CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN

CONCEPT WERKBOEK
ERGOTHERAPIERICHTLIJN
CHRONISCHE VERMOEIDHEID
ten gevolge van MS, CVA of de ziekte van Parkinson
In opdracht van het VU medisch centrum
Adviseurs
Dhr. H.W.W. Boersma
Mw. C.N. Hirs
Mw. J.O.B. de Lege
Mw. A.E.M. van Roekel
Dhr. M.A.J. van Rooij
Senior adviseur
Dhr. S.J. Poerbodipoero
Datum 05-09-08
Bachelor opleiding Ergotherapie ASHP
Hogeschool van Amsterdam
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
Op de volgende manier kunt u refereren aan de ‘Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische
Vermoeidheid ten gevolge van MS, CVA of de ziekte van Parkinson’:
Boersma H.W.W., Hirs C.N., Lege de J.O.B., Roekel van A.E.M. & Rooij van M.A.J. (2008) Concept
Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid ten gevolge van MS, CVA of de ziekte van
Parkinson. Amsterdam: Amsterdam School for Health Professions.
 2008
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van
druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook. Zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de auteurs, ASHP of VUmc. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of
ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk is vermeld.
2
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
INHOUDSOPGAVE
1.
VOORWOORD
4
2.
FASE 1: ENTER/INITIATE
6
3.
FASE 2: SET THE STAGE
7
4.
FASE 3: ASSESS/EVALUATE
9
5.
FASE 4: AGREE ON OBJECTIVES AND PLAN
11
6.
FASE 5 IMPLEMENT THE PLAN
14
7.
FASE 6: MONITOR AND MODIFY
16
8.
FASE 7: EVALUATE THE OUTCOME
17
9.
FASE 8: CONCLUDE/EXIT
18
10.
AANBEVELINGEN
19
BIJLAGE I OVERZICHT STROOMDIAGRAM
23
BIJLAGE II WERKBLAD LEEFWIJZE VAN DE CLIËNT
24
BIJLAGE III WERKBLAD ONTSPANNING
26
BIJLAGE IV WERKBLAD DAGINDELING
27
BIJLAGE V WERKBLAD UITVOERING VAN ACTIVITEITEN
28
BIJLAGE VI WERKBLAD ERGONOMIE EN HOUDING
29
3
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
1. VOORWOORD
Voor u ligt het werkboek behorend bij de ‘ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid ten gevolge van
MS, CVA of de ziekte van Parkinson’, verder genoemd als ‘ergotherapierichtlijn chronische
vermoeidheid’. Dit werkboek is bedoeld als praktische werkversie van de ergotherapierichtlijn
chronische vermoeidheid. Het werkboek is, net als de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid,
opgebouwd aan de hand van de fasen van het Canadian Practice Process Framework (CPPF).
Hoofdstuk 2 tot en met 9 bevat de uitwerkingen per fase, de fasen komen overeen met hoofdstuk 6 tot
en met 9 van de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid (zie tabel 1.1: Hoofdstukindeling).
Tabel 1.1: Hoofdstukindeling
Fase
1
2
3
4
5
6
7
8
Werkboek
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Richtlijn
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 13
Elke fase bevat een stroomdiagram, waarin is weergegeven welke stappen de cliënt en de
ergotherapeut nemen. Na het stroomdiagram volgt een tabel, waarin de actiepunten uit deze fase zijn
benoemd. Na de tabel staat informatie en/of tabellen, die belangrijk zijn voor de behandeling.
Hoofdstuk 10 bevat een overzicht van de positieve aanbevelingen uit de ergotherapierichtlijn chronische
vermoeidheid. Voor de negatieve aanbevelingen en aanbevelingen die betrekking hebben op de
herziening van deze richtlijn verwijzen wij naar de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid. De
aanbevelingen zijn zover mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke literatuur. Op basis van het aantal
onderzoeken en de mate van bewijs daarvan is er een niveau van bewijskracht toegekend aan de
conclusies in de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid. Vanuit de conclusies zijn de
aanbevelingen geschreven. Het niveau van de aanbeveling is bepaald volgens de handleiding
.
‘Evidence based Richtlijnontwikkeling’ van het ‘Kwaliteitsinstituut voor Gezondheidszorg CBO’ zie
tabel 1.2.
Tabel 1.2: Niveau van bewijskracht
Niveau
1
2
3
4
Conclusie gebaseerd op
Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde
onderzoeken van niveau A2.
1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde
onderzoeken van niveau B.
1 onderzoek van niveau B of C.
Mening van deskundigen.
De gebruikte assessments bij de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid zijn terug te vinden in:
‘Concept Bijlagenboek Assessments Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid ten gevolge van
MS, CVA of de ziekte van Parkinson’, in dit werkboek verder genoemd als ‘bijlagenboek’.
4
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
Voor achtergrondinformatie, methodologie, theoretische onderbouwing, conclusies, overige
overwegingen en literatuurvermelding verwijzen we u naar de ‘ergotherapierichtlijn chronische
vermoeidheid’.
In het kader van de leesbaarheid van het werkboek is ervoor gekozen om de afkortingen van de
assessments te gebruiken. De volledige namen van de assessments zijn terug te vinden in de
verklarende woordenlijst van de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid.
5
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
2. FASE 1: ENTER/INITIATE
Actiepunt
1. Kennismaking
2. Vermoeidheid in kaart brengen
3. Inclusiecriteria
Activiteit
- Hulpvraag verduidelijken
- MFIS afnemen (zie bijlagenboek)
- Beoordelen of cliënt binnen inclusiecriteria
valt
INCLUSIECRITERIA
- De cliënt heeft een verwijzing voor ergotherapiebehandeling.
