties op gang brengt die er anders helemaal niet zouden zijn. Innovaties waaraan ondernemers en durfkapitalisten zich nog niet wagen, omdat die een veel te hoog risico hebben of waarbij het veel te lang duurt voordat er een rendement is.’ V Kunt u voorbeelden noemen? En grijpt de staat niet ook wel eens helemaal mis? ‘De overheid is eigenlijk veel meer ondernemer dan vele ondernemingen. De grote innovaties staan bijna alle op naam van de staat. Internet bijvoorbeeld, maar ook heel veel geneesmiddelen: de (Amerikaanse) National Institutes of Health pompt elk jaar € 32 mrd in farmaceutisch onderzoek en biotechnologie. De term nanotechnologie moest de overheid verzinnen. Het algoritme waarmee Google werkt, is door de overheid ontwikkeld. Alle onderdelen die de iPhone zo raak maken, zoals gps, internet, het aanraakscherm en ook het nieuwe spraakprogramma Siri, zijn terug te voeren op overheidsinvesteringen. Apple zelf geeft nog geen 3% van de omzet aan R&D uit, wat echt heel weinig is. 23 Maar het is zeker zo dat van elke tien projecten er maar een of twee slagen. Met de opbrengsten uit die een of twee zou je echter de verliezen uit de andere projecten moeten kunnen compenseren. Helaas zie je dat bijvoorbeeld Apple via fiscale constructies geen cent belasting betaalt. Daarom pleit ik ervoor dat de staat aandelen in zo’n bedrijf neemt.’ V Welke Europese landen hebben het juiste spoor te pakken? ‘In Duitsland spelen KfW-bank en de Fraunhofer-instituten hun rol, er wordt veel uitgegeven aan R&D en er is een heel goed onderwijsstelsel. Italië kent geen overheidsinvesteringsbank en in dat land was er dan ook twintig jaar lang geen groei. In Nederland en ook het Verenigd Koninkrijk bestaat de top van de overheid er vooral uit bureaucraten, waar in de VS economen en wetenschappers van hoog niveau in de regering zitten. Jullie slagen er niet in toptalenten aan te trekken.’ V U hebt vorig jaar minister van Economische Zaken Henk Kamp gesproken. Wat vindt u van het Nederlandse topsectorenbeleid? ‘Kamp vroeg mij om naar Den Haag te komen en dat heb ik gedaan. Hij is een scherpzinnig man. Ik zei tegen hem: je moet je niet richten op sectoren, maar op uitdagingen. Je moet groot denken, een missie hebben, bijvoorbeeld een mens op de maan, en het faciliteren dat álle sectoren daaraan kunnen werken. Dit is iets heel anders dan dat je automotive, finance of life sciences uitkiest, dat gaat niet werken.’ Nederland kan veel slimmer Nederland moet meer investeren in onderwijs en onderzoek, wil het de internationale concurrentie blijven bijbenen. Dat concluderen vakbonden, werkgevers en onderwijsinstellingen in een gezamenlijk rapport. In 2020 wil Nederland opnieuw in de wereldwijde top-vijf staan van kenniseconomieën, en iedere twee jaar brengt de zogeheten KIA-coalitie http://www.kennisinnovatieagenda.nl/ van vakbonden, werkgevers en onderwijsinstellingen een rapport uit met de stand van zaken. De KIA-Agenda geeft sinds 2010 aan wat nodig is om in de top van kennissamenlevingen te komen. De agenda is ambitieus maar kan bogen op de steun van een brede coalitie van bijna dertig organisaties uit de kenniswereld en het bedrijfsleven. Gezamenlijk hebben zij in 2010 doelen gesteld op het terrein van onderwijs, onderzoek en innovatief ondernemen. De KIA-Foto meet iedere twee jaar de stand van zaken. Vandaag heeft KIA-voorzitter Wiebe Draijer de KIA-Foto 2014 aan minister Kamp (EZ) en staatssecretaris Sander Dekker (OCW) overhandigd. Wiebe Draijer: 'De KIA-coalitiepartners blijven streven om in de top 5 positie van kennislanden toe te treden. Er is aantoonbare vooruitgang op veel terreinen, maar de internationale ontwikkelingen gaan door en in de globale open economie moet Nederland eenvoudigweg harder aanpakken om de concurrentie bij te houden en de uiteindelijke ambitie te bereiken.' Onderwijs Wat het onderwijs betreft blijven we goed scoren in de breedte met minder zwakke leerlingen, goede scholen en universiteiten. Daar staat tegenover dat onze beste leerlingen internationaal gezien slecht scoren en het aandeel scholen met hoge resultaten terugloopt. 