Naar een zorgverzekering in Wallonië en Brussel Catherine Plainchamp, adjunct-directeur CM Provincie Luxemburg Sleutelwoorden: zorgverzekering, vergrijzing, thuiszorg, Wallonië, Brussel, Groothertogdom Luxemburg 1.Inleiding De vergrijzing van de bevolking is in tal van Europese landen een bekommernis. Men vraagt zich al snel af welke invloed de vergrijzing heeft op de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg. In dit artikel zullen we ons concentreren op deze vraag, in het bijzonder op de zorg voor afhankelijke personen. We interesseren ons in het aanbod hulp en zorg en willen meer weten over de financiële middelen die beschikbaar worden gesteld om het volledige of gedeeltelijke verlies aan autonomie te compenseren. De situatie is gekend: het vinden van oplossingen op lange termijn is noodzakelijk om een antwoord te kunnen bieden op de verwachtingen en behoeften van ouderen die zichzelf op een dag niet langer kunnen behelpen. In deze situaties wordt de keuze van de leefomgeving vaak bepaald door gezondheidsproblemen. De antwoorden zijn uiteenlopend: een verzorgingstehuis, deeltijdse opvang of thuis blijven wonen met de hulp van naasten of zorgverleners. We zullen het hier hebben over de thuiszorg voor afhankelijke personen en de pistes die het mogelijk zouden maken om de toegang tot deze zorgverlening te verbeteren. In dit opzicht stellen bepaalde Europese landen zorgverzekeringen voor binnen hun sociale zekerheid. We zullen deze piste verkennen, waarin iedereen, ongeacht zijn of haar financiële middelen, gezondheidssituatie of leeftijd, kan genieten van de nodige hoogwaardige zorg- en hulpverlening. België voorziet momenteel geen zorgverzekering in het kader van de sociale zekerheid. Dat betekent niet dat het geen bekommernis is: in het verleden werden verschillende zorgverzekeringsprojecten voorgesteld, maar ze waren niet succesvol. Het moet gezegd dat afhankelijkheid bij aanvang niet werd beschouwd als een specifieke behoefte waarvoor een geïntegreerd antwoord nodig was. Het zorg- en hulpaanbod voor afhankelijke personen werd immers opgenomen in het algemene aanbod dat bedoeld is voor de hele bevolking in het systeem van sociale zekerheid. Zoals men verderop zal merken, evalueert men voor bepaalde prestaties en uitkeringen, het afhankelijkheidsniveau van personen volgens in de reglementering vastgelegde schalen. Men stootte echter op een eerste moeilijkheid bij het identificeren van het doelpubliek voor het hele land. 34 Vlaanderen staat op dit domein al verder: in 2003 werd de Zorgverzekering opgericht, een afhankelijkheidsverzekering die verplicht werd gemaakt voor alle Vlamingen en optioneel was voor de Brusselaars. De volgende analyse richt zich op het openen van perspectieven voor een gelijkaardig alternatief in het Waals Gewest en Brussel op basis van cijfers die aantonen in welke mate afhankelijke personen een beroep doen op zorgen hulpverlening in het doelgebied. In het tweede deel beschrijven we de situatie in een buurland, het Groothertogdom Luxemburg, dat sinds 1999 een zorgverzekering voorstelt die gebaseerd is op een nauwkeurige behoeftenanalyse. We zullen vervolgens de gegevens van beide landen vergelijken met het oog op bepaalde denkpistes voor een nieuw mechanisme dat in acht kan worden genomen bij een zorgverzekeringssysteem. 2. Evaluatie van de afhankelijkheid voor een betere financiering van de behoeften Definitie van de afhankelijkheidsstatus is een belangrijke voorwaarde: wanneer een persoon als «afhankelijke» wordt beschouwd, houdt dit altijd verband met iets of iemand. Een persoon wordt afhankelijk wanneer hij of zij hulp nodig heeft om bepaalde essentiële handelingen in het dagelijks leven te kunnen uitvoeren. De definitie van afhankelijkheid varieert in de verschillende Europese landen. «Alle afhankelijkheidsbenaderingen leggen de nadruk op de nood aan hulp van derden bij handelingen die «essentieel» of «normaal» zijn in het dagelijks leven. De meerderheid van deze handelingen strookt met de door de WGO voorgestelde overlevingsrollen (1980): •«Georiënteerd zijn en zich oriënteren in zijn leefomgeving (oriëntatie in tijd en ruimte); • Zich verplaatsen in zijn omgeving (fysieke mobiliteit) • Een onafhankelijk bestaan behouden op een efficiënte manier met betrekking tot onmiddellijke fysieke behoeften (onafhankelijk voor het verrichten van handelingen in het dagelijks leven); CM-Informatie 257 • september 2014 • Zijn tijd op normale wijze doorbrengen, rekening houdend met geslacht, leeftijd en cultuur (vrije tijd / bezigheden); •Deelnemen aan sociale relaties en deze onderhouden (sociale integratie); •Een socio-economische activiteit hebben, zijn onafhankelijkheid behouden dankzij werk of exploitatie van zijn eigendommen (economische voldoening).»1 De afhankelijkheid van personen wordt nu gemeten aan de hand van verschillende schalen, wat vergelijkingen moeilijk maakt. Naast de wil om de afhankelijkheidsstatus van de persoon te meten, dienen de evaluatietools vooral voor het meten van de werklast van de zorgverlener die wordt aangewezen voor verzorging. Enkele