Toetsvormen-waaier

TOETSVORMEN
Dit document geeft een overzicht van toets‐ en vraagvormen. Het is bedoeld ter inspiratie. Het toetsteam dringt er op aan dat weloverwogen keuzes worden gemaakt op basis van leerdoelen, doelen van de toets en kwaliteitseisen. Bij het maken van vragen en toetsen is het raadzaam te bedenken in welke rollen studenten als beginnend professional terecht zullen komen en welke competenties en leerdoelen daarbij horen. Wanneer dit helder is kunnen de toetsvragen of opdrachten hierop gebaseerd worden.
p
pg
Verder biedt dit document de gebruiker vooral inzicht in de gebruiksmogelijkheden. We rubriceren de toets‐ en vraagvormen volgens de gebruikelijke indeling: gesloten vragen, open vragen en opdrachten. Tevens gaan we kort in op de mogelijkheden van digitaal toetsen binnen het
op de mogelijkheden van digitaal toetsen binnen het Radboudumc.
WEBSITE
Op onze webpagina vindt u voorbeelden van alle typen vragen. Daar wordt ook specifiek ingegaan op de voor‐ en nadelen van bepaalde toetsvormen. p
https://www.radboudumc.nl/onderwijs/docenten/
pages/toetsing.aspx Gesloten vragen
Zonder volledig te willen zijn, worden hieronder een 6‐tal gesloten vraagvormen gepresenteerd. Het is belangrijk om bij het formuleren van vragen niet te blijven steken bij platte kennisvragen. Natuurlijk hebben studenten kennis nodig, maar het is beter om die kennis impliciet te toetsen met behulp van inzichtvragen of toepassingsvragen in plaats van
behulp van inzichtvragen of toepassingsvragen, in plaats van door herkenning.
Een‐uit‐meer‐vragen / single‐Best‐Answer‐vragen
Bij meerkeuzevragen wordt vaak gedacht dat deze uit vier alternatieven dienen te bestaan. Dit is niet altijd het geval. lt
ti
di
t b t
Dit i i t ltijd h t
l
Soms moet veel moeite gedaan worden om een goed vierde alternatief te formuleren wat dan niet plausibel genoeg is en door niemand wordt gekozen. In dit geval kan men beter een drie‐keuzevraag maken. De volgorde van de antwoorden in meerkeuzevragen is een punt van aandacht. Rangschik de antwoordopties alfabetisch of bij getallen in oplopende, aflopende of een andere logische volgorde.
Juist/Onjuist‐vragen
Het gebruik van juist/onjuist‐vragen wordt sterk ontraden. Bij juist/onjuist‐vragen moet de beschrijving of stelling altijd absoluut juist of absoluut onjuist zijn. Dit is moeilijk te realiseren. Een tweede nadeel is dat men niet weet of li
E t
d
d li d t
i t
t f
studenten die als correct antwoord ‘onjuist’ aangeven ook weten wat het feitelijke antwoord dan wél is. Het is beter om een een‐uit‐meer‐vraag te gebruiken.
Comprehensive Integrated Puzzle (CIP)
Een Comprehensive Integrated Puzzle (CIP) is een matrix die de studenten moeten invullen In de rijen staan verschillende
de studenten moeten invullen. In de rijen staan verschillende diagnoses of casussen en in de kolommen staan de verschillende stappen van diagnostiek en behandeling. De opdracht voor de studenten is te zorgen dat elke rij uiteindelijk een coherente casus bevat. Een typische CIP, bestaande uit 6 casussen en 6 antwoordmogelijkheden per categorie, heeft een aanzienlijke gokkans. De studenten moeten alle antwoorden gebruiken en kunnen ze ook maar één keer gebruiken. Dit is te ondervangen door een variant: de CIP/matchvraag. Hierbij o
de a ge doo ee a a t de C / atc aag e b j
worden meer opties gegeven dan nodig zijn voor het beantwoorden.
