Lexicon - boekdb.nl

1
2
Max Barry
3
4
5
L
6
7
exicon
8
9
10
1
2
Vertaald door Inge Boesewinkel en Anne-Marieke Buijs
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff
8
hj
Lexicon.indd 3
revisie
25-02-14 14:32
1
2
Max Barry
3
4
5
L
6
7
exicon
8
9
10
1
2
Vertaald door Inge Boesewinkel en Anne-Marieke Buijs
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff
8
hj
Lexicon.indd 3
revisie
25-02-14 14:32
1
2
3
4
5
6
7
Elk geschreven verhaal bestaat
uit tekens op een bladzijde
Dezelfde tekens,
herhaald, maar
anders gerangschikt
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
Lexicon.indd 7
revisie
25-02-14 14:32
L
1
2
[I]
D
I
C
H
T
E
R
S
Lexicon.indd 9
3
4
5
6
7
Toen Ra, de grootste aller goden, ter wereld
kwam, gaf zijn vader hem een geheime naam,
zo afschuwelijk dat geen sterveling durfde te
vragen hoe deze luidde, en zo machtig dat alle
andere goden hem wilden weten en zich er
meester van wilden maken.
8
9
10
1
2
3
4
– F.H. Brooksbank, The Story of Ra and Isis
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
revisie
25-02-14 14:32
1
2
1
3
4
5
6
7
‘Hij komt weer bij.’
‘Zo doen hun ogen altijd.’
De wereld was wazig. Iets drukte op zijn rechteroog. Hij zei: ‘Urk.’
‘Shit!’
‘Pak de...’
‘Nee, het is te laat. Haal hem eruit.’
‘Het is nog niet te laat. Hou hem in bedwang.’
In zijn blikveld verscheen een gedaante. Hij rook alcohol en verschaalde urine.
‘Wil? Kun je me horen?’
Hij stak een hand uit om datgene wat druk uitoefende weg te duwen.
‘Haal zijn...’
Zijn pols werd vastgegrepen.
‘Wil, het is belangrijk dat je je gezicht niet aanraakt.’
‘Waarom is hij niet bewusteloos?’
‘Weet ik niet.’
‘Je hebt het verprutst.’
‘Nee hoor. Geef dat eens aan.’
Geruis weerklonk. Hij zei: ‘Hnnn. Hnnn.’
‘Stilliggen.’
Adem werd in zijn oor geblazen, warm en intiem.
‘Er steekt een naald in je oog. Blijf stilliggen.’
Hij bleef dus stilliggen. Er trilde iets, iets elektronisch.
‘Ah, shit, shit.’
‘Wat is er?’
‘Ze zijn er.’
‘Nu al?’
‘Twee van hen, staat hier. We moeten ervandoor.’
‘Ik zit er al in.’
‘Je kunt het niet doen als hij bij bewustzijn is. Dan rooster je zijn hersens.’
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
11
Lexicon.indd 11
revisie
25-02-14 14:32
‘Waarschijnlijk niet.’
‘Asssjebliebt femoord me nit,’ zei hij.
Het geluid van gespen die worden losgemaakt.‘Ik ga het doen.’
‘Je kunt het niet doen als hij bij bewustzijn is en we hebben ook geen
tijd meer. Bovendien is dit waarschijnlijk iemand anders.’
‘Als je me toch niet helpt, moet je opzij gaan.’
Wil zei: ‘Ik... moet... niezen.’
‘Dat lijkt me op dit moment een slecht idee, Wil.’ Er drukte iets zwaars
op zijn borst. Het werd donkerder. Zijn oog bewoog een beetje.
‘Dit kan pijn doen.’
Een klik. Een zacht elektronisch gejammer. Een ijzeren pen drong zijn
hersens binnen. Hij schreeuwde het uit.
‘Je bent hem aan het roosteren.’
‘Alles is in orde, Wil. Alles is in orde.’
‘Hij... jakkes, hij bloedt uit zijn oog.’
‘Ik ga je nu een paar vragen stellen, Wil. Het is belangrijk dat je ze naar
waarheid beantwoordt. Begrijp je dat?’
Nee nee nee...
‘Eerste vraag: hou je meer van honden of van katten?’
Wat...
‘Kom op, Wil. Honden of katten?’
‘Dit kan ik niet lezen. Daarom doen we het nooit als ze bij bewustzijn
zijn.’
‘Beantwoord mijn vraag. Zodra je dat doet, verdwijnt de pijn.’
Honden! brulde hij. Honden, alsjeblieft, honden!
‘Zei hij honden?’
‘Ja. Hij probeerde honden te zeggen.’
‘Mooi. Heel goed. Dat was een. Wat is je lievelingskleur?’
Er rinkelde iets.
‘Shit! Godsamme!’
‘Wat is er?’
‘Wolf is hier!’