schalen voor het meten van de afhankelijkheid In België hanteert men de Katz-schaal op vlak van verpleegkundige zorgen. Er worden meerdere criteria gehanteerd, zoals het zich kunnen aankleden, wassen en verplaatsen, naar het toilet kunnen gaan, continent zijn en eten. Elke «handeling» krijgt een score en aan de hand van het totaal kan men het profiel van de persoon schetsen. Er bestaan meerdere standaardprofielen van A tot C, het afhankelijkheidsniveau in oplopende volgorde. Specifieke forfaits zijn voorzien wanneer het palliatieve zorgen betreft. Met elk profiel stemt een financiële waarde overeen die de vorm van een forfait aanneemt dat aan de zorgverlener die deze handelingen stelt wordt overgemaakt. Andere «schalen» worden ook gebruikt in België, met name in het kader van kinesitherapie: het profiel van de persoon wordt geëvalueerd voor het bepalen van het aantal sessies aangepast aan de zorgbehoefte. In beide gevallen worden de zorgen gefinancierd door het RIZIV en maken ze het voorwerp uit van een specifieke nomenclatuur die vastlegt hoeveel de patiënt zelf moet betalen en hoeveel de ZIV betaalt en terugvloeit naar de zorgverlener. In Vlaanderen wordt de BEL-schaal gebruikt in het kader van de Vlaamse zorgverzekering en gezinshulpdiensten. De criteria van de Katz-schaal worden ook in nacht genomen, maar worden grotendeels aangevuld met andere criteria die uitgebreider ingaan op het dagelijks leven van de persoon (huishouden, administratieve taken, sociale relaties). Op financieel vlak wordt de toelage van de Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THB), die eveneens op federaal niveau wordt geregeld, toegekend volgens verschillende voorwaarden. De evaluatie van de afhankelijkheidssituatie wordt gerealiseerd met behulp van een specifieke schaal bij de FOD Sociale zekerheid. Deze schaal is uitgebreider dan de Katz-schaal. Deze voorbeelden (cf. kader 1) zijn niet volledig, maar illustreren het feit dat het begrip afhankelijkheid zich mettertijd heeft gevormd om te beantwoorden aan meerdere doelstellingen: de financiering van prestaties kwantificeren of de bedragen van de toelagen vastleggen in het kader van de Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Het profiel en, bijgevolg, de behoeften van de afhankelijke persoon worden geanalyseerd volgens een prisma dat overeenstemt met de vraag naar hulp, zorgverlening of uitkering die hij heeft ingediend bij een bevoegde dienst of instelling. De afhankelijke persoon vindt dus een eerste hulp in het toekennen van zorgverlening of een uitkering. Vervolgens zullen, in tweede instantie, de praktijk van het werken met een netwerk van gezondheidswerkers de afhankelijke persoon in staat stellen om, mettertijd, te genieten van de rechten die van toepassing zijn voor de behoeften van zijn afhankelijkheidssituatie. Het blijft echter een gok om altijd te rekenen op de transversaliteit van de praktijken en de goede communicatie van medewerkers in de gezondheidszorg. Zij zijn niet altijd in staat om een optimale multidisciplinaire aanpak te garanderen. De complexiteit van ons aanbod aan zorg- en hulpverlening bevordert niet altijd een geïntegreerde benadering van de persoon. Deze situatie vloeit voort uit de manier waarop ons systeem van gezondheidszorg is georganiseerd en vooral wordt gefinancierd. De institutionele context van België leidt tot een versnippering van competenties per materie en per machtsniveau. «Gezondheid» is verspreid over het federale, gemeenschaps- maar ook gewestniveau. Bovendien voorzien de meest recente beslissingen inzake de staatshervorming spoedig een bevoegdheidsoverdracht van het federale niveau naar de regio's. Dit akkoord richt zich sterk op de sector ouderenzorg. Betrokken zijn: de woonzorgcentra, de capaciteit in psychiatrie en geriatrie, de sector van hulp aan personen (THB, mobiliteitshulp) en bepaalde materie inzake geestelijke gezondheid en preventie. De eerstelijnsgeneeskunde ondervindt ook invloed op vlak van financiering van de plaatsen van overleg. De versnippering van competenties is op zich geen reden voor de weinig geïntegreerde aanpak van afhankelijkheid. Het is zo dat de financiering van gezondheidszorg naast verpleging is gebaseerd op een prestatiesysteem van handelingen, dit voor de hele 1 Ylieff, De Lepeleire, Buntinx 2004-2005 CM-Informatie 257 • september 2014 35 bevolking, zonder specificiteiten voor het afhankelijke publiek. De financiering van de ‘algemene dagelijkse levens-verrichtingen’ (ADL) diensten die begeleiding en hulp in het dagelijkse leven leveren, hoofdzakelijk gegarandeerd door de gezinshulpdiensten, is geregionaliseerd. Deze verschillende opsplitsingen staan een algemene visie op afhankelijkheid in de weg. De afgelopen 20 jaar was er nochtans een reële wil om een multidisciplinaire aanpak te ontwikkelen, in overleg met alle betrokkenen in de gezondheidszorg, via de oprichting van coördinatiecentra en integratiediensten voor thuiszorg in het bijzonder. Deze initiatieven beogen ook de patiënt opnieuw in het centrum van de zorg te plaatsen, alsook zijn naasten die hier op informele manier aan deelnemen. In deze context is de eerste moeilijkheid zeker het bepalen van het doelpubliek van deze hulp, maar ook de kwantificering ervan. 