Meer‐uit‐meer‐vragen / Extended Matching Question (EMQ)
Een Extended
Een
Extended Matching Question (EMQ) is geschikt voor het (EMQ) is geschikt voor het
toetsen van (klinisch) redeneren. De EMQ‐vraag begint met een inleiding en 2 of meer opdrachten (bijvoorbeeld een probleem, casus of tekening). Bij elk probleem kiezen de studenten uit eenzelfde lijst met antwoordopties de juiste antwoorden. Deze antwoordlijst bestaat uit 9 tot 26 antwoordopties. Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
Script Concordance Test (SCT) Een Script Concordance
e Sc pt Co co da ce Test (SCT) is een test die het est (SC ) s ee test d e et
interpreteren van (klinische) gegevens toetst. Het bestaat uit casuistiek en diagnostische tests waarin de onzekerheid van de medische praktijk naar voren komt. Is een diagnose nu bijvoorbeeld meer of minder waarschijnlijk? Het is ook mogelijk SCT vorm te geven met drie of vijf antwoordopties
mogelijk SCT vorm te geven met drie of vijf antwoordopties waarvan er een de juiste is. Situational Judgement Test (SJT)
Een Situational Judgement Test (SJT) bestaat uit authentieke scenario’s uit de (medische) praktijk. Er wordt een situatie uitgelegd en er volgen ca. 5 mogelijke reacties. De studenten moeten de situatie beoordelen en enkele passende reacties selecteren. De SJT is een mogelijkheid om professioneel gedrag schriftelijk te toetsen. ged
ag sc te j te toetse
SAMENWERKEN AAN VRAGEN
Bespreek uw toetsvragen altijd vooraf inhoudelijk en vormtechnisch met anderen. DUIDELIJKHEID VOOR STUDENTEN
Maak duidelijk voor studenten wat van hen wordt verwacht Zorg voor heldere opdrachten
verwacht. Zorg voor heldere opdrachten, toetsvragen, modelantwoorden en beoordelingscriteria.
Open vragen
Opdrachten
Bij open vragen moeten de studenten zelf een kort of langer antwoord invullen. Het is bij open vragen essentieel dat studenten uit de vraagstelling kunnen opmaken wat er d
d
ll k
k
verwacht wordt bijvoorbeeld ten aanzien van detailniveau en volledigheid van het antwoord.
Bij opdrachten denkt u waarschijnlijk snel aan schrijfopdrachten en die horen er ook zeker bij. Er zijn echter veel meer mogelijkheden, zoals audio‐
l
l kh d
l
d en videoproducties, d
d
grafische producties etc. In‐ en aanvulvragen
g
Bij een in‐ of aanvulvraag bestaat het antwoord uit één of meerdere in te vullen termen. Deze termen kunnen op elke plaats in de zin staan. Korte‐antwoord‐vragen
De korte‐antwoord‐vraag is een vraag waarbij de lengte van het antwoord sterk gelimiteerd is. De limiet kan zowel gesteld worden aan het aantal regels dat gebruikt mag worden, als aan de lengte van een opsomming (aantal redenen, argumenten).
)
Lange‐antwoord‐vragen
In lange‐antwoord‐vragen wordt van de studenten verwacht dat zij de vraag beantwoorden met een samenhangende j
g
g
alinea. Meestal een redenering of een antwoord met een toelichting. Denk hierbij ook aan een tekening of een (gecompliceerde) berekening.