‘Dat kan niet.’
‘Dat zie ik hier verdomme toch!’
‘Laat zien.’
Blauw! schreeuwde hij in stilte.
‘Hij reageerde. Zag je dat?’
‘Ja, ik zag het! Nou en? We moeten weg. Nu!’
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
12
Lexicon.indd 12
revisie
25-02-14 14:32
‘Wil, ik wil dat je een getal tussen nul en honderd kiest.’
‘Ach, jezus.’
‘Elk getal is goed. Zeg het maar.’
Ik weet niet...
‘Concentreer je, Wil.’
‘Wolf komt eraan en jij bent met een sonde in het hoofd van de verkeerde vent aan het rotzooien terwijl hij ook nog eens bij bewustzijn is.
Waar ben je mee bezig?’
Vier ik kies vier...
‘Vier.’
‘Ik zag het.’
‘Heel goed, Wil. Ik heb nog maar twee vragen voor je. Hou je van je familie?’
Ja, nee wat voor...
‘Hij is helemaal in de war.’
Ik heb geen... ik denk ja ik bedoel ja iedereen houdt toch van...
‘Wacht, wacht. Oké. Ik zie het. Jezus, dat is raar.’
‘Nog maar één vraag. Waarom heb je het gedaan?’
Wat... ik begrijp niet...
‘Het is een gemakkelijke vraag, Wil. Waarom heb je het gedaan?’
Wat gedaan wat gedaan wat wat...
‘Twijfelgeval tussen ongeveer acht verschillende segmenten, lijkt het.’
Ik weet niet wat je bedoelt ik heb niets gedaan ik zweer je dat ik nooit iemand iets heb aangedaan behalve behalve misschien een meisje dat ik ooit
gekend heb...
‘Zie je het?’
‘Ja, ja, oké.’
Iemand legde een hand over zijn mond. De druk in zijn oog nam toe,
veranderde in een zuigend gevoel. Ze trokken zijn oog eruit. Nee, het was
de naald die eruit werd getrokken. Misschien gilde hij. Toen was de pijn
weg. Handen trokken hem omhoog. Hij kon niets zien. Hij huilde om zijn
arme mishandelde oog, maar het was er nog steeds. Het was er nog.
Vage gedaanten doemden op uit de mist.‘Wat?’ vroeg Wil.
‘Coarg medicity nighten comense,’ zei de langste gedaante. ‘Spring op
één voet op en neer.’
Verward kneep Wil zijn ogen tot spleetjes.
‘Hm,’ zei de kortste gedaante.‘Misschien is hij het toch wel.’
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
13
Lexicon.indd 13
revisie
25-02-14 14:32
Ze vulden een wastafel met water en duwden hem er met zijn gezicht in.
Happend naar adem kwam hij weer boven.‘Zorg dat zijn kleren een beetje droog blijven,’ zei de lange man.
Hij bevond zich in een toiletruimte. Op een luchthaven. Hij was aangekomen met het vliegtuig van vijf over drie ’s nachts vanuit Chicago, waarin de stoel naast het gangpad ingenomen was door een lange, slapende
man in een Hawaïaans overhemd die Wil niet wakker had willen maken.
Eerst had het geleken of de toiletruimte was afgesloten omdat die werd
schoongemaakt, maar toen de schoonmaker het bordje had weggehaald
was hij dankbaar naar binnen gegaan. Hij was op het urinoir afgelopen,
had zijn gulp open geritst en verlichting gevonden.
Toen werd de deur geopend. Een lange man in een beige regenjas
kwam binnen. Hoewel er zes urinoirs vrij waren, en Wil eentje helemaal
aan de zijkant gebruikte, koos de man toch voor het urinoir pal naast
hem. Er ging een poosje voorbij, maar de lange man plaste niet. Wil, die
met een krachtige straal zijn blaas aan het legen was, voelde een steek van
medeleven. Ooit had hij hetzelfde meegemaakt.
Toen werd de deur nogmaals geopend. Er kwam een tweede man binnen, die de deur op slot deed.
Inmiddels had Wil zijn broek weer dichtgemaakt. Hij had naar de man
naast hem gekeken, denkend – wat grappig was als je erop terugkeek – dat
wat hier ook gaande was, welk specifiek gevaar een man die een openbare
toiletruimte binnenkwam en die verdomme áfsloot ook betekende, dat Wil
en de lange man dit in elk geval samen beleefden. Het was tenminste twee
tegen één. Toen viel hem op dat de ogen van meneer Plasprobleem wel erg
kalm en ernstig stonden, en ook best mooi waren, maar het opvallendst
was toch wel het gebrek aan verrassing erin. En vervolgens had meneer
Plasprobleem zijn hoofd vastgegrepen en hem tegen de muur geduwd.
Daarna kwamen de pijn en de vragen.