- De cliënt heeft de diagnose MS, CVA of de ziekte van Parkinson.
- Uit de inventarisatie van de hulpvraag blijkt dat de problemen van de cliënt samenhangen met
chronische vermoeidheid. Chronische vermoeidheid is: ‘vermoeidheid die, ongeacht het tijdstip van
de dag, aanwezig is op meer dan de helft van de dagen gedurende een periode langer dan zes
weken achter elkaar’.
- De cliënt heeft een MFIS-score ≥ 38.
6
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
3. FASE 2: SET THE STAGE
Actiepunt
1. Theoretisch kader kiezen
2. Inventariseren handelingsproblemen
Bij onvoldoende informatie
3. Vaststellen handelingsproblemen
4. Selecteren van onderwerpen voor
verdere analyse
Activiteit
- Theoretisch kader kiezen
- COPM afnemen
- IPA of OPHI-II afnemen
- Bespreken met de cliënt
- Bespreken met de cliënt
INVENTARISEREN HANDELINGSPROBLEMEN
Assessment
Afnemen
COPM (niveau 3)
- De COPM wordt standaard afgenomen
IPA (niveau 3)
- Wanneer er meer informatie over het handelen van de cliënt nodig is
- Wanneer de COPM en OPHI-II vanwege cognitieve problemen niet
afgenomen kunnen worden
OPHI-II (niveau 4)
- Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit,
handelingscompetentie en handelingssituatie van de cliënt
Zie voor de assessments ‘inventariseren handelingsproblemen’ het bijlagenboek.
7
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
THEORETISCH KADERS EN ONDERWERPEN
Theoretische kaders Kenmerken theoretische kaders
Onderwerpen passend bij
theoretische kaders
Neurologisch-cognitief Vermoeidheid treedt sneller op door:
- Uitvoering van activiteiten
- beperkt bewegen
- Ergonomie en houding
- herhaald bewegen
- Aanpassingen en het gebruik van
- verminderde concentratie
hulpmiddelen
Fysieke revalidatie
Vermoeidheid treedt sneller op door:
- Ontspanning
- verminderde kracht
- Dagindeling
- verminderd uithoudingsvermogen - Uitvoering van activiteiten
- Ergonomie en houding
Psycho-emotioneel
Er zijn problemen met betrekking tot:
- Leefwijze van de cliënt
- coping
- Ontspanning
- herkennen van grenzen
- Dagindeling
- beperkt ziekte-inzicht
- Uitvoering van activiteiten
- dagindeling
- Aanpassingen en het gebruik van
hulpmiddelen
Sociaal-cultureel
Er is geen duidelijkheid over het - Leefwijze van de cliënt
functioneren van de cliënt in zijn - Communicatie
sociale omgeving:
- Dagindeling
- overtuigingen
- Uitvoering van activiteiten
- houding
- rollen
- gewoonten van de cliënt
Ontwikkeling
Er is sprake van veranderingen en/of - Leefwijze van de cliënt
verstoringen in de ontwikkeling van de - Uitvoering van activiteiten
cliënt
Omgeving
Veranderingen in de omgeving van de - Leefwijze van de cliënt
cliënt kan het handelingsprobleem - Communicatie
compenseren of bevorderen
- Dagindeling
- Uitvoering van activiteiten
- Ergonomie en houding
- Aanpassingen en het gebruik van
hulpmiddelen
8
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
4. FASE 3: ASSESS/EVALUATE
Actiepunt
1. Bespreken handelingsproblemen
2. Bepalen inhoudsmodel
3. Inventariseren en analyseren
4. Evalueren van de bevindingen
5. Bepalen behandeling volgens inclusiecriteria
Activiteit
- Bespreken met de cliënt
- Kiezen tussen CMOP-E en CMCE
- Afnemen assessments
- Bespreken uitkomsten van assessments
- Beoordelen of de cliënt binnen het laatste
inclusiecriterium valt
INVENTARISEREN EN ANALYSEREN
Assessment
Doel
Activiteitenprofiel (niveau 4)
Inventarisatie dagindeling en verdeling van de energie
Rollenlijst (niveau 4)
Inzicht krijgen in betekenisvolle activiteiten uit het verleden, het
heden en de toekomst
Werknemersrol Interview (niveau Inzicht krijgen bij cliënten die bij terugkeer naar werk
3)
vermoeidheidproblemen ervaren
AMPS ( niveau 2)
Inzicht krijgen in proces en motorische vaardigheden van de cliënt
Standaard observatie (niveau 4) Inzicht krijgen in het uitvoeren van activiteiten van de cliënt
Zie voor de assessments ‘inventariseren en analyseren’ het bijlagenboek.
9
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
BEPALEN BEHANDELING VOLGENS INCLUSIECRITERIA
Het laatste inclusiecriterium is: één of meerdere van de volgende factoren spelen een rol bij de cliënt:
- inefficiënt omgaan met energie;
- disbalans tussen rust en activiteit/overbelasting;
- coping problematiek;
- problemen of vragen over de gevolgen van vermoeidheid op het handelen.
10
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
5. FASE 4: AGREE ON OBJECTIVES AND PLAN
Actiepunt
1. Probleemstelling
2. Behandeldoelen
3. Plan van aanpak
Activiteit
- Probleemstelling opstellen met de cliënt
- Behandeldoelen SMART/RUMBA opstellen
met de cliënt
- Plan van aanpak opstellen met de cliënt
o Behandelstrategieën kiezen
o Interventievormen kiezen
o Aansluiten bij de leerstijl van de
cliënt
ERGOTHERAPEUTISCHE PROBLEEMSTELLING OPSTELLEN
De ergotherapeutische probleemstelling bestaat uit:
- de naam, leeftijd en sociale status van de cliënt;
- het handelingsprobleem van de cliënt;
- door welke belemmeringen het handelingsprobleem ontstaat;
- welke beperkingen dit met zich mee brengt en hoe de cliënt dit ervaart;
- de oorzaak (medische diagnose en functiestoornissen) van het handelingsprobleem;
- de wensen en vragen met betrekking tot het toekomstig handelen van de cliënt.
PLAN VAN AANPAK OPSTELLEN
Het plan van aanpak bestaat:
- ergotherapeutische behandelstrategieën;
- de type interventie;
- objectieve en meetbare doelen, gekoppeld aan einddoelen;
- doelen gekoppeld aan de cliënt;
- frequentie en duur van de behandelsessies;
- eventuele afstemming met andere disciplines en/of betrokken instanties;
- assessment(s) ter evaluatie van de einddoelen.
11
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
BEHANDELSTRATEGIEËN
Theoretische kaders
Psycho-emotioneel
Sociaal-cultureel
Omgeving
Behandelstrategie
Health promotion
Psycho-emotioneel
Sociaal-cultureel
Omgeving
Neurologisch-cognitief
Fysieke revalidatie
Ontwikkeling
Preventie
Neurologisch-cognitief
Psycho-emotionele
Omgeving
Aanpassing of compensatie
Fysieke revalidatie
Psycho-emotioneel
Sociaal-cultureel
Omgeving
Handhaving
Omschrijving
Het creëren van betekenisvolle
ervaringen die het (betekenisvolle) rolgebonden handelen
stimuleren.
Het voorkomen van belemmeringen in het rolgebonden
handelen.
Gericht op het ontwikkelen,
verbeteren en/of herstellen van
vaardigheden
en
mogelijkheden. Het gaat vooral om
trainen, aanleren en doorzetten.
Gericht op de omgeving en
activiteiten om deze op de
mogelijkheden van de cliënt af
te stemmen.
Het behouden van mogelijkheden om betekenisvolle activiteiten te blijven uitvoeren.
Herstel of ontwikkeling
INTERVENTIEVORMEN
Interventievorm
Therapeutisch gebruik van jezelf
Therapeutisch gebruik van activiteiten
Het consultatieproces
Het educatieproces
LEERSTIJLEN
De leerstijlen worden bepaald aan de hand van de leercyclus van Kolb.
Concrete ervaring
Doen
Dromen/bezinnen
Actief experimenteren
Beslissen
Reflectie observatie
Abstracte
begripsvorming
Denken
Het leren is een cyclus proces dat bestaat uit vier fases:
- dromen/bezinnen;
- denken;
- beslissen;
- doen.
12
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
AANPAKSTIJLEN
Leerstijl van de cliënt
Beslisser
Bezinner
Denker
Doener
Aanpakstijl van de ergotherapeut
Instructie aanpak
Reflectie aanpak
Zelfstudie aanpak
Oefen aanpak
De aanpakstijlen lopen parallel met de stappen die genomen worden in de leercirkel van Kolb, te weten:
− concrete ervaring (CE);
− reflectieve observatie (RO);
− abstracte begrippen en concepten (AC);
− actief experimenteren (AE).
Aanpakstijl
Instructie aanpak
Volgorde in stappen
AC AE CE RO
Didactiek
Startpunt in
oefeningen
Reflectie aanpak
CE RO AC AE
Zelfstudie aanpak
AC AE CE RO
Startpunt in het opdoen van ervaringen, gesloten
opdrachten/oefeningen
Startpunt in theorie, open opdrachten/oefeningen
Oefen aanpak
CE RO AC AE
theorie,
gesloten
opdrachten/
Startpunt in het opdoen van ervaring, open
opdrachten/oefeningen
13
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
6. FASE 5 IMPLEMENT THE PLAN
Actiepunt
1. Uitvoering plan van aanpak
INTERVENTIES
Theoretisch kader
Psycho-emotionele theorie
Sociaal-culturele theorie
Ontwikkelingstheorie
Omgevingstheorie
Fysieke-revalidatietheorie
Psycho-emotionele theorie
Sociaal-culturele theorie
Omgevingstheorie
Fysieke-revalidatietheorie
Psycho-emotionele theorie
Sociaal-culturele theorie
Omgevingstheorie
Activiteiten
- Interventies kiezen
Onderwerp
Leefwijze van de
cliënt
-
Interventies
Uitleg geven over de leefregels bij MS,
CVA of ziekte van Parkinson
Ontspanning
-
Het geven van ontspanningsoefeningen
Communicatie
-
Communicatie met naastbetrokkenen
Dagindeling
-
Prioriteiten aanbrengen in activiteiten
Veranderen van het tijdstip waarop een
activiteit wordt uitgevoerd
Rust en activiteit verspreiden over de
dag
Het veranderen van de frequentie van de
activiteit
Elimineren van onnodige bewegingen
en/of deeltaken van een activiteit
Veranderen van handelingsvolgorde van
een activiteit
Simplificeren van (deel)taken in
activiteiten door hulpmiddelen en/of
aanpassingen
Combineren van (deel)taken in
activiteiten
Rustmomenten inbouwen tijdens langere
activiteiten
Uitleg over ergonomische principes
tijdens statische en dynamische
belasting
Lichaamshouding tijdens activiteit en rust
Uitleg geven over aanpassingen en/of
hulpmiddelen
Begeleiden van de aanvraag van
aanpassingen en/of hulpmiddelen.