24 In een belangrijke internationale ranking staan nu al acht universiteiten in een mooie top 100 maar Nederland ontbreekt op dit moment in de top 50. Onderzoek Internationaal gezien zijn Nederlandse onderzoekers nog altijd zeer productief en gewaardeerd. De Nederlandse publieke en private onderzoeksinvesteringen zijn gestegen. Dat is op zich goed nieuws maar het bereikte niveau van de Europese middenmoot staat nog wel veraf van onze ambitie om tot de toplanden te behoren. Ondernemen Het percentage startende ondernemers is verder gegroeid tot meer dan tien procent van de beroepsbevolking. We hebben genoeg ondernemers maar we verdienen nog steeds te weinig aan innovatieve producten en diensten. Ons buurland Duitsland verdient veel meer dan de vijftien procent omzet in de industrie die ons land haalt. Het is goed nieuws dat het Nederlandse bedrijfsleven extra aan het investeren is in onderzoek en innovatie. Op een later moment is meetbaar wat het effect op de omzet daarvan is. De doelstelling voor het niveau van investeringen wordt echter nog lang niet gehaald. Groen in 2020 Nederland boekt in vergelijking met het buitenland op onderdelen goede resultaten maar om in 2020 alle indicatoren of de 17 hoofdindicatoren van de KIA-Foto op groen te krijgen, is nog een lange weg te gaan. De KIA-Foto 2014 vormt daarmee een sterkte oproep om ondanks gedane inspanningen met een grotere intensiteit door te gaan richting een top5 kennis- en innovatieland. Indicatoren De KIA-Foto laat zien in hoeverre Nederland op koers ligt om de gestelde ambitie te halen door zestig indicatoren, samengevoegd tot 17 hoofindicatoren, een groene, oranje of rode kleur toe te kennen. De KIA-Foto 2014, inclusief samenvatting en overzicht van de indicatoren/scores staat op www.kennisinnovatieagenda.nl . De KIA-Foto maakt gebruik van de meest recente informatie die internationaal vergelijkbaar is, in combinatie met actuele beleidsmaatregelen. Download Kennis en Innovatie Foto 2014 - Derde voortgangsrapportage over de Kennis en Innovatie Agenda 2011-2020 http://www.kennisinnovatieagenda.nl/downloads/KIA-Foto-2014.pdf Sociale innovatie verdient plek op agenda Nederlandse overheid De AWT heeft een nieuw advies aangeboden aan de ministers van EZ en OCW: ‘De kracht van sociale innovatie’ http://www.awt.nl/publicaties/de-kracht-van-sociale-innovatie/item640 Sociale innovatie zorgt voor dynamiek, experimenteerdrift, innovatieve verdienmodellen en actieve betrokkenheid bij de publieke zaak. Nederland loopt achter op het vooruitstrevende beleid van andere landen. “Een overheid moet mensen ruimte geven innovatief te zijn. Dat betekent: nieuwe paden durven betreden, vernieuwende initiatieven een kans geven en waar nodig ondersteunen”, aldus Uri Rosenthal, voorzitter van de AWT. Daarbij zijn 25 gemeentes en provincies wellicht nog vaker aan zet dan de centrale overheid. “Het beter benutten van de innovatieve kracht van bedrijven én individuen biedt veel kansen en leidt bovendien tot ondernemerschap en werkgelegenheid, ook bij sociale onder- nemingen.” Het advies De Kracht van Sociale innovatie wordt vandaag aangeboden aan de ministers van EZ en OCW . In Nederland richt sociale innovatie zich vooral op werkplekinnovatie (slimmer werken) en initiatieven onder de noemer burgerparticipatie, waarbij het behouden van publieke voorzieningen zoals een zwembad of buurtsuper, of het onderling organiseren van zorg centraal staan. Vooroplopende landen zoals Engeland en Australië gaan verder. Sociale innovatie wordt daar ingezet bij de zoektocht naar oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen zoals duurzame energie, als bijdrage aan economische vooruitgang en aan efficiëntere publieke dienstverlening. Nederland moet hard aan de slag om niet achter te blijven. Kies voor sociale innovatie en geef ruimte Sociale innovatie moet een expliciet onderdeel worden van het overheidsbeleid, zo stelt de AWT. Alleen dan kan Nederland aansluiting vinden bij de koplopers en kansen optimaal benutten. Dat begint bij het hanteren van het begrip sociale innovatie, dat ook door andere landen wordt verstaan. Daarnaast is een open houding van de overheid nodig. Organisaties en netwerken moeten over grenzen van