‘Dat bloed moet uit zijn haar worden gewassen,’ zei de kleine man. Met
papieren handdoekjes ging hij Wils gezicht te lijf. ‘Zijn oog ziet er verschrikkelijk uit.’
‘Zodra ze dichtbij genoeg zijn om zijn ogen te zien, hebben we wel iets
anders aan ons hoofd.’ De lange man veegde zorgvuldig al zijn vingers af
aan een klein wit doekje. Hij was mager en had een donkere huid.
Wil vond zijn ogen al een stuk minder mooi. Ze leken nu eerder koud
en zielloos. Alsof ze zonder aarzeling vreselijke dingen konden aanschouwen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
14
Lexicon.indd 14
revisie
25-02-14 14:32
‘Ben je weer zover, Wil? Kun je lopen en praten?’
‘Flikkerrrr opphh.’ Het klonk niet helemaal zoals hij het bedoelde. Het
voelde of zijn hoofd loszat.
‘Goed,’ zei de lange man. ‘We gaan het als volgt aanpakken. We moeten
zo snel en efficiënt mogelijk dit vliegveld zien te verlaten. Ik wil dat je
daaraan meewerkt. Doe je dat niet, dan ga ik het je moeilijk maken. Niet
omdat ik iets tegen jou als persoon heb, maar omdat ik wil dat je gemotiveerd blijft. Begrijp je dat?’
‘Ik ben niet...’ Hij zocht naar woorden. Rijk? Kidnapwaardig? ‘Belangrijk. Ik ben timmerman. Ik maak planken vloeren. Balkons. Prieeltjes.’
‘Ja, dat is de reden waarom we hier zijn, vanwege jouw onnavolgbare
prieeltjes. Hou maar op met die onzin, we weten precies wie je bent. En zíj
weten het ook, en ze zijn híér, dus laten we ’m verdomme smeren nu het
nog kan.’
Omdat hij dacht dat dit zijn laatste kans was, koos hij zorgvuldig zijn
woorden. ‘Ik ben Wil Parke. Ik ben timmerman. Ik heb een vriendin die
buiten op me wacht. Ik heb geen idee voor wie jullie me houden, of waarom jullie een... ding in mijn oog hebben gestoken, maar ik ben geen belangrijk persoon. Geloof me, ik ben volkomen onbelangrijk.’
De kleine man was bezig geweest apparatuur in een bruine tas te stoppen. Nu hing hij hem aan zijn schouder en staarde Wil met gefronste
wenkbrauwen aan. Hij begon kaal te worden. Onder normale omstandigheden zou Wil hem hebben aangezien voor een boekhouder.
‘Weet je wat, ik ga een wc-hokje in en doe de deur dicht. Daarna wacht
ik twintig minuten. Niemand hoeft te weten dat we elkaar gezien hebben.’
De kleine man wierp een blik op de lange.
‘Jullie hebben de verkeerde voor je,’ zei Wil.‘Ik ben iemand anders.’
‘Weet je, Wil, er is een probleempje met dat plan. Als jij hier blijft, ben je
binnen twintig minuten dood. En als je naar je vriendin gaat, die je helaas
niet meer kunt vertrouwen, zul je dat ook met de dood moeten bekopen.
Als je niet snel en bereidwillig met ons meekomt, ben ik bang dat je eraan
gaat. Misschien ziet het er niet zo uit, maar wij zijn de enigen die je dat lot
kunnen besparen.’ Onderzoekend keek hij Wil aan. ‘Maar omdat je nog
niet overtuigd bent, schakel ik nu over op een iets concretere aanpak.’ Hij
hield zijn jas open. Vlak tegen zijn lichaam aan, met de loop naar beneden, bevond zich een kort, breed pistool in een strakke holster. Wil begreep niet hoe dat op een vliegveld mogelijk was. ‘En nu kom je mee of ik
jaag verdomme een kogel door je kop.’
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
15
Lexicon.indd 15
revisie
25-02-14 14:32
‘Oké, dat is heel overtuigend. Ik zal meewerken.’ Het eerste wat hij
moest doen, was uit deze toiletruimte komen. Het vliegveld puilde uit
van de beveiligingsbeambten. Zodra hij buiten was, kon hij ontsnappen
door alleen maar wat te duwen en te brullen en het vervolgens op een lopen te zetten.
‘Vergeet het maar,’ zei de kleine man.
‘Inderdaad,’ beaamde de lange man. ‘Ik zie het. Geef hem maar een
spuit.’
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Er ging een deur open. Aan de andere kant bevond zich een wereld vol
gedempte kleuren en geluiden, alsof Wils oren en ogen haperden, en misschien zijn hersens ook wel. Hij schudde zijn hoofd om het helder te krijgen, maar de wereld werd steeds donkerder en dreigender en bleef maar
kantelen. Hij begreep nu dat de wereld niet door elkaar geschud wilde
worden, dus zou hij dat niet meer doen. Zijn voeten gleden onder hem
weg alsof ze op geruisloze rolschaatsen stonden. Hij zocht steun bij een
muur, maar die begon te vloeken en greep Wils arm beet. Bij nader inzien
was het waarschijnlijk een persoon.
