© Copyright 2013 Dagblad De Limburger / Limburgs Dagblad. Het auteursrecht, ook ten aanzien van artikel 15 AW, wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Woensdag, 27 augustus 2014 EBOLA ‘Op één dag gingen nsen dood’ men er zeven mensen Ebolavirus De ziekte ebola is genoemd naar de Ebolarivier in Congo, waar zich een van de eerste bekende gevallen in 1976 voordeed. Ebola begint met koorts, zwakheid, spierpijn en hoofdpijn. Daarna volgt braken, diarree, uitval van lever- en nierfunctie en soms spontane bloedingen. Tussen de 50 en de 90 procent van de patiënten overlijdt. Waarschijnlijk staat het eten van vlees van jungledieren aan de basis van iedere uitbraak. Het virus wordt vervolgens van mens tot mens overgedragen via lichaamsvocht als bloed, speeksel, uitwerpselen, wondvocht en urine. De huidige uitbraak in Afrika heeft al aan ruim 1.400 mensen het leven gekost. Ronald Kremer werkte de afgelopen weken als verpleegkundige in een ebolakliniek in Sierra Leone. „Zorg is zorg, of je die nou in Nederland verleent of in Sierra Leone.” Een ebolakliniek in Guinee. foto Sylvain Cherkaoui/Cosmos Ronald Kremer (links) samen met een collega in de ebolakliniek in Kailahun, Sierra Leone. door Angelique Kunst ‘E r lag een jongetje van vijf, zo ziek dat hij nauwelijks bij bewustzijn was. Ik wilde als troost mijn hand op zijn voorhoofd leggen. Maar dan voel je dus meteen dìt.” Ronald Kremer pakt de blauwe, rubberen handschoen en wrijft die tussen zijn vingers. „Je draagt van top tot teen beschermende kleding, dus is echt contact onmogelijk. Dat is soms heel frustrerend ja.” Kremer (52) was de eerste Nederlandse verpleegkundige in het Afrikaans crisisgebied waar de dodelijke ziekte ebola inmiddels al meer dan 1.400 levens eiste. Onder hen ook al meer dan honderd gezondheidswerkers. Zij lopen vanwege de medische zorgverlening grote risico’s. „Toen ik erheen ging, was ik vol vertrouwen. Ik heb al veel in Afrikaanse landen en crisisgebieden gewerkt en in theorie weet je wat je moet doen om besmetting te voorkomen. Maar als je daar diarree en braaksel staat op te ruimen, of je moet bloed afnemen van een patiënt, dan komt het ineens heel erg dichtbij. Dan ben je je ineens ontzettend bewust van al je handelingen.” Want voor gezondheidswerkers zijn er net foto P.K. Lee/Artsen zonder Grenzen zomin medicijnen beschikbaar als voor de plaatselijke bevolking. „Op een zondag gingen er zeven mensen dood. Er gaan daar elke dag mensen dood, maar zeven achter elkaar... Toen heb ik wel gedacht: ‘wat kan ik hier nog doen? Kan ik hier nog wel verschil maken?’ Ik wist het even niet meer.” Het is een intens verdrietig beeld dat Ronald Kremer schetst. Hij werkte de afgelopen twee weken in de ebolakliniek in Kailahun, Sierra Leone. ‘Kliniek’ klinkt als een ziekenhuisje, maar het is in de praktijk een verzameling van acht tenten die onderdak bieden aan maximaal tachtig patiënten. Mensen die letterlijk doodziek zijn: hevige diarree, braken, spontane bloedingen in en aan het lichaam. Heftige spierpijn, hoofdpijn. Patiënten raken gedesoriënteerd, verward, onrustig. Hele families zijn besmet, maar ouders en kinderen zijn te ziek om elkaar te helpen of te troosten. Twee derde van de patiënten sterft een akelige dood. En daar sta je dan, als Nederlands verpleegkundige. Een geneesmiddel is er niet, je hebt niet veel meer dan schoon water, pijnstillers en kalmerende middelen. Bij iedere verzorgende handeling, bij ieder troostend gebaar, moet je je bewust zijn van het