opinie Tekst:Kol Klu b.d. drs B.A. Zonnenberg Mali, weer een VN-m issie voor Nederland In een van de heetste, dunst bevolkte en armste gebie- de grenzen van beide Soedans kwamen de Britten en Fransen elkaar in 1898 tegen bij het plaatsje Fashoda en geraakten bijna in oorlog om de heerschappij in Afrika (kaart 1). den van Afrika ligt een toekomstig operatiegebied van Nederlandse eenheden: Mali. Na de missie in Eritrea en Ethiopië, nu al weer jaren geleden, probeert Nederland het weer eens in Afrika en met een VN-missie. Binnenkort vertrekken tegen de 400 Nederlandse militairen naar de republiek Mali. Zij gaan de VN- missie MINUSMA (Multi- dimensional Integrated Mission in Mali) versterken, waarover Bert Koenders namens de VN de leiding heeft. De militaire leiding is in handen van een Rwandese generaal. Het gaat vooral om het vergaren van inlichtingen en het analyseren en verwerken daarvan. Ook gaan er politiefunctionarissen en civiele deskundigen mee ten behoeve van training van politie en het op de been helpen van rechtsstaat. Het stevige mandaat dat de missie krijgt omvat het zonodig ontmantelen van wapendepots en het verrichten van arrestaties. De missie zal op volle sterkte bijna 15000 personen tellen, uit vele landen afkomstig. Alleen al de militairen komen uit 26 landen. De VN omschrijft de missie als volgt: ‘The United Nations Multidimensional Integrated Stabilization Mission in Mali (MINUSMA) was established by Security Council resolution 2100 of 25 April 2013 to support political processes in that country and carry out a number of securityrelated tasks. The Mission has been asked to support the transitional authorities of Mali in the stabilization of the country and implementation of the transitional roadmap, focusing on major population centres and lines of communication, protecting civilians, human rights monitoring, the creation of conditions for the provision of humanitarian assistance and the return of displaced persons, the extension of State authority and the preparation of free, inclusive and peaceful elections’. In wat voor land komen de deelnemers aan de missie terecht, hoe zijn de politieke, economische en geografische omstandig- 6 | Carré 1 | 2014 Djenne heden, wat zijn de kenmerken en de problemen? Waar loopt de missie mogelijk tegenaan, wat zijn de condities voor een geslaagde missie? Hoe wordt er in de media gereageerd? Met andere woorden: naar wat voor land gaan we eigenlijk toe, wat gaan we daar doen en hoe gaan we het doen? Daarover willen wij u graag informeren, natuurlijk gelardeerd met enkele kritische kanttekeningen, zoals u van Carré gewend bent. Een korte geschiedenis van Mali Wie de geschiedenisboeken raadpleegt loopt tegen drie periodes in de Malinese geschiedenis aan: de vroege koninkrijken, het koloniale tijdperk onder Franse heerschappij en de dekolonisatie en zelfstandigheid. Of er nu met de interventie van de Fransen en de VN een vierde periode aanbreekt hebben wij (‘de internationale gemeenschap’) deels in eigen hand. De oude Malinese steden vertegenwoordigen een rijke historie die een bloeitijd heeft gekend zo’n 600 tot 400 jaar geleden. De tekenen daarvan zijn nog altijd relatief grote trekpleisters1, zoals de immense zand/leemconstructies in steden als Timboektoe, Djenné Mopti en Segou. Daar toornen de grote moskeeën, stadsmuren en herenhuizen nog hoog boven de bebouwing en het landschap uit. Deze monumenten getuigen van een ooit rijke en ontwikkelde cultuur. Het geeft aan dat de beschaving hier niet pas gebracht is door de Europeanen, maar dat er door de Europese heersers een (dun) sausje overheen is gegoten. Mali is voor de koloniale tijd nooit één samenhangend land geweest als in de huidige vorm. Het bestond uit verschillende koninkrijken in de regio, thans bestaande uit Senegal, Mauritanië