-
Neurologisch-cogniteve theorie
Fysieke-revalidatie theorie
Psycho-emotioneel
Sociaal-culturele theorie
Ontwikkelingstheorie
Omgevingstheorie
Uitvoering van
activiteiten
-
Neurologisch-cognitieve theorie Ergonomie en
Fysieke-revalidatie theorie
houding
Omgevingstheorie
Neurologisch-cognitieve theorie Aanpassingen en het
Psycho-emotionele theorie
gebruik van
Omgevingstheorie
hulpmiddelen
-
Zie voor de werkbladen bij de interventies bijlage II tot en met VI.
14
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
BEHANDELING VAN CLIËNTEN MET COGNITIEVE STOORNISSEN
Cognitieve stoornis
Attentiestoornissen
Geheugenstoornissen
Stoornissen met betrekking tot het oplossen van problemen
Stoornissen
in
de
informatieverwerking
Aandachtspunten
- Laat de cliënt oefenen in een rustige ruimte
- Geef overzichtelijke, korte opdrachten
- Herhaal opdrachten steeds in dezelfde volgorde als de cliënt er moeite
mee heeft zijn aandacht van het ene onderwerp naar het andere te
verplaatsen
- Bereid een nieuwe taak zorgvuldig voor en houd er rekening mee dat het
niet vanzelfsprekend is dat een cliënt de instructies direct opvolgt
- Besef tijdens de therapie dat de cliënt zijn aandacht moet verdelen
wanneer er tijdens de behandeling wordt gepraat of wanneer een
handeling verstoord wordt (bijvoorbeeld door een telefoon)
- Neem veel tijd voor de inprenting als het tempo vertraagd is. Laat de
cliënt de opdracht hardop herhalen om de inprenting te bevorderen
- Laat de cliënt gebruik maken van hulpmiddelen om een geheugenstoornis zo goed mogelijk te compenseren
- Oefen een handeling totdat ze voor een groot deel automatisch verloopt
- Bespreek het resultaat van een oefening of activiteit direct na afloop.
Iemand met een verminderd geheugen kan vaak niet praten over een
oefening of activiteit die gisteren heeft plaatsgevonden
- Raak niet geïrriteerd als de instructie elke keer weer volstrekt nieuw voor
de cliënt lijkt. Herkenning van een taak zal pas na meerdere malen
optreden en dan nog alleen wanneer de instructie elke keer op dezelfde
manier wordt gegeven
- Leer de cliënt allereerst zijn probleem te benoemen. Veelal is de cliënt er
niet bewust van het feit dat er een probleem is dat oplosbaar is
- Weersta de verleiding om voor problemen van de cliënt pasklare
oplossingen aan te dragen. Het is beter om de cliënt te helpen het
probleem te analyseren en gezamenlijk een strategie te bepalen,
waarmee het probleem kan worden opgelost
- Probeer een sfeer van vertrouwen te scheppen en houdt steeds bewust
rekening met de mogelijkheid dat de cliënt iets niet heeft begrepen
- Vraag na of de cliënt iets goed heeft begrepen
- Vermijd het gebruik van bijzinnen, het van de hak op de tak springen en
het vervatten van meerdere boodschappen in één zin
- Verleng in het gesprek de adempauzes en geef de cliënt zo meer tijd om
de informatie te verwerken
- Ondersteun de communicatie met praktische gebaren
- Ga zo zitten of staan dat de cliënt uw gezicht kan zien; dat helpt bij het
vangen en vasthouden van aandacht
- Ondersteun het geheugen van de cliënt door het besprokene samen te
vatten en aantekeningen van belangrijke gesprekken mee te geven
15
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
7. FASE 6: MONITOR AND MODIFY
Actiepunt
1. Reflecteren plan van aanpak
2. Aanpassen plan van aanpak
Activiteit
- Klinisch redeneren
- Bespreken met cliënt
KLINISCH REDENEREN
Reflecteren op het plan van aanpak wordt gedaan door klinisch redeneren, dit bestaat uit:
− narratief redeneren;
− pragmatisch redeneren;
− procedureel redeneren;
− interactief redeneren;
− conditioneel redeneren.
AANPASSEN PLAN VAN AANPAK
In de volgende situaties kan aanpassen van het plan van aanpak nodig zijn bij:
- nieuwe problemen;
- veranderingen in de mogelijkheden en/of beperkingen van de cliënt;
- veranderingen in het handelen of de omgeving van de cliënt;
- veranderende wensen en/of behoeften;
- resultaten die afwijken van de verwachtte resultaten.
16
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
8. FASE 7: EVALUATE THE OUTCOME
Actiepunt
1. Meten effect behandeling
2. Evalueren plan van aanpak
Activiteit
- Met gebruikte assessment:
o COPM
o IPA
o Activiteitenprofiel
- Evalueren met cliënt
EVALUEREN PLAN VAN AANPAK
Aandachtspunten voor de evaluatie zijn:
- Proces:
o De samenwerking tussen cliënt en ergotherapeut;
o De verantwoordelijkheid van zowel cliënt als ergotherapeut;
o De manier waarop de ergotherapeut de cliënt heeft ondersteunt en begeleidt.
- Inhoud:
o De participatie en autonomie van de cliënt bij onderhandeling over doelen, prioriteiten
en keuzes die zijn gemaakt tijdens de behandeling;
o Respect voor diversiteit;
o Wel of niet behalen van de doelen.