sectoren, ministeries en financiële regelingen heen kunnen experimenteren met nieuwe oplossingen voor sociale vraagstukken. Regelluwe ruimtes en samenwerkingsafspraken met de overheid –deals- kunnen hierbij stimulerend werken. Stimuleer sociale innovatie via het innovatie- en kennisbeleid Een goede infrastructuur is onontbeerlijk. In de vorm van landelijke platforms en netwerken rond maatschappelijke uitdagingen, maar ook door in het (topsectoren)beleid samenwerking met andere partijen dan kennisinstellingen en bedrijven mogelijk te maken. Om optimaal te kunnen profiteren van de al aanwezige kennis en ervaring stelt de AWT voor samen te werken met initiatieven in het buitenland, zoals de Sociale Innovatiefabriek in Vlaanderen. Onderzoek: sociale innovatie bepaalt succes van topsectorbedrijven De Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit Rotterdam en Panteia hebben het onderzoeksrapport 'Technologische en sociale innovatie in een concurrerende markt - Innovatie- en concurrentiemonitor topsectoren 2012' gepubliceerd. Uit het onderzoek, waaraan ruim 1500 bedrijven uit de topsectoren hebben deelgenomen, blijkt dat ongeveer twee op de drie bedrijven in de topsectoren de afgelopen drie jaar een deel van de omzet investeerden in technologische innovatie. Driekwart van het succes in innovatie wordt bepaald door sociale innovatie. In de topsectoren wordt 77% van het innovatiesucces bepaald door sociale innovatie en 23% door technologische innovatie. De sociaal-innovatieve topsectorbedrijven hebben 36% meer radicale innovaties en 29% meer incrementele innovaties dan niet sociaal-innovatieve bedrijven in de topsectoren. Sociale innovatie bestaat uit het ontwikkelen van nieuwe 26 managementvaardigheden, het hanteren van innovatieve organisatievormen, het realiseren van hoogwaardige arbeidsrelaties en samenwerken met externe partijen. De sector Chemie heeft het hoogste aandeel koplopers en het hoogste aandeel ontwikkelaars. In de Chemie ontwikkelt 66% van de bedrijven zelf product- of procesinnovaties. Ruim een derde van deze bedrijven verricht daarbij ook systematisch R&D. Ook de sectoren Energie, Hightech systemen en materialen en Life sciences & health kennen een relatief groot aandeel koplopers. In de Agro & Food zijn relatief veel toepassers en volgers actief. Vaak gaat het in deze sector om adoptie van technologische innovatie. Verder blijkt dat grotere bedrijven relatief vaker een koploper zijn in innovatie. In het grootbedrijf is 50% van de ondervraagde bedrijven in de topsectoren aan te merken als koploper, terwijl dit in het kleinbedrijf 7% is. Verder blijkt dat exporterende bedrijven vaak innovatiever zijn dan niet-exporteurs. Bedrijven in de topsectoren geven aan dan dat de voornaamste concurrentie zich in Nederland bevindt. Naarmate een bedrijf in de topsector meer met technologische innovatie bezig is, ervaart het vaker concurrentie vanuit het buitenland. Als de bedrijven die concurrentie ervaren hun bedrijfsprestaties afzetten tegen die van de concurrentie, dan geeft een kwart van de bedrijven aan dat zij een betere omzetgroei realiseren dan hun concurrentie. Ook voor wat betreft de winstgroei geeft een kwart van de bedrijven aan dat ze vinden beter te presteren dan de concurrentie. Eén op de vijf bedrijven in de topsectoren ziet een betere groei van het marktaandeel dan de concurrentie. Ook denkt ruim een kwart van de topsectorbedrijven beter te zijn in het aantrekken van nieuwe klanten dan de concurrentie. Zie voor het gehele persbericht: http://www.ondernemerschap.nl/index.cfm/12,html?nxt=ctm_nieuwsbericht&perID=3724 27 REGIONAAL Wageningen University penvoerder topcentrum Eat2Move Provinciale Staten van Gelderland stelt enkele miljoenen beschikbaar voor het topcentrum dat zich gaat richten op innovatie rond voeding en bewegen. Acht Gelderse organisaties op het gebied van sport, voeding en gezondheid werken samen in dit topcentrum Eat2Move, dat deze zomer van start gaat. In Eat2Move werken samen Wageningen University (penvoeder), Ziekenhuis Gelderse Vallei, InnoSportNL, NOC*NSF, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, NIZO food research, FrieslandCampina, Sport Centrum Papendal. Eat2Move is ontwikkeld op initiatief van de Alliantie Voeding Gelderse Vallei. De betrokken organisaties gaan elk op hun eigen expertisegebied met extra onderzoekers aan de slag om nieuwe kennis over de specifieke voedingsbehoefte bij prestatie en herstel aan te leveren. Eat2Move koppelt kennisontwikkeling direct aan innovatietrajecten met bedrijven om producten en diensten te ontwikkelen voor de sport en zorgpraktijk. Een reactie van Frans Kok, hoogleraar Voeding en gezondheid en bestuurslid van de Alliantie Voeding Gelders Vallei en zijn medebestuurslid Diederic Klapwijk. “Eat2Move gaat over het belang van voeding en bewegen voor de conditie van mensen. De resultaten bij topsporters zijn toepasbaar voor breedtesporters én de bevolking in het algemeen. In het bijzonder geldt dit voor ouderen en patiënten die herstellen van een operatie of ziekte. Ook dan wordt het lichaam zwaar belast en levert het een ‘topprestatie’. Met Eat2Move, een centrum dat nergens in deze vorm bestaat, richten wij ons vooral op voeding voor prestatie en herstel. Dit centrum zal een impuls geven aan de Food & Health sector, Eat2Move positioneert de provincie Gelderland nog sterker op het gebied van voeding en sport.” Het persbericht over Eat2Move op internet http://wageningenur.nl/nl/nieuws/Eat2MoveGelders-initiatief-voor-topcentrum-voeding-en-bewegen.htm Nieuwe kennisinstituut ontvangt 80 miljoen DSM zet samen met andere partijen, zoals de TU eindhoven en de Universiteit Maastricht, een nieuw instituut op dat zich richt op biobased en biomedische materialen. Het onderzoeks- en kennis instituut krijgt als doel het maken van chemische bouwstenen van biomassa en het ontwikkelen van biomedische materialen. Naast ontwikkeling van deze nieuwe materialen gaat het ook om het testen ervan en het klaarmaken voor marktintroductie. Dit soort bio chemische bouwstenen zijn bijvoorbeeld te gebruiken in harsen voor auto’s, op zonnecellen, in gebouwen en elektronische apparatuur. Voor biomedische toepassingen gaat het instituut onder andere werken aan materialen voor nieuwe bloedvaten, materialen waarmee kraakbeen zichzelf herstelt en aangroeit in het lichaam en slimme medicijncontainertjes voor in het oog om ooginfecties te voorkomen en te behandelen. 28 DSM steekt 10 miljoen euro in dit project, net als de TU Eindhoven. De Universiteit Maastricht investeert samen met het Maastricht UMC+ 10 miljoen euro. De Provincie Limburg doneert via Chemelot Campus 30 miljoen euro voor R&D-activiteiten en 20 miljoen euro voor infrastructuur voor onderzoek en faciliteiten voor opschaling van productie. Het nieuwe instituut krijgt de naam Chemelot InSciTe, waarbij de laatste letters staan voor Institute for Science and Technology. Topwetenschappers van de Universiteit Maastricht, Maastricht UMC+, Technische Universiteit Eindhoven en experts van DSM en de Chemelot Campus bundelen hun kracht, kennis en expertise en dragen zo bij aan het verantwoord gebruik van duurzame grondstoffen en het betaalbaar vitaal ouder worden. Innovatieplan voor Zeeland Bron: Financiële Dagblad 21 februari 2014 Zeeland werkt met de buurprovincies aan een innovatieplan van € 1 mrd. Dit maakt Strategic Board Delta Region, een koepel van bedrijven, overheden en onderwijsinstellingen in Zuidwest-Nederland en de oostelijke provincies van Vlaanderen, volgende week donderdag in Brussel bekend. Delta Region zegt op een soortgelijke wijze te willen groeien als de regio Eindhoven. ‘De Strategic Board Delta Region neemt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Slimme Specialisatie Strategie van Zuidwest-Nederland, daar waar Brainport dat voor Zuidoost- Nederland doet.’ Het doel is een jaarlijkse groei van het aantal banen met 0,5% en een groei van de toegevoegde waarde in de regio met 2,5%. Innovatie Agro en Food Overijssel De provincie kan subsidie verstrekken voor een innovatief project dat bijdraagt aan verduurzaming van de Agro&food sector. Onder de Agro en Food sector verstaan men alle bedrijven in de voedselketen, inclusief de voor de voedingsmiddelen bestemde logistiek, handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling. De afbakening van de bedrijven in de Agro en Food sector is gebaseerd op de Monitor topsectoren, methodebeschrijving en tabellenset van het CBS. Deze subsidieregeling "kennisondersteuning Agro & Food" biedt subsidie voor onderzoek of ontwikkelactiviteiten. Voorwaarden De subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor: a. onderzoek naar de haalbaarheid en effectiviteit van een nieuw product, techniek, dienst of proces; b. inhuur deskundigen ten behoeve van de realisatie van een innovatief project; c. investering ten behoeve van de realisatie van een innovatief project. Een aanvraag voldoet aan de volgende criteria: de aanvrager is een organisatie of een onderneming uit de Agro&food sector met een vestiging in Overijssel; 29 het innovatieve project omvat een een proof of concept, dit betekent dat de activiteit gericht is op het bewijzen van haalbaarheid en effectiviteit van een innovatief project in de praktijk; het innovatieve project behelst samenwerking tussen ten minste twee onderling onafhankelijke ondernemingen of organisaties in de Agro&food sector; het innovatief project draagt bij aan de ambities voor verduurzaming en innovatie in de Agro&food sector zoals omschreven in het Uitvoeringsprogramma Agro en Food Overijssel 2013-2015; de haalbaarheid en slagingskans van het innovatieve project is aangetoond aan de hand van een businesscase; indien sprake is van een steunmaatregel dan moet de subsidie als bedoeld in artikel 6.6.2 sub c aan landbouwbedrijven die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten voldoen aan artikel 4 van de Vrijstellingsverordening Landbouw en de subsidie aan andere ondernemingen moet voldoen aan artikel 2 van de deminimisverordening. De volledige regeling en een toelichting op de gebruikte begrippen leest u in het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2011, hoofdstuk 6 paragraaf 6.6 Innovatie Agro&Food Overijssel. Wij adviseren u om contact op te nemen met de provincie Overijssel, Kennispoort Reio Zwolle of Kennispark Regio Twente voordat u uw aanvraag indient. Het aanvraagformulier is momenteel in bewerking en zal uiterlijk 21 februari 2014 op deze webpagina te downloaden zijn. Meer info subsidieloket provincie Overijssel: http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/subsidiesthema/@187824/innovatie-agro-food/ Flevolandse TMI-regeling 2014-2020 nu ook officieel gepubliceerd Bron:nieuwsbrief Vindsubsdies.nl De provincie Flevoland heeft de Technologische MKB Innovatie regeling 2014-2020 nu ook officieel gepubliceerd in het Provinciaal Blad. De TMI-regeling, die twee weken geleden al op de website van de provincie was gepubliceerd, treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2014. Het doel van de nieuwe TMI-regeling is het stimuleren van innovatie en duurzame technologische ontwikkeling binnen het mkb in de provincie Flevoland. Natuurlijke personen, mkb-ondernemingen en economische eenheden komen in aanmerking voor subsidie. Subsidie is beschikbaar voor speur- en ontwikkelingsactiviteiten die tot doel hebben te leiden tot voor Flevoland technisch nieuwe producten, technisch nieuwe werkwijzen, nieuwe systemen, nieuwe diensten, dan wel wezenlijke onderdelen daarvan, gericht op de thema's duurzame voedselproductie, gezond leven en schaarste van energie en grondstoffen. De hoogte van de subsidie bedraagt normaliter maximaal 20% van de subsidiabele kosten. Bij een project van een kleine onderneming (een onderneming met minder dan 50 werknemers en een omzet van maximaal € 10 miljoen) bedraagt de subsidie echter 30 maximaal 25% van de subsidiabele kosten. Projecten die een versterking zijn van de in de Economische Agenda Flevoland genoemde topsectoren: Agro & Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, High Tech Materialen en Systemen (HTSM) en Life Sciences & Health ontvangen nog eens een bonus van 5% van de subsidiabele kosten. De minimale subsidie bedraagt € 20.000 en de maximale subsidie bedraagt € 150.000 per project. Het subsidiebudget bedraagt € 1 miljoen. Aanvragen kunnen van 1 maart 2014 tot en met 31 december 2019 worden ingediend bij de provincie Flevoland. 31
© Copyright 2024 ExpyDoc