Wetgeving voor studenten in het vervolgonderwijs

Onderdeel van de toolkit 'Overgang naar vervolgonderwijs voor leerlingen met
extra ondersteuningsbehoefte' - www.onderwijsconsulenten.nl
Wet- en regelgeving voor studenten in het vervolgonderwijs (MBO/HBO/WO)
(gebaseerd op de stand van zaken per voorjaar 2014. Check de websites van de diverse instanties voor de
actuele regelingen en voorwaarden!)
Leesadvies:


Lees in ieder geval de algemene informatie.
Kijk vervolgens - afhankelijk van de gekozen vervolgopleiding - onder MBO of HBO/WO.
Inhoudsopgave:
1.
ALGEMEEN: RECHTEN EN VOORZIENINGEN VOOR STUDENTEN MET EEN BEPERKING .................................................. 2
1.1
Wet Gelijke Behandeling (WGB) ...........................................................................................................................................2
1.2
Wet Overige OCW Subsidies (WOOS) ...................................................................................................................................3
1.3
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ..................................................................................................................3
1.4
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) ......................................................................................3
1.5
Wet studiefinanciering 2000 (WSF) ......................................................................................................................................4
1.6
Vervoer .................................................................................................................................................................................5
1.7
Klachtenregeling in het vervolgonderwijs .............................................................................................................................6
2.
SPECIFIEKE INFO VOOR JONGEREN DIE NAAR HET MBO GAAN ..................................................................................... 6
2.1
Wet Educatie en beroepsonderwijs ......................................................................................................................................6
2.2
Toelatingseisen .....................................................................................................................................................................7
2.3
Aantal lesuren .......................................................................................................................................................................7
2.4
De kosten van je MBO-opleiding ..........................................................................................................................................8
2.5
Examens in het MBO .............................................................................................................................................................9
2.6
Klachtenregeling in het MBO ..............................................................................................................................................10
2.8
Passend onderwijs in het MBO ...........................................................................................................................................11
2.9
Transparantie en afstemming vooraf tussen aanleverend onderwijs en MBO ...................................................................12
2.10
Afspraken met stagebiedende bedrijven ............................................................................................................................12
2.11
Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO)........................................................................................................13
2.12
Nog enkele links ..................................................................................................................................................................13
3.
SPECIFIEKE INFO VOOR JONGEREN DIE NAAR HET HBO OF HET WO GAAN ................................................................. 13
3.1
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)...............................................................................13
3.2
Wet Gelijke Behandeling op grond van Handicap of Chronische Ziekte (WGB h/cz ...........................................................14
3.3
Wet Studiefinanciering 2000 (WSF) ....................................................................................................................................14
3.4
Studiekeuze en toelating ....................................................................................................................................................15
3.5
Lotingsprocedure ................................................................................................................................................................16
3.6
Bindend studieadvies ..........................................................................................................................................................16
3.7
Aantal lesuren in het hoger onderwijs ................................................................................................................................17
3.8
Studievertraging .................................................................................................................................................................17
3.9
Stoppen met de studie........................................................................................................................................................17
3.10
Nieuwe aanspraak studiefinanciering .................................................................................................................................18
3.11
Geen extra collegegeld voor tweede studie .......................................................................................................................18
3.12
Diplomatermijn ...................................................................................................................................................................18
3.13
Aanpassingen onderwijsvormen en eindkwalificaties ........................................................................................................18
3.14
Klachtenregeling in het Hoger Onderwijs ...........................................................................................................................18
3.15
Veranderingen in het hoger onderwijs ...............................................................................................................................20
3.16
Nog enkele links ..................................................................................................................................................................20
Bijlage 1 Lijst van voorzieningen bij studeren met een functiebeperking ..........................................................................................21
Pagina 1
1. ALGEMEEN: RECHTEN EN VOORZIENINGEN VOOR STUDENTEN MET EEN BEPERKING
Als je gaat studeren krijg je te maken met veel wet- en regelgeving in het vervolgonderwijs. In deze weten regelgeving worden rechten en plichten van studenten en onderwijsinstellingen vastgelegd.
Zo'n 5,5% van alle studenten heeft een functiebeperking. Dit kan een motorische of zintuiglijke beperking
zijn, een chronische ziekte of het kan gaan om ADHD, dyslexie of autisme. Een beperking kan van invloed
zijn op je studie. Maak daarom het liefst vóór aanvang van je studie een afspraak met een
studentendecaan of mentor. Met hem (of haar) kun je de belemmeringen en knelpunten die je tijdens je
studie verwacht bespreken, en overleggen welke aanpassingen en voorzieningen je nodig hebt.
1.1 Wet Gelijke Behandeling (WGB)
Volgens de Wet Gelijke Behandeling heeft iedereen in Nederland het recht om te studeren. Dit betekent
dat alle studenten in het middelbaar en hoger onderwijs gelijk behandeld dienen te worden, ook als ze
een handicap of chronische ziekte hebben. Onderwijsinstellingen zijn verplicht een aantal voorzieningen
of maatregelen te treffen, waarbij wel vaak geldt dat studenten aan bepaalde voorwaarden moeten
voldoen. Voorbeelden van rechten en voorzieningen:
- het verschaffen van hulpmiddelen als computer/laptop, brailleboeken, aangepast meubilair of het
inzetten van een doventolk. Vergoeding voor deze hulpmiddelen is mogelijk via de Wet WIA (werk en
inkomen naar arbeidsvermogen). De aanvraag verloopt via het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV).
- het afleggen van tentamens moet geschikt gemaakt worden voor leerlingen met een
functiebeperking. In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) moet de onderwijsinstelling de
regelingen hiervoor vastleggen. De regeling moet doorgaans aangevraagd worden bij de
examencommissie van de school. Voorbeelden zijn: extra examentijd, aanpassing van inleverdata en
het afleggen van tentamens in aangepaste vorm (lettertype, op laptop).
- persoonlijke omstandigheden geven recht op weging van studieresultaten, bijvoorbeeld verlenging
van je propedeusetijd.
- het toegankelijk en bruikbaar maken van het gebouw en de buitenruimte.
Elke student heeft recht op studiebegeleiding van een studentendecaan of mentor. Om recht te hebben
op speciale begeleiding moet je aan bepaalde voorwaarden voldoen.
De website Begeleid leren geeft informatie aan studenten, cliënten, familieleden, docenten, begeleiders
en hulpverleners over het (gaan) studeren met een psychiatrische aandoening. De site is ontwikkeld door
het lectoraat Rehabilitatie van de Hanzehogeschool Groningen (zie www.begeleidleren.nl).
Voor studenten met een functiebeperking gelden, naast de algemene studiefinanciering, bepaalde
financiële voorzieningen. Als je studievertraging oploopt door je functiebeperking of chronische ziekte kun
je eenmalig via je studentendecaan of mentor bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een extra jaar
studiefinanciering aanvragen. Hiervoor is een medische verklaring nodig.
Ook is het mogelijk om de diplomatermijn te verlengen of om nieuwe studiefinancieringsrechten aan te
vragen als je met je studie moet stoppen. Het moet dan gaan om een tijdens de studie ontstane of
verergerde handicap of chronische ziekte. De aanvragen hiervoor lopen via de studentendecaan of
mentor. Neem daarom voor meer informatie over DUO-regelingen en vragen op dit gebied contact met
hen op. Zie www.duo.nl.
Bij sommige onderwijsinstellingen kun je aanspraak maken op een regeling financiële ondersteuning. Zo’n
regeling geeft financiële compensatie bij studievertraging als gevolg van bijzondere persoonlijke
omstandigheden of ziekte.
Pagina 2
1.2 Wet Overige OCW Subsidies (WOOS)
De Wet Overige OCW Subsidies verzorgt vervoer en de benodigde hulpmiddelen om studeren mogelijk te
maken. Via de WOOS kun je individuele onderwijsvoorzieningen aanvragen. Voorbeelden hiervan zijn: een
brailleleesregel, spraaksoftware, een speciale bureaustoel of een tolk gebarentaal. Daarnaast kan ook
bijzonder vervoer worden vergoed. Je kunt een aanvraag doen voor bijvoorbeeld een speciale auto of
fiets of taxivervoer. De aanvraag van deze voorzieningen verloopt via het UWV.
Op de website van het UWV (www.uwv.nl) vind je meer informatie en het aanvraagformulier
ondersteuning en aanvraagformulier vervoer.
Wanneer je door ziekte of handicap moet stoppen met je studie heb je recht op nieuwe studiefinanciering
voor een studie die wel past binnen je mogelijkheden. Je hele prestatielening voor je afgebroken studie
wordt omgezet in een gift. De aanvraag en de uitkering verlopen via DUO.
1.3 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vergoedt ziektekosten die niet onder de zorgverzekering
vallen. Hierbij hoort de zorg door die door een functiebeperking nodig is in het dagelijks leven, zoals
persoonlijke verzorging, vervoer en therapie. Op enkele uitzonderingen na is de AWBZ niet bedoeld voor
korte behandelingen. De wet heeft voornamelijk betrekking op langdurige zorg die wordt ingezet om
arbeidsvermogen te behouden of te verbeteren en levensomstandigheden te verbeteren.
Persoonlijke verzorging en verpleging, ook als je op de universiteit of hogeschool bent, zoals hulp bij
toiletgebruik, hulp bij het eten, e.d., vraag je aan via het Centrum Indicatie Zorg (CIZ). Deze regeling wordt
uitgevoerd door het zorgkantoor bij jou in de buurt op grond van de AWBZ. Op dezelfde manier kun je
ook begeleiding aanvragen. Deze begeleiding mag niet (direct) bedoeld zijn als studiebegeleiding en voor
de inhoud van je studie, omdat dit een taak van je onderwijsinstelling is (hiervoor ga je dus langs bij je
studentendecaan). Begeleiding die wel onder deze regeling valt heeft bijvoorbeeld te maken met het
aanbrengen van structuur en regelmaat in je leven, wat indirect natuurlijk wel van invloed is op je studie.