‘Je hebt hem te veel gegeven,’ zei deze persoon.
‘Beter te veel dan te weinig,’ zei iemand anders.
Deze mensen waren slecht, herinnerde Wil zich. Ze waren hem aan het
ontvoeren. Hoewel hij daar kwaad over was, ervoer hij het gevoel slechts
als een technisch gegeven, als een standpunt dat hij alleen uit principe innam. Op zijn rolschaatsvoeten probeerde hij achteruit te deinzen.
‘Jezus,’ mopperde een van de personen, de lange man met de kalme
ogen.
Wil mocht hem niet, al was hij vergeten waarom. O ja, dat kwam door
het ontvoeren.
‘Lopen.’
Verontwaardigd begon hij te lopen. Ergens in zijn hoofd zwierven belangrijke feiten rond, maar hij kon ze niet vinden. Alles bewoog. Een
stroom vliegveldbezoekers waaierde rondom hem uit. Iedereen ging ergens heen. Wil was ook ergens naartoe op weg geweest. Naar iemand.
Links van hem tjilpte een vogel. Of een telefoon. De kleine man tuurde
naar het scherm.‘Rain.’
‘Waar?’
‘Aankomsthal binnenlandse vluchten. Recht vooruit.’
Rain... regen...? Dat vond Wil grappig. Bedoelde hij nou dat het regende in de aankomsthal?
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
16
Lexicon.indd 16
revisie
25-02-14 14:32
‘Kennen we een Rain?’
‘Ja. Een meisje. Nieuw.’
‘Shit,’ zei de kleine man.‘Ik schiet niet graag op meisjes.’
‘Daar wen je wel aan,’ zei de lange man.
Een jong stel passeerde hen met in elkaar verstrengelde handen. Geliefden. Het concept kwam hem bekend voor.
‘Deze kant op,’ zei de lange man terwijl hij Wil een boekwinkel in leidde.
Wil kwam voor het bordje nieuwe aanwinsten te staan. Intussen
bleven zijn voeten alsmaar wegrollen. Toen hij zijn hand uitstak om steun
te zoeken voelde hij een scherpe pijn.
‘Hebben we een probleem?’
‘Misschien niet, tenzij je Rain bedoelt die nu in een blauwe zomerjurk
achter ons langs loopt,’ mompelde de lange man.
Een weerspiegeling danste sprongsgewijs over de glanzende tijdschriften.
Wil probeerde te ontdekken waaraan hij zich bezeerd had. Het bleek
een uitstekend stukje metaaldraad te zijn van het nieuwe aanwinstenbord. Interessant genoeg had de pijn geholpen de mist in zijn hoofd te
verdrijven.
‘Het is in een winkel altijd het drukst bij de nieuwe aanwinsten,’ zei de
lange man. ‘Daar komen mensen op af. Niet zo geschikt dus, de nieuwe
boeken. Waarom is dat zo, Wil?’
Wil prikte zichzelf met het snoer. Hij deed het alleen te zachtjes, want
hij voelde amper iets. Daarom probeerde hij het nogmaals, harder nu.
Deze keer voelde het alsof er een mes in zijn hoofd werd gestoken. Hij
herinnerde zich naalden en vragen. Cecilia, zijn vriendin, wachtte buiten
op hem in een witte suv. Ze zou in een vak voor kort parkeren staan, zo
hadden ze dat van tevoren afgesproken. En nu was hij door deze kerels te
laat.
‘Volgens mij is er niets aan de hand,’ zei de kleine man.
‘Zorg dat je dat zeker weet.’
De kleine man liep weg.
‘Goed, Wil, we gaan nu de gang oversteken en enkele trappen af. We lopen om een paar vliegtuigen heen en gaan daarna aan boord van een
mooi, comfortabel twaalfpersoonsvliegtuigje, waarin lekkere hapjes en
drankjes worden geserveerd.’ De lange man wierp een blik op hem. ‘Begrijp je dat?’
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
17
Lexicon.indd 17
revisie
25-02-14 14:32
Op dat moment deed Wil een uitval naar het gezicht van de man. Aangezien hij niet verder dan dit moment had nagedacht, wankelde hij vervolgens naar achteren met het hoofd van de man tussen zijn handen tot
hij over een kartonnen reclamebord struikelde. In een wirwar van beige
jaspanden en boeken vielen ze op de grond. Rennen, dacht Wil. Ja, dat
was nog eens een goed idee. Hij kreeg de macht over zijn voeten weer terug en begon naar de uitgang te rennen. De ruiten weerspiegelden een
man met een wilde blik in zijn ogen en hij besefte dat hij dat was. Hij
hoorde gegil en uitroepen van schrik, misschien omdat de lange man opstond, want die had een pistool, herinnerde Wil zich. Een pistóól, niet bepaald iets wat je snel zou vergeten.