en Mali. De dominante partij werd van tijd tot tijd afgewisseld door een andere, waarbij steden bloeiperiodes kenden en dan weer in het slop raakten. In 1893 maakten de Fransen een einde aan het bestaan van de onafhankelijke entiteiten in de regio en vormden ‘FransSoedan’, als onderdeel van Frans West-Afrika. Het was de tegenhanger van BritsSoedan en op Na de Tweede Wereldoorlog zette de dekolonisatie in Afrika later door dan in Azië. Pas in de jaren ‘60 werd er serieus onafhankelijkheid verleend aan de koloniën, zo ook in Frans West-Afrika. Na enkele jaren van autonomie, vanaf 1958, werd Frans-Soedan in 1960 onafhankelijk. Frans-Soedan werd de Fédération du Mali en omvatte het huidige Senegal en Mali. Dit hield slechts twee maanden stand. Onenigheid over economie en politiek deed Senegal vrijwel meteen uit dit staatsverband stappen. Vervolgens stapte het restant uit de Fédération du Mali en richtte de Republiek Mali waarvan de grenzen met de buurlanden langs lijnen liepen die eigenlijk door de Fransen waren ontworpen als provinciegrenzen. Die lopen niet samen met de etnische grenzen, een klassiek probleem met koloniale gebieden die in Europese salons zijn ingetekend. In de hele regio worden Toearegs, Peul of Fulani, Senufi, Bambara, Dogon, Soninke, Malinke en nog enkele stammen aangetroffen. In Mali zijn de Bambara de grootste groepering, gevolgd door de Fulani. Bambara zijn boeren en stedelingen, de Peul/Fulani zijn historisch de herders die met hun kudden over de Savannes van west Afrika trekken, al doorbreekt de trek naar de steden dit onderscheid meer en meer. De Toearegs zijn de woestijnbewoners die een nomadisch bestaan leiden in het noorden van Mali. De Bambara-taal is na het Frans de tweede taal in het land, alhoewel het Frans zelden de moedertaal van een Malinees is. De keuze voor het Frans is een praktische: het is de ‘lingua franca’ van de regio. De Toearegs bedienen zich - naast Bambara, Arabisch en Frans - van het Tamacheq, een tamelijk zeldzame taal (verwant aan het Berbers) en in deze context een lastige zaak die bij de behandeling van de missie nog aan bod zal komen. Kaart 1: De Franse expansie olv Marchand van west naar oost ontmoet de Britse expansie van noord naar zuid in Afrika. bron: Wikipedia Het moderne Mali was dus in 1960 een feit. De jonge staat stortte zich vrijwel meteen in een Marxistisch experiment dat geleidelijk steeds meer verzet opriep. De tradities van Moslims en stamculturen verdroegen zich slecht met het Marxistische gedachtegoed en dat leidde onafwendbaar tot een omwenteling in 1968. Een militaire coup onder leiding van Generaal Traoré vestigde een gematigde maar besliste dictatuur die - met enkele democratische experimenten en aanpassingen - stand hield tot 1990. In dat jaar kwamen de Toearegs in het noorden (ook in Niger) in opstand (déjà vu?). Het leger moest uit Bamako naar het noorden en liet een machtsvacuüm achter. De oppositie zag de kans schoon en kwam in opstand. Traoré werd het jaar daarop afgezet door kolonel Touré, die zich verbond met de oppositie en een serieuze poging deed het land weer te verenigen en een overgang te maken naar de democratie. De verkiezingen in 1992 regelden zaken als vrije verkiezingen, regionale autonomie (om de Toearegs tegemoet te komen), economische ontwikkeling en decentralisatie. De verkiezingen leverden de eerste echt vrijelijk gekozen president op, Alpha Oumar Konaré. Hij wist de volgende ernstige crisis in 1994 op te lossen door met de ontevreden partijen in dialoog te gaan en geholpen door de VN de bewapening van groeperingen aan banden te leggen. Dit leidde tot een akkoord waarna Mali jarenlang gold als een enigszins geslaagde democratische staat die gunstig afstak in de regio, tot 2006. Het begon toen weer te gisten in het noorden. De