Van kapitaalmarktinstelling naar kredietinstelling

Honderd jaar BNG Bank
2006-heden
1990-2005
1976-1989
1945-1975
1922-1945
1914-1921
Van kapitaalmarktinstelling
naar kredietinstelling
BNG Bank bestaat dit jaar honderd jaar. Ter gelegenheid van dit jubileum schreven
de Utrechtse historici Jozef Vos en Gerarda Westerhuis het boek Kredietwaardigheid
verzilverd, dat onlangs is uitgereikt aan minister Dijsselbloem van Financiën en
andere aandeelhouders. In B&G kunt u dit jaar meelezen met de opmerkelijke
geschiedenis van een opmerkelijke bank. In deel 4: Na het opheffen van de centrale
financiering en een diepe economische crisis in de jaren zeventig transformeerde de
bank zich tot een kredietinstelling die de concurrentiestrijd aanging met de grote
algemene banken.
Door Robert Bakker BNG Bank
Nadat het progressieve kabinet Den Uyl in
1975 het regime van centrale financiering
had opgeheven, kwam BNG Bank in een
geheel nieuwe situatie terecht. Haar jaren­
lange, met de Waterschapsbank gedeelde,
bijna-monopolie in de lange kredietverle­
ning aan publieke instellingen kwam ten
einde. De bank moest concurreren met de
andere banken. De uitgangspositie leek
goed. De bank had met een krediet­
portefeuille van zo’n 33 miljard gulden een
marktaandeel van meer dan 80 procent
bij gemeenten.
Daar stond tegenover dat het bankwezen
zich vanaf 1960 enorm had ontwikkeld in
omvang en diversiteit van dienstverlening.
BNG Bank was wel gegroeid, maar met
een betrekkelijk eenzijdig servicepakket.
De bank kende ook een naar binnen
gerichte ambtelijke cultuur met de nadruk
op administratieve nauwgezetheid en
boekhoudkundige precisie. Was de bank in
staat om het hoofd te bieden aan de nieuwe
concurrentie tegen een achtergrond van
economische recessie, grote veranderingen
bij haar klanten en rechtstreeks bancair
toezicht op de bank zelf?
Economische recessie en herstel
Minister van Financiën Ruding (1982-1989) tijdens
zijn antwoord aan de Tweede Kamer bij de
behandeling van de voorjaarsnota (1987).
18
De vertraging van de economische groei
in het midden van de jaren zeventig werd
door de regering Den Uyl in eerste
instantie beantwoord met Keynesiaanse
maatregelen. Ter stimulering van de
bestedingen werden werkgelegenheids­
projecten gestart, hulpprogramma’s voor
noodlijdende industriëen opgezet en
minimum­lonen en sociale uitkeringen
verhoogd. Ondernemingen gingen gebukt
onder hoge lonen en hoge belastingen. De
onroerendgoedmarkt stortte in en de
werkloosheid steeg naar bijna 10 ­procent.
Na een eerste, vergeefse ombuigings­
poging van het kabinet Van Agt (1977-1981)
bracht het jaar 1982 de ommekeer. In dat
jaar trad de regering Lubbers aan, een
coalitie van CDA en VVD die tot 1989
stand zou houden. Het beleid van kabinet
Lubbers was gebaseerd op de neoliberale
veronderstelling dat de collectieve sector
de vrije werking van de markt verstoort,
en dus moet worden verkleind. Het kabinet
Lubbers werd geholpen door het in 1982
bereikte Akkoord van Wassenaar, waarbij
vakbonden instemden met lagere loon­
lasten, werkgevers bereid waren mee te
werken aan herverdeling van werk via
arbeidstijdverkorting en de regering
toezegde om niet meer in te grijpen in de
loononderhandelingen.
Een voorlichtingsbijeenkomst van BNG Bank met Zeeuwse gemeenten (1980).
begeleiden van overnames en beurs­
introducties, waarmee hoge provisies
worden verdiend. Daarnaast ontwikkelden
banken steeds meer derivaten en gingen
ze ook zélf handelen in obligaties, aandelen
en derivaten, zowel binnen Nederland als
daarbuiten.
Op zoek naar nieuwe klanten
FNV-voorzitter Wim Kok en VNO-voorzitter Chris
van Veen na ondertekening van het Akkoord van
Wassenaar (1982).
Problemen voor banken
De crisis had ook gevolgen voor het bank­
wezen. Eén Nederlandse hypotheekbank
ging failliet en het faillissement van veel
bedrijven tussen 1980 en 1983 leidde tot
grote problemen bij de banken die veel
krediet aan ondernemingen hadden gege­
ven. De liberalisering en globalisering van
kapitaalmarkten had daarnaast tot gevolg
dat banken naast de traditionele krediet­
verlening zich ook richtten op ‘investment
banking’. Dit betreft onder meer het
De grenzen van de verzorgingsstaat leken
in de jaren zeventig bereikt. Een structu­
rele zorg voor BNG Bank was de gestage
daling van gemeentelijke uitgaven als
percentage van het bruto nationaal
product. Belangrijkste oorzaken waren
de stagnatie in de woningbouwproductie,
de afnemende bevolkingsgroei en de
overheveling van gemeentelijke taken naar
provincies en gemeentelijke samenwer­
kingsverbanden. Vanaf 1980 kwamen daar
de financiële ombuigingen van regerings­
wege bij. Daarbij werden gemeentelijke
investeringsplannen gedwarsboomd door
het gebrek aan financieringsmogelijkheden
als gevolg van de concurrerende kapitaal­
vraag van het Rijk.
Dit noodzaakte de bank om meer aandacht
te geven aan andere klantgroepen.
De contacten met klanten die tot 1975
buiten de centrale financiering vielen,
zoals nutsbedrijven, ziekenhuizen en
bejaardentehuizen, werden aangehaald.
Omdat de statuten van de bank niet bere­
kend waren op het versnipperde garantie­
systeem in de gezondheidszorg, werd
besloten om de statuten hierop aan te
passen. Ook de gezondheidszorg, zo vond
men, viel binnen de doelstellingen van de
bank.
Een derde sector met potentieel nieuwe
klanten waren de instellingen die op enige
afstand van de publieke sector waren
gezet, zoals kabelbedrijf Casema (inmid­
dels opgegaan in Ziggo) en kwaliteitskeur­
merkbureau Kiwa. Men vond dat dit soort
instellingen in beginsel in aanmerking
kwamen voor krediet, ook uit het oogpunt
van public relations en de presentatie van
BNG Bank als een ‘waarlijk representant
van de lagere overheidssector’.
Decentralisatie van bevoegdheden
Onder invloed van de politieke tendens
om de centralistische planning van
woningbouwinvesteringen te vervangen
door een minder sturend rijksbeleid, werd
de rol van woningcorporaties belangrijker.
De naoorlogse bouw was gestegen tot een
hoogtepunt van circa 150.000 woningen
per jaar in 1972 en 1973. Subsidieregelingen
werden de jaren erna aangepast en de
financiering door het Rijk werd na veel
discussie in 1983 omgezet in een systeem
waarin het nieuwe Waarborgfonds Sociale
Woningbouw de waarborgfunctie van het
Rijk overnam. Met deze garantie konden
woningcorporaties toch tegen betrekkelijk
B&G Juli/Augustus 2014
19
Honderd jaar BNG Bank
den voorlichtingsbijeenkomsten gegeven,
onder meer over de mogelijkheden die de
bank kon bieden rond betalingsverkeer.
Maar volgens een BNG-medewerker uit
die tijd verliep het ‘losweken van een
gemeente uit de greep van de plaatselijke
banken niet altijd even makkelijk’. De bank
was jarenlang zélf het middelpunt geweest
van het centrale financieringssysteem, en
het was soms lastig om zich aan te passen
aan de behoefte van klanten.
BNG-advertentie voor een krant, eind jaren zeventig.
gunstige voorwaarden op de kapitaalmarkt
lenen. BNG Bank zou daarbij als een
belangrijke kapitaalverschaffer optreden.