Hij strompelde een zee van angstige gezichten en open monden in. Hij
vergat steeds wat hij aan het doen was. Zijn benen dreigden te verstijven,
maar zijn hoofd had baat bij de beweging. Hij zag roltrappen en ging erop
af. Zijn rug voelde als een potentiële schietschijf, maar de vliegveldbezoekers waren zo vriendelijk opzij te gaan, sterker nog, ze dóken praktisch
opzij, waarvoor hij hun dankbaar was. Hij arriveerde bij de roltrappen,
maar omdat zijn rolschaatsvoeten weigerden tot stilstand te komen, viel
hij achterover. Als in slow motion bewoog het plafond naar boven. De
platen daar waren smerig. Ronduit goor.
Hij ging rechtop zitten en herinnerde zich Cecilia weer. Plus het pistool. En, nu hij erover nadacht, hoe zat het eigenlijk met de beveiligingsbeambten? Waar waren die? Dit was tenslotte een vliegveld. Een vlíégveld. Hij trok zichzelf op aan de leuning om naar beveiligingspersoneel te
zoeken, maar omdat zijn knieën allebei een andere kant uit schoten, tuimelde hij verder naar beneden. Zijn hele lichaam protesteerde. Hij kwam
overeind. Zweet drupte in zijn ogen. Alsof de mist in zijn hoofd nog niet
voldoende was, zag hij nu ook nog eens enorm wazig. Wat hij wél zag, was
licht, wat duidde op een uitgang, en dus ook op Cecilia. Daarom bleef hij
rennen. Iemand riep iets. Het licht werd feller. Plotseling werd hij omgeven door ijzige lucht, alsof hij in een bergmeer was gedoken. Hij zoog
hem diep in zijn longen. Sneeuw, zag hij. Het sneeuwde. De vlokken leken
wel piepkleine sterren.
‘Help, gewapende man,’ zei hij tegen een geüniformeerde man, die bij
nader inzien geen agent maar een verkeersregelaar was. Oranje bussen.
Parkeerhavens. De plekken voor kort parkeren waren niet ver meer. Hij
botste bijna tegen een gezin met een volle bagagekar op, waarna de man
hem bij zijn jas probeerde te grijpen. Hij rende echter door en opeens
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
18
Lexicon.indd 18
revisie
25-02-14 14:32
herinnerde hij zich tijdens het rennen weer hoe hij zijn ledematen kon
aansturen. Toen wierp hij een blik over zijn schouder en knalde hij tegen
een paal op. Hij proefde bloed.
Een jongen plukte oordopjes uit zijn oren en vroeg of hij pijn had.
Wil staarde hem aan. Hij begreep de vraag niet. Alle gedachten waren
uit zijn hoofd gevallen omdat hij tegen de paal op was gerend. Zoekend
naar zijn gedachten stuitte hij op Cecilia. Als in slow motion kwam hij
overeind. Hij duwde de jongen opzij, waarop deze een golf van scheldwoorden uitbraakte die Wil voortstuwde. Eindelijk zag hij Cecilia’s auto,
een wit toevluchtsoord op wielen met de achterruitsticker virginia is
for lovers. Zijn blijdschap gaf hem vleugels. Hij rukte het portier open
en viel naar binnen. Hij was nog nooit eerder zo trots op zichzelf geweest.
‘Gehaald,’ zei hij hijgend. Hij sloot zijn ogen.
‘Wil?’
Hij keek Cecilia aan. ‘Wat is er?’ Haar gezicht zag er vreemd uit en hij
begon zich onzeker te voelen. Toen drong het opeens tot hem door, in een
golf van ontzetting die op een ondefinieerbare plek begon en eindigde in
zijn kruis: hij had hier niet naartoe moeten gaan. Hij had geen mannen
met pistolen naar zijn vriendin moeten leiden. Dat was een stomme actie.
Hij was woedend en wanhopig, want het was al zo moeilijk geweest hier
te komen en nu moest hij weer verder vluchten.
‘Wat is er aan de hand, Wil?’ Cecilia stak haar handen naar hem uit. ‘Je
hebt een bloedneus.’
In haar wenkbrauw zag hij een smal groefje, dat hij heel goed kende en
hij was bedroefd omdat hij weer weg moest.
‘Ik ben tegen een paal gebotst.’ Hij stak zijn hand uit naar de deurklink.
Hoe langer hij hier zat, hoe dichter de mist om hem heen werd.
‘Wacht! Waar ga je heen?’
‘Weg. Ik moet...’
‘Ga zitten!’
‘Ik moet weg.’
