Column Coda-14 2014-4

RADIOCOLUMN CULTUUR IN CODA - 6 april 2014
1
MUSEUM CODA - WHAT'S IN A NAME?
Al is het misschien wat nakaarten, toch is het de moeite waard om de naamgeving van ons illustere
Apeldoornse cultuurcentrum weer eens even kort ter sprake te brengen. Wat is het geval? Wellicht is het
nog niet iedereen opgevallen: de Matthaüs is weer in aantocht. Bachs Matthaüs Passion is een haast sinds mensenheugenis bestaande traditie, nou ja, sinds
Mendelssohn dan, die door veel liefhebbers onder ons elk jaar tegen Pasen weer met open armen wordt
ontvangen. De betekenis van Pasen is vandaag de dag nogal diffuus. Voor de één is het het feest van de
heerlijke chocolade Paashazen, voor de ander een spannende tocht naar de meubelboulevard, voor een
derde vooral een weekend met een lekkere extra vrije dag. Maar eigenlijk is Pasen natuurlijk vooral
bekend omdat Johann Sebastian Bach weer even in het middelpunt van de culturele belangstelling staat.
De kruisiging en de wederopstanding lijken langzaamaan vooral afgeleid van BWV 244, de officiële
registratiecode van de Matthäus. Het naderend tumult van Bachs meesterwerk, de Coda Cultuurbrunch en nieuwsgierigheid naar het
museale muzikaal erfgoed in onze stad vormen samen de intrigerende aanleiding voor de bespiegelingen
in dit programma. In Bachs composities komt namelijk op talloze strategische plekken een belangrijke
muzikale aanwijzing voor: het Coda. Dit gerespecteerde teken betekent voor de musici dat ze
gezamenlijk vanaf dat punt kleinere of grotere delen van het muziekstuk moeten overslaan en
rechtstreeks naar de staart, het laatste stuk, de uitgang van het werk moeten doorgaan. Het Coda is de
staart, het slot, de afloop, de ontknoping van de compositie. Negeer je als muzikant het Coda, dan sta je
in het orkest behoorlijk voor aap: jij zit dan nog steeds druk door te spelen, terwijl de rest al lang aan de
bar hangt.
In de tijd dat de plannen voor ons Apeldoornse culturele kwartier werden beraamd had ik met de
toenmalige cultuurwethouder eens een interessante discussie over de naamgeving. Er werd destijds een
wedstrijd gehouden om de Apeldoorners volop te laten meedenken over de mooiste en meest passende
benaming voor het bouwwerk, waarvoor trouwens onder andere een florerende fietsenwinkel, een
respectabele drukkerij en een kleine klantvriendelijke kruidenier van de aardbodem werden weggevaagd.
Naast en boven de soms zeer originele en ook de niet zo aansprekende naamsuggesties stond de titel
Coda zo goed als vast. Flauwe woordgrappen als 'cola' en 'coma' deden de ronde, maar de Gemeente
hield standvastig vol. Mijn verwondering over de betekenis van Coda - het naderend einde - in relatie tot
de samenvoeging van de verschillende Apeldoornse musea, samen met de andere cultuurdragers was in
het debat het voornaamste thema. Waarom noem je als B&W een nieuw en prestigieus project, dat
bedoeld is om de tand destijds glansrijk te doorstaan en daarmee voorlopig vele jaren zal blijven bestaan
in vredesnaam 'Coda'??? Het staartje van onze Apeldoornse museumtraditie, het culturele einde der
tijden, de aankondiging van het inferno der schone kunsten? Dat laatste bleek overigens al snel een
schroeiende werkelijkheid te worden voor de Markant-muziekdocenten op de bovenste verdieping: door
de zomerhitte smolten de trompetten en ontstemden de harpen en piano's op dagbasis, dankzij een
ingenieuze en hoogbegaafde technische besparing op de luchtbehandelingsconstructie ...
Enfin, de uitkomst van de discussie is inmiddels al vele jaren geaccepteerd en ingeburgerd: het acroniem
CODA staat voor Cultuur Onder Dak Apeldoorn. Simpel. Een steekhoudend argument was toen dat er in
de Raad in Apeldoorn waarschijnlijk geen enkele ziel zou zitten die de muzikale betekenis van Coda ook
maar één moment zou verbinden met de politieke titel van het bouwproject. Dat de naam een
'contradictio in terminis' was, oftewel een zichzelf tegensprekende term, dat zou in de Apeldoornse
politieke gremia écht niet ter tafel komen. Wij weten immers veel van bos, beken, papier en geloof. Voor
muziek hebben we in hoofdzaak het overdekte podium in het Oranjepark gebouwd. En zo is dat. In het licht van de Matthäus Passion komt Coda weer éven in een ander perspectief te staan. Wat
misschien ook rechtvaardigt om op deze plek even stil te staan bij de relatie tussen het Coda Museum en
onze Apeldoornse historische collectie authentieke muziekinstrumenten. In Den Haag kunnen we in het
Gemeentemuseum een prachtige verzameling oude en nieuwe muziekinstrumenten bekijken. In München
staat een geweldige collectie muziekinstrumenten, gekoppeld aan de technologische ontwikkelingen op
dat terrein van de afgelopen vier eeuwen. In de Cité de la Musique in Parijs hebben ze zelfs vijf étages
gewijd aan muziekinstrumenten en hun ontwikkeling in de tijd. Echter, voorzover ik dat heb begrepen kan
Apeldoorn zich verheugen in een adembenemende afwezigheid van elk spoortje van een historische
verzameling muziekinstrumenten. Zoals gezegd weten we vooral veel van bos, beken, papier en geloof. Laten we op deze mooie zondag nou ook weer niet ál te kritisch worden. Toen het Historisch Museum nog
aan de Loolaan pal naast de ATS, de Autotechnische school, was gevestigd, bevatte de museumcollectie
naar verluid wel degelijk een muziekinstrument. Soms vlak bij de deur, soms in het rommelhok bevond
zich een oude verkreukelde tuba, mikpunt voor proppen papier en ander klein afval. Uit betrouwbare bron
heb ik vernomen dat de tuba op een onbewaakt moment in de jaren '80 is gebruikt door studenten van
de ATS om een gescheurd spatbord van een oude Eend-bestel budgettair-neutraal te repareren. Tot besluit een lichtpuntje. Als 'coda' van deze column is het verheugend te vertellen dat er volkomen
toevallig een serieuze start gemaakt is met de opzet van een serie muziekinstrumenten in Coda. Ze
blijken al jaren in ons historisch erfgoed aanwezig te zijn. We bezitten drie antieke wasborden! Voor de
Matthäus wellicht iets te modern, voor ons een fraai begin!
Guus Essers
Apeldoorn, 6 april 2014