3. Analyse van het verbruik van zorg- en hulpverlening van het afhankelijke publiek in Wallonië en Brussel Met het oog op de pistes naar een zorgverzekering voor Wallonië en Brussel, hebben we gepoogd om zo precies mogelijk de uitgaven voor zorg en de uitgaven in verband met het dagelijks leven van afhankelijke personen te bepalen wanneer ze een beroep doen op een hulpnetwerk en professionele thuiszorg voor het referentiejaar 2010. We sluiten hierbij elke informele hulp uit die door naasten van de persoon werd verleend en vaak van primordiaal belang is. Om dit doelpubliek te identificeren, hebben we gekozen om ons te beroepen op de tool van verpleegkundigen om de afhankelijkheidsstatus van een persoon te meten. De ruwe data bevatten personen met een afhankelijkheidsprofiel dat is vastgesteld aan de hand van de Katz-schaal en een «zorgverbruik» waarbij ook beroep wordt gedaan op thuiszorg via thuiszorgdiensten. Twee afzonderlijke databases hebben we gekruist. a) De database van de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten (LCM), bevat aangeslotenen uit Brussel en het Waals Gewest, de provincie waartoe ze behoren en hun leeftijdscategorie per schijf van 5 jaar. Het zijn personen waarvoor het RIZIV een verpleegkundig forfait uitkeert volgens een afhankelijkheidsprofiel (Katz-schaal), of ze nu in een instelling verblijven of thuis wonen. 36 Voor elke patiëntencategorie is informatie over alle huisartsbezoeken, kinesitherapie, verpleegkundige zorgen, logopedie, terugbetaalde geneesmiddelen, actieve verbanden, palliatieve forfaits, hun MAF-statuut beschikbaar. We kennen steeds het deel ten laste van het Riziv en het deel ten laste van de patiënt (remgeld en eventueel supplement). b) De database van de Fédération de l’Aide et des Soins à Domicile (FASD) bevat gegevens over personen die hulp en thuiszorg genieten van thuiszorgdiensten. Hier worden mensen ingedeeld naar afhankelijkheidsforfait (Katz-schaal), postcode, verstrekte zorgen, prestaties van gezinshulp, prestaties van huishoudhulp (dienstencheques en andere). Voor elk van hen worden kosten gedekt door het RIZIV en het Waals Gewest vermeld. We hebben de voornaamste thuiszorgverleners geïnventariseerd: huisartsen, verpleegkundigen, kinesisten, logopedisten en we hebben ook rekening gehouden met het aandeel van geneesmiddelen. Vervolgens hebben we alle nomenclatuurcodes die door deze zorgverleners kunnen worden gebruikt verzameld in een lijst. Aangezien we het aandeel van de Staat en van de patiënt bestuderen, vermelden we ook de terugbetalingen uitgevoerd in het kader van de MAF. Thuiszorg omvat prestaties van gezins- en huishoudhulp, thuisoppas en personen die met dienstencheques werken. Om het afhankelijkheidsprofiel van personen te beschrijven, vermelden we de volgende categorieën (Falez, 2006, p. 46): • Categorie A : de patiënt is afhankelijk om zich te wassen en aan te kleden, hij is afhankelijk om zich verplaatsen en naar het toilet te gaan. • Categorie B : de patiënt is afhankelijk om zich te wassen en zich aan te kleden en zich te verplaatsen en naar het toilet te gaan; hij is afhankelijk qua incontinentie en /of eten. • Categorie C : de patiënt heeft een totaalscore van 23 op 24 punten op de schaal. De items «zich wassen», «zich aankleden», «zich verplaatsen» en «naar het toilet gaan» moeten een score van 4 krijgen. Van de items «afhankelijkheid qua incontinentie» en «eten» moet minstens één van de twee items 4 scoren en het andere ten minste 3. 4. Kwantificeren van het publiek dat mogelijk baat heeft bij een zorgverzekering in Wallonië en Brussel We zeiden al dat het erg moeilijk is om een precies idee te krijgen van het aantal personen waarmee rekening moet worden gehouden voor het begroten van een eventuele verzekering. We geven duiding bij enkele cijfers, nog steeds uit 2010, die hierbij kunnen helpen: CM-Informatie 257 • september 2014 a) Volgens onze gegevens: De gegevens van LCM betreffen afhankelijke aangeslotenen van de Christelijke Mutualiteit (CM) die in Wallonië en Brussel wonen. Als we weten dat het aantal aangeslotenen in dit gebied ongeveer 1,2 miljoen bedraagt, kan men daaruit al afleiden dat 17.750 aangeslotenen in 2010 genoten van een forfait A, B, C volgens de Katz-schaal. Men weet dat de gemiddelde penetratie van de CM ongeveer 25 % bedraagt voor de Frans- en Duitstalige regio’s van het land, wat per extrapolatie zou betekenen dat er 71.000 afhankelijke personen wonen in Wallonië en Brussel. Ter verduidelijking van de analyse van de globale cijfers, kan men stellen dat, op 17.750 afhankelijke CM-leden, er 5.527 in een instelling verblijven en 12.223 thuis wonen. We kunnen dus vaststellen dat, van alle afhankelijke personen, 2 op 3 thuis wonen. De uitkering, middels evaluatie van de behoeften gekoppeld aan het verlies aan autonomie om dagelijkse taken uit te oefenen, moet zeker in acht worden genomen als een ten minste gedeeltelijk antwoord op het probleem van verlies aan autonomie. Deze gegevens geven ons een duidelijker beeld ten opzichte van het potentiële aantal afhankelijke personen. 