‘Laat mij je dan ergens heen rijden! Blijf zitten!’
Dat was een goed idee. Rijden.‘Oké.’
‘Blijf je hier als ik ga rijden?’
‘Ja.’
Ze stak haar hand uit naar het contactsleuteltje. ‘Oké. Als je maar...
blijft. Ik breng je naar een ziekenhuis of zo. Goed?’
‘Ja.’ Opluchting stroomde door hem heen. Zijn lichaam voelde steeds
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
19
Lexicon.indd 19
revisie
25-02-14 14:32
zwaarder aan. Hij vroeg zich af of hij het bewustzijn nu mocht verliezen.
Het leek erop dat hij geen beslissingen meer hoefde te nemen. Cecilia zou
hen in veiligheid brengen. Deze auto was net een tank. Eerder had hij er
grapjes over gemaakt, omdat zo’n kleine vrouw in zo’n grote auto reed.
Maar ze waren allebei even pittig en deze keer zou de auto hun redding
zijn. Hij mocht zijn ogen wel eventjes dichtdoen.
Toen hij ze opende, zag hij dat Cecilia hem aanstaarde. Hij knipperde.
Het voelde alsof hij in slaap was gevallen.‘Waarom...’ Hij ging rechtop zitten.
‘Sst.’
‘Rijden we?’ Ze stonden stil.‘Waarom rijden we niet?’
‘Je hoeft alleen maar te blijven zitten tot ze hier zijn,’ zei Cecilia. ‘Dat is
het belangrijkste.’
Hij draaide zich om. De ruiten waren zo beslagen dat hij niet naar buiten kon kijken.‘Rijden, Cecilia. Nu.’
Ze duwde een haarlok achter haar oor.
Dat deed ze altijd als ze zich iets herinnerde. Soms zag hij haar aan de
andere kant van een kamer met iemand praten terwijl ze dat deed, en dan
wist hij dat er een herinnering bij haar opkwam.
‘Weet je nog dat je met mijn ouders zou kennismaken? Je was in alle
staten omdat je dacht dat we te laat zouden komen, maar dat gebeurde
niet. We waren niet te laat, Wil.’
Hij wreef over het beslagen raam. Door de sneeuwstorm renden mannen in bruine pakken op hem af.‘Rijden, Cil! Ríjden!’
‘Dit is net als toen,’ zei ze.‘Het komt allemaal goed.’
Hij dook voor haar langs en graaide naar het contactsleuteltje. ‘Waar is
in vredesnaam de sleutel?’
‘Die heb ik niet.’
‘Wat?’
‘Die heb ik niet meer.’ Ze legde een hand op zijn bovenbeen. ‘Blijf gewoon even rustig naast me zitten. Is de sneeuw niet prachtig?’
‘Cil,’ zei hij.‘Cil.’
Iets donkers flitste voorbij, waarna het portier werd geopend. Hij werd
vastgegrepen. Hoewel hij zich verzette, was de greep zo onverbiddelijk
dat hij de kou in werd getrokken. Woest maaide hij met zijn vuisten in het
rond, tot er iets hards tegen de achterkant van zijn hoofd knalde. Daarna
werd hij op brede schouders gehesen. Intussen moest er wat tijd zijn verstreken, want het was donkerder geworden. Golven van pijn trokken
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
20
Lexicon.indd 20
revisie
25-02-14 14:32
door zijn hoofd. Hij zag asfalt en wapperende jaspanden.
‘Godver,’ zei iemand gefrustreerd. ‘Laat het vliegtuig maar zitten. Ze
kunnen niet langer op ons wachten.’
‘Het vliegtuig laten zitten? Maar wat moeten we dan?’
‘Aan de andere kant van die gebouwen is een steeg. Breng ons naar de
snelweg.’
‘Wil je met de auto? Grapje zeker? Ze gaan de snelweg natuurlijk versperren.’
‘Niet als we snel zijn.’
‘Niet als we...?’ vroeg de kleinere man. ‘Godverdomme! Dit gaat verdomme helemaal fout omdat jij weigerde eerder te vertrekken!’
‘Sst,’ zei de lange man. Ze bleven stilstaan. Even blies de wind flink.
Toen werd er gerend en hoorde Wil het geluid van een auto die stopte.
‘Eruit,’ zei de lange man, waarna Wil ruw in een kleine auto werd geduwd.
De kleine man stapte na hem in.
Aan de achteruitkijkspiegel hing een discobal. Een rijtje knuffeldieren
met enorme zwarte ogen glimlachte hem toe vanaf het dashboard. Een
blauw konijn hield aan een stokje een vlag vast van een land dat Wil niet
herkende. Omdat hij bedacht dat hij het stokje als wapen kon gebruiken
stak hij zijn hand uit. Maar de kleine man was sneller.‘Nee,’ zei hij, voor hij
het konijn weggriste.