Betoogvragen
Bij een betoogvraag bouwen de studenten een eigen analyse of argumentatie op basis van een vraagstelling en eventueel expliciete bronnen. Deze vraagvorm vraagt impliciet verschillende vaardigheden: beschrijven, samenvatten, analyseren en synthetiseren. Ook wordt de inhoudelijke l
h
k
d d h d l k
kennis getoetst. Op basis van de juiste vraagstelling en bronnen kan ook het methodisch en reflectief denken en handelen van studenten worden getoetst. Casusvraag
De casusvraag wordt gebruikt om de beslisvaardigheden en het probleemoplossend vermogen van de studenten te toetsen. Het is het beste om bij het afnemen van een beoordelende toets gebruik te maken van korte casussen met
beoordelende toets gebruik te maken van korte casussen met een beperkt aantal vragen die gericht zijn op het nemen van essentiële beslissingen. Met meerdere korte casusvragen kan een hogere betrouwbaarheid en validiteit worden bereikt dan met één lange casusvraag. De hogere betrouwbaarheid wordt b
bereikt doordat in een toets met korte casusvragen meer k d d
k
casussen aan bod kunnen komen dan bij lange casusvragen. Korte casusvragen blijken verder de expertise en het probleemoplossend vermogen beter te voorspellen en zijn daardoor meer valide. De casusvraag bestaat uit twee onderdelen: de casus en de vraag. In de casus wordt de te beoordelen situatie beschreven of de benodigde informatie gegeven om het probleem op te lossen. De vraag over de casus kan in de casus staan of apart van de casus Let er wel op dat de vragen casusgerelateerd zijn van de casus. Let er wel op dat de vragen casusgerelateerd
zijn
en dat er geen platte kennisvragen tussen zitten.
Voor meer informatie, surf naar https://www.radboudumc.nl/onderwijs/docenten/pages/toetsing.aspx
Essay
Een essay is een betoog waar de student aan de hand van een y
g
vraagstelling bronnen behandelt (beschrijven, samenvatten, analyseren en synthetiseren) op basis waarvan een eigen analyse of argumentatie wordt gegeven en conclusies worden getrokken met eventueel vervolgvragen. Met deze vraagstelling wordt de inhoudelijke kennis getoetst dit kan
vraagstelling wordt de inhoudelijke kennis getoetst, dit kan zowel disciplinespecifieke als multidisciplinaire kennis zijn. Verder wordt het systematisch redeneren, argumenteren en het concluderen van de studenten getoetst. Het kan ook het methodisch en reflectief denken en handelen van studenten toetsen. Het behoeft aanbeveling om van te voren te bepalen b h f
b l
b
l
hoeveel ruimte (aantal woorden/pagina’s) de studenten hebben om het essay te schrijven. Verder is het belangrijk om de waardering van het essay niet te laten beïnvloeden door de persoonlijke mening over het onderwerp . p
j
g
p
Projectopdracht Een projectopdracht is gebaseerd op een vraag of opdracht vanuit de praktijk die door een student of een groep studenten beantwoord en/of opgelost moet worden Er kan
studenten beantwoord en/of opgelost moet worden. Er kan getoetst worden of de studenten: de relevante kennis kunnen identificeren en gebruiken in concrete opdrachten, deze opdrachten kunnen onderbouwen met theoretische en methodische concepten, kunnen samenwerken met anderen, systematisch en methodisch kunnen werken, multidisciplinair h
h d hk
k
l d
l
kunnen denken en werken, zelf criteria kunnen opstellen waaraan het product moet voldoen en deze kunnen realiseren en verantwoorden, een relevante rol in het team hebben vervuld en een waardevolle bijdrage hebben geleverd, en de j g
g
,
relevantie en bruikbaarheid voor de opdrachtgever kunnen waarmaken. Een projectopdracht bestaat in ieder geval uit de onderdelen: plan van aanpak, conceptversie, eindproduct en procesverslag Om meeliften te voorkomen is het bij het
procesverslag. Om meeliften te voorkomen, is het bij het werken in een groep belangrijk dat er zowel een individuele beoordeling als een groepsbeoordeling gegeven wordt. Reflectieopdracht
Met een reflectieopdracht wordt beoogd dat de studenten fl
d h
d b
dd d
d
reflecteren op zichzelf. In een reflectieopdracht kijken de studenten terug op hun persoonlijke ervaring in praktijksituaties. De ervaringen en kennis die de studenten pg
g
hebben opgedaan worden hierdoor beter gestructureerd. De studenten vergroten hun inzicht en leren hierdoor wat zij de volgende keer anders kunnen doen. Voor het geven van een goede reflectieopdracht is het belangrijk dat voor de studenten duidelijk is waarom de opdracht gegeven wordt Verder moet duidelijk zijn waarop
opdracht gegeven wordt. Verder moet duidelijk zijn waarop de studenten moeten reflecteren. Er kan een doorlopende leerlijn worden gecreëerd waarbij op eerdere reflectieopdrachten wordt voortgebouwd.