Regelgeving leidt tot beperkingen
Per 1 januari 1979 werden enkele nieuwe
activiteiten van de bank beperkt door de
nieuwe Wet toezicht kredietwezen. BNG
Bank werd hierin na een forse discussie
met het ministerie van Financiën
beschouwd als ‘overige kapitaalmarkt­
instelling’ gericht op het verstrekken van
langlopende leningen. Dit had tot gevolg
dat de bank maximaal 1 procent van het
balanstotaal als kort krediet mocht ver­
strekken aan niet-overheidsinstellingen.
Dit was een belangrijke beperking voor de
bank, die er juist voor had gekozen om
naast gemeenten ook andere instellingen
van krediet te voorzien.
Moeizaam strategisch beleid
Onder invloed van de toegenomen
concurrentie besloot de bank zich onder­
tussen ‘actiever’ en ‘agressiever’ op te
stellen bij het verkrijgen van nieuwe
klanten en kredieten. Het idee om net als
de spaarbanken, handelsbanken en land­
bouwkredietinstellingen een netwerk van
bankfilialen op te zetten werd verworpen
omdat Nederland al ‘overbanked’ was.
Wel werd besloten om meer aandacht te
schenken aan public relations – het blad
B&G is hieruit in 1974 ontstaan – en wer­
20
Een voorbeeld van zo’n strategische
worsteling betrof het daggeld. Financiering
door gemeenten met daggeld werd door
de bank gezien als een principieel verkeerde
financieringswijze en de bank wilde hier
dus liever niet aan meewerken. Onder
invloed van rentewijzigingen gebeurde
het dat gemeenten ter aflossing van grote
bedragen bij andere banken opeens op
BNG Bank terugvielen. De bank liep
daardoor forse risico’s. Omdat de bank
haar klanten toch wilde helpen, werd
afgesproken dat de bank op reguliere basis
daggeld zou verstrekken op voorwaarde
dat de klant zich verplichtte om ten minste
de helft van zijn daggeld bij BNG Bank in
te dekken en de bank te
informeren over de voor­
waarden van de elders
gesloten transacties. De
bank redeneert hiermee
dat ‘als iemand bij slecht
weer op de bank terug­
valt, hij er ook zijn paraplu
moet kopen’, stelde een
medewerker.
Om de klant beter te
bedienen werd ook
besloten tot het invoeren
van accountmanagement.
Account managers kregen
ieder de verantwoordelijk­
heid voor een groep
klanten, en hadden
idealiter het overzicht
over de gehele problema­
tiek van een door de klant
gestelde vraag. Daarvóór
waren de BNG-medewer­
kers vooral administra­
teurs en waren klanten
voor vragen aangewezen
op een bezoek aan een
van de regionale ‘zitdagen’
of een telefonische rond­
gang door het bedrijf. Met
deze meer geïntegreerde klantbenadering
werd getracht om meer klantenbinding, en
daarmee een groter marktaandeel in lang­
lopende leningen, te verkrijgen. De eerste
account managers gingen overigens pas
van start in 1984, lang nadat ABN en Amro
hiertoe overgingen op advies van het
Amerikaanse adviesbureau McKinsey.
ABP als grote concurrent
Vanaf eind jaren zeventig haalde het ABP
een steeds groter gedeelte van de lang­
lopende kredietvraag van gemeenten naar
zich toe, waarmee het pensioenfonds zich
tot een grote concurrent van BNG Bank
ontwikkelde. De bank kwam daardoor in
conflict met het ABP, dat zich merkwaardig
genoeg toespitste op het buitenlands
bedrijf van de bank. Omdat de winstmarges
als gevolg van de concurrentie daalden,
was BNG Bank namelijk gestart met de
kredietverlening aan buitenlandse klanten,
met vaak hogere marges. De omvang was
– gelukkig – beperkt. Toen de Zuid-Ameri­
kaanse landen in betalingsproblemen
raakten, bleek namelijk dat de bank zich
wat te makkelijk had laten verleiden tot
kredietverlening aan Brazilië en Mexico.
Eerste uitgave van B&G in januari 1974, bedoeld om externe
communicatie te verbeteren.
Demonstratie van werkloze jongeren tegen
afschaffing van RWW en bijstand voor 16- en
17-jarigen (1982).
De lening aan Brazilië, in 1981, viel niet in
goede aarde bij de toenmalige minister
van Financiën, Fons van der Stee. Hij
beschouwde de bank als een nationale
instelling die alleen voor Nederlandse
decentrale overheden diende te werken.