De motor maakte toeren.
‘Had je nog wat aan je vriendin, Wil?’ vroeg de lange man. Hij reed de
auto rond een pilaar waarop d3 stond en die Wil herkende als een parkeergaragepaal.‘Ben je inmiddels bereid aan te nemen dat we weten waar
we mee bezig zijn?’
‘Dit is een vergissing,’ zei de kleine man.‘We moeten blijven lopen.’
‘Rijden is prima.’
‘Niks prima’s aan. Helemaal niks.’ Op zijn schoot lag een kort, dodelijk
uitziend machinepistool. Iets wat Wil vreemd genoeg nu pas zag. ‘Wolf
zat vanaf het begin achter ons aan. Ze wisten het.’
‘Nee hoor.’
‘Brontë...’
‘Kop dicht.’
‘Brontë heeft ons verneukt!’ brulde de kleine man. ‘Ze heeft ons verneukt en dat weiger jij in te zien!’
De lange man reed op een aantal lage hangars en als pakhuizen uitziende gebouwen af. Toen ze er vlakbij waren trok de wind aan, waardoor
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
21
Lexicon.indd 21
revisie
25-02-14 14:32
er stukjes ijs door de trechtervormige openingen tussen de muren werden geblazen. De auto schudde. Wil, die tussen de twee mannen ingeklemd zat, werd eerst tegen de één en toen tegen de ander aan gedrukt.
‘Wat een waardeloze auto,’ zei de kleine man.
Een kleine gedaante doemde op uit de duisternis voor hen, een meisje
in een blauwe jurk. Haar haren dansten in de wind, maar ze stond doodstil.
De kleine man boog zich naar voren.‘Is dat Rain?’
‘Ik denk het.’
‘Rij over haar heen.’
De motor jammerde. Ze vlogen op het meisje af.
Wil zag de bloemen op haar jurk. Gele bloemen.
‘Rij nú over haar heen!’
‘Shit,’ zei de lange man zo zachtjes dat het bijna niet hoorbaar was. De
auto begon te brullen en de wereld bewoog. Wil werd tegen de zijkant van
de auto gesmeten. Aan de andere kant van het glas bewoog van alles. Een
wezen, een gigantisch monster met zoekende ogen en zilveren tanden,
ramde hen. De auto werd in elkaar gedrukt. De tanden waren een grille,
besefte Wil, en de ogen waren koplampen, want het wezen was een suv.
Hij verbrijzelde de voorkant van de auto en brulde en schudde voor hij op
een bakstenen muur in reed. Omdat alles kapotging, sloeg Wil beschermend zijn armen om zijn hoofd.
Hij hoorde gekreun. Geschuifel. Het getik van de motor die afkoelde.
Hij hief zijn hoofd. Door het gekartelde gat waar de voorruit had gezeten
zag hij de schoenen van de lange man verdwijnen. De kleine man morrelde zo onhandig aan de deurhendel, dat Wil concludeerde dat hij de
controle over zijn handen een beetje kwijt was. Het interieur van de auto
had een vreemde vorm. Hij probeerde iets van zijn schouders af te duwen, maar het bleek het dak te zijn.
Het portier naast de kleine man piepte wel, maar er kwam geen beweging in. De lange man dook aan de andere kant op en wrikte het open. De
kleine man kroop naar buiten en keek achterom naar Wil.‘Kom mee.’
Wil schudde zijn hoofd.
De kleine man vloekte hijgend. Hij liep weg, waarna het gezicht van de
lange man verscheen.
‘Hé, Wil. Wil. Kijk eens naar rechts. Buig je een beetje naar voren. Ja, zo.
Kun je het zien?’
Het zijraam leek op een half loshangend spinnenweb, maar verderop
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
22
Lexicon.indd 22
revisie
25-02-14 14:32
zag hij de auto die op hen was in gereden. Het was een witte suv. Door de
botsing met de muur was de motorkap volledig ingedeukt. Rond zijn verbogen voorwielen kwamen rookwolkjes vrij. Op de achterruitsticker
stond: virginia is for lovers.
‘Je vriendinnetje heeft ons zojuist geprobeerd te vermoorden, Wil. Ze
is met haar auto op ons in gereden. En ik weet niet of je het van daaraf
kunt zien, maar ze heeft niet eens de moeite genomen haar gordel om te
doen, zoveel haast had ze. Nu is ze dood.’
‘Nee,’ zei hij.
‘Jawel, en jij moet nu uit de auto komen, want ze deed dit niet alleen. Ze
zijn nooit alleen.’
Hij kroop uit de auto. Hij was van plan geweest de man een kaakslag te
geven, hem neer te slaan en hem misschien wel te kelen, zodat hij die
ogen dof kon zien worden, maar iets hield zijn polsen gevangen. Zodra
hij besefte dat de kleine man hem met wit plastic aan het boeien was, was
het al gebeurd.
