Inleiding tot de psychologie – Examen Januari 2014 Criminologie – Professor Storms 1. Wanneer in een alleensituatie 30% reageert, hoeveel % zou er dan moeten reageren indien men met 4 is maar geen contact met elkaar heeft. Antwoord: 1- (1-0,30)^4 2. Wat hoort niet in het rijtje? a. Kitty Genovese b. Gepest meisje in Roeselare c. 'By standers' d. Dit was het juiste antwoord maar dat is ze vergeten (-.-) (Maar dus de eerste 3 heeft met omstaanders te maken, en het laatste dus met iets anders) !!Er zijn veel vragen waarbij hij vraagt wat niet in rijtje thuishoort en dan 4 experimenten geeft. Je moet dus goed de experimenten kennen en weten waar ze bij horen!! 3. Wat was niet van toepassing bij Milgram's choque - experiment? a. Dwang b. Klein verschil in intensiteit tussen twee opeenvolgende schokken c. Het kleineren van de deelnemer d. Het van zich afschuiven van de verantwoordelijkheid 4. Je krijgt 4 mogelijke opeenvolgingen van het lijstje 'geluidsfrequentie-lichtintensitiet- ...' en dan moet je zeggen welke in de juiste volgorde staat. 5. Welk experiment is dichotoom (2 mogelijke antwoorden) a. Milgram's choque-experiment b. Therapeutic touch (normaal Juiste antwoord) c. Geen idee meer d. Geen idee meer Dichotoom zou willen zeggen dat je maar twee antwoordmogelijkheden hebt. Bij therapeutic touch: Links/rechts) 6. Wat is niet opgenomen in de prospect-theory? a. Gevoelens van spijt (Juiste antwoord) b. Geen idee meer c. Geen idee meer d. Geen idee meer (Maar dus als je weet wat bij prospect theory hoort, zou dit een eenvoudige vraag moeten zijn) 7. Bij hoeveel procent van de bevolking kan men herinneringen inplanten? Antwoord: 1/4 8. Hoeveel procent van de vrouwen kan zich misbruik niet meer herinneren? Keuze tussen 4 percentages. 9. In de studie van Klein & Hodges over geslachtsverschillen in empathie was het gemiddelde van de afhankelijke variabele veel lager voor de a. mannen in de controleconditie b. vrouwen in de controleconditie c. mannen in de experimentele conditie d. vrouwen in de experimentele conditie 10. De Weberfractie van geluidsintensiteit en geluidsfrequentie zijn, respectievelijk, 0.15 en 0.003. hieruit volgt dat a. een geluidssignaal van 46 decibel net te onderscheiden is van een signaal van 40 decibel. b. een geluidssignaal van 46 decibel net te onderscheiden is van een signaal van 31 decibel. c. een geluidssignaal van 120 decibel gemakkelijker te onderscheiden is van een signaal van 100 decibel dan dat een toon van 120 Hz te onderscheiden is van een toon van 100 Hz. d. tonen van 100 Hz en 103 Hz net onderscheidbaar zijn. ---------------Als je van de 40 vragen, er van 15 zeker bent, 15 hebt waar je tussen 2 mogelijkheden twijfelt, 5 hebt waar je slechts 1 mogelijkheid kan uitschakelen en 5 hebt waar je niets voor weet. Hoeveel zal je dan op het examen halen op voorwaarde dat je rationeel antwoordt? ---------------Verder heel wat vragen over afhankelijke/onafhankelijke voorwaarden etc, controle condities, en 2 à 3 vragen met cijfers/resultaten van onderzoeken
© Copyright 2024 ExpyDoc