Bovendien had de regering grote investe­
ringen in de volkshuisvesting beloofd,
waarbij kapitaalexport door een overheids­
bank niet paste. De minister vroeg de bank
derhalve om de kredietverlening aan het
buitenland te stoppen. Om zich niet te
vervreemden van haar achterban én om
haar kredietwaardigheid te bewaren,
leek het ook de bank verstandig om haar
kredietverlening aan landen als Brazilië
en Mexico te staken.
De lening aan Brazilië
viel niet in goede aarde
bij de minister van
Financiën
Deze discussie kreeg een wending toen de
Centrale Beleggingsraad, waarin de Rijks­
fondsen zitting hadden, de bank vroegen
naar haar buitenlandse beleid en naar haar
criteria ten aanzien van binnenlandse
semi-overheidsinstellingen. De bank haalde
toen nog geen geld op bij buitenlandse
beleggers en was voor haar financiering
grotendeels aangewezen op de Rijksfond­
sen. Maar het ABP, een van de Rijksfondsen,
was tevens de grootste concurrent van
BNG Bank! Volgens de bank informeerde
het ABP bij zijn connecties naar de prijzen
van zijn concurrenten en ging daar dan in
honderdsten of zelfs in duizendsten onder
zitten.
Bij een eerste overleg met de Rijksfondsen
in maart 1983, liet BNG Bank weten moeite
te hebben met volledige openheid over
haar financiële beleid in aanwezigheid van
de concurrentie. De Rijksfondsen deelden
op hun beurt mee dat ze geen geld meer in
BNG Bank zou beleggen, als de bank zou
doorgaan met buitenlandse kredietverle­
ning. Volgens de fondsen kwalificeerde de
bank zich daarmee niet langer als een
bedrijf in de overheidssfeer maar als een
gewone financiële instelling. Om dezelfde
reden diende de bank ook haar leningen
aan semi-overheidsinstellingen te beper­
ken. BNG Bank stelde dat deze afspraken
moeilijk konden worden gemaakt als het
ABP zou doorgaan met de agressieve
penetratie van de lagere overheidsmarkt,
de primaire afzetmarkt van de bank. De
kern van de problematiek bleek te liggen
in het feit dat de Rijksfondsen zelf niet in
het buitenland mochten beleggen. De
verhoudingen ontspanden nadat BNG Bank
in 1984 besloot om statutair een einde te
maken aan het buitenlands bedrijf en het
ABP vanaf 1986 zelf in het buitenland
mocht beleggen.
Omvorming naar kredietinstelling
Belangrijker nog was de keuze van BNG
Bank om zich om te vormen van kapitaal­
marktinstelling naar kredietinstelling,
hetgeen na de liberalisering van de financi­
ële markten per 1 januari 1986 belangrijke
voordelen met zich meebracht. Nadat
deze status in 1989 was verkregen, kreeg
BNG Bank de mogelijkheid om zelf haar
funding te verzorgen op de geldmarkt (via
Commercial Papers en Certificates of
Deposit) en de kapitaalmarkt (via Medium
Term Notes en Floating Rate Loans). Ook
kon de bank nu risico’s afdekken via Interest
Rate Swaps en Future Rate Agreements.
Hoewel de liquiditeitsgarantie van de
Staat kwam te vervallen, bleef de ‘over­
heidshoedanigheid’, zoals de bank het in
een persbericht noemde, ongewijzigd.
BNG Bank bleef voor zijn financiering in
de jaren tachtig voornamelijk aangewezen
op onderhandse leningen. Terwijl hoge
emissiekosten en de toenemende beweeg­
lijkheid de obligatiemarkt minder aantrek­
kelijk maakten, bood de onderhandse
kapitaalmarkt nog voldoende mogelijk­
heden. De dominantie van het ABP en
andere Rijksfondsen die in het buitenland
mochten beleggen nam af. Het belang van
commerciële verzekeraars als financier van
BNG Bank nam toe. Met de fusie van NMB
en Postbank – een van de voormalige
Rijksfondsen – transformeerde deze
financiële grootmacht geleidelijk van
financier tot concurrent van BNG Bank.