5. Evaluatie van de kosten van zorg- en hulpverlening in het dagelijks leven We hebben onze vergelijkingen opgesteld per afhankelijkheidsprofiel en per leeftijdscategorie. We moeten ook opmerken dat voor alle volgende gegevens we de gewogen gemiddelden toepassen, gezien we de globale kosten willen berekenen. Afzonderlijk kunnen de bedragen veel hoger of lager zijn. b) Volgens de gegevens van de FOD sociale zekerheid: We kruisen nu deze gegevens met het aantal personen dat een Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden genoot voor hetzelfde jaar. (zie tabel 1) Deze cijfers onderschatten het totale aantal personen dat beantwoordt aan de afhankelijkheidscriteria geëvalueerd volgens de schaal van de FOD sociale zekerheid. Voor het in acht nemen van het inkomenscriterium, beperken de jaarinkomensplafonds die zich situeren tussen 12.423,62 EUR en 15.524,36 EUR immers het aantal potentiële rechthebbenden op een criterium anders dan de afhankelijkheidssituatie die nochtans is vastgesteld. Voor onze studie is het interessant om de verdeling van rechthebbenden in functie van hun geografische situatie te kennen. Volgens de gegevens van de FOD woonde in 2010 ongeveer 30 % van de THB-rechthebbenden in Wallonië en Brussel. 5.1. Schatting van de gemiddelde maandelijkse kosten ten laste van de persoon Wanneer men de situatie per forfaitcategorie bekijkt, kan men bevestigen dat de medische kosten stijgen met het afhankelijkheidsniveau van personen. (zie tabel 2) Met betrekking tot de leeftijdscategorieën, kan men niets opmerkelijks vaststellen buiten een kleine stijging van de algemene kosten voor alle forfaits voor de leeftijdsschijf tussen 65 en 75 jaar. Het MAF-mechanisme vermindert bovendien de helft van het aandeel ten laste van de patiënt. Het lijkt erop dat de gemiddelde medische kosten die het voorwerp uitmaken van een terugbetaling door het RIZIV relatief laag zijn. We benadrukken daarentegen wel het grote aandeel van geneesmiddelenkosten in het totale budget. Laat ons nogmaals duidelijk stellen dat deze uitkeringen deel uitmaken van de bevoegdheden die in het kader van de Staatshervorming worden overgedragen. Tabel 1: Overzicht van de THB-gegevens voor 2010 (FOD Sociale Zekerheid, DG Personen met een handicap) Bénéficiaires Bénéficiaires % Plus de 80 ans % (pop. 2010) Vlaams Gewest 99.267 68,0 58,2 Waals Gewest 38.250 26,2 32,3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest 6.664 4,5 9,4 CM-Informatie 257 • september 2014 37 Tabel 2: Gemiddelde maandelijkse kosten ten laste van de persoon, 2010. Afhankelijkheidsprofiel Medische kosten Kosten voor hulp in het dagelijks leven Forfait A 53 € 55 € Forfait B 77 € 15 € Forfait C 88 € 21 € We moeten deze vaststelling echter om twee redenen relativeren: • Andere kosten die rechtstreeks gelinkt zijn aan de afhankelijkheidssituatie van de patiënt blijven geheel of gedeeltelijk ten laste van de patiënt. Het betreft hier met name de kosten voor het herinrichten van de woning, de aankoop van incontinentiemateriaal, maaltijden aan huis, personenalarmsystemen ... • De gemiddelde kosten worden vastgesteld op basis van het totale aantal personen dat als afhankelijke wordt erkend volgens de Katz-schaal. Alleen het beroep op verpleegkundige zorgen is voor iedereen hetzelfde. Het beroep op diensten van andere zorgverleners en het verbruik kunnen daarentegen sterk van persoon tot persoon verschillen. 5.2. Schatting van de gemiddelde maandelijkse kosten ten laste van de ZIV Tabel 3: Gemiddelde maandelijkse kosten ten laste van de ZIV 2010. Afhankelijkheidsprofiel Kosten voor rekening van de ZIV Forfait A 209 € Forfait B 724 € Forfait C 1150 € Deze cijfers illustreren het verband tussen de tussenkomst van de ziekteverzekering en het afhankelijkheidsniveau van de patiënten. We merken bovendien op dat de tussenkomst van het RIZIV in het kader van MAF niet wordt meegerekend, maar bovenop deze bedragen komt. rol speelt. op basis van voorgaande tabel kan men inderdaad zien dat de zwaarte van de afhankelijkheidsstatus minder invloed heeft op de kosten ten laste van de patiënt, omdat de sociale zekerheid meer tussenkomt in de hogere kosten van zorgverlening aan afhankelijke personen. 5.3. Schatting van het aantal uren hulp in het dagelijks leven (ADL) besteed aan het afhankelijke publiek We beogen hier het afhankelijke publiek dat een beroep doet op professionele ADL-diensten. We hebben ons gericht op de 4 voornaamste categorieën van zorgverleners die thuis werken, onder andere bij afhankelijke personen. Hieronder ziet u de voornaamste vaststellingen van de data-analyse: •De opsplitsing van het aantal ADL-uren, volgens de gegevens van de FASD: - 8,5 % van de rechthebbenden met betrekking tot gezinshulp zijn afhankelijke personen - 4,3 % van de rechthebbenden met betrekking tot huishoudhulp zijn afhankelijke personen - 14,2 % van de rechthebbenden met betrekking tot diensten van een thuisoppas zijn afhankelijke personen - 2,1 % van de rechthebbenden met betrekking tot huishoudhulp met dienstencheques zijn afhankelijke personen • De ADL-tijd gegarandeerd door professionals, alle categorieën samen, bij afhankelijke personen, situeert zich tussen de 2 en 4 uur per week. • De gezinshulpen presteren 91 % van hun uren bij patiënten die niet afhankelijk zijn. Wanneer ze uren presteren bij afhankelijke rechthebbenden, is dit vooral bij personen met profiel A (5 %). 20 % van hun rechthebbenden is jonger dan 60. Diensten voor gezinshulp werken immers ook in gezinnen. 61 % van hun rechthebbenden is ouder dan 75. • Het aantal rechthebbenden in een afhankelijkheidssituatie geholpen door huishoudhulpen is iets lager dan het aantal dat een beroep doet op gezinshulp, maar dit is minder duidelijk. Men kan dus afleiden dat, op zorgvlak, de tussenkomst van de sociale zekerheid door middel van de ziekteverzekering haar 38 CM-Informatie 257 • september 2014 •Het probleem van financiële toegang zou een hypothese kunnen zijn, maar het barema dat van toepassing is op de begunstigden van de gezinshulpdiensten houdt rekening met het inkomensniveau van de persoon, wat iedereen in staat zou moeten stellen om er van te genieten. Men kan ook aantonen dat, zowel voor gezinshulp als voor huishoudhulp, de afhankelijke personen die ze helpen vooral minder afhankelijke personen zijn. • De huishoudhulpen met dienstencheques zijn vrijwel niet vertegenwoordigd thuis bij afhankelijke personen. Bijna 98 % van hun rechthebbenden zijn immers niet afhankelijk in de zin die wij veronderstellen, wat zich waarschijnlijk laat verklaren door het feit dat de oprichting van deze diensten vooral als doel had om een dienstenaanbod in de officiële arbeidssector te voorzien, dat tot dan in belangrijke mate daarbuiten was georganiseerd. We zijn hier in het kader van een door ondersteuning in het dagelijks leven die niet op een specifiek publiek is gericht. •Het probleem van dienstenaanbod : de diensten voor gezinshulp zijn beperkt tot een quotum voor het aantal uren, vastgelegd door het toezichthoudend ministerie. Het aanbod kan dus niet worden uitgebreid en dus kan het niet volledig overeenstemmen met de behoeften. •De evaluatiemethode voor behoeften aan ADL wordt niet uitgedrukt door een precieze evaluatietabel maar eerder door de inschatting van de maatschappelijk werker, die, ondanks zijn of haar professionele expertise op dat domein, ook onderworpen is aan beperkingen van het contingent dat aan de sector is toegewezen. •Voor wat betreft thuisoppassen, zouden we vanuit onze intuïtie denken dat ze het belangrijkste deel van hun activiteiten uitvoeren bij afhankelijke personen, maar uit onze cijfers blijkt dat slechts 14 % van hun activiteiten zich afspeelt bij die mensen. •Als de behoeften niet kunnen worden vervuld door een professioneel aanbod, kan er op een andere manier aan worden tegemoetgekomen. We weten dat informele zorg een realiteit is. Eind jaren ‘90 schatte men de hulp in Frankrijk die wordt verzorgd door de entourage van zeer afhankelijke personen op 80 %, waarvan 50 % op exclusieve wijze (Assous, Ralle, 2000). Bij de gegevens betreffende de prestaties van gezinshulpen moeten we even stilstaan want ze tonen een andere realiteit dan wat we intuïtief zouden verwachten. We zouden denken dat gezinshulpen meer aanwezig zouden zijn bij personen die afhankelijk zijn, gezien hun opleiding. •Er kunnen ook andere oplossingen worden gevonden. In de privésector zijn er enkele diensten die inwonende zorgverleners aanbieden. In het officiële circuit is het aanbod niet zo uitgebreid. Er bestaat ook een parallelle sector waar het statuut van de werknemer vragen oproept. De forfaits PA, PB en PC betreffen specifiek de verplegingsforfaits die worden toegekend in geval van palliatieve zorgen. Gezinshulpen zijn aanwezig bij 20 tot 33 % van de afhankelijke personen, al naargelang van hun afhankelijkheid. Die cijfers geven blijk van een beperkte ondersteunende aanwezigheid bij die personen. We kunnen moeilijk conclusies trekken uit die vaststellingen, maar we kunnen echter wel bepaalde verklarende elementen aanduiden: Het is tevens ook niet minder belangrijk om te weten of we ons geen zorgen moeten maken over het gebrek aan professionele aanwezigheid bij afhankelijke personen. Tabel 4: Aantal personen dat verpleegkundige zorgen en gezinshulp heeft ontvangen per type forfait. Forfaits (KATZschaal) Verpleging Gezinshulp Deel dat van de 2 soorten hulp geniet A 3210 626 20% B 1212 295 24% C 350 112 32% PA 40 13 33% PB 113 27 24% PC 278 61 22% Algemeen totaal 5163 1134 22% CM-Informatie 257 • september 2014 39 6. De Luxemburgse afhankelijkheidsverzekering We hebben ervoor gekozen om de werking van de afhankelijkheidsverzekering in het Groothertogdom Luxemburg op relatief precieze wijze te beschrijven, om verschillende redenen: • Dit land beschouwt afhankelijkheid sinds 1999 als een tak van de sociale zekerheid, wat ons een duidelijk beeld geeft van de behoeften die daarbij komen kijken en bruikbare gegevens over de behoeften van afhankelijke personen en de uitgaven. • De logica achter de Luxemburgse afhankelijkheidsverzekering is gebaseerd op een nauwkeurige evaluatie van de behoeften van de afhankelijke persoon. • De financieringswijze die de basis vormt van de organisatie van de afhankelijkheidsverzekering heeft gelijkenissen met het Belgische zorgsysteem, gebaseerd op prestaties voor handelingen. • Door de nabijheid van het Groothertogdom met België zou men denken dat het behoeftenprofiel van de bevolking gelijkaardig is met de Belgische bevolking, waardoor bepaalde extrapolaties mogelijk zijn, die de relatief vage gegevens die we in België hebben zouden kunnen aanvullen. 