Toearegs, die traditioneel niets met grenzen hebben, waren al jaren huurlingen van regimes in de regio, met name in het Libië van Gaddafi. Zij voelden zich achtergesteld in het Malinese staatsverband. Toen Gaddafi het onderspit moest delven trokken vele Toearegs met hun wapens de grens met o.a. Mali over en zetten die in voor de strijd om onafhankelijkheid. Zij noemen hun (gewenste) staat Azawad. Daarbij gingen ze een gelegenheidscoalitie aan met Islamitische fundamentalisten die zich Al Quaida in Magreb (AQIM) noemen. Het gaat te ver hier een samenhangende organisatie achter te zoeken, maar er is wel sprake van celachtige structuren 7 met leiders die de nodige (lokale) aanzien genieten. Zij opereren in Mali maar ook daarbuiten en vandaar dat landen in de regio, zoals Tsjaad en Niger, de ontwikkelingen met argusogen volgen. Het slecht bewapende leger van Mali voelde zich in de steek gelaten door de politiek en het leiderschap en kwam vervolgens in opstand. De falende staat was een feit en daarmee was de weg vrij voor de oprukkende Toearegs en AQIM eenheden. In relatief korte tijd was de noordelijke helft van Mali in handen van de opstandelingen en de weg naar de hoofdstad Bamako lag open. Frankrijk, de Gendarme van Afrika, greep in. Mali Bron: Wikipedia 8 | Carré 1 | 2014 Mali maakte onder druk van de coupplegers en de Fransen schoon schip. De zittende president was bereid af te treden en werd opgevolgd door de parlementsvoorzitter, die sindsdien optreedt als interimpresident. Met hulp van de internationale gemeenschap, bovenal de Fransen, werd de orde in het land snel hersteld, maar in en om de hoofdstad borrelt het tot de dag van vandaag nog flink rondom de regering en het leger. De VN is te hulp geroepen om het land te helpen een stabiele staat te vormen en nog druk doende de missie op te bouwen. In de tussentijd houden de Fransen de Toearegs en AQIM in het noorden zoveel mogelijk op afstand. De civiele regering probeert voorzichtig de militairen weer onder controle te krijgen en met name degenen die de staatsgreep in 2011 pleegden. Hun boegbeeld, de van kapitein tot vier sterren gepromoveerde generaal Sanogo, zit inmiddels in de cel vanwege zijn betrokkenheid bij liquidaties onder militairen die niet naar zijn pijpen wilden dansen. Dat kan alleen maar als een regering zich sterk genoeg voelt om zoiets draconisch uit te voeren. Geografie en economie Mali bestrijkt een gebied zo groot als 30 x Nederland, telt momenteel 15 miljoen inwoners en is ruwweg te scheiden in een zuidelijk deel (de Sahel) dat enigszins groen is en de meeste stedelijke ontwikkeling kent en een noordelijk deel (de Sahara), zonder noemenswaardige bevolkingscentra en infrastructuur en waar de notie ‘landsgrens’ een theoretisch begrip is. Mali is een van de armste landen ter wereld, er is dus nauwelijks geld beschikbaar voor basisvoorzieningen zoals behoorlijke infrastructuur. In het zuid- westelijk deel is er een redelijk wegenstelsel. Daar ligt de hoofdstad Bamako en woont het grootste deel van de bevolking omdat de klimaatomstandigheden er redelijk gunstig zijn voor landbouw. Het noordelijke en oostelijke woestijngebied boven de Niger telt nauwelijks wegen, het zijn meer karavaanroutes. Het woestijngebied wordt jaarlijks groter door klimaatverandering en maakt ongeveer 70% van het land uit. Het is nauwelijks bevolkt en moeilijk toegankelijk. Dat is het gebied van de provincie Timboektoe. Net als het zand (en de Toearegs) stuif je daar met de wind van Mali van en naar Algerije, Niger of Mauritanië zonder er erg in te hebben. De schaarse lokale bevolking leidt een zuinig bestaan in ondraaglijke hitte op een wijze die de laatste eeuwen niet veel is veranderd, al is de kameel soms vervangen door 4-wheel drives. Maar toch, de ‘Arabische lente’ heeft de mobiliteit in deze regio vergroot: tal van groeperingen gebruiken dit gebied vanwege de verlatenheid en onherbergzaamheid als ‘safe haven’ om met wapens die in met name Libië zijn buitgemaakt hun snode plannen te beramen. Van hieruit voeren zij acties uit op doelen die vooral iets te maken hebben met ‘het Westen’: olie-installaties, mijnen voor grondstoffen, rondreizende toeristen, journalisten, enzovoort. Tevens is het een doorvoerroute van allerlei illegale transporten, zoals wapens, vluchtelingen, geroofde delfstoffen en drugs. De vraag is of het iets nieuws is. Er zijn al eeuwen verhalen over de avontuurlijke stammen die in deze contreien reizigers beroven en vermoorden, smokkelen en die de steden in het zuiden als Timboektoe belagen als ze de kans krijgen. Voor hen is iedere buitenstaander een potentiële inkomstenbron, een buitenkansje in een gebied waar anderszins het bestaan moeizaam bij elkaar gesprokkeld moet worden. In het zuidelijk deel is langs de oevers van enkele rivieren landbouw en veeteelt mogelijk. Meer dan 80% van de bevolking werkt daar in de landbouw en veeteelt. Het leeuwendeel van de opbrengst is voor eigen gebruik, pinda’s en suikerriet worden geëxporteerd, maar het enige exportproduct van belang in die sector is katoen. Industrie is beperkt tot verwerking van landbouwproducten voor eigen gebruik. Alleen goudwinning is een interessante tak van export, een aantal mijnbouw multinationals is al een jaar of vijftien intensief bezig het land tot een grote exporteur te maken. Vooralsnog heeft het land er nog niet veel van geprofiteerd. Naast goud wordt ook zout gewonnen, maar dat is zeker geen vetpot te noemen. In de oude steden was toerisme een welkome bron van inkomsten, maar dat is in de recente crisis geheel ingezakt. Wie zich nu als westerling waagt in een stad als Timboektoe neemt grote risico’s. In Mali dient rekening te worden gehouden met enorme afstanden, zo is alleen al de langste kaarsrechte noord- zuidgrens 900 km lang. De plaatsen Bamako en Gao, waar de Nederlandse missie wordt gevestigd, liggen eveneens hemelsbreed 900 km van elkaar vandaan, over de weg nog enkele honderden kilometers meer. Dwars door Mali stroomt de rivier de Niger (na de Nijl de langste rivier van Afrika), vreemd genoeg in oostelijke richting en die de Sahara scheidt van de Sahel, en die een belangrijke transportroute is. De meeste grote steden van Mali liggen aan de Niger of aan zijtakken hiervan. Vanaf Dakar, aan de kust in Senegal, loopt een spoorweg naar Bamako. Al is de verbinding verre van efficiënt te noemen (in reisgidsen en reisverslagen schetsen de verhalen over deze verbinding een tegelijk lachwekkend en huiveringwekkend beeld), deze maakt het wel mogelijk om grote hoeveelheden lading over een enorme afstand te verplaatsen. Ook veel van het materieel van MINUSMA zal deze route gaan afleggen, om vervolgens in Bamako te worden overgeladen. De Malinese krijgsmacht De krijgsmacht van Mali heeft niet veel om het lijf. Deze telt ruwweg 7000 militairen en 4500 paramilitairen (gendarmes, politie, republikeinse garde). Mali kent dienstplicht, die twee jaar duurt. Het materieel is grotendeels afkomstig van Russische leveranties uit een steeds verder verleden: verouderde tanks (T55, T34/85) en dito vliegtuigen (Mig 17 en 21) en nog meer oud materieel2. Het budget is nog geen 70 miljoen dollar jaarlijks. Het is 2% van het GDP, een bruto nationaal product dat nog geen fractie is van dat van Nederland. Men kan zich voorstellen dat een krijgsmacht met zulk materieel en met dienstplichtig (zeer slecht opgeleid) personeel nauwelijks iets voorstelt. Het is een krijgsmacht met vooral veel generaals: tussen januari 2010 en 2012 werden er 30 benoemd, vooral als ‘beloning’ voor de militaire coup, niet vanwege bewezen militaire talenten. Overwegingen en