Via de AWBZ kun je ook een aangepaste stoel of tafel aanvragen voor thuis. Dit soort aanvragen doe je bij
je zorgverzekeraar.
Zorg uit de AWBZ wordt verstrekt op basis van het indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg
(CIZ). Hoe die aanvraag verloopt wordt uitgelegd op de website van het CIZ. Naar aanleiding van de
aanvraag wordt een onderzoek gestart.
De zorg kan vergoed worden op twee manieren: in natura, waarbij een zorginstelling rechtstreeks betaald
wordt voor de geboden zorg, of via een persoonsgebonden budget (PGB). Met een PGB kun je zelf hulp
inkopen als je langer dan drie maanden hulp of begeleiding nodig hebt en in Nederland woont. Meer
informatie kun je krijgen bij de belangenvereniging Per Saldo op www.pgb.nl.
1.4 Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong)
De Wajong is een uitkering voor jonggehandicapten en studenten die al op jeugdige leeftijd
arbeidsongeschikt zijn. Het UWV voert de Wajong uit. Jonggehandicapten die naar school gaan of
studeren krijgen een inkomensvoorziening van 25% van het minimumloon. Er mag ook nog maximaal 25%
van het minimumloon bijverdiend worden zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitkering.
(NB: Er is ‘nieuwe Wajong’ en ‘oude Wajong’. Nieuwe Wajong is voor iedereen die vanaf 2010 Wajong
aanvraagt. Kijk hier voor meer informatie.)
Je komt voor de Wajong in aanmerking als je op de dag dat je 17 jaar wordt arbeidsongeschikt bent of als
je, nadat je 17 jaar bent geworden, arbeidsongeschikt raakt en in het jaar daarvoor ten minste zes
maanden hebt gestudeerd. De aanvraag verloopt via het dichtstbijzijnde UWV-kantoor in je gemeente. Je
moet je binnen 13 weken na het begin van je arbeidsongeschiktheid melden. Als dat vóór je 17e was,
moet je je melden binnen 13 weken na je 17e verjaardag. Zie voor meer informatie de website over
Wajong van het UWV.
Pagina 3
Voor studenten geldt dat de Wajong onafhankelijk is van de studiefinanciering. Je hebt dus óók recht op
studiefinanciering. DUO ziet de Wajonguitkering wel als inkomen. Wanneer de jaarlijks door DUO
vastgestelde inkomensgrens wordt overschreden, heb je in dat kalenderjaar geen recht meer op
studiefinanciering. Als je de grens dreigt te overschrijden, zet dan je studiefinanciering voor de rest van
het jaar stop en lever je OV-studentenkaart in. DUO zet je studiefinanciering nooit uit zichzelf stop. Stel
aan het begin van het nieuwe jaar je studiefinanciering ook zelf weer in werking!
NB. Voorgenomen beleid van de overheid: het kabinet-Rutte-Asscher wil vanaf 2014 de Wet Wajong
aanpassen, zodat alleen jongeren die nooit meer zicht hebben op werk een Wajong-uitkering krijgen.
Jongeren die niet volledig arbeidsongeschikt zijn en nog wel kunnen werken, komen onder een nieuwe
Participatiewet te vallen. Dit nieuwe plan moet nog worden uitgewerkt in wetgeving en gaat pas in als
het parlement akkoord is.
1.5 Wet studiefinanciering 2000 (WSF)
De Wet studiefinanciering 2000 voorziet in een tegemoetkoming voor de kosten in verband met het
volgen van een opleiding aan het MBO (de beroepsopleidende leerweg, BOL), het HBO en de universiteit.
Studenten tot 30 jaar kunnen studiefinanciering aanvragen als hun inkomen per jaar lager is dan
€ 13.729,= (bedrag 2014). De WSF 2000 wordt uitgevoerd door DUO. Daar vraag je ook je
studiefinanciering aan.
Studiefinanciering bestaat uit een basisbeurs, prestatiebeurs, een aanvullende beurs en een
studentenreisproduct (OV-studentenkaart). Voor studiefinanciering gelden voorwaarden. De hoogte van
de studiefinanciering hangt af van welk onderwijs je volgt en of je nog thuis woont.
Voorwaarden voor studiefinanciering
Om studiefinanciering te krijgen gelden voorwaarden, zowel voor het MBO als het hoger onderwijs.
De voorwaarden voor het MBO vind je hier, en voor het HBO/WO hier.
Onderdelen van studiefinanciering
Als je aan alle voorwaarden voldoet, heb je recht op studiefinanciering. De studiefinanciering bestaat uit
een:
- Basisbeurs
Iedereen die recht heeft op studiefinanciering krijgt een basisbeurs. De basisbeurs is onderdeel van
de prestatiebeurs.
- Prestatiebeurs
De prestatiebeurs is een lening. Haal je binnen 10 jaar je diploma dan wordt de lening omgezet in een
gift. De prestatiebeurs loopt 4 jaar, behalve voor langere studies. Daarna kun je nog 3 jaar lenen. Deze
lening wordt niet omgezet in een gift.
- Aanvullende beurs
Of je een aanvulling op je prestatiebeurs krijgt hangt af van het inkomen van je ouders. Deze beurs is
in de eerste 5 maanden een gift.
- Studentenreisproduct
Zolang je recht hebt op studiefinanciering heeft je ook recht op een studentenreisproduct. Je kunt
kiezen tussen een weekabonnement of weekendabonnement. Je moet het studentenreisproduct op
je persoonlijke ov-chipkaart laden.
Studielening
Naast je basisbeurs (en eventuele aanvullende beurs), kun je een lening aanvragen. Hoeveel je maximaal
mag lenen hangt af van het schooltype en of je thuis woont of uitwonend bent. Je bepaalt zelf hoeveel je
wilt lenen. Over de lening wordt rente berekend.
Pagina 4
Collegegeldkrediet
Collegegeldkrediet is een lening om het collegegeld te betalen. Als je studeert aan een universiteit of
hogeschool, heb je hier recht op. Per maand kun je een bedrag lenen waarmee je het collegegeld kunt
betalen. Over het collegegeldkrediet betaal je rente. Je krijgt het collegegeldkrediet samen met de rest
van de studiefinanciering uitbetaald.
Partner- en eenoudertoeslag
Als je een partner hebt en kinderen, dan kun je een partnertoeslag krijgen. Heb je wel kinderen maar
geen partner, dan kan er recht bestaan op een eenoudertoeslag. Beide toeslagen zijn onderdeel van de
basisbeurs. Na vier jaar prestatiebeurs wordt de maximale lening verhoogd met het bedrag dat gelijk is
aan de eenouder- of partnertoeslag. De beide toeslagen maken dan onderdeel uit van de lening.
Zorgtoeslag
Studenten met studiefinanciering komen vaak ook in aanmerking voor een zorgtoeslag of een teruggaaf
jongeren bij de Belastingdienst.
Studiefinanciering aanvragen
Je vraagt studiefinanciering online aan bij DUO. Hiervoor heb je een DigiD met sms-functie nodig. Vraag
minimaal 3 maanden voor je studie begint studiefinanciering aan.
Klik voor meer informatie over het aanvragen van studiefinanciering voor het MBO.
Klik voor meer informatie over het aanvragen van studiefinanciering voor het HBO en de universiteit.
Hoogte studiefinanciering
De hoogte van de studiefinanciering verschilt voor thuiswonende en uitwonende studenten. Ook is de
opleiding die je volgt van invloed op het bedrag. Zie studiefinanciering voor het MBO of
studiefinanciering voor het HBO en de universiteit. )
Controle uitwonendenbeurs
Als je niet meer thuis woont krijg je een uitwonendenbeurs. DUO controleert of je recht hebt op een
uitwonendenbeurs. Je riskeert een boete als je ten onrechte een beurs voor uitwonenden ontvangt.
Nieuwe plannen voor studiefinanciering en studentenreisproduct
Het kabinet wil de studiefinanciering gaan hervormen. Ook komt er een andere OV-voorziening voor
studenten.
Minderjarige studenten
- Minderjarige MBO-studenten (jonger dan 18 jaar) hebben geen recht op een studiefinanciering of
studentenreisproduct. Het studentenreisproduct maakt onderdeel uit van de studiefinanciering. Je
ouders ontvangen kinderbijslag. Als student of scholier van 12 tot en met 18 jaar zonder
studentenreisproduct kun je toch met korting reizen. Je kunt voor het stadsvervoer en het
streekvervoer gebruikmaken van een sterabonnement met 34% korting.
- Minderjarige HBO- en WO-studenten ontvangen wel studiefinanciering en een studentenreisproduct,
maar je ouders ontvangen dan geen kinderbijslag.
1.6 Vervoer
Via het UWV kun je vervoer aanvragen naar je opleiding (én naar je stage). Jouw eigen bijdrage voor dit
vervoer kan het UWV declareren bij het Ministerie van OCW met een kopie van jouw afhaalbewijs van de
OV-studentenkaart. Lever hiervan dus een kopie in bij het UWV.
Ben je het niet eens met de beslissing die het UWV neemt met betrekking tot jouw aanvraag, dan kun je
een bezwaarschrift indienen en eventueel later beroep instellen bij de rechtbank. Zie voor meer
informatie hierover de pagina Bezwaar en beroep van het UWV.