17
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
9. FASE 8: CONCLUDE/EXIT
Actiepunt
1. Afronden behandeling
2. Follow-up
Activiteit
- Bespreken met cliënt
- Afspraak maken om te evalueren
AFRONDEN VAN DE BEHANDELING
Belangrijke punten bij afronding zijn:
- wanneer de doelen niet behaald zijn moet het voor zowel de cliënt als de ergotherapeut duidelijk
zijn waarom de behandeling toch wordt afgerond;
- het is belangrijk te benoemen dat de cliënt altijd terug kan komen en uit te leggen hoe de cliënt dit
moet aanpakken.
18
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
10. AANBEVELINGEN
Fase 1: Enter/Initiate
Het is aan te bevelen om te starten met een kennismakingsgesprek omdat dit bijdraagt aan het
cliëntgericht werken. (niveau 4)
Het is aan te bevelen om eerst het kennismakingsgesprek af te ronden, voordat er een assessment
wordt afgenomen. (niveau 4)
Het verdient een aanbeveling om het afnemen van de MFIS als standaard te beschouwen, om de
invloed van vermoeidheid op het dagelijks handelen in kaart te brengen. (niveau 2)
Het kan zinvol zijn om de naastbetrokkenen van de cliënt aanwezig te laten zijn bij het afnemen van
de MFIS, als er bij de cliënt sprake is van cognitieve stoornissen. (niveau 4)
Het is aan te bevelen cliënten te behandelen volgens de ergotherapierichtlijn chronische
vermoeidheid, wanneer zij vallen binnen de inclusiecriteria van deze richtlijn. (niveau 4)
Fase 2: Set the Stage
Het kan zinvol zijn om de neurologisch-cognitieve theorie te gebruiken wanneer er sneller
vermoeidheid optreedt tijdens activiteiten door beperkt bewegen, herhaald bewegen of verminderde
concentratie. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de fysieke revalidatie theorie te gebruiken wanneer er sprake is van
verminderde kracht en/of fysieke uithoudingsvermogen tijdens het dagelijks handelen van de cliënt.
(niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de psycho-emotionele theorie te gebruiken wanneer er sprake is van
problemen met betrekking tot coping, problemen met het herkennen van grenzen, beperkt ziekteinzicht en/of problemen bij de dagindeling. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de sociaal-culturele theorie te gebruiken bij het achterhalen van de
overtuigingen, houding, rollen en gewoonten die ten grondslag liggen aan het dagelijks handelen van
de cliënt. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de ontwikkeling theorie te gebruiken wanneer er sprake is van veranderingen
en/of verstoringen in de ontwikkeling van de cliënt. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de omgevingstheorie te gebruiken wanneer de handelingsproblemen van de
cliënt worden veroorzaakt door belemmeringen in de fysieke, sociale, culturele en/of institutionele
omgeving. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de omgevingstheorie te gebruiken wanneer de fysieke, sociale, culturele en/of
institutionele omgeving de handelingsproblemen van de cliënt kan compenseren of zijn
mogelijkheden kan bevorderen. (niveau 4)
Afname van de COPM wordt als standaard beschouwd om de handelingsproblemen te inventariseren
bij cliënten met chronische vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson. (niveau 2)
Het kan zinvol zijn de IPA af te nemen als aanvulling op de COPM, wanneer blijkt dat er meer
informatie over het handelen van de cliënt nodig is. (niveau 3)
19
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
Het kan zinvol zijn de IPA gezamenlijk met de cliënt in te vullen, wanneer blijkt dat de COPM
vanwege cognitieve problemen niet afgenomen kan worden. (niveau 3)
Het is te overwegen de OPHI-II, of gedeeltes hieruit, af te nemen wanneer blijkt dat er meer
informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en/of handelingssituatie van
de cliënt. (niveau 4)
Het heeft de voorkeur om de handelingsproblemen samen met de cliënt vast te stellen. (niveau 4)
Het is aan te bevelen om samen met de cliënt en zijn naastbetrokkenen één of meerdere
onderwerpen te selecteren die tijdens de behandeling aan bod moeten komen. (niveau 4)
Fase 3: Assess/evaluate
Het kan zinvol zijn om de handelingsproblemen met de cliënt en zijn naastbetrokkenen te bespreken.
(niveau 4)
Het kan zinvol zijn om het CMOP-E of het CMCE als inhoudsmodel te gebruiken bij behandeling
volgens de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om het activiteitenprofiel af te nemen bij cliënten die problemen ervaren in de
verdeling van hun energie. (niveau 4)
Het is te overwegen dat cliënt en ergotherapeut het activiteitenprofiel gefaseerd invullen als er bij de
cliënt sprake is van emotionele kwetsbaarheid. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de rollenlijst af te nemen, wanneer de ergotherapeut meer inzicht wil krijgen in
betekenisvolle activiteiten die de cliënt in het verleden uitvoerden, in het heden uitvoert of in de
toekomst wil uitvoeren. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de naastbetrokkenen van de cliënt aanwezig te laten zijn bij het afnemen van
de rollenlijst, als er bij de cliënt sprake is van cognitieve stoornissen. (niveau 4)
Het is aan te bevelen om de WRI af te nemen bij cliënten, die vanwege hun vermoeidheid problemen
ervaren bij de terugkeer naar werk. (niveau 3)
Vanwege de objectiviteit heeft de AMPS de voorkeur boven een standaard observatie. (niveau 2)
Het heeft de voorkeur om de standaard observatie uit te voeren wanneer er in de instelling geen
ergotherapeut is die voor de AMPS geijkt is. Tevens kan de standaard observatie uitgevoerd worden
wanneer er in samenspraak met de cliënt een activiteit gekozen wordt die niet in de AMPS
beschreven staat. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de bevindingen van de assessments te evalueren met de cliënt en zijn
naastbetrokkenen. (niveau 4)
Het is aan te bevelen cliënten te behandelen volgens de ergotherapierichtlijn chronische
vermoeidheid die vallen binnen de inclusiecriteria van de richtlijn. (niveau 4)
20
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
Fase 4: Agree on objectives and plan
Het is aan te bevelen dat een ergotherapeutische probleemstelling bestaat uit:
- De naam, leeftijd en sociale status van de cliënt
- Het handelingsprobleem van de cliënt
- De belemmeringen waardoor het handelingsprobleem ontstaat
- De beperkingen die de chronische vermoeidheid met zich mee brengt en hoe de cliënt dit ervaart
- De oorzaak (medische diagnose en functiestoornissen) van het handelingsprobleem
- De wensen en vragen met betrekking tot het toekomstig handelen van de cliënt (niveau 4)
Het is aan te bevelen dat, wanneer er bij de cliënt sprake is van cognitieve stoornissen, de
naastbetrokkenen van de cliënt aanwezig zijn bij het bespreken van de ergotherapeutische
probleemstelling. (niveau 4)
Het is aan te bevelen om de ergotherapeutische probleemstelling kenbaar te maken aan de
belanghebbenden. (niveau 4)
Het is aan te bevelen om de doelen volgens het SMART-principe óf de RUMBA-regel op te stellen.