condities De missie in Mali is ambitieus. Tegelijkertijd moeten verscheidene doelen worden gerealiseerd: stabilisatie, bescherming van de burgers, condities scheppen voor humanitaire hulp en de terugkeer van vluchtelingen, het vestigen van het staatsgezag en het mogelijk maken van vrije verkiezingen. Bijna een jaar geleden grepen de Fransen al in, met mandaat van de VN. Dat gebeurde pas nadat het noorden van het land in handen was gevallen van nationalistische en islamitische strijdgroepen. Wie op Google Earth inzoomt op het vliegveld van Gao en kijkt op de tijdlijn ziet dat daar in nauwelijks een jaar tijd veel onderkomens bijgebouwd zijn en een grote hoeveelheid vliegend materieel dat daar voorheen niet was. Zowel de Fransen als de VN willen vaart maken met het oog op die hoge ambities en omdat de tijd (‘het mandaat’) dringt. Het gaat er in eerste instantie om het land te ontdoen van de aanwezigheid van opstandelingen zodat de bevolking in vrijheid en veiligheid kan leven. Dat zal gezien de internationale militaire aanwezigheid in het land wel lukken, vooral ook omdat er speciaal getrainde militairen naar toe gaan. Maar uiteindelijk zal het toch de Malinese krijgsmacht zelf zijn die voor de nodige veiligheid en paraatheid moet gaan zorgen. Dus zullen de Malinese troepen getraind moeten worden, een taak die momenteel wordt uitgevoerd door een aparte EU- trainingsmissie. Geregelde betaling van de militairen is daarbij een belangrijke pre-conditie voor effectief overheidsgezag over de krijgsmacht. Een lastig punt blijft natuurlijk de staat van de militaire middelen. Vrijwel alle wapens zijn hopeloos verouderd en moeten dringend worden vervangen. De vraag is, hoe gaat daarin voorzien worden? En wie gaat wapens leveren en onder welke condities? En is de Malinese staat op gegeven moment stabiel genoeg om onder democratische condities de strijdkrachten te leiden? Ook zal er veel hulp nodig zijn bij het opbouwen van een betere infrastructuur: ziekenhuizen, wegen, bruggen, energievoorziening etc. Het valt te hopen dat deze VN- missie voor een belangrijk deel in deze behoeften kan helpen voorzien. Het veronderstelt wel dat de missie dan langere tijd zal moeten duren. Behalve aanvallen van terroristische groeperingen die aan alle kanten het land binnen kunnen vallen of ondergronds kunnen gaan, is Mali ook doorvoergebied voor drugs, wapens en migranten, waarvan de opbrengsten gebruikt worden om opstandelingen en terroristen te financieren. Dat houdt in dat op de een of andere manier het land minder makkelijk toegankelijk moet worden gemaakt door betere grenscontrole, troepen en materieel om illegale activiteiten te bestrijden en af te straffen. Dat lijkt bij zulke enorm lange grenzen in onherbergzaam gebied een schier onmogelijke opgave. Surveillance, mobiliteit (en interventie) door de lucht lijkt dan vrijwel de enige manier om dat aan te pakken. Dat zal enorm veel geld, tijd en training 9 kosten. Het vereist bovendien technologische expertise die momenteel in het land nauwelijks of niet bestaat. Helaas is Mali niet het enige Afrikaans land waar grote politieke, economische en maatschappelijke problemen zijn. Recentelijk hebben de Fransen ook ingegrepen in de Centraal - Afrikaanse Republiek, waar inmiddels de eerste twee Franse militairen gesneuveld zijn. Die problemen in de landen rondom houden in dat vooruitgang in Mali al gauw zal stagneren zodra de hulptroepen vertrokken zijn en zolang aangrenzende staten politiek en militair achterblijven en worden geïnfiltreerd door islamitische en etnische strijders en criminelen. Ingrijpen in de regio lijkt bijna op onbegonnen werk, maar het alternatief het land laten afglijden in anarchie - lijkt al helemaal geen optie. Nederlandse deelname aan de missie Nederland draagt aan MINUSMA bij door het