Pagina 5
1.7
Klachtenregeling in het vervolgonderwijs
De klachtenbehandeling bij MBO-scholen is nog niet wettelijk geregeld; een wetswijziging daarover is in
voorbereiding. Op dit moment kennen de meeste instellingen, vooruitlopend op de aanstaande
wetswijziging, een onafhankelijke klachtencommissie (zie hiervoor onder het hoofdstuk MBO).
In het HBO/WO heeft iedere onderwijsinstelling een klachtenregeling. Wanneer je het als student niet
eens bent met een formele beslissing van bijvoorbeeld de examencommissie of het College van Bestuur
kun je via deze procedure een klacht indienen (een beroep- of bezwaarschrift). Je kunt een formele klacht
indienen wanneer je vindt dat je onheus bent bejegend of ontevreden bent over een bepaalde beslissing
of de afhandeling daarvan.
Als je je ongelijk behandeld voelt, kun je een klacht indienen bij het College voor de rechten van de mens,
waar de voormalige Commissie Gelijke Behandeling is ondergebracht. Het College beoordeelt dan of de
gelijke-behandelingswetgeving is overtreden.
Ook op de website van Handicap + Studie vind je informatie over bezwaar- en beroepsmogelijkheden
rondom beslissingen die te maken hebben met je studie.
2. SPECIFIEKE INFO VOOR JONGEREN DIE NAAR HET MBO GAAN
In de informatie hieronder hebben we een aantal aspecten vermeld waar je als MBO-student zoal mee te
maken krijgt.
2.1 Wet Educatie en beroepsonderwijs
De Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) regelt de bundeling van verschillende vormen van
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie in 44 regionale opleidingscentra, 18 agrarische opleidingen
centra, 13 vakscholen (bijvoorbeeld grafische lycea) en 8 overige. Naast het beroepsonderwijs vallen ook
de volwassenen (basis)educatie, het VAVO (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs) en het
cursorisch onderwijs onder de wet.
Er bestaan in het MBO twee soorten leerwegen: de beroepsopleidende leerweg (BOL) en de
beroepsbegeleidende leerweg (BBL).
De beroepsopleidende leerweg (BOL) is een dagopleiding, waarbij je de hele week naar school gaat.
Tijdens de opleiding doe je praktijkervaring op wanneer je op stage gaat bij een erkend leerbedrijf. Deze
stage wordt ook wel beroepspraktijkvorming (BPV) genoemd. Per opleiding is het verschillend hoe vaak je
op stage gaat. Wel bestaat er een regeling dat ten minste 20% van de BOL-opleiding uit stage moet
bestaan. Deze regeling maakt de BOL-opleiding zeer praktijkgericht.
De beroepsbegeleidende leerweg (BBL) is een opleiding die bestaat uit een combinatie van werken en
leren. Tijdens deze opleiding werk je 60 tot 80% van je studie. Bij de meeste BBL-opleidingen houdt dit in
dat je meestal één dag in de week naar school gaat. De rest van de week werk je bij je leerbedrijf. Vaak
verdien je dan al een salaris. Bij sommige opleidingen kan het zijn dat je een paar weken les krijgt en dat
je vervolgens een paar maanden gaat werken bij je leerbedrijf. De BBL is vooral gericht op het opdoen van
praktijkervaring. Het is de ideale opleiding voor mensen die het niet zien zitten om vijf dagen in de week
naar school te gaan, maar die graag in de praktijk leren.
Pagina 6
2.2 Toelatingseisen
In de WEB staat dat MBO-instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun toelatingsbeleid.
 Een MBO mag een leerling in bijzondere gevallen toelaten tot een beroepsopleiding, ook als deze niet
voldoet aan de voorwaarden. Dit kan alleen als de instelling verwacht dat de leerling de opleiding met
goed resultaat zal kunnen doorlopen.
 Aan de andere kant mag een instelling een leerling weigeren voor een bepaalde beroepsopleiding. De
instelling moet dit schriftelijk motiveren. Als er geen mogelijkheid is om de opleiding aan een andere
instelling te volgen, mag de MBO-instelling de leerling niet weigeren. Ook kan de MBO-instelling de
inschrijving dan niet intrekken.
De toelatingseisen voor het MBO verschillen per opleidingsniveau.
Ook het MBO krijgt te maken met Passend onderwijs: zij moet extra ondersteuning en begeleiding bieden
aan studenten met een beperking of chronische ziekte. Maar je hebt een gedeelde verantwoordelijkheid
voor de keuze van de MBO-opleiding. Wat kan de opleiding bieden, en hoe ga jij je inzetten om het doel
te bereiken? Bespreek dat goed, samen met je ouders en de intaker van het MBO! Je kunt hiervoor
verschillende documenten uit de Toolkit gebruiken. Maak duidelijke afspraken en leg ze vast in een
onderwijsovereenkomst.
2.3 Aantal lesuren
Als MBO-student heb je recht op een minimum aantal lesuren. Onderwijsinstellingen moeten aan deze
urennorm voldoen om geld te krijgen van de overheid. Voor voltijdopleidingen is dat 850 uur per
schooljaar. Bij deeltijdopleidingen 300 uur per jaar. De verplichte onderwijstijd wordt berekend in
klokuren (60 minuten). Maar de school bepaalt zelf hoe lang een les duurt.
De onderwijstijd bestaat uit:
 lessen;
 beroepspraktijkvorming (BPV), zoals stage in een erkend leerbedrijf;
 studiebegeleiding;
 activiteiten buiten de onderwijsinstelling, zoals excursies of werkbezoeken. De activiteiten moeten
onder verantwoordelijkheid, regie en toezicht van de onderwijsinstelling vallen om mee te tellen.
Huiswerk telt niet mee voor de urennorm.
Als je een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) volgt ga je meestal 1 dag per week naar school en werk je
de overige 4 dagen. De onderwijstijd bij BBL moet ieder jaar bestaan uit ten minste 200 begeleide
onderwijsuren en 610 uren beroepspraktijkvorming (BPV). Als het aantal begeleide onderwijsuren op het
minimum van 200 uur zit, dan moeten er meer uren BPV zijn. Dit geldt ook omgekeerd, tot BPV en
begeleide onderwijsuren samen minimaal 850 uur zijn.
Vanaf 1 augustus 2014 gelden andere urennormen voor de beroepsopleidende leerweg (BOL).
De urennormen voor de BOL gelden voor de totale studie en bestaan uit begeleide onderwijsuren en BPV.
Er zijn in een jaar 1.600 klokuren beschikbaar voor studie (40 weken van 40 uren). Van die 1.600 uren
moeten er ten minste 1.000 (gemiddeld) bestaan uit onderwijstijd en beroepspraktijkvorming.
De rest van de uren kan bestaan uit huiswerk en andere onderwijsactiviteiten.
Soms kan een opleiding afwijken van het minimum aantal uren. Maar de kwaliteit moet dan wel
gewaarborgd zijn. Dit wordt gemeten via studenttevredenheid, tevredenheid van het werkveld en
studiesucces. Ook moet de deelnemersraad vooraf instemmen met het alternatieve programma van de
opleiding. Daarnaast moet een verantwoording in het jaarverslag staan.
Meer informatie over lesuren vind je hier.
Pagina 7
2.4 De kosten van je MBO-opleiding
Studenten in het MBO en hun ouders komen voor allerlei opleidingskosten te staan. Niet alleen
schoolkosten (bijvoorbeeld de aanschaf van schoolboeken), maar ook wettelijke kosten, zoals lesgeld.
Schoolkosten
MBO-scholen zijn verantwoordelijk voor de basisuitrusting van hun studenten. Onder die basisuitrusting
vallen bijvoorbeeld computers, kopieerapparaten en gereedschap. Studenten moeten zelf zorgen voor
leermiddelen die nodig zijn om de lessen voor te bereiden, zoals boeken, readers, schriften en mappen en
voor meer persoonlijke zaken, zoals werkkleding of speciale schoenen, als deze nodig zijn voor een
bepaalde opleiding.
De hoogte van de schoolkosten in het MBO verschilt per opleiding. Meestal liggen de kosten tussen de
€ 500 en € 1000 per jaar.
Vrijwillige bijdrage
De school mag voor extra diensten en activiteiten, zoals excursies, een vrijwillige bijdrage vragen.
Studenten en ouders bepalen zelf of zij willen betalen om van deze diensten of activiteiten gebruik te
maken. Ze zijn niet nodig om de opleiding te kunnen volgen of het diploma te behalen.
Lesgeld MBO-studenten jonger dan 18 jaar
Ben je nog geen 18 jaar? Dan hoef je geen lesgeld te betalen, maar je hebt ook geen recht op een
studentenreisproduct (ov-chipkaart). Je ouders ontvangen kinderbijslag voor je.
Ook kunnen zij in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de schoolkosten. De hoogte van de
tegemoetkoming voor ouders hangt af van het inkomen van beide ouders.
Lesgeld MBO-studenten 18 jaar of ouder
 Ben je 18 jaar of ouder en volg je de beroepsopleidende leerweg (BOL)? Dan moet je lesgeld betalen.
De hoogte van het lesgeld wordt elk jaar vastgesteld.
 Ben je 18 jaar of ouder en volg je een deeltijdopleiding of de beroepsbegeleidende leerweg (BBL)?
Dan betaal je cursusgeld. De hoogte van het cursusgeld wordt elk jaar vastgesteld. Het bedrag hangt
af van de opleiding die de student volgt.
Studiefinanciering
Onder Algemeen punt 1.5 (Wet studiefinanciering) staat uitgebreide informatie over dit onderwerp.
Voltijd MBO-studenten van 18 jaar of ouder krijgen studiefinanciering en een studentenreisproduct.