6.3. De verstrekkingen van de afhankelijkheidsverzekering en plafonds 1) De thuiszorgverzekering omvat de nodige hulp om de volgende handelingen uit te voeren: • essentiële dagelijkse handelingen (gewoonlijk max. 24,5 uur per week en max. 38,5 uur in uitzonderlijk ernstige situaties). •huishoudelijke taken (+ 2,5 uur als de persoon thuis woont, met 1,5 uur extra in bepaalde situaties, zowel thuis als in een instelling). 2) Het kan gaan om een prestatie voor een soort ondersteuning zoals: • een thuisoppas; • vergezeld worden door een professional voor inkopen of administratieve zaken; •gespecialiseerde zorg, aangepast aan de behoeften van de persoon, om deze terug zelfstandiger te helpen worden voor een of andere essentiële levenshandeling; (groeps)toezicht; • opname in een semi-residentiële voorziening; • verzorging in een groepsvoorziening Deze ondersteunende activiteiten worden in rekening genomen voor een maximum van 14 uur per week. 3) De verzekering kan raad geven aan de afhankelijke persoon of aan de informele helper aan het begin van de zorg. 6.1.Principe De afhankelijkheidsverzekering is een tak van de verplichte sociale zorgverzekeringen. Ze gaat uit van het principe dat een persoon die niet meer in staat is om essentiële handelingen van het dagelijkse leven uit te voeren (ADL) en financieel niet in staat is om beroep te doen op privézorg, zorg moet krijgen. Deze verzekering wordt toegekend aan ieder lid van of iedere co-verzekerde bij een Luxemburgs ziekenfonds, zonder inkomens- of ouderdomsvoorwaarde. Die persoon kan thuis wonen, in een zorginstelling met tijdelijk of permanent verblijf. 4) De verzekering kan gratis technische hulpmiddelen toekennen. 5) Ze kan bijdragen aan de financiering van een aanpassing van de woning tot een maximaal bedrag van € 26 000. 6) Ze kan de nodige producten voor zorg en hulp leveren. 7) Ze betaalt de pensioensverzekeringsbijdragen van de informele helper. 6.2. Definitie van afhankelijkheid 6.4.Prestaties Afhankelijkheid betekent dat de persoon de hulp van een andere persoon nodig heeft, dus van een professional of een naaste, om de noodzakelijke handelingen van het dagelijkse leven, betreffende lichaamshygiëne, voeding en mobiliteit, te kunnen uitvoeren. Deze behoefte moet gedurende een periode van minimum 6 maanden bestaan. De behoefte moet ten minste 3,5 uur per week in beslag nemen. De behoefte wordt beoordeeld door een evaluatiecel die administratief is verbonden met de Inspection Générale de Sécurité Sociale (IGSS). De evaluatie omvat een bepaling van de behoeften, het vaststellen van de nodige zorgen en hulp, het aantal keer dat die zorgen moeten worden toegediend op dagelijkse of wekelijkse basis. 40 Alle prestaties betreffende de hulp voor ADL staan zeer nauwkeurig beschreven in een nomenclatuur, die het overzicht van hulp en zorgen wordt genoemd. Dit overzicht legt de vereiste kwalificatie van de professional vast. Voor iedere handeling komt de duur in minuten overeen die nodig is voor de uitvoering ervan en een standaard regelmaat per dag en week. De duur wordt toegekend aan twee coëfficiënten waarmee de financiële waarde van de handeling kan worden bepaald in functie van de vereiste kwalificatie van de uitvoerende professional en in functie van het aantal personen dat tegelijkertijd kan genieten van de diensten van CM-Informatie 257 • september 2014 de professional. In de praktijk komt de intensiteitscoëfficiënt uitsluitend tot stand voor de activiteiten van groepszorg. In het overzicht houdt de beoordelende persoon rekening met alle taken die nodig zijn voor hulpverlening van een derde persoon. De bijdrage van de afhankelijkheidsverzekering voor iedere persoon zal het resultaat zijn van de optelling van al deze handelingen. • € 59,3 voor zorgnetwerken en thuiszorg • € 51,6 voor semi-stationaire centra • € 48,2 voor instellingen met tijdelijk verblijf Tot 2005 kwam het bedrag van de prestaties in contanten overeen met de helft van de geldwaarde van de prestaties in natura, maar sinds 2006 werd dit € 25 per uur. 6.5.Financiering Deze prestaties kunnen in natura worden geleverd als het hulp betreft die wordt verleend door een professionele dienst van de instelling waar de persoon verblijft of van het netwerk als de persoon thuis woont. De afhankelijkheidsverzekering betaalt de dienstverlener rechtstreeks op basis van facturen (derde betaler). Indien de persoon thuis woont, kan de hulp van een professional worden vervangen door een geldbedrag, dan gaat het om prestaties in contanten. Het is alleen binnen bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden mogelijk om prestaties in natura te vervangen door prestaties in contanten. De hulp door het netwerk kunnen niet worden vervangen door een geldbedrag. Financiële prestaties en prestaties in natura kunnen worden gecombineerd als de persoon thuis woont, waardoor het tegelijkertijd mogelijk is om te worden geholpen door een professional en door een naaste. De grenzen van de interventie van de afhankelijkheidsverzekering zijn vastgelegd voor ieder type prestatie. Er bestaat geen financiële grens voor de afhankelijkheidsverzekering. De evaluatie van de behoeften die door de beoordelende persoon werd uitgevoerd, resulteert in een zorgplan. De afhankelijkheidsverzekering betaalt de prestaties die in dat zorgplan vermeld worden. Zoals reeds vermeld is de afhankelijkheidsverzekering een tak van de Luxemburgse sociale zekerheid. De financiering ervan wordt verzorgd door: •De bijdragen van personen in de arbeidsleeftijd en gepensioneerden : 1,4 % op alle inkomens (salaris, rente, pensioenen, inkomsten uit vermogens). •Een staatssubsidie: jaarlijks forfaitair bedrag van 140 miljoen euro, vastgelegd door de wet van 22 december 2006. In 2014 telde de staatssubsidie voor 35 % van alle uitgaven. •Een bijdrage van de energiesector. De relatief gedetailleerde beschrijving van de werking van de Luxemburgse afhankelijkheidsverzekering was nodig om de informatie die onze reflectie tot stand deed komen te ontcijferen, voor een betere dekking van de afhankelijkheid die binnen het kader van sociale bescherming zou kunnen passen. Op het vlak van gezondheid is er een vergelijkende aanpak mogelijk tussen België en het Groothertogdom Luxemburg, vermits het op territoriaal vlak twee Europese buurlanden zijn, maar ook op het vlak van toegang tot zorgverlening, met een sterke sociale zekerheid, geïnspireerd door de Bismarckstroming. In 2010 waren die geldwaarden per uur : • € 44,9 voor zorginstellingen met permanent verblijf Tabel 5: Elementen voor de vergelijking tussen het Groothertogdom Luxemburg en Wallonië en Brussel Groothertogdom Luxemburg Wallonië/Brussel 1,7 % van de sociaal verzekerden zijn afhankelijke personen Bijna 1,7 % van de sociaal verzekerden zijn afhankelijke personen Jaarlijkse evolutie van het aantal afhankelijke personen is 5 % Geen gegevens beschikbaar 2 personen op 3 wonen thuis 2 personen op 3 wonen thuis Gemiddelde wekelijkse duur voor hulp en zorgverlening is 34,5 u. Gemiddelde wekelijkse tijd voor hulp bij dagelijkse activiteiten, voorzien door professionals, is 2 à 4 u. Er zijn 1874 erkende hulpverleners voor 11 706 afhankelijke personen Geen gegevens beschikbaar CM-Informatie 257 • september 2014 41 6.6. Belangrijke elementen ter vergelijking met de gegevens uit Luxemburg Het is interessant om verschillende ideeën uit de Luxemburgse afhankelijkheidsverzekering te vermelden die ons bij onze reflectie kunnen helpen: 1. De behoeften van de afhankelijke persoon worden geëvalueerd door een onafhankelijke cel. 2. De prestaties van de afhankelijkheidsverzekering worden beschreven in een precieze nomenclatuur. Voor elke handeling wordt de benodigde tijd vermeld. 3. De tijd wordt vermenigvuldigd met een financiële waarde, die werd besproken in een paritaire commissie, en gekoppeld aan het type dienstverlener dat de prestaties heeft geleverd. 4. De prestaties worden in natura of in contanten geleverd, of in een combinatie daarvan. 5. Prestaties in contanten hebben een forfaitaire uurwaarde. 6. Het is de waarde van de afhankelijkheidsverzekering van iedere persoon die de financiering van de dienstverleners bepaalt, of ze nu bij de persoon thuis of in een instelling werken. 7. De afhankelijkheidsverzekering geeft voor een stuk prestaties in contanten indien de persoon geen beroep wil doen op de professionele sector. Besluit Gezien de elementen beschreven in het vorige deel, kunnen we pistes voorstellen voor een betere ondersteuning van afhankelijke personen. We kiezen ervoor om afhankelijkheid te beschouwen als een nieuw sociaal risico waarvoor we een dekking moeten voorzien die samenhangt met het niveau van de afhankelijkheid van de persoon, voor Wallonië en Brussel. We zouden graag uitkomen op een berekening van de gemiddelde kost per persoon om op die manier tot een voorstel te komen wat betreft de financiële waarde van een nieuwe dekking. We moeten beseffen dat de gemiddelde kosten die we vanuit onze gegevens krijgen niet kunnen worden gebruikt voor dat doel, zonder te worden ondersteund door andere vaststellingen en andere analyses: •De gegevens die we voor Wallonië en Brussel hebben gebruikt, tonen aan dat het aanbod van professionele hulpverlening voor het dagelijks leven op dit moment zeer beperkt is bij personen die de status van afhankelijke hebben. Dat laat veronderstellen, gezien de afhankelijkheidstoestand van die personen, dat de thuiszorg in principe steunt op informele hulp (van naasten), die echter niet erkend of gekwantificeerd is. 42 •Het is moeilijk om een algemeen zicht