leveren van 386 militairen. Deze militairen bestaan uit drie hoofdcomponenten: een inlichtingeneenheid (hoofdzakelijk gevormd uit militairen van het Joint ISTAR Commando), 4 Apache helikopters en een eenheid van het Korps Commando Troepen. Iedere component staat onder een eigen commandant, die uiteindelijk dient onder de Force Commander, de Commandant MINUSMA (en die dient onder de Head of Mission, de Nederlander Bert Koenders). De Nederlandse eenheden worden ondersteund door het National Support Element, en door buitenlandse troepen die ook aan MINUSMA zijn toegezegd. Zo zullen naar verluidt Chinese troepen het kamp van Gao bewaken, waar het grootste deel van het Nederlandse contingent terecht gaat komen. Naast eenheden vult Nederland ook stafposities in de organisatie van MINUSMA. Zo wordt het hoofd inlichtingen (Commandant All Source Intelligence Fusion Unit, ASIFU) een Nederlandse kolonel, evenals de G2 (in de VN de U2 genoemd) van MINUSMA en wordt ook het Hoofd Operaties in de eerstkomende rotatie een Nederlander. Wie bij deze missie nog zit met het referentiekader van Afghanistan - een NAVO operatie - die moet voor MINUSMA toch even op “reset” drukken. Nederland draagt de troepen over aan de Force Commander en heeft dan geen nationale zeggenschap meer over de inzet. Er is in MINUSMA formeel namelijk geen sprake meer van een nationale lijn. Dus, al wil Nederland de inlichtingeneenheid, de 10 | Carré 1 | 2014 Apaches en het KCT als één samenhangend geheel inzetten, de C-MINUSMA kan ook anderszins beschikken. Immers, als de nood elders hoog is, moet hij die robuuste middelen ook alternatief kunnen inzetten. Een zgn. ‘red card holder’ bestaat in deze missie dus eigenlijk niet. Je zou kunnen zeggen dat er een ‘red card’ is, maar die kun je maar één keer gebruiken, namelijk door je geheel uit MINUSMA terug te trekken. Daar staat tegenover dat de VN een groot deel van de kosten van de missie betaalt. Alles dat onder VN gezag wordt geplaatst wordt betaald, zoals transport en dagelijkse kosten (voeding, brandstof, bewassing, legering, enz). Dat scheelt het Rijk aanzienlijk. Daar waar Defensie wil afwijken van de VNregelingen moet het veelal zelf voor de kosten opdraaien. Dat is waarschijnlijk wel even slikken voor ‘Den Haag’, als C-MINUSMA met o.a. Nederlandse troepen in Mali aan de slag gaat. Het (bij) sturen vanaf het Plein is dan niet aan de orde. Indien Nederland een sterk stempel op de missie wil drukken, dan komt het neer op overtuigingskracht en diplomatie van de Nederlanders in de missie. Een hoofd Inlichtingen, U2 en een hoofd Operaties, dicht tegen C-MINUSMA aan, kan dan helpen. Eenmaal in het operatiegebied aangekomen zullen de troepen met grote uitdagingen worden geconfronteerd. Inzet in een dergelijk gebied is slechts korte periodes vol te houden, want klimaat en terrein vergen het uiterste van de (Europese) mens. Daar speculeert de tegenstander ongetwijfeld op, waardoor ze na iedere actie weer kunnen terugkomen, als een eb en vloed beweging. Evenals in Afghanistan bieden - naast het actief bestrijden van AQIM en de militante Toearegs en het opbouwen van lokale veiligheidsstructuren - diplomatie en ontwikkeling (3D) nog de meeste kans op een duurzame oplossing van het conflict. De mogelijkheid om met de lokale bevolking te communiceren is een probleem, maar wel een voorwaarde om ‘hart en geest’ van de Malinees te kunnen bereiken. Weliswaar wordt Frans alom gesproken, maar Nederlanders zijn deze taal (steeds) minder machtig. Daarnaast bedienen de Toearegs zich van het reeds genoemde Tamacheq, en zie dat maar eens in iets begrijpelijks om te zetten. Het vinden van goede en betrouwbare tolken is daarom een uitdaging van formaat. Bij het kunnen spreken van de taal moet het niet blijven; er zal ook begrip en respect moeten zijn