TOETSVORMEN ‐ VERVOLG
Het is erg belangrijk dat binnen de opleiding de mate van reflectie wordt afgestemd op de leerdoelen. Wanneer de studenten onnodig veel moeten reflecteren kan er
studenten onnodig veel moeten reflecteren, kan er ‘reflectiemoeheid’ ontstaan. Onderzoeksopdracht
In een onderzoeksopdracht kunnen de opgedane kennis uit de theorie en de praktijk met elkaar worden verbonden. Het kan verschillende doelen hebben: kennis over een bepaald onderwerp verzamelen, aangeleerde methoden van onderzoek in de praktijk brengen, of nieuwe kennis genereren met praktijkgericht onderzoek. Het doel is afhankelijk van het
met praktijkgericht onderzoek. Het doel is afhankelijk van het leerjaar van de studenten. Onderzoeksvaardigheden zijn het verzamelen en interpreteren van de relevante kennis uit onderzoeken, kritische houding ten aanzien van onderzoeken, inzicht in methodologie, inzicht in theoretische onderbouwing van onderzoek het opzetten en uitvoeren van onderzoek en
van onderzoek, het opzetten en uitvoeren van onderzoek en het hanteren van ethische richtlijnen. Tot slot leggen de studenten het resultaat en het proces van het onderzoek vast in een onderzoeksverslag.
Stage‐/praktijkopdracht
Bij een stage‐ of praktijkopdracht gaat het om het werken en leren in de beroepspraktijk. De studenten krijgen een concrete opdracht die tot doel heeft om de competentieontwikkeling te stimuleren. Met deze opdracht krijgen zij meer inzicht in de
te stimuleren. Met deze opdracht krijgen zij meer inzicht in de werkomgeving en de inhoud van het beroep. De studenten ontdekken nieuwe mogelijkheden die de werkomgeving te bieden heeft en merken waar hun persoonlijke kracht, motivatie en enthousiasme liggen. Uiteindelijk komt er een eindverslag of eindproduct over de
Uiteindelijk komt er een eindverslag of eindproduct over de stage. In het verslag is het belangrijk dat de studenten duidelijk maken welke handelingen zij hebben verricht en waarom zij iets hebben gedaan of juist niet hebben gedaan. Met een stage‐ of praktijkopdracht kan getoetst worden in hoeverre de studenten in de praktijk als een beginnend professional kunnen handelen. De beoordeling kan gebaseerd worden op de wijze waarop de handelingen zijn uitgevoerd, de omgang met de personen in de werkomgeving, de attitude, realisatie en evaluatie van de
de werkomgeving, de attitude, realisatie en evaluatie van de leerdoelen en het vermogen om een juist beeld te vormen over de beroepspraktijk.
Presentatie
Bij een presentatie wordt vaak gebruik gemaakt van een
Bij een presentatie wordt vaak gebruik gemaakt van een powerpoint, of poster als ondersteuning. Er zijn verschillende soorten presentaties mogelijk zoals bijvoorbeeld een speech, lezing, verkooppresentatie, interne presentatie, interactieve presentatie, betoog of ‘pitch’. De vorm, inhoud en het doel van de presentatie is deels afhankelijk van de gekozen presentatievorm. Een presentatie kan volledig of deels bestaan uit een video, foto’s, tekeningen, schema’s, mindmaps, een rollenspel of toneelstuk, een quiz, een folder, een website of een discussie.
toneelstuk, een quiz, een folder, een website of een discussie. De meeste presentaties volgen de opzet: introductie, opbouw presentatie, vraagstelling, resultaten, conclusie, discussie en tot slot tijd voor vragen uit het publiek.
Praktijk
Varianten
Portfolio
Het portfolio is een verzameling producten die de ontwikkeling van de individuele studenten weergeven in kk l
d d d l
d
kennis of competenties, en deze bewijzen. De studenten maken hierbij een analyse van hun eigen leerproces. Het samenstellen van het portfolio kan de ontwikkeling van metacognitieve kennis en vaardigheden stimuleren. De g
g
studenten zetten het portfolio in om samen met de mentor en anderen hun ontwikkeling te monitoren (ontwikkelingsdeel). Daarnaast tonen de studenten met de informatie in het portfolio aan in hoeverre zij doelstellingen op competentieniveau hebben behaald (beoordelingsdeel) Met
competentieniveau hebben behaald (beoordelingsdeel). Met het portfolio kunnen ook competenties worden getoetst die buiten de opleiding verworven zijn. Het portfolio kan verschillende bronnen en soorten materiaal bevatten. Een aantal toetsvormen biedt de mogelijkheid om het anders te doen dan standaard klassikaal toetsen op papier in een zaal met de hele studentenjaargroep. U kunt denken aan onderstaande varianten. Observatie van beroepstaken
b
i
b
k
Studenten kunnen worden geobserveerd om hun gedrag en handelen bij het uitvoeren van beroepstaken te beoordelen. Dit kan in een authentieke of in een gesimuleerde situatie plaatsvinden. p
Om de studenten goed en betrouwbaar te kunnen observeren, zijn er assessoren nodig met voldoende deskundigheid. Tevens is een uitvoerbare, eenduidige beoordelingsprocedure nodig. Essentieel is een beoordelingsmodel met uitgewerkte gedragsindicatoren voor
beoordelingsmodel met uitgewerkte gedragsindicatoren voor de opleidingscompetenties. De opdrachten of situaties ter observatie moeten representatief zijn voor de beroepspraktijk en aansluiten bij het beoordelingsmodel. Verder zijn er protocollen nodig voor het observeren van gedrag, het voeren van een assessmentgesprekk en het bepalen van het h b
l
h
uiteindelijke eindoordeel. Vaardigheidstoetsen / stationstoetsen
Vaardigheidstoetsen zijn geschikt voor het toetsen van g
j g
vaardigheden in combinatie met het toepassen van inhoudelijke kennis. Per station meet de toets in hoeverre de studenten over de gewenste vaardigheden beschikken en of zij bepaalde beroepsvaardigheden goed kunnen uitvoeren. Een vaardigheidstoets kan op twee manieren worden
Een vaardigheidstoets kan op twee manieren worden vormgegeven. De eerste manier is een hands‐on‐toets. Hierbij voeren de studenten een reëele of gesimuleerde taak uit waarbij eventueel van echte apparatuur gebruikt kan worden gemaakt. De tweede manier is een hands‐off‐toets. De studenten geven aan, zonder dat zij handelingen uitvoeren op d
d d
h d l
het toetsmoment, hoe zij zouden handelen en welke overwegingen zij daarbij zouden maken. g j
p
Toetsing bij een virtuele patiënt
De virtuele patiënt is een computerprogramma dat een mens in een bepaalde situatie simuleert. De studenten zitten bijvoorbeeld in de rol van behandelend arts en nemen de anamnese af, voeren een lichamelijk onderzoek uit en nemen diagnostische en therapeutische beslissingen Het
diagnostische en therapeutische beslissingen. Het computerprogramma reageert op het beleid en behandeling van de student. Simulaties van (patho)fysiologische processen buiten klinische situaties zijn ook mogelijk.
Variant: Digitaal toetsen Mocht u overwegen uw toetsen digitaal af te nemen dan Mocht
u overwegen uw toetsen digitaal af te nemen dan
worden, voor educatieve toetsen, Blackboard, Lectora Online of Lime Survey geadviseerd. Neem voor meer informatie over deze producten contact op met ICTO.
Voor beoordelende toetsen heeft het Radboudumc het t t
toetsprogramma TestVision
T tVi i Online in huis. TestVision
O li i h i T tVi i Online O li
ondersteunt volledig webbased de ontwikkeling, afname en statistische analyse van vragen en toetsen. De volgende vraagtypen worden ondersteund door TestVision Online:
Een‐uit‐meervraag / single best answer
Meer‐uit‐meervraag / extended matching question
Rangschikvraag
Matchvraag
Hotspotvraag
Hotmatchvraag
Invulvraag
Meervoudige invulvraag
Open vraag
In de toekomst zal het aantal verschillende vraagtypen dat T tVi i ondersteunt, verder worden uitgebreid. TestVision
d t
t
d
d
it b id
Logistiek is het momenteel nog niet mogelijk om bij grote aantallen studenten in één keer een digitale beoordelende
toets af te nemen. Het maximum ligt nu op 90 kandidaten. In de toekomst zal deze capaciteit groter worden. Voor digitale educatieve toetsing speelt dit probleem niet omdat dit per definitie tijd‐ en plaatsonafhankelijk zal plaatsvinden.
Variant: Plaats
Een mogelijkheid zou kunnen zijn om een beoordelende toets Een
mogelijkheid zou kunnen zijn om een beoordelende toets
thuis te laten maken. Dit is bijvoorbeeld mogelijk met betoogvragen of bij het schrijven van een essay. Toetsing kan ook in de praktijksituatie plaatsvinden. Variant: Medium
V
i t M di
Papier wordt vaak gebruikt om een toets af te nemen. Maar ook een product in de vorm van beeldmateriaal, website, folder of film kan getoetst worden. Ook mondeling toetsen of toetsen door middel van observatie is een mogelijkheid. Combinaties zijn natuurlijk ook mogelijk.
Variant: Doel
Toetsen kunnen voor verschillende doelen worden gebruikt. Een eerste onderscheid kan worden gemaakt tussen educatief
Een eerste onderscheid kan worden gemaakt tussen educatief (zelfdiagnose‐toets) en beoordelend (toelatingstoets, overgangstoets, eindbeoordeling) toetsen. Verder kunnen toetsen variëren qua nadruk op het toetsen van kennis, vaardigheden, inzicht, toepassing of competenties. Voor meer informatie, surf naar https://www.radboudumc.nl/onderwijs/docenten/pages/toetsing.aspx
Variant: Beoordelaar
Er zijn meerdere personen die de rol van beoordelaar op zich kunnen nemen. Uiteraard kan de docent de toets of de opdracht nakijken, maar medestudenten (peer assessment) kunnen dat in veel gevallen ook De studenten kunnen ook
kunnen dat in veel gevallen ook. De studenten kunnen ook zichzelf beoordelen (self assessment). Van peer assessment of self assessment kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt bij het beoordelen van open vragen of een schrijfopdracht. Variant: Betrokkenen
Een toetsvorm kan individueel, in tweetallen of in een groep worden uitgevoerd. Wanneer in een groep gewerkt wordt, kunnen de samenwerkingsvaardigheden en het functioneren in een groep ook getoetst worden. ee g oep oo getoetst o de
Variant: Wegingsfactor
De eindbeoordeling van een studie‐onderdeel kan uit meerdere deelbeoordelingen bestaan. Een eindtoets kan bijvoorbeeld voor 80% meetellen en een verslag voor 20%
bijvoorbeeld voor 80% meetellen en een verslag voor 20%. MEER INFORMATIE
Meer informatie kunt u vinden op onze webpagina: https://www.radboudumc.nl/onderwijs/docenten/
pages/toetsing.aspx CONTACT
Telefoon
Email
15067 / 17746 / 10679
15067
/ 17746 / 10679
[email protected]