Ook aan de klantenkant traden verschui­
vingen op. Veel woningcorporaties, die
voorheen hun leningen ontvingen via de
gemeente waarin ze waren gevestigd,
waren na verzelfstandiging voor hun finan­
ciering aangewezen op de kapitaalmarkt.
Zij kwamen met name bij BNG Bank
terecht. Mede hierdoor was sprake van
B&G Juli/Augustus 2014
21
Honderd jaar BNG Bank
een ‘omzetontploffing’, om de woorden
van toenmalig directeur Griffioen te
gebruiken. In nominale termen groeide de
kredietportefeuille van zo’n 30 miljard
gulden in 1975 tot meer dan 70 miljard
gulden in 1990. Het aandeel van woning­
corporaties steeg in die periode van minder
dan 1 procent in 1975 tot meer dan een
kwart in 1987.
Organisatie in beweging
W. Griffioen, directeur BNG Bank van 1986 tot 1991.
Koningin Beatrix met burgemeester Schols (links)
en BNG-directeur Griffioen (rechts) bij de opening
van het nieuwe kantoor op de Koninginnegracht
(1982).
Vanaf 1979 kwam de organisatiestructuur
van de bank om twee redenen in beweging.
Als kredietinstelling werd de bank wette­
lijk verplicht tot een dagelijkse leiding van
minimaal twee personen. In 1984 werd
gekozen voor een driehoofdig bestuur met
de heer W. Griffioen als president-directeur.
De organisatie werd daarnaast aangepast
als gevolg van het toenemende belang van
automatisering. In 1988 werd een van de
directeuren verantwoordelijkheid voor
administratie en automatisering.
Ondertussen bleef het aantal medewerkers
groeien en was meer ruimte nodig. Nadat
verschillende alternatieven waren afgeval­
len, werd in 1980 het in aanbouw zijnde
pand aan de Haagse Koninginnegracht
aangekocht. Op 3 november 1982 opende
koningin Beatrix het nieuwe onderkomen,
waar de bank nog steeds verblijft.
In 1989 vierde de bank haar vijfenzeventig­
jarig bestaan. Met een balanstotaal van
bijna 80 miljard gulden was ze nu de vijfde
bank van Nederland, na ABN, Amro, Rabo­
bank en Postbank/NMB (inmiddels opge­
gaan in ING). Ook met de nieuwe status
als kredietinstelling bleef BNG Bank een
buitenbeentje. Nog steeds gold de statu­
taire beperking tot dienstverlening aan de
overheid dan wel binnen de overheids­
garantiesfeer. Bovendien waren de aande­
len in bezit van overheden en waren er
naast de twee regeringscommissarissen
ten minste vier commissarissen namens
aandeelhoudende gemeenten.
Ook met de nieuwe
status als krediet­
instelling bleef BNG
Bank een buitenbeentje
Een belangrijk verschil met algemene
banken was ook de sinds 1925 aan BNG
Bank opgedragen taak om het betalings­
verkeer tussen Rijk en gemeenten te
verwerken. Toch werd het verwijt van
concurrentievervalsing betrekkelijk weinig
gehoord. Anders dan de algemene banken
was BNG Bank voornamelijk actief op te
terrein van de langetermijnkredieten. Het
korte bedrijf stond ten dienste daarvan.
Dankzij haar geïntegreerde dienstverlening
met betalingsverkeer, kort krediet, lang
krediet en een zelf ontwikkeld kasbeheer­
systeem onderscheidde BNG Bank zich
zowel van de algemene banken als van
Rijksfondsen zoals het ABP. Mede dankzij
de transformatie van kapitaalmarktinstel­
ling naar kredietinstelling had de bank zich
aan het eind van de jaren tachtig ontwik­
keld tot een belangrijke intermediair
tussen decentrale overheid en markt.
De illustraties in dit artikel zijn ontleend
aan het boek. De eerste drie delen van
de samenvatting kunt u lezen in de drie
voorafgaande edities van B&G, die ook
toegankelijk zijn via www.bngbank.nl.
Exemplaren van het boek kunnen wor­
den aangevraagd via b&[email protected]
22