voor de verschillende culturen in het land en niet te vergeten ook voor de zeer verschillende culturele achtergronden van de andere (ongeveer) 25 landen die een bijdrage aan MINUSMA leveren. Van een krijgsmacht waarvan we zo vaak zeggen dat die flexibel en adaptief is zou je niet minder mogen verwachten en gelukkig zijn deze aspecten ook een onderdeel van de voorbereiding op missies vandaag de dag. Deelname MINUSMA in de pers In de Defensiekrant van 14 november 2013 wordt de missie als volgt toegelicht: “Met deelname aan Minusma wil Nederland voorkomen dat dicht bij huis onbeheersbare situatie ontstaan. De handelsnatie heeft baat bij internationale veiligheid, stabiliteit en een goed functionerende rechtsorde. Maar ook solidariteit met de Malinese burgerbevolking is een overweging voor deelname aan Minusma. Zij is hard getroffen door armoede, onveiligheid en mensenrechtenschendingen. Bijdragen aan versterking van overheidsstructuren die de bevolking gelijke kansen en rechten bieden is daarom belangrijk”. Dat klinkt erg pretentieus, om niet te zeggen idealistisch. Maar het houdt wel in dat als deze missie ook maar een begin daarvan wil waarmaken, het optreden daar lang gaat duren en dan valt het te hopen dat het in de omringende landen redelijk rustig blijft. Iemand die werkzaam geweest is in de Sahel- regio stelt dat het geld dat aan de missie wordt besteed beter kan worden aangewend voor hulp aan het land. Was het niet zo dat dat het Malinese leger te slecht was bewapend en getraind om effectief op te treden tegen de aanvallers uit het noorden? Bovendien zal de missie uitgevoerd moeten worden onder zeer hoge temperaturen en geregelde stofstormen. (Trouw 6-11-13). In een opinieartikel in de Trouw (8-112013) noemt Rob de Wijk het een terechte omslag in het denken dat Nederland de missie rechtvaardigt op grond van nationaal belang en niet met vage doelstellingen komt. Hij signaleert dat in Den Haag het inzicht is gegroeid dat Nederland weer medeverantwoordelijkheid moet nemen voor de veiligheid in Europa. Voor oorlogsverslaggever Arnold Karskens hoeft het allemaal niet, hij ontraadde de Vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken Nederlandse militairen te sturen. Door de open grenzen zouden opstandelingen zich bij aanvallen makkelijk kunnen terugtrekken in omringende landen; men kan de terroristen aldaar aanpakken, maar de grote aanslagen in New York en Londen bewijzen dat aanslagplegers allang in het Westen wonen; bovendien lokt de komst van westerse militairen extremisten naar Mali. Hij wijst er ook op dat militaire operaties in Mali het risico op vluchtelingen richting noorden alleen maar vergroot (ThePostOnline 30-11-2013). Ook guerilla-expert Dr. John MacKinlay (krijgswetenschapper en ex- officier bij een Gurka-regiment) heeft zijn bedenkingen. Hij wijst er op dat militaire stabiliseringsmissies contraproductief zijn gebleken. Hij acht het een illusie dat Europa veiliger zou zijn wanneer onze militairen in Het Midden- Oosten of Afrika zitten. Hij is bovendien nogal sceptisch over de stelling dat deelname aan buitenlandse missies belangrijk is, je telt dan mee; naar zijn mening zijn het vooral politici die dat beweren maar het heeft volgens hem niets met de realiteit te maken. Hij stelt dat je moet kijken naar Europa zelf, naar de islamitische migrantengroepen waar potentiële zelfmoordterroristen tussen zitten. (Trouw 2-12-2013). Met andere woorden, de dreiging zit al in eigen gebied. Een onderzoeker van Clingendael vindt dat we niet te pessimistisch moeten zijn, want interventies hebben wel degelijk nut. Je creëert immers een situatie van meer veiligheid dan daarvóór. Wel geeft hij aan dat ‘flankerend beleid’ noodzakelijk is (zoals de doelstelling van de VN-missie ook aangeeft). (De Volkskrant 28-12-2013) Bovenstaande is slechts een kleine greep uit de berichten en publicaties in de media. De commentaren die suggereren dat ingrepen zinloos zijn, vergeten echter te melden dat nietsdoen of alleen maar geld storten geen optie is. Er moet eerst een basis worden geschapen waarop de opbouw van het land mogelijk is, gevrijwaard van extern geweld. Daar zijn militairen hard bij nodig. Slot Het besluit is genomen, Nederland neemt deel aan MINUSMA. De aard van de militaire bijdrage staat vast: een inlichtingeneenheid van Joint ISTAR Commando, Apaches, Commando’s en stafpersoneel. Deze bijdrage is in beginsel tot en met 2015. Gelet op de doelstelling van de missie zal het dan zeker niet koek en ei zijn in Mali. Een verlenging lijkt daarom nu al een logisch besluit als je daar echt iets wil betekenen. De verhouding tussen ‘het Plein’ en de leiding van MINUSMA wordt een interessante uitdaging. De Nederlandse troepen zijn immers echt overgedragen en er is geen interventie vanuit Den Haag mogelijk in de uitvoering van de missie. (Voor generaals die ‘Srebrenica’ nog hebben meegemaakt vraagt dat om zelfbeheersing.) Veel komt aan op informele lijntjes tussen ‘Den Haag’, de Nederlandse stafofficieren in de leiding van MINUSMA en C-MINUSMA en de houding van de Nederlandse militairen ten opzichte van de Malinese bevolking en andere nationaliteiten in MINUSMA. Dan spelen niet alleen puur militaire talenten een rol, maar ook de diplomatieke en sociale vaardigheden. Hopelijk neemt de Defensieleiding dat bij de selectie en voorbereiding van uit te zenden militairen mee in de overwegingen. MINUSMA (en Nederland) kan het verschil maken in de regio en de relatief voorbeeldige situatie waarin Mali verkeerde van voor 2011 weer terugbrengen: een weliswaar arm (met bescheiden potentie), maar redelijk stabiel en democratisch land (naar Afrikaanse begrippen), waarin ook minderheden zich thuis voelen. Het grootste risico is momenteel gelegen in de destabilisatie van andere Afrikaanse landen die ook de aandacht van de internationale gemeenschap vergen. De crises in de Centraal Afrikaanse Republiek, Zuid Soedan, Congo, Nigeria, enz. maken het moeilijk om voldoende troepen te vinden om MINUSMA te vullen en gevuld te houden. Bovendien opereren (concurreren) er in Afrika nog negen andere missies onder VN-mandaat. Als de aandacht voor MINUSMA wegzakt in het licht van andere, grotere belangen (olie en mineralen in Nigeria en Congo), dan ziet het er niet goed uit. Wanneer het niet lukt Afrika te behoeden voor algehele chaos, dan moeten we ons gaan terugtrekken binnen ‘Fortress Europe’ en wellicht onze troepen, luchtmacht en marine gaan stationeren in Spanje en Italië. Klimatologisch en cultureel niet onaantrekkelijk, maar voor onze veiligheid een laatste verdedigingslinie. Dat onaantrekkelijk perspectief moet de kiezer dan ook voor ogen gehouden worden om hem/haar te overtuigen van de zin van onze inzet en de zin van het bestaan van onze krijgsmacht. Als het lukt om een burger ervan te overtuigen dat er nu gezorgd moet worden voor zijn pensioenverzekering die hij pas over 30 tot 40 jaar kan gaan genieten, dan moet het ook lukken die burger ervan te overtuigen dat de krijgsmacht bij een onbezorgd bestaan hoort. Eindnoten 1 Z ie o.m. het reisverslag van Michael Palin (ook acteur van het Monty Python team), die in 2000 (toen de politieke situatie nog heel anders was) door deze contreien trok, daar documentaires over maakte en er een boek over schreef. 2 A fgelopen december debatteerde de Tweede Kamer over het meesturen van transportheli’s, terwijl de minister vond dat andere deelnemers daarin zouden voorzien. Dat zal dan de Malinese luchtmacht niet zijn, met welgeteld één transporthelicopter (Mi- 8), meer dan 40 jaar oud en vermoedelijk slecht onderhouden. 11
© Copyright 2024 ExpyDoc