besmettingsrisico, want ebola is niet kieskeurig: al meer dan tweehonderd hulpverleners vielen ten prooi aan het virus en de helft overleefde het niet. Veel hulpverleningsorganisaties mijden de ebolagebieden. De enige concrete hulp komt van Artsen zonder Grenzen, waar Kremer sinds tien jaar voor werkt. Tien jaar geleden besloot de geboren Hengeloër het roer om te gooien. Hij zegde zijn baan als intensive care-verpleegkundige op en ging de opleiding tropenverpleegkundige doen. „Ik wilde iets anders, eerlijk gezegd had ik toen nog geen idee dat het zo ingrijpend zou worden. Maar ik heb er geen spijt van. Zorg is zorg, of je die nou in Nederland verleent of in Sierra Leone. Ik maakte me over de patiënten in de ebolakliniek net zoveel zorgen als destijds op de ic voor Nederlandse patiënten. Mijn drijfveer is dat ik wil verplegen. Ik doe mijn uiterste best, met alle middelen die ik beschikbaar hebt.” Wezenlijk belangrijk is voor een zieke ook: een arm om je heen, een aai over de bol, even een hand vastpakken. Maar ook die troost is in Kailahun heel beperkt. „Als je de kliniek binnengaat, heb je een beschermend pak aan. Met een hoofdkap, rubber laarzen, een duikbril, mondkapje, twee paar handschoenen. Ieder stukje huid is bedekt, alles om besmetting te voorkomen. Maar daardoor word je voor je patiënten ook onherkenbaar. Een rubber handschoen op je huid voelt heel anders dan een mensenhand. Ze kunnen mijn ogen wel zien, maar niet mijn gezichtsuitdrukking. Ik heb een keer een jolig sprongetje gemaakt bij een patiënt met wie het wat beter ging, om te laten zien dat er in dat maanmannenpak echt een mens zat, die blij voor hem was. „Ik voelde me ontzettend beperkt als mens en als verpleegkundige. Wat bijvoorbeeld ook raar is: als je bloed hebt afgenomen, is het eerste dat je doet: de naald in de container gooien. Pas daarna dep je het bloeden en plak je een pleister. In Nederland bekommer je je eerst om de patiënt, maar die naald is daar zo levensgevaarlijk dat die vóór alles gaat. Dat gaat tegen je gevoel in, maar daar móet je je overheen zetten. Je moet reëel zijn en die grenzen accepteren “ Wat kan ik hier nog doen? Kan ik hier nog verschil maken? Ik wist het even niet meer. Ronald Kremer anders kun je niet functioneren. Binnen die grenzen doe je alles wat mogelijk is. Wat wij kunnen doen, is ongelooflijk belangrijk. We zorgen voor schoon water, pijnstillers, kalmerende middelen en een schone, rustige omgeving. Daarmee genees je niet, maar je verzacht het lijden en je zorgt dat je patiënten een zo goed mogelijke conditie hebben om te genezen.” De hulpverleners van Artsen zonder Grenzen staan er praktisch alleen voor, bij een fysiek en emotioneel ontzettend zware taak. Kremer: „Wij konden ’s avonds weg, we sliepen in een hotel. Nou ja, daar moet je je niet teveel van voorstellen, het is min één ster. Iedereen had daar een eigen kamertje met een bed. En ik had ook een balkonnetje. Na het werk hadden we elke dag eerst een teambespreking in het hotel, daarna eten en daarna ging ik met een biertje naar mijn balkonnetje. Daar zat ik dan een half uurtje voor me uit te staren. Nadenken, de dag nog eens laten passeren. Dat was mijn uitlaatklep.” Kremer had zijn emoties ook goed onder controle in de vele televisie- en radiointerviews die hij de afgelopen dagen gaf. „Ja, ik word er een beetje verlegen van. Want het gaat niet om mij. Ik ben er maar één van een heel grote groep fantastische hulpverleners, echt een geweldig team.”
© Copyright 2024 ExpyDoc