Voor MBO-studenten op niveau 1 of 2 is de studiefinanciering een gift. Voor niveau 3 en 4 geldt dat de
studiefinanciering een prestatiebeurs is. Studenten op niveau 3 of 4 die de opleiding niet afronden,
moeten de studiefinanciering terugbetalen. De hoogte van de studiefinanciering hangt af van de
thuissituatie. DUO stelt elk jaar de hoogte vast. De voorwaarden voor recht op studiefinanciering vind je
hier en een rekenhulp voor het berekenen van de studiefinanciering staat hier.
Kosten voor extra ondersteuning
Na de invoering van de Wet passend onderwijs op 1 augustus 2014 vervalt de landelijke indicatie en
daarmee de leerlinggebonden financiering (LGF). De MBO-instellingen worden zelf verantwoordelijk voor
het bepalen en organiseren van de ondersteuning en begeleiding van studenten met een extra
ondersteuningsbehoefte. Scholen beschikken nu al over middelen voor deze extra ondersteuning en
krijgen daar nog extra geld voor. Wil je weten hoe het zit met de bekostiging? Klik dan hier.
Pagina 8
2.5 Examens in het MBO
Een MBO-opleiding moet een Onderwijs -en Examenreglement (OER) hebben (WEB Artikel 7.4.8. lid 1).
Hierin staan de belangrijkste zaken over de inhoud van de opleiding en de examens. De OER wordt ieder
jaar opnieuw vastgesteld. Iedere MBO heeft een eigen OER.
In een OER MBO staan in ieder geval:
 de onderwijs- en vormingsdoelen, waaronder een omschrijving van wat je aan het eind van het
studiejaar minimaal moet kunnen (eindtermen);
 de onderwijseenheden of studieactiviteiten die bij de opleiding horen;
 de inhoud en inrichting van de opleiding, zoals de leerwegen, en de inhoud en inrichting van de
beroepspraktijkvorming;
 de inhoud van het examen en een omschrijving van de afzonderlijke examenonderdelen;
 de studieduur;
 de volgorde waarin de toetsen en het examen worden afgelegd, de periode waarin dit gebeurt en het
aantal keer dat dit gebeurt;
 de manier waarop toetsen en het examen worden afgenomen, en de voorzieningen die zijn getroffen
voor gehandicapte deelnemers;
 de manier waarop je kennis kunt nemen van schriftelijke opgaven, en de periode waarbinnen de
uitslagen bekend worden gemaakt;
 de klachtenregeling.
De manier van examineren kan per MBO-instelling en per opleiding verschillen. Een veelvoorkomende
examenvorm is de proeve van bekwaamheid, waarbij praktijksituaties worden nagebootst. Tijdens dit
type examen moeten studenten laten zien dat ze het beroep kunnen uitoefenen waar ze voor hebben
geleerd. Een assessment is ook mogelijk. Hierbij maken studenten een werkstuk of praktijkopdracht.
Er zijn ook andere examenvormen in het MBO. Meestal is sprake van een mix van examenvormen.
Verder krijgt elke student in het MBO sinds 2010 les in Nederlands en rekenen. De centrale examinering
van deze vakken wordt in stappen ingevoerd. Voor MBO-4 opleidingen moeten studenten vanaf 20142015 (Nederlands) en 2015-2016 (rekenen) verplicht centrale examens afleggen. Studenten die een
opleiding MBO-2 of MBO-3 volgen, starten een jaar later met de centrale examens. Tot die tijd leggen
studenten pilotexamens af waarbij de behaalde resultaten nog niet meetellen voor het diploma.
Klik hier voor de wettekst.
De invoering van centrale examinering voor taal en rekenen in het MBO maakt deel uit van het
overheidsbeleid. De overheid wil de taal- en rekenprestaties verbeteren van alle leerlingen in het primair
onderwijs, het voortgezet onderwijs en het MBO.
Klik hier voor meer informatie.
De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs en de examens van
MBO-scholen. Als de kwaliteit van de examens van een opleiding onvoldoende is, krijgt de school eerst
een waarschuwing. De school krijgt daarna de tijd om de kwaliteit te verbeteren. Heeft dat geen resultaat,
dan kan de minister de examenlicentie intrekken. De school moet dan de examens voor die opleiding
uitbesteden aan een instelling die wel die examenlicentie heeft.
Het Examenbesluit beroepsopleidingen WEB (2010) strekt er allereerst toe om regels te geven voor de
examens in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en de basis te leggen voor centrale examinering in
de examenonderdelen Nederlandse taal en rekenen met ingang van het studiejaar 2013-2014 voor het
MBO-4-niveau. Het besluit werkt voorts de verhouding tussen centraal examen en instellingsexamen uit
en bepaalt de totstandkoming van de slaag/zakbeslissing. Ten slotte regelt het besluit de
verantwoordelijkheid van de diverse actoren in de examinering, zoals het College voor Examens (CvE).
Het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB (2011) regelt onder meer wat de generieke
kwalificatie-eisen zijn voor Engels, die gelden voor MBO-4-opleidingen. In bijlage 2 van dit besluit worden
deze eisen beschreven.
Pagina 9
Het besluit regelt ook dat er voor MBO-2 en MBO-3-opleidingen centrale examinering is (geheel voor
rekenen en gedeeltelijk voor Nederlandse taal, analoog aan wat voor MBO-4-opleidingen geldt).
Om de samenhang tussen de examenbesluiten in het voortgezet onderwijs (VO) en het MBO te borgen is
er één wijzigingsbesluit gemaakt voor de wijzigingen van de examenbesluiten VO en MBO. Voor het MBO
bevat het besluit naast regels voor Nederlandse taal en rekenen tevens regels voor de overige
examenonderdelen. Deze regels hangen samen met de wijziging van de Wet educatie en
beroepsonderwijs inzake de beroepsgerichte kwalificatiestructuur (Stb. 2011, 656). In verband met die
wetswijziging is het nodig om bij algemene maatregel van bestuur de uitslagregeling voor
beroepsopleidingen aan te passen.
Brief aan de instellingen voor MBO van de minister (24 april 2013)
In deze brief wordt onder meer uitgewerkt hoe het gewijzigde tijdpad van invoering van de slaagzakregeling vorm krijgt. Daarnaast wordt een tijdpad gegeven voor de invoering van centrale examinering
Engels voor MBO-4-opleidingen.
2.6 Klachtenregeling in het MBO
Zoals al eerder gesteld is de klachtenbehandeling bij MBO scholen nog niet wettelijk geregeld; een
wetswijziging daarover is in voorbereiding. Op dit moment kennen de meeste instellingen, vooruitlopend
op de aanstaande wetswijziging, een onafhankelijke klachtencommissie.
Klachtencommissie
De klachtenregeling van het MBO staat beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling van de instelling,
de zogenaamde OER. Hierin staat ook wie er in deze commissie zitten (bijvoorbeeld de directie zelf of
mensen van buiten de opleiding) hoeveel leden de commissie heeft en wat de taken van die leden zijn,
hoe de procedure verloopt en welke reactietermijnen er zijn.
Het is erg belangrijk eerst de OER te lezen om te zien of je bij de klachtencommissie moet zijn of bij de
examencommissie. Want klachten over procedures en hoe het onderwijs gegeven wordt dien je bij de
klachtencommissie in. Zie voor meer informatie de website van de landelijke klachtencommissie
(www.onderwijsgeschillen.nl).
TIP: Check wel eerst of de MBO-school waarover je wilt klagen aangesloten is bij deze landelijke
klachtencommissie om veel werk en teleurstelling te voorkomen.
Examencommissie
Klachten over tentamens en examens en alles wat daar mee te maken heeft, dien je in bij de
examencommissie. Hoe je dat moet doen en waar je moet zijn staat eveneens in de OER. Dat is voor elke
school weer anders.
Commissie van Beroep
Als je dan nog niet tevreden bent kun je je wenden tot de Commissie van Beroep voor de examens. Deze
laatste commissie oordeelt over beslissingen van de Examencommissie of van de examinatoren. Hoe te
handelen staat in de OER.
Deze beide laatste commissies bestaan meestal uit leden van de school zelf. Je kunt ook bij een eventuele
vertrouwenspersoon informeren hoe de klachtenprocedure verloopt. De naam van de
vertrouwenspersoon moet in de OER staan, en staat vaak ook in de schoolgids vermeld.
Heeft je school geen OER of is de OER onvindbaar, schrijf dan een brief aan het bestuur van de school
over het ontbreken van de OER, en stuur een kopie aan de onderwijsinspectie.
Pagina 10
Klachten over lesuren MBO
Ben je het niet eens met het aantal lesuren dat je van school krijgt? Dan kun je dit bespreken met het
schoolbestuur. Kom je er samen niet uit, stuur dan een brief naar de klachtencommissie of het College
van Bestuur van de school. En stuur een kopie ter informatie naar de Inspectie van het Onderwijs
(Onderwijsinspectie).
TIP: Kijk altijd eerst in de onderwijsovereenkomst wat er over jouw klachtonderwerp eventueel
beschreven staat. Maar gebruik van deze kennis om je klacht kracht bij te zetten.
TIP: Lees ook de OER (de onderwijs-/examenregeling) goed door; ook daar kun je nuttige
informatie uit halen.
2.7
Onderwijsovereenkomst MBO
Elke school voor educatie en beroepsonderwijs moet een onderwijsovereenkomst afsluiten met zijn
studenten. Deze overeenkomst behoort aan het begin van het schooljaar uitgereikt te worden aan alle
studenten. Je hoort dit document in tweevoud te ontvangen: een om te houden en een om terug te
geven aan de school. De school zal je vragen deze overeenkomst te ondertekenen.
Tip: Neem de onderwijsovereenkomst mee naar huis en teken deze NIET op school.