(niveau 4)
Het is aan te bevelen dat de naastbetrokkenen van de cliënt aanwezig zijn, wanneer er bij de cliënt
sprake is van cognitieve stoornissen. (niveau 4)
Het is aan te bevelen om bij het opstellen van het plan van aanpak de volgende punten te verwerken:
- de gekozen ergotherapeutische behandelstrategieën
- het type interventie
- de objectieve en meetbare doelen, gekoppeld aan einddoelen
- de frequentie en duur van de behandelsessies
- eventuele afstemming met andere disciplines en/of betrokken instanties
- assessment(s) ter evaluatie van de einddoelen (niveau 4)
Het is aan te bevelen om het plan van aanpak te bespreken met de cliënt en zijn naastbetrokkenen.
(niveau 4)
Het is aan te bevelen om bij het opstellen van het plan van aanpak een bewuste keuze te maken over
de vormen van de te bieden interventie. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om binnen de ergotherapiebehandeling de leercyclus van Kolb te doorlopen.
(niveau 4)
Het kan zinvol zijn om de aanpakstijl van de ergotherapeut aan te laten sluiten bij de leerstijl van de
cliënt. (niveau 4)
Fase 5: Implement the plan
De werkgroep is van mening dat interventies uit het ECC en uit de vermoeidheidsmanagement
programma’s, gegeven in individuele vorm, positieve resultaten hebben en leiden tot een verminderd
gevoel van vermoeidheid. (niveau 2)
De werkgroep is van mening dat het zinvol kan zijn om de interventies af te stemmen op de wensen
en behoeftes van de cliënt. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om rekening te houden met eventuele cognitieve stoornissen van de cliënt.
(niveau 4)
21
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
Fase 6: Monitor and modify
Het kan zinvol zijn om verschillende vormen van klinisch redeneren te gebruiken bij het reflecteren op
het plan van aanpak. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om het plan van aanpak aan te passen wanneer er sprake is van:
- nieuwe problemen
- veranderingen in de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt
- veranderingen in het handelen of de omgeving van de cliënt
- verandering in de wensen en/of behoeftes van de cliënt
- afwijkende resultaten in vergelijking met de verwachtte resultaten (niveau 4)
Fase 7: Evaluate the outcome
Het is aan te bevelen om de hertest van de COPM in te vullen. (niveau 3)
Het verdient aanbeveling de IPA of het activiteitenprofiel opnieuw af te nemen, als een van deze
assessments is gebruikt tijdens de behandeling. (niveau 3)
Het kan zinvol zijn om bij de evaluatie van het plan van aanpak de doelen, de resultaten van de
behandeling en het ergotherapeutische proces aan de orde te laten komen. (niveau 4)
Fase 8: Conclude/exit
Het kan zinvol zijn om de behandeling samen met de cliënt en zijn naastbetrokkenen te bespreken en
te beëindigen. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om een follow-up afspraak te maken, waarbij de veranderingen in het handelen
van de cliënt worden geëvalueerd en problemen worden besproken. (niveau 4)
Het kan zinvol zijn om na drie tot zes maanden na het beëindigen van de behandeling te meten of er
nog veranderingen zijn opgetreden in het handelen van een cliënt. (niveau 4)
22
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
BIJLAGE I OVERZICHT STROOMDIAGRAM
23
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
BIJLAGE II WERKBLAD LEEFWIJZE VAN DE CLIËNT
LEEFREGELS BIJ MS, CVA EN ZIEKTE VAN PARKINSON
De visuele cirkel geeft weer hoe chronische vermoeidheid kan ontstaan (zie figuur 1
vermoeidheidscyclus). Vermoeidheid kan leiden tot afname van activiteiten. Een afname van de
activiteiten heeft een passieve levensstijl die kan leiden tot een gevoel van inadequaatheid of van
onkunde. Deze gevoelens kunnen stress veroorzaken, waardoor de vermoeidheid kan toenemen
Vermoeidheid
Stress
Afname activiteiten
Gevoel
van inadequaatheid
Figuur 1: vermoeidheidscyclus
Invloed van rust:
- rust is preventief en herstellend;
- door te rusten krijgt de cliënt weer energie;
- tijdens rust wordt energie door het lichaam opgeslagen.
Adviezen voor rust:
- rust op tijd, dus voordat de vermoeidheid optreedt, dit kan ernstige vermoeidheid voorkomen;
- wanneer op tijd gerust wordt, dan is de hersteltijd korter;
- neem korte, frequente rustperiodes;
- experimenteer met duur, timing en frequentie van rust;
- wissel activiteit en rust af;
- stem activiteiten op elkaar af, maak een planning en plan hierin ook de rust;
OMGAAN MET TEMPERATUUR(VERSCHILLEN) BIJ MS
Temperatuurstijgingen van het lichaam, zoals koorts of een warme omgeving, kunnen vermoeidheid
veroorzaken. Het gaat hierom totale lichaamsopwarming. Plaatselijke opwarming, zoals tijdens het
afwassen en bij het gebruik van een hotpack, hebben geen invloed.
Adviezen kunnen zijn:
- ga na bij welke temperatuur het best gefunctioneerd kan worden;
- koud douchen kan een energiekick geven (langzaam opvoeren);
- warmte in bed niet hoger dan de lichaamstemperatuur (let bijvoorbeeld op synthetische dekens);
- plan de zwaardere activiteiten in de ochtend: hoe vroeger hoe beter, bijvoorbeeld een parttime baan
of zwaar huishoudelijk werk in de ochtend plannen;
- middagrust: overbruggen van temperatuurpiek, pas wel op voor te veel slapen in verband met
slapeloosheid ’s nachts;
- goed ventilerende kleding (bijvoorbeeld natuurlijke stoffen);
- ga niet vlak bij een warmtebron als zoals een verwarming of warme lamp zitten.
24
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
ONDERHOUDEN VAN EEN OPTIMALE CONDITIE
Het is belangrijk om binnen de fysieke mogelijkheden zo fit mogelijk te blijven. Bewegen is niet slecht,
maar let er wel op dat trainen, sporten of activiteiten niet leiden tot overbelasting of overdreven
uitputting. Deskundige begeleiding kan hierbij zinvol zijn.
25
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
BIJLAGE III WERKBLAD ONTSPANNING
ONTSPANNINGSOEFENINGEN
Stress en spanning kunnen aanleiding zijn voor verhoogde spierspanning en zorgen voor een
verminderd motorisch functioneren (bijvoorbeeld minder goed lopen). Aanleiding tot stress kunnen
onder andere zijn: de wisselende lichamelijke mogelijkheden, sociale rollen die mogelijk veranderen en
onbegrip van de naastbetrokkenen of de omgeving.
Adviezen kunnen zijn:
- het gebruik van ontspannings- en relaxtechnieken;
- ademhalingstechnieken, visualisatie, yoga en tai chi zijn ontspanningstechnieken die thuis gedaan
kunnen worden (overleg met fysiotherapeut of bewegingsagoog);
- assertiviteit en verwerking (overleg met maatschappelijk werk).
26
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
BIJLAGE IV WERKBLAD DAGINDELING
Vermoeidheid neemt traag af waardoor het niet verstandig is om tot het uiterste te gaan. De
vermoeidheidsgrenzen dienen herkent en erkent te worden. Hoe groter de inspanning, hoe langer de
herstelperiode duurt. Echter, af en toe moe worden is niet erg en moet zeker niet voortdurend vermeden
worden.
Om inzicht te krijgen in de dagindeling van de cliënt, kan het activiteitenprofiel ingevuld worden.
Na het invullen van het activiteitenprofiel kan een overzicht verkregen worden in de dagindeling,
waardoor:
- er prioriteiten in activiteiten kan worden aangebracht;
- rust en activiteiten verspreid kunnen worden over de dag.
Adviezen kunnen zijn:
- kortdurende inspanningen leveren (bijvoorbeeld activiteiten opdelen, drie korte pauzes zijn
effectiever dan één lange pauze);
- voldoende rust nemen na een inspanning;
- inspanning zoveel mogelijk spreiden over de dag;
- zoveel mogelijk pieken proberen te vermijden, het is de kunst om te stoppen voor de
vermoeidheidssymptomen optreden;
- plan uitspattingen of latertjes zoveel mogelijk, en de rust periode nadien langer te maken dan
normaal, of beter nog, vooraf te rusten. Maar het vooral niet achterwege laten;
- een dag/week schema kan helpen om inspanningen te verdelen over een dag/week.
27
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
BIJLAGE V WERKBLAD UITVOERING VAN ACTIVITEITEN
Met behulp van een activiteitenanalyse en/of observatie kan een activiteit onderzocht worden. Zo wordt
bekeken welke (deel)activiteiten veel energie kosten, zodat deze (deel)activiteiten aangepast kunnen
worden en energie bespaard kan worden.
ELVOSICO- REGELS
Het gebruik van minder energie tijdens een activiteit betekent dat er meer energie overblijft voor andere
activiteiten. Als een activiteit te veel energie kost, betekent dat deze activiteit moet worden aangepast.
Om minder energie te verbruiken tijdens activiteiten kunnen de ELVOSICO- regels worden toegepast;
EL
VO
SI
CO
=
=
=
=
Elimineren
Volgorde
veranderen
Simplificeren
Combineren
Elimineren
Volgorde veranderen
Simplificeren
Combineren
Elimineren is het achterwege laten van activiteiten, die niet noodzakelijkerwijs
uitgevoerd hoeven te worden. Veel taken worden gedaan omdat iemand dat nu
eenmaal gewend is, zonder er nog echt over na te denken. Bij verminderde
belastbaarheid, moet er nagedacht worden of iedere taak wel gedaan moet
worden en moet er bekeken worden of de taak niet uit handen gegeven kan
worden.