De lange man duwde hem naar voren.‘Lopen.’
‘Nee! Nee! Cecilia!’
‘Ze is dood,’ zei de lange man.‘Sneller.’
‘Ik vermoord je,’ zei Wil.
De kleine man holde voor hen uit met het machinepistool in zijn armen. Hij draaide zijn hoofd van links naar rechts. Waarschijnlijk zocht hij
naar dat meisje, degene die ze Rain hadden genoemd. Het meisje dat eruit
had gezien of ze aan de grond genageld stond, alsof ze enkel met haar blik
een auto kon tegenhouden.
‘Busje in de hangar,’ zei de kleine man. ‘Zitten misschien nog sleutels
in.’
Een paar mannen met helmen op en overalls aan liepen op hen af. De
kleine man schreeuwde dat ze als de bliksem moesten gaan liggen en
geen vin meer mochten verroeren. De lange man opende het portier van
een wit busje en duwde Wil naar binnen. Wil draaide zich met een ruk
om, zodat hij hem de tanden kon inslaan wanneer hij Wil volgde. Maar
toen trok een flits van blauw in de zijspiegel zijn aandacht. Hij staarde ernaar. Onder een tankwagen met brandstof was iets blauws gekropen. Hij
zag een blauwe jurk.
De schuifdeur van het busje werd opengetrokken en de kleine man
kwam naar binnen. Hij keek Wil aan.‘Wat is er?’
Wil zei niets.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
23
Lexicon.indd 23
revisie
25-02-14 14:32
De lange man startte de motor. Zonder dat Wil het merkte was hij achter het stuur gegleden.
‘Wacht even,’ zei de kleine man.‘Hij heeft iets gezien.’
De lange man keek Wil vluchtig aan.‘Is dat zo?’
‘Nee,’ zei hij.
‘Shit,’ zei de kleine man, waarna hij uit het busje sprong.
Wil hoorde voetstappen. Omdat de lange man naar hem keek, wilde
hij niet in de zijspiegel kijken, maar deed het toch. Er was niets meer te
zien. Een paar ogenblikken gingen voorbij. Er klonk kabaal. Het meisje in
de blauwe jurk stormde met wapperende blonde lokken langs Wils raam,
hij schrok ervan. Toen klonk er een schot en zakte ze slap in elkaar.
‘Verroer je niet,’ zei de lange man tegen Wil.
De kleine man liep om het busje heen en keek hen aan. De loop van
zijn pistool rookte nog. Hij keek naar het meisje en lachte even kort en
blaffend.‘Die was raak!’
Wil zag de ogen van het meisje. Haar haren waren uitgewaaierd over
haar gezicht en ze lag met gespreide armen en benen op haar buik, maar
hij kon nog steeds zien dat haar ogen even blauw waren als haar jurk.
Donker bloed stroomde over het beton.
‘Ik héb d’r godverdomme!’ zei de kleine man. ‘Jezusmina! We hebben
een dichter!’
De lange man startte de motor.‘Laten we gaan.’
De kleine man gebaarde hem echter te wachten. Met zijn pistool op het
meisje gericht liep hij op haar af, alsof er een kans was dat ze weer zou opstaan.
Ze bewoog zich niet.
Bij haar aangekomen gaf hij haar met zijn voet een duwtje.
De ogen van het meisje bewogen. Ze zei: ‘Contrex helo siq rattrak,’ of
iets wat daarop leek.‘Schiet jezelf neer.’
Daarop zette de kleine man zijn pistool tegen zijn kin en haalde de
trekker over. Zijn hoofd sloeg achterover.
De lange man schopte de deur van het busje open en richtte zijn pistool op het meisje. Hij schoot zijn magazijn leeg en haar lichaam schokte.
Hij liep naar voren, verving de lege munitiecassette voor een volle en
vuurde nogmaals. De knallen werden in de hangar weerkaatst.
Toen de lange man weer terug was bij het busje, stond Wil al met één
voet buiten. ‘Terug,’ zei de lange man. De dood straalde uit zijn ogen en
Wil besefte dat er geen ruimte voor discussie meer was. Ze wisten allebei
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
24
Lexicon.indd 24
revisie
25-02-14 14:32
waar ze aan toe waren. Wil ging weer in het busje zitten. Zijn vastgebonden handen drukten in zijn rug. De lange man zette het busje in zijn achteruit, reed om de twee doden heen en gaf meer gas toen hij de donkere
nacht in reed. Hij sprak niet en besteedde geen aandacht aan Wil. Verslagen zag Wil gebouwen voorbijschieten. Eerder had hij misschien de kans
gehad te ontsnappen, maar dat was nu voorbij.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
30
1
2
3
4
5
6
7
8
hj
Lexicon.indd 25
revisie
25-02-14 14:32
revisie