Tip: Lees de overeenkomst eerst goed en aandachtig door. Als je het met alle punten eens bent
kun je er je handtekening onderzetten. Ben je het niet eens met alle punten, teken dan niet; meld
dit onmiddellijk aan de school, het liefst schriftelijk. Je kunt op het document tekenen voor gezien
in plaats van tekenen voor akkoord.
Tip: Ben je minderjarig, dus onder de 18 jaar, laat dan je ouders het document goed lezen en ook
ondertekenen. Jongeren onder de 18 jaar zijn wettelijk gezien niet bevoegd te tekenen.
Tip: Iedere school is wettelijk verplicht een OER en onderwijsovereenkomst te hebben, en moet
zich daar ook aan houden! Beide documenten kun je opvragen bij de administratie en die is
verplicht je het gevraagde document te geven als je erom vraagt.
2.8 Passend onderwijs in het MBO
De Wet passend onderwijs gaat op 1 augustus 2014 in. De indicatiestelling voor de leerlinggebonden
financiering (LGF) wordt dan afgeschaft.1
De MBO-instellingen moeten onder Passend onderwijs zelf de ondersteuning en begeleiding van
studenten met een beperking of chronische ziekte organiseren en vormgeven (of eigenlijk: ondersteuning
aan álle studenten die daar behoefte aan hebben). MBO's moeten dus een interne zorgstructuur
vaststellen, en een andere manier van denken en werken toepassen. Uitgangspunt is wat de student
nodig heeft om succesvol zijn MBO-studie te volgen en met een diploma af te ronden. MBO's zullen
daarbij samenwerken met het voortgezet onderwijs, gemeenten, UWV-werkpleinen, werkgevers,
(jeugd)hulpverleningsinstanties etc.
Zorgplicht
Op grond van de Wet gelijke behandeling (Wgbh/cz) zijn onderwijsinstellingen verplicht om aanpassingen
te doen voor studenten met een beperking, bijvoorbeeld een aanpassing van de opleiding en de wijze van
examinering. Dit mag echter geen onevenredige belasting vormen voor de instelling. De wettelijke
inrichtingsnormen uit de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) moeten in acht worden genomen en
de aanpassingen mogen niet leiden tot verlaging van het niveau van de opleiding of het examen.
Instellingen kunnen advies vragen over kwesties rond gelijke behandeling aan het College voor de
rechten van de mens, voorheen de Commissie Gelijke Behandeling.
1
Info over de onder passend onderwijs van toepassing zijnde bekostiging vind je hier.
Pagina 11
Op de website Passend onderwijs in het MBO staat informatie over de verantwoordelijkheden van MBOinstellingen, over de intakeprocedure, de rol van begeleiders, docenten, management en bestuur,
ketenpartners en schoolmaatschappelijk werk. In de toolkit van deze website staan praktische brochures
en handreikingen.
In de onderwijsovereenkomst die een MBO met iedere student moet afsluiten worden ook afspraken
opgenomen over extra begeleiding en ondersteuning die de student nodig heeft om zijn opleiding
succesvol te volgen. De MBO-instelling kan deze extra ondersteuning organiseren via de interne
ondersteuningsstructuur en via andere partijen. Het is belangrijk om in ieder geval de betrokken docenten
en begeleider(s) op de hoogte te stellen van de afspraken met de student, zodat zij hieraan invulling
kunnen geven.
2.9 Transparantie en afstemming vooraf tussen aanleverend onderwijs en MBO
MBO-instellingen maken ruim voor het begin van het studiejaar bekend welke eisen ze stellen aan het
volgen van een beroepsopleiding. Zij moeten studenten tijdig informeren over het onderwijsprogramma
en de examens, en duidelijkheid geven over het aanbod aan extra begeleiding en ondersteuning.
(Toekomstige) studenten met een extra ondersteuningsbehoefte kunnen deze informatie gebruiken bij de
keuze van hun vervolgopleiding.
Als een toekomstige student zich inschrijft op het MBO, is het van belang dat de MBO-instelling contact
opneemt met de voorliggende school. Tijdens dit contact komt aan de orde of de beoogde
beroepsopleiding past bij de student, gelet op zijn of haar sterke en zwakke punten. Verder worden de
extra ondersteuning en begeleiding besproken die de leerling op zijn vorige school kreeg. Moet die
begeleiding in dezelfde vorm en intensiviteit worden voortgezet of is minder intensieve begeleiding
voldoende? Vanzelfsprekend moet de extra ondersteuning die de student nodig heeft binnen de
mogelijkheden van de MBO-instelling liggen.
Op basis van deze gesprekken spreken de MBO-instelling en de student de extra ondersteuning en
begeleiding af en leggen die vast in de onderwijsovereenkomst.
Leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs
Als leerlingen uit de arbeidsmarktgerichte leerweg van het VSO willen doorstromen naar het MBO, heeft
de MBO-instelling veel aan het onderwijskundig rapport en het transitiedocument.
Bij leerlingen uit het profiel vervolgonderwijs bieden het onderwijskundig rapport en het
ontwikkelingsperspectief nuttige informatie. Bij de doorstroom van het VSO naar het MBO is het heel
belangrijk om te zorgen voor een 'warme overdracht'. Dit houdt in dat de mentor van de VSO-school en
de intaker, mentor of loopbaanbegeleider van de MBO-instelling een gesprek hebben over de specifieke
leerbehoeften van de leerling. Dit vergroot de kans op succes in de vervolgopleiding en verkleint de kans
op studievertraging of voortijdig schoolverlaten.
Leerlingen uit het praktijkonderwijs
Als leerlingen uit het praktijkonderwijs (PRO-leerlingen) willen doorstromen naar het MBO, vindt de MBOinstelling nuttige informatie in het individueel ontwikkelingsplan en het ontwikkelingsperspectief. Op
basis hiervan kan de instelling bepalen welke extra ondersteuning de student nodig heeft om de opleiding
succesvol te doorlopen.
2.10 Afspraken met stagebiedende bedrijven
De extra ondersteuning en begeleiding die de student nodig heeft, moeten binnen de mogelijkheden van
de MBO-instelling liggen. Deze extra ondersteuning en begeleiding zijn ook belangrijk tijdens de
beroepspraktijkvorming. Daarom moeten de MBO-instelling, student en het stagebiedend bedrijf hierover
afspraken maken. Goede afspraken en regelmatig contact over de voortgang dragen eraan bij dat
studenten met een extra ondersteuningsbehoefte de opleiding succesvol afronden.
Pagina 12
2.11 Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO)
VAVO is in Nederland het gesubsidieerd voortgezet onderwijs voor leerlingen die 18 jaar of ouder zijn
(onder bepaalde voorwaarden ook voor 16- en 17-jarigen). Het VAVO biedt opleidingen VMBO-TL, HAVO
en VWO. VAVO-opleidingen zijn ondergebracht bij regionale opleidingscentra. De wijze van examinering
en de diploma’s zijn vrijwel gelijk aan die in het regulier voortgezet onderwijs en hebben dezelfde waarde.
Vanaf 1 januari 2015 is een apart budget beschikbaar voor de ondersteuning en begeleiding van VAVOleerlingen vanaf 18 jaar met een extra ondersteuningsbehoefte. Voor leerlingen die via uitbesteding (de
Rutte-regeling) een VAVO-opleiding volgen bij een regionaal opleidingencentrum (ROC) blijft de VOschool verantwoordelijk. Over de eventuele extra ondersteuning en begeleiding van die leerlingen moet
de VO-school (financiële) afspraken maken met het ROC. Dit geldt ook voor leerlingen uit het voortgezet
speciaal onderwijs die via de symbioseregeling deelnemen aan het VAVO.
2.12 Nog enkele links
MBO Raad
MBO Raad: wet- en regelgeving
Onderwijsraad: ontwikkelingsrichtingen MBO
Informatie van de overheid over middelbaar beroepsonderwijs
3. SPECIFIEKE INFO VOOR JONGEREN DIE NAAR HET HBO OF HET WO GAAN
Ga je naar het HBO of het WO? Lees dan deze informatie door.
3.1 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek uit 1992 bevat bepalingen over het
hoger onderwijs ( universiteiten en hoger beroepsonderwijs). De wet vervangt verscheidene oudere
wetten. De WHW regelt de rechten van een student op zijn of haar onderwijsinstelling en legt
hogescholen en universiteiten een aantal verplichtingen op.
De WHW geeft je als ingeschreven student recht op onderwijs, het maken van tentamens, toegang tot de
onderwijsinstelling, het gebruik van bestaande voorzieningen, begeleiding door een studentendecaan en
studiebegeleiding door je opleiding. Deze bepalingen worden nader uitgewerkt in de Onderwijs- en
Examenregeling (OER). Instellingen hebben meestal een OER algemeen deel en OER specifiek
opleidingsdeel. In het algemene deel staan de kaders die in het specifiek deel worden uitgewerkt.
In het algemene deel is onder meer opgenomen dat studenten met een beperking bij de toetsen,
examens of competentie-examens bijzondere voorzieningen kunnen aanvragen. Een student met een
autismespectrumstoornis of een andere functiebeperking kan de benodigde voorzieningen óf uitsluitend
aanvragen via een studentendecaan (de voorzieningen bij DUO) óf met ondersteuning van een
studentendecaan (voorzieningen bij de examencommissie)2. In het studentenstatuut en de studiegids van
je opleiding wordt beschreven wat deze ondersteuning inhoudt en bij wie je terecht kunt.