Volgorde veranderen houdt in dat (deel)activiteiten op een ander moment of in
een andere volgorde dan gebruikelijk worden uitgevoerd. Door de volgorde van
een activiteit te veranderen kan energie bespaard worden. Door bij voorbeeld ‘s
ochtends al de avondmaaltijd voor te bereiden, hoeft ’s avonds niet alles achter
elkaar gedaan te worden.
Simplificeren is het gemakkelijker maken van activiteiten. Dit kan door het
weglaten van deelhandelingen en/of het gebruik van bepaalde hulpmiddelen.
Combineren is het samenvoegen van zowel handelingen als voorwerpen. Door
bij voorbeeld activiteiten te combineren die boven gedaan moeten worden,
hoeft er minder worden trap gelopen. Maar ook door spullen die met elkaar
worden gebruikt bij elkaar op te bergen.
28
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
BIJLAGE VI WERKBLAD ERGONOMIE EN HOUDING
ERGONOMISCHE PRINCIPES TIJDENS STATISCHE EN DYNAMISCHE BELASTING
Het is voor een spier erg vermoeiend om voortdurend aangespannen te zijn (statische belasting). Het is
beter om te bewegen zodat verschillende spiergroepen afwisselend aan- en ontspannen (dynamische
belasting). De spier heeft dan een rustmoment na een kort inspanningsmoment, waardoor het
uithoudingsvermogen toeneemt. Voorbeelden van statische belasting zijn; staan, schrijven,
computerwerk, ongesteund zitten, tandenpoetsen. Voorbeelden van dynamische belasting zijn; lopen,
afwisselen van korte activiteiten, activiteit afwisselen met pauzes, bewegen tijdens activiteiten.
Een andere manier om gebruik te maken van ergonomie is het gebruik van hulpmiddelen. Het gebruik
van hulpmiddelen kan ertoe leiden dat er gedurende activiteiten energie bespaart wordt.
Adviezen kunnen zijn:
- Activiteiten zo dynamisch mogelijk uitvoeren, door bijvoorbeeld te bewegen tijdens het staand
uitvoeren van een activiteit (strijken, afwassen, op de bus wachten).
- Gebruik van hulpmiddelen om energie te besparen: zoals bijvoorbeeld keukenmachine, elektrische
tandenborstel, hoekmes, etc.
UITGANGSHOUDING
Zowel bij het staan als het zitten is een goede werkhouding belangrijk. Bij een verkeerde houding
worden spieren, banden en gewrichten verkeerd- of overbelast. Door een juiste uitgangshouding aan te
nemen tijdens een activiteit kan overbelasting voorkomen worden.
Staan:
Bij het staan worden de buik-, bil en beenspieren aangespannen. Om deze spieren minder te belasten
kan steun nemen of leunen tegen het werkvlak helpen. Ook een stakruk kan helpen.
Let bij het staan op:
- comfortabele schoenen;
- voeten op schouderbreedte;
- gelijke gewichtsverdeling over beide voeten;
- buig de knieën ligt;
- kantel het bekken (geen holle rug);
- ontspan de armen langs het lichaam;
- houd het hoofd op;
- verander regelmatig van houding;
- door het gewicht van de linker naar de rechter voet te verplaatsen(wiebelen) kan men de statische
houding dynamisch maken.
Op deze manier is de ruggengraat in de juiste houding gepositioneerd is
Zitten:
Zitten voor werk
- gebruik een rechte rugleuning;
- houd de voeten plat op de vloer of op een voetenbank;
- houd je heupen ten opzichte van je knieën in een hoek van 90 graden;
- de knieën iets hoger dan de heupen;
- houd de rug recht;
- geef de lumbale wervelkolom steun;
- zit dichtbij het bureau of werkstuk;
- houd de ellebogen op 90 graden wanneer er aan een bureau wordt gewerkt.
29
Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid
Zitten bij ontspanning/rust:
- heupen in een hoek van 90 graden;
- kantel de stoel iets naar achter tot ongeveer 60 graden;
- houd de benen ondersteund;
- ondersteun zoveel mogelijk ieder lichaamsdeel.
Liggen:
- lig op de zij en houd het bovenste been flexie en ondersteund door een kussen;
- liggend op de rug met een kussentje onder de knieën.
WERKPLEKINDELING
Bij de werkplekinrichting bij computerwerk zijn er verschillende aspecten waarmee rekening gehouden
moet worden. Als de gebruiker veel op het beeldscherm kijkt moet deze recht voor hem zijn opgesteld.
Wanneer dit niet het geval is, is het aan te bevelen het document recht voor de gebruiker te plaatsen,
bijvoorbeeld in een documenthouder (zie figuur 1 Werkplek indeling bij computerwerk).
Figuur 1: Werkplek indeling bij computerwerk
TILLEN
Adviezen kunnen zijn:
- wissel tilwerkzaamheden regelmatig af met andere werkzaamheden;
- gebruik tilhulpmiddelen;
- zorg voor goede handgrepen aan het te tillen voorwerp;
- voer zware tilwerkzaamheden met meer personen uit;
- het vooroverbuigen van de romp bij het tillen zoveel mogelijk voorkomen;
- draaiing en zijwaarts buigen van de romp zoveel mogelijk voorkomen;
- houdt de last zo dicht mogelijk het lichaam (draag de te tillen last dicht bij je buik);
- het lichaam symmetrisch belasten, door in beide handen ongeveer dezelfde last te tillen;
- vermijd grote versnellingen van de romp en de last, maak dus langzame vloeiende tilbewegingen;
- verklein het gewicht van de last, maar verhoog de tilfrequentie zonder dat het gewicht van de last
groten wordt.
30