te krijgen op de specifieke behoeften als gevolg van de afhankelijkheid en daarom ook om een precies beeld te vormen van de financieringen die worden aangewend voor zorg en hulp voor deze personen. • Door de verschillende gegevens te combineren, konden we het mogelijke aantal afhankelijke personen bepalen. Daarentegen kunnen we ons bepaalde denkpistes naar oplossingen voorstellen: •Thuiszorg als een reëel alternatief beschouwen, ondersteund door een vrijwilligersbeleid, eerder dan een standaardoplossing. • In dat verband bepalen welke van de internationaal erkende manieren om de afhankelijkheid te evalueren zou bijdragen aan een globale benadering van de behoeften in brede zin van de persoon, door zich even goed te richten op het behoud van de autonomie en het beperken van verliezen. • In navolging van de Luxemburgse afhankelijkheidsverzekering, de notie van benodigde tijd voor het uitvoeren van de zorg en hulp opnieuw invoeren, of die zorg/hulp nu wordt uitgevoerd door een professional of door de naasten. • Door tijd om te zetten in financiële waarde, zouden we een gemoduleerde financiële waarde kunnen toekennen op basis van de mate van afhankelijkheid van de persoon. Waar dat bedrag in het Groothertogdom Luxemburg wordt beoordeeld voor iedere persoon, zouden we die oplossing kunnen overwegen voor verschillende afhankelijkheidscategorieën. Een gepersonaliseerde aanpak, hoewel ideaal, vereist aanzienlijke middelen voor de analyse van de situatie. • Met deze oplossing zou het mogelijk zijn om de vergoeding door de gemeenschap en het deel ten laste van de persoon op gelijkaardige manieren te beschouwen, of de persoon nu thuis of in een instelling woont of voor een stuk van het bedrag in contanten wil genieten. De financiering zou de persoon ‘volgen’, wat in de context van bevoegdheidsoverdracht aan de regio's, een oplossing zou kunnen zijn voor de mobiliteit van de personen op het grondgebied van de verschillende regio's. Een afhankelijkheidsverzekering in Wallonië en Brussel vraagt een nieuwe vorm van financiering door regionale instanties, in het kader van nieuwe bevoegdheden. Dit zou een aanvulling zijn voor wat al in het ziekteverzekeringssysteem is opgenomen, dat op federaal niveau is georganiseerd. Deze verzekering zou paritair moeten worden beheerd in een schema dat nauw aansluit op het sociale zekerheidssysteem, maar gefinancierd wordt door een nieuwe bron, zoals andere landen dat hebben geregeld. CM-Informatie 257 • september 2014 Het idee om een algemeen beleid te vormen rond afhankelijkheid, vraagt een geïntegreerd zicht op de openbare financieringen die worden gebruikt voor het onderhoud van de afhankelijke persoon, of die nu thuis of in een instelling woont. Men moet een totale omvorming van alle financieringen in beschouwing durven nemen om de financiering van de afhankelijkheidsverzekering mogelijk te maken. FOD-Sociale zekerheid De sociale zekerheid in een oogopslag: kerncijfers 2011 http://www.socialsecurity.fgov.be/docs/fr/publicaties/ brochure-kerncijfers-2010-fr.pdf , p9, ingezien op 28 mei 2013. Dat perspectief kan niet op korte termijn worden beschouwd, gezien de verregaande veranderingen die erbij komen kijken. In tussentijd, dit idee is niet nieuw, zou een omvorming van de tegemoetkoming hulp aan bejaarden die weg kunnen inslaan en alle inkomstenvoorwaarden achterwege laten. Het is voor ons echter slechts een kortetermijnvisie, die zou moeten evolueren naar een nieuwe verzekering waarbij de afhankelijkheid zou kunnen worden erkend als een nieuw sociaal risico en niet meer als sociale hulp. Bibliografie Association internationale de la Sécurité Sociale (AISS), (2006) ASSOUS L.et RALLE P. la prise en charge de la dépendance des personnes âgées : une mise en perspective internationale http://www.issa.int/pdf/ ingezien op 30 augustus 2012 Document législatif du Sénat, proposition de loi visant à introduire dans la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités coordonnée le 14 juillet 1994 une assurance autonomie, session 2001-2002 n° 2- 1092/1. http://www.senate.be/www/?MIval=/publications, ingezien op 28 mei 2013 YLIEFF M., De LEPELEIRE J., BUNTINX F., la dépendance des personnes âgées : définition, causes et conséquences, in L’observatoire, revue d’action sociale et médico-sociale, n°44/2004-2005, p 25-28. FALEZ F., Contribution à la validation d’instruments de mesure de la dépendance des personnes, thèse, Bruxelles, ULB, 2006, p.46 Ministère de la sécurité sociale, Cellule d’évaluation et d’orientation de l’assurance dépendance, L’assurance dépendance guide pratique. December 2010 Nomenclatuur thuiszorgverzekering lux http://www.secu.lu/assurance-dependance/reglements/ reglements-en-relation-avec-la-loi-du-19-juin-1998-portantintroduction-dune-assurance-dependance/reglement-grandducal-du-18-decembre-1998/annexes/annexe-ii/ PLAINCHAMP C.,(2013), la prise en charge des personnes âgées : contributions vers une assurance dépendance en Wallonie et à Bruxelles, Mémoire de Master, Louvain-la-Neuve, UCL-FOPES. CM-Informatie 257 • september 2014 43
© Copyright 2024 ExpyDoc