2
Zowel bij de Wgbh/cz, uitgevoerd door het College voor de Rechten van de Mens als in de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek (WHW) zijn bepalingen vastgelegd die een volwaardige en zelfstandige deelname aan het
onderwijs bevorderen voor studenten met een beperking. De WHW en de Wet studiefinanciering (WSF) gebruiken de term
handicap of chronische ziekte (in navolging van de Wgbh/cz). Er is echter geen duidelijke definitie van wat daaronder
verstaan moet worden. Ook de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) laat zich in de praktijk niet uit over deze begrippen. Bij een
aanvraag voor voorzieningen bij DUO op grond van een functiestoornis nemen zij een besluit gebaseerd op medische
verklaringen van 'externe' deskundigen: arts, paramedicus, studentendecaan e.a.
Pagina 13
In het specifieke deel van de OER kunnen de mogelijke voorzieningen concreet zijn opgenomen, maar het
kan ook zijn dat de algemene formulering 'voorzieningen' wordt gebruikt. Het Decanaat heeft meestal
uitgewerkte lijsten van voorzieningen (zie voorbeeld lijst voorzieningen voor studenten met een
beperking in bijlage 1).
3.2 Wet Gelijke Behandeling op grond van Handicap of Chronische Ziekte (WGB h/cz
De WGB h/cz biedt de garantie dat studenten met een functiebeperking recht hebben op aanpassingen
die 'noodzakelijk' en 'geschikt' zijn. Studenten hebben het recht om bij hun opleiding om de benodigde
voorzieningen te vragen. De opleiding mag dit verzoek alleen afwijzen als het verstrekken van de
voorziening een 'onevenredige belasting' is. Als jouw opleiding niet meewerkt, kun je een zaak aandragen
bij het College voor de rechten van de mens;3 ook kun je het expertisecentrum Handicap + studie om
ondersteuning vragen.
Onderwijsinstellingen kunnen hun beleid op het gebied van gelijke behandeling laten toetsen bij het
College voor de rechten van de mens. De uitspraak van het College kan inzicht geven bij het vaststellen
van verder beleid op dit gebied. Omdat het College niet uit rechters bestaat, is het advies niet bindend,
maar alleen sturend.
Discriminatie is verboden bij de toegang tot het onderwijs, het aanbieden van onderwijs, het afnemen van
toetsen, het afronden van onderwijs, de toegang tot loopbaanoriëntatie en beroepskeuzevoorlichting
(alleen bij beroepsonderwijs), het geven van loopbaanoriëntatie en beroepskeuzevoorlichting (alleen bij
beroepsonderwijs).
3.3 Wet Studiefinanciering 2000 (WSF)
In de Wet Studiefinanciering 2000 zijn extra regelingen vastgelegd voor bijzondere omstandigheden
(studenten met een functiebeperking vallen hier ook onder). Zie ook Algemeen, punt 1.5.
De WSF 2000 wordt uitgevoerd door DUO.
Een jaar extra studiebeurs bij studieachterstand
Je kunt door je beperking studievertraging oplopen. Het is belangrijk tijdig knelpunten te signaleren en
oplossingen en voorzieningen te zoeken die de studievoortgang bevorderen en de studievertraging
voorkomen of beperken. Ontstaat er toch een studieachterstand kan via de studentendecaan een
aanvraag gedaan worden voor verlenging van de studiefinanciering voor 12 maanden in de vorm van een
beurs. Hiervoor is een ondertekende geneeskundige verklaring van een arts nodig op het
aanvraagformulier. Met dit extra jaar heeft de student ook recht op een extra jaar OV-kaart.
De wet kent de causaliteitseis: de student is als gevolg van een handicap of chronische ziekte niet in staat
het afsluitend examen met goed gevolg af te ronden binnen de 'beursperiode'.
Uitstel vanwege bijzondere omstandigheden
Bij een omstandigheid (bijvoorbeeld ziekte) van tijdelijke aard waardoor je het diploma niet kunt halen
binnen de gestelde termijn, kun je uitstel krijgen.
Afsluitend examen
Als het niet lukt om het afsluitend examen te halen en de studie af te ronden vanwege een
functiebeperking of chronische ziekte, dan kan de prestatiebeurs omgezet worden in een gift.
Arbeidsongeschiktheid
Studenten die volgens de Wajong voor 80% arbeidsongeschikt zijn kunnen hun prestatiebeurs om laten
zetten in een gift (zie ook Algemeen, punt 1.5).
3
Tot oktober 2012 werd de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGB h/cz) uitgevoerd door
de Commissie Gelijke Behandeling. Vanaf 1 oktober 2012 zijn deze taken ondergebracht bij het College voor de Rechten van
de Mens, waar men voortaan terecht kan met een klacht over ongelijke behandeling.
Pagina 14
Te weinig studiepunten/negatief studieadvies
Als bijzondere omstandigheden (hieronder valt een functiebeperking) ervoor zorgen dat je niet genoeg
studiepunten haalt, kun je op basis van die bijzondere omstandigheden uitstel vragen van de termijn
waarop het negatieve studieadvies gegeven wordt.
Zieker worden tijdens de studie
Word je ziek of verergert je functiebeperking tijdens je studie, en moet je daardoor met je studie stoppen,
dan heb je opnieuw recht op studiefinanciering voor een nieuwe studie. DUO stelt vast of er sprake is van
bijzondere omstandigheden. Hiervoor zijn verklaringen van een arts en van de onderwijsinstelling (de
decaan) nodig. Vraag je decaan of kijk op de website van DUO.
Afstudeersteun / afstudeerfonds
Studenten die vertraging oplopen door een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis, kunnen
naast eerder genoemde voorzieningen ook in aanmerking komen voor afstudeersteun. De wet stelt dat
elke onderwijsinstelling een profileringfonds heeft waaruit financiële ondersteuning van studenten
mogelijk is. De instellingen kunnen zelf nadere regelingen treffen op grond van het wettelijk kader.
Behalve een functiestoornis zijn persoonlijke omstandigheden en bestuurlijke activiteiten een reden om
afstudeersteun aan te vragen. Het begrip 'persoonlijke omstandigheden' biedt onder het profileringfonds
meer ruimte dan onder de WSF, waar in beginsel sprake moet zijn van een medische omstandigheid dan
wel functiestoornis. De uitwerking van het afstudeerfonds vind je in het studentenstatuut van je
universiteit of hogeschool.
NB: Het kabinet heeft plannen gemaakt voor een nieuwe vorm van studiefinanciering. Doel is meer geld
in beter hoger onderwijs te kunnen investeren én het hoger onderwijs toegankelijk te houden. Er zijn
plannen om de volgende zaken te veranderen op het gebied van studiefinanciering:
- invoering van een sociaal leenstelsel voor studenten in de bachelor-en de masterfase met ingang
van het studiejaar 2015-2016;
- invoering van een alternatief vervoersarrangement in samenhang met de invoering van een sociaal
leenstelsel in de bachelor- en de masterfase.
Het kabinet komt in de loop van 2014 met plannen hiervoor. Het eerdere wetsvoorstel om het sociaal
leenstelsel gefaseerd in te voeren (eerst voor de masteropleidingen in 2014 en daarna voor de bachelor
opleidingen in 2015) en om vereenvoudigingen in de studiefinanciering door te voeren, wordt daardoor
aangehouden.
Zie verder onder Algemeen:
1.2
Wet Overige OCW Subsidies (mogelijkheid individuele voorzieningen aan te vragen);
1.3
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (vergoeding persoonlijke verzorging, vervoer, therapie);
1.4
Wajong (deze wet regelt inkomen voor (deels) arbeidsongeschikte jongeren).
3.4 Studiekeuze en toelating
Voor een goede studiekeuze is het belangrijk dat je je oriënteert en verdiept in de opleidingen die worden
aangeboden. Zo nodig kun je gebruikmaken van een studiekeuzetest of een interessetest (zie bijvoorbeeld
Studiekeuze123.nl; hier vind je informatie over alle opleidingen in het hoger onderwijs).
Ook kun je open dagen en meeloopdagen bezoeken of gaan proefstuderen. Stel tijdens deze
oriëntatiefasen vooral vragen aan studenten: zij kunnen je vertellen wat een bepaalde studie zo leuk
maakt, maar ook wat er lastig aan is.
Heb je eenmaal een keuze gemaakt, dan heb je vanaf 2014 recht op een studiekeuzecheck. Studenten zijn
vanaf 2014 verplicht om aan een studiekeuzecheck mee te doen als de instelling dat aan ze vraagt.
Omgekeerd moeten hogescholen en universiteiten een studiekeuzecheck aanbieden als de student erom
vraagt. Zo’n check is bedoeld om erachter te komen of de opleiding waarvoor je je hebt aangemeld, ook
echt bij je past. Hoe de check eruit ziet, verschilt per hogeschool of universiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan
om een gesprek met iemand van de opleiding, proefstuderen of een digitale vragenlijst.
Pagina 15
Vanaf 2014 is de aanmelddatum voor opleidingen in het hoger onderwijs vervroegd, overeenkomstig de
Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs. Studenten moeten zich nu voor 1 mei aanmelden.
Je kunt nog tot 1 september van keuze veranderen en je voor een andere studie aanmelden. Je behoudt
dan je toelatingsrecht. Hogescholen en universiteiten krijgen zo meer tijd om studiekeuzechecks te
plannen.
Opleidingen kunnen studenten die zich na 1 mei voor het eerst aanmelden, weigeren.
Met HBO-propedeuse naar universiteit
Universiteiten mogen vanaf studiejaar 2013-2014 toelatingseisen stellen aan een student met een HBOpropedeuse. Dit is om de uitval van deze studenten terug te dringen. Studenten die voor september 2013
stonden ingeschreven bij een HBO-opleiding houden het toelatingsrecht voor het studiejaar 2013-2014.
3.5 Lotingsprocedure
Voor bepaalde opleidingen en studies in het hoger onderwijs komen meer aanmeldingen binnen dan er
opleidingsplaatsen zijn. Studenten krijgen toegang tot deze studies via een loting. Bij lotingsopleidingen
kunnen maar een beperkt aantal studenten worden toegelaten. Dat komt door het beperkt aantal
opleidingsplaatsen, of omdat een overschot dreigt in een bepaalde sector van de arbeidsmarkt.
Klik hier voor informatie over toelating via loting. Op deze pagina vind je voor het komende studiejaar
ook de (voorlopige) lotingsopleidingen van HBO en WO.
Na loting is het soms mogelijk om je toelatingsplaats te ruilen, zie ruilbeurs van DUO. Ben je bij de loting
bijvoorbeeld niet geplaatst in de stad van je voorkeur, dan kun je via de ruilbeurs proberen alsnog een
bewijs van toelating in die stad te krijgen.
Kijk hier wat je kunt doen als je bent uitgeloot.
NB: Het kabinet wil de centrale lotingsprocedure bij numerusfixusopleidingen afschaffen. Het is nog niet
bekend wanneer de lotingsprocedure precies verdwijnt.
3.6 Bindend studieadvies
Een bindend studieadvies (BSA) is een beslissing van de universiteit of hogeschool over de voortgang van
je opleiding. Elke student krijgt een studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar. Het advies kan
negatief zijn. Je moet dan stoppen met je opleiding. Dit is het geval als je niet genoeg studiepunten hebt
en voor jou geen bijzondere omstandigheden gelden.
De universiteit of hogeschool moet bij een bindend studieadvies met een aantal zaken rekening houden:
- je moet voldoende studiebegeleiding krijgen van de studentendecaan;
- je moet na het eerste semester een waarschuwing krijgen. Je weet dan dat je bij onvoldoende
verbetering een negatief studieadvies zult krijgen;
- Ee moet gekeken worden naar je persoonlijke omstandigheden, zoals een handicap, bijzondere
familieomstandigheden of lidmaatschap medezeggenschapsraad;
Het is dus van belang dat je de omstandigheden of beperkingen op tijd meldt en bespreekt met de
studieloopbaanbegeleider!
Ben je ontevreden over de begeleiding van je studie of over het studieadvies, dan kun je een klacht
indienen bij je onderwijsinstelling. In het studentenstatuut staat wat je moet doen als je bezwaar wilt
maken tegen een bindend studieadvies. Je kunt ook contact opnemen met de medezeggenschapsraad
van de onderwijsinstelling.
Pagina 16
Bij een bindend (afwijzend) studieadvies kun je ook via de examencommissie van je opleiding een verzoek
doen tot een voorlopig studieadvies. Als je verzoek wordt ingewilligd kun je de studie voortzetten onder
voorwaarde dat je binnen een bepaalde termijn alsnog je propedeuse behaalt. Deze termijn is volgens de
wet maximaal één jaar. Maar weet dat bij een negatief (bindend) studieadvies je persoonlijke
omstandigheden meegewogen moeten worden bij het uitbrengen van dit advies.
3.7 Aantal lesuren in het hoger onderwijs
Er bestaan geen wettelijke voorschriften voor het aantal contacturen in het hoger onderwijs.
Universiteiten en hogescholen mogen zelf bepalen hoe zij het onderwijs inrichten. Er zijn wel afspraken
over de studielast. De studielast voor een studiejaar bedraagt 60 studiepunten (gelijk aan 1.680 uren
studie). In de onderwijs- en examenregeling (OER) van je opleiding lees je wat de afspraken hierover zijn.
Het aantal contacturen verschilt per opleiding en studiejaar. In het kader van de prestatieafspraken voor
het hoger onderwijs is afgesproken dat in 2015 in het eerste studiejaar van de bacheloropleiding het
aantal contacturen ten minste 12 is.
3.8 Studievertraging
In de OER van je opleiding staan de studie-inhoud, de eindtermen en de studielast. De OER geeft ook
informatie over het aantal keer dat je tentamens en examens kunt afleggen en er staat in wat de
geldigheidsduur is van een behaald tentamen of examen.
Als je studie stagneert door bijzondere omstandigheden kun je dit schriftelijk doorgeven aan je
hogeschool of universiteit. Daarbij kun je een verzoek indienen om de studieonderdelen die je gemist
hebt alsnog te mogen volgen. Bijzondere omstandigheden kunnen zijn: ziekte, zwangerschap, ziekte of
overlijden van een ouder, concentratieproblemen, topsportcarrière etc.
In het schriftelijk verzoek aan het bestuur van de universiteit of hogeschool om gemiste studieonderdelen
te mogen inhalen vermeld je de bijzondere omstandigheden waardoor je studievertraging heeft
opgelopen. Je moet kunnen aantonen dat deze omstandigheden de oorzaak zijn van de vertraging,
bijvoorbeeld met een verklaring van een arts.
Door studievertraging kunnen eerder behaalde tentamens vervallen. Als dit het geval is, raadpleeg dan de
onderwijs- en examenregeling (OER) van je onderwijsinstelling en bespreek met je studiebegeleider wat je
het beste kunt doen. In een gesprek kun je het vervolg van je studie bespreken en afspraken maken.
3.9 Stoppen met de studie
Als na verloop van tijd blijkt dat de gekozen opleiding om welke reden dan ook niet haalbaar is
(bijvoorbeeld: de studie sluit niet aan bij de mogelijkheden, de stage geeft problemen, de begeleiding is
niet voldoende) en je moet stoppen met de opleiding dan heb je een studieschuld opgebouwd voor de
studiefinanciering en OV-kaart. Als je er niet in slaagt het diploma te halen, kun je een verzoek indienen
tot omzetting van de prestatiebeurs in een gift. Alleen de beurs en de OV-kaart kunnen worden omgezet,
een eventuele schuld door een lening bij DUO moet worden terugbetaald.
Dit geldt alleen voor studenten die voorlopig niet van plan zijn een andere studie in het hoger onderwijs
te gaan volgen. Als je wel direct overstapt naar een andere studie kunnen je gebruik maken van de
mogelijkheid 'nieuwe aanspraak studiefinanciering'. Dan dient een ingevulde en ondertekende verklaring
van een arts of paramedicus overlegd worden.
Tip: Laat jouw opleiding jou nooit zomaar uitschrijven van de opleiding of de IB-Groep. Is jouw
opleiding dat van plan, maak dan onmiddellijk bezwaar en bespreek het meteen thuis. Onderteken
op school of op de universiteit niets waar je het niet mee eens bent. Kom desnoods de dag erna
terug. Laat je ook goed voorlichten wat de consequenties zijn van de uitschrijving. Zo kun je je
studiebeurs of kinderbijslag kwijtraken.
Voor jongeren onder de 17 jaar die nog leerplichtig zijn kan een uitschrijving nare gevolgen hebben
wat betreft de leerplicht.
Pagina 17
3.10 Nieuwe aanspraak studiefinanciering
De mogelijkheid voor 'nieuwe aanspraak studiefinanciering' geldt als een prestatiebeursstudent
genoodzaakt is een al begonnen opleiding te stoppen als direct gevolg van een tijdens de studie ontstane
of verergerde handicap of chronische ziekte.4 Je kunt dan bij DUO een nieuwe studiefinanciering
aanvragen voor een meer passende opleiding. De al verbruikte maanden studiefinanciering komen te
vervallen. Vraag de studieloopbaanadviseur om je te helpen bij het kiezen van een andere studie.
In de WSF is een hardheidsclausule opgenomen waarop in speciale situaties een beroep gedaan kan
worden.
3.11 Geen extra collegegeld voor tweede studie
De universiteit of hogeschool mag geen extra collegegeld vragen in de volgende gevallen:
- je volgt een tweede opleiding naast je bachelor- of masteropleiding.
- je volgt een tweede opleiding aan dezelfde of aan een andere instelling en je hebt voor deze opleiding
nog geen diploma behaald.
De afspraak hierover met de Vereniging van Universiteiten en Vereniging Hogescholen blijft gelden en
wordt in 2014 omgezet in een wettelijke regeling.
3.12 Diplomatermijn
In het hoger onderwijs geldt een diplomatermijn van tien jaar. Deze periode vangt aan op de eerste dag
van de maand waarover voor het eerst studiefinanciering is toegekend voor het volgen van hoger
onderwijs. Haal je door bijzondere of medische redenen die termijn van 10 jaar niet, dan kun je verlenging
van de diplomatermijn aanvragen. Tussentijdse studieonderbrekingen worden in de termijn van tien jaar
meegeteld. Verlenging van de diplomatermijn is mogelijk voor de duur van de bijzondere omstandigheid
of voor vijf jaar in geval van een structurele omstandigheid.
Met deze mogelijkheid kun je, ondanks studievertraging, een diploma halen zonder dat je een
studieschuld hebt. De beurs wordt alsnog omgezet in een gift bij het behalen van een diploma.
3.13 Aanpassingen onderwijsvormen en eindkwalificaties
Aanpassingen in de onderwijsvormen en de eindkwalificaties kunnen met behulp van de studentendecaan
aangevraagd worden bij de examencommissie. Bij aanpassingen in de eindkwalificaties wordt
onderscheid gemaakt tussen kwalificaties die veel betekenis hebben bij het uitoefenen van je
toekomstige beroep en kwalificaties die minder relevant zijn. Ben je het niet eens met de beslissing van
de examencommissie, dan kun je bezwaar en/of beroep instellen. Zie hiervoor Bezwaar en beroep.
3.14 Klachtenregeling in het Hoger Onderwijs
Met een klacht over je hogeschool of universiteit kun je terecht bij de klachtencommissie van de
instelling. In de onderwijs- en examenregeling (OER) van je opleiding lees je hoe je een klacht kunt
indienen en wanneer je dat kunt doen. Je krijgt de OER aan het begin van je eerste studiejaar. Met vragen
over het indienen van je klacht dan kun je ook terecht bij de vertrouwenspersoon van de universiteit of
hogeschool.
Klacht over examen of tentamen
Met een klacht over een examen of tentamen kun je terecht bij de examencommissie van je opleiding.
Ben je niet tevreden met de afhandeling van je klacht, dan kun je in tweede instantie terecht bij het
College van Beroep voor de Examens (CBE). Het CBE oordeelt over beslissingen van de examencommissie
of van de examinatoren. Maar ook over de vaststelling van het aantal behaalde studiepunten en de
omvang van vrijstellingen. Hogescholen en universiteiten zijn niet verplicht om een CBE in te stellen. Als
er geen CBE is, kun je in beroep gaan bij de rechter.
4
Deze optie geldt niet als bij aanvang van de studie bekend is dat de student ASS heeft.
Pagina 18
Het College van Beroep voor Hoger Onderwijs (CBHO)
Het is mogelijk om in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag
als het gaat om beslissingen rondom vermindering of vrijstelling van collegegeld of examengeld, financiële
ondersteuning als de tempo- of prestatiebeursnorm niet gehaald wordt, inschrijvings- en
vooropleidingseisen, vrijstelling(en) op grond van andere diploma's, decentrale selectie bij numerus fixusopleidingen, de vrijwillige bijdrage en overtreding van de huisregels.
Tip: Lees eerst de onderwijs- en examenregeling (OER) aandachtig door voor je een klacht gaat
indienen; wellicht vind je daarin argumenten om je klacht kracht bij te zetten.
Tip: Kijk ook op de website van Onderwijsgeschillen voor informatie over de landelijke
klachtencommissie.
Tip: Voor buitenlandse studenten is er een aanvullende klachtenregeling.
Ombudsman
Op sommige grote universiteiten is een ombudsman werkzaam. Iedere student kan de ombudsman
inschakelen. De ombudsman behandelt klachten over de universiteit/hogeschool, faculteit/instituut of
een van de medewerkers. Die klachten kunnen gaan over de regelgeving, de organisatie, het onderwijs of
over de gedraging van een medewerker. Ben je onredelijk behandeld of is volgens jou de wet- en
regelgeving onjuist toegepast dan kun je naar de ombudsman. Voorwaarden zijn dat de gebeurtenis
waarop de klacht betrekking heeft niet langer dan één jaar geleden is en dat je geen beroep kunt doen op
andere procedures, zoals die van de examencommissie of het College van Beroep voor de Examens.
De ombudsman heeft een onpartijdige en onafhankelijke positie en behandelt klachten strikt
vertrouwelijk. De ombudsman heeft de bevoegdheid om onderzoek te doen, inlichtingen te vragen en een
uitspraak over de klacht te doen.
Klokkenluiderregeling voor het HBO
Je kunt bij de klokkenluiderregeling melding maken van interne misstanden in de organisatie. Het gaat
dus niet om persoonlijke klachten, maar om zaken waarbij het maatschappelijk belang in het geding is.
Dat kan zijn: gevaar voor de gezondheid, veiligheid en milieu, maar ook strafbare feiten, schending van
wet- en regelgeving, misleiding enz.
Vanuit de Vereniging Hogescholen (voorheen: de HBO-raad) is afgesproken dat alle Nederlandse
hogescholen deze regeling aanbieden. Zoek op 'branchecode' om de tekst van de regeling te lezen.
De regeling is bestemd voor werknemers, studenten, ouders van studenten en betrokken externen.
Je kunt de klokkenluiderregeling opvragen bij de administratie, de directie of het bestuur van je HBOopleiding.
Advies over indienen klacht hoger onderwijs
Je kunt bij de Landelijk Studenten Vakbond (LSVb) informatie, advies en rechtshulp krijgen als je een
klacht indient over je hogeschool of universiteit. Je kunt voor informatie ook terecht op de website
Onderwijsklachten.nl
Rechtsbescherming studenten hoger onderwijs
De rechtsbescherming van studenten in het hoger onderwijs is wettelijk geregeld in de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Je rechten lees je ook in de OER.
Pagina 19
3.15 Veranderingen in het hoger onderwijs
Er gaat de komende jaren een en ander veranderen in het hoger onderwijs. Een greep hieruit:
- Promotiebeurs leraren: Leraren die in aanmerking willen komen voor de Promotiebeurs kunnen vanaf
2014 zowel in het voorjaar als in het najaar een aanvraag indienen. De aanvraagrondes lopen van
januari tot 12 maart en van juli tot 2 september.
- Aanwijzingsbevoegdheid: Met ingang van 1 januari 2014 treedt een groot deel van de artikelen van de
Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs in werking. Het gaat om de introductie van
een aanwijzingsbevoegdheid voor de bewindspersonen als er bij een instelling sprake is van financieel
wanbeheer of als de kwaliteit van het onderwijs in het gedrang is gekomen. (Het geldt ook voor het
MBO. Voor het primair en voortgezet onderwijs bestond de aanwijzingsbevoegdheid al in geval van
financieel wanbeheer. Die bevoegdheid wordt uitgebreid als de onderwijskwaliteit te wensen
overlaat.)
- Inschrijven voor 1 mei: Vanaf 2014 moeten studenten zich uiterlijk op 1 mei aanmelden voor de
studie van hun keuze. Zij hebben dan recht op een studiekeuzecheck. Bijvoorbeeld proefstuderen of
een gesprek bij de opleiding. Tegelijkertijd zijn ze ook verplicht aan zulke activiteiten mee te doen als
de opleiding dat vraagt. Studenten die zich hebben aangemeld voor een studie, kunnen ook nog
veranderen van keuze.
Heb je je uiterlijk op 1 mei voor het eerst aangemeld? Dan kun je je tot 1 september van een
studiejaar voor die andere studie aanmelden. Je behoudt dan je toelatingsrecht. Als je je pas ná 1 mei
voor het eerst aanmeldt, kun je door de opleiding geweigerd worden.
- Nieuwe titulatuur afgestudeerde HBO-ers: Vanaf 1 januari mogen afgestudeerde HBO-ers zichzelf ook
bachelor of master 'of arts', 'of science' of 'of laws' noemen. Deze titels waren tot nu toe gereserveerd
voor studenten die aan een universiteit afstudeerden. Aan het HBO zullen ook titels als bachelor 'of
business administration', 'of nursing' en 'of social work' ingevoerd gaan worden. Voordat de titels
daadwerkelijk gebruikt mogen worden, moeten de opleidingen eerst toestemming krijgen van de
NVAO. De NVAO beoordeelt of de titel overeenkomt met de gebruikte titulatuur in het buitenland bij
vergelijkbare opleidingen.
3.16 Nog enkele links
Informatie van de overheid over hoger onderwijs
Wat verandert er vanaf 1 januari 2014
Ingangsdatum kabinetsplannen hoger onderwijs
Vraag en antwoord over hoger onderwijs
Pagina 20
Bijlage 1 Lijst van voorzieningen bij studeren met een functiebeperking5
CATEGORIE
VOORZIENING
Aanpassing in het onderwijs
Persoonlijk tijd- en examenschema (bijvoorbeeld
aanwezigheidsplicht, op tijd aanwezig zijn, individueel rooster)
Extra studieloopbaanbegeleiding (voor studenten met een
functiebeperking)
Beschikbaarheid van aangepaste onderwijsmaterialen
Op geknipte stages (stage met kortere dagen, over een langere tijd
verspreid)
Andere inhoud van curriculumonderdelen (bijv. aangepaste
opdrachten
Medewerkers van de hogeschool of universiteit die helpen bij het
volgen van de colleges / lessen
Medewerkers van de hogeschool of universiteit die helpen bij het
maken van opdrachten
Begeleiding bij psychische belemmeringen
Begeleiding bij dyslexie
Lotgenotengroep
Voorlezers, notiemakers of schrijfassistenten
Studententolken
Persoonlijke begeleiders (bijv. student-buddy systeem of
assistenten)
Advies en ondersteuning in contact met of doorverwijzing naar
integratie-instanties (zoals UWV)
Advies en ondersteuning van begeleiders naar werk (bijv. trainingen
om zelfbeeld te versterken, sollicitatietraining, beroepentest)
Handboek of literatuur over functiebeperkingen
Aangepaste apparatuur en technologie
Voorzieningen voor goede toegankelijkheid
Aangepaste liften
Aangepast vervoer binnen de instelling
Gesproken leerboeken
Rustruimte
Digitale helpdesk, speciaal voor studenten met een functiebeperking
Fysieke helpdesk, speciaal voort studenten met een functiebeperking
Digitale aanvraagprocedure voor voorzieningen
Papieren aanvraagprocedure voor voorzieningen
Test om dyslexie vast te stellen
Extra tijd bij examens / tentamens
Alternatieve toetsvormen
Vergrote letters
Aangepaste opdrachten
Op individuele mogelijkheden aangepaste tentamenplanning
Bijzondere tentamen- en/of examenvoorzieningen (bijv. aparte
ruimte, afwijkingen van organisatorische regels bijv. m.b.t. toiletgang
Begeleiding, advies en ondersteuning
Materiële voorzieningen
Aanpassing in tentamens en examens
5
Bron: KompASS voor studiesucces. Wegwijzer voor begeleiders en docenten van studenten met autisme (Fontys Reeks
Educatief, nr. 13); J. van Hoek, N. Schloen (red.), S. van Gorp, R. Houtkamp en E. Meens. Garant Uitgevers nv.
Pagina 21