2. DNA Aan de slag Iedereen is uniek, maar ieder kind hoort ook wel eens dat hij/zij op iemand lijkt. Tijdens deze les wordt uitgezocht wat erfelijkheid is en de rol van DNA bij het hebben van unieke eigenschappen. De leerlingen worden zich er bewust van dat zij aan sommige uiterlijke en karakter eigenschappen niet veel kunnen doen, maar aan andere eigenschappen weer wel. --------------------------------------Lesdoel De leerlingen weten dat iedereen uniek is en dat dit wordt bepaald door het DNA. De leerlingen leren dat DNA de drager is van erfelijke eigenschappen. De leerlingen zijn zich bewust van de van hun ouders geërfde eigenschappen. Activiteiten Introductie Aan de slag Onderzoeken Afsluiten Verdieping 5 minuten 15 minuten 25 minuten 15 minuten extra De leerlingen gaan aan de slag met werkblad 2.1. (Het werkblad kan ook als verdieping worden ingezet.) Onderzoeken Vul met de leerlingen het woordveld van werkblad 2.3 in. Vertel dat het vandaag over erfelijkheid en DNA gaat. - Hoe kom je aan de kleur van je ogen of je - De leerlingen gaan aan de slag met het onderzoek. Zij gebruiken daarvoor werkblad 2.2. Tijdens het onderzoek maken zij aantekeningen en ze vullen werkblad 2.3 verder in. De leerlingen verwerken de antwoorden met tekeningen, tabellen en/of grafieken. - Hoe kun je jouw antwoorden duidelijk - Materiaal Water Zout Vloeibaar afwasmiddel Ethanol (ontsmettingsalcohol) 2 Bekers Theelepel Werkblad 2.1 Erfelijkheid Werkblad 2.2 ‘ Hoe ziet DNA eruit?’ Werkblad 2.3 ‘ Onderzoeksopzet’ Achtergrond informatie ‘DNA’ haar? Wat betekent het woord erfelijkheid? Waar denk je aan bij DNA? weergeven? Welke criteria gebruik je om je onderzoek goed uit te voeren? Wat heb je gezien? Waarom moet je zout/afwasmiddel/ethanol bij doen? Afsluiten De leerlingen presenteren hun onderzoek en resultaten. Stel vragen voor verdieping. - Zou alle DNA er zo uitzien - Waar zou DNA voor worden gebruikt? - Waarom moet je zout/afwasmiddel/ethanol bij doen? Verdieping Sleutelbegrippen DNA, erfelijkheid, uniek, cellen, genetisch Introductie Praat met de leerlingen over de vorige les. - Hoe komt het dat iedereen uniek is? - Hoe ziet DNA er uit? - Waar kun je DNA vinden? Ga met de leerlingen in gesprek over de rol van DNA in het leven nu en in de toekomst - Wat kun je met DNA - Wat kunnen we over 50 jaar met DNA? Bespreek met de leerlingen dat zij dingen van hun ouders geërfd hebben. - Hoe zit dat bij planten en dieren? - Hoe werkt klonen en wat is hier bijzonder - aan? Wat als je twee vaders of twee moeder hebt. Wat erf je dan? 6 Werkblad 2.1: ‘Erfelijkheid’ Heeft iemand wel eens tegen je gezegd dat je heel erg op je moeder lijkt? Of misschien op je vader of je broertje? Je lijkt op je familie, je bent ten slotte door je ouders gemaakt. Zij hebben jou allemaal informatie meegegeven, zoals hoe je eruit moet komen te zien en wat je karaktertrekken zijn. a. Kun jij uiterlijke kenmerken opschrijven die je geërfd hebt? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… b. Kun je karakter trekken opschrijven die je van je ouders geërfd hebt? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Op de wereld wonen 7.000.000.000 (7 miljard) mensen en toch is er niemand die er precies zo uit ziet als jij. Je bent dus helemaal uniek! Een deel van de eigenschappen heb je van je ouders gekregen, maar niet al je eigenschappen zijn erfelijk. Een litteken of goed kunnen dansen kun je ook geleerd hebben. c. Welke eigenschappen heb je die je ouders niet hebben? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Cellen Dit is een vinger. Als je deze vinger zou uitvergroten zie je dat de vinger is opgebouwd uit allemaal kleine bouwsteentjes. Die bouwstenen heten cellen. Cellen kun je niet zomaar zien, hiervoor heb je een microscoop nodig. Niet alleen je vinger is gemaakt van cellen, heel je lichaam is van deze cellen gemaakt. Je arm, je oor, je hart en hersenen en ga zo maar door. Een volwassen mens bestaat uit ongeveer 10.000.000.000.000 (10 biljoen) cellen. Elke cel heeft zijn eigen taak. Niet elke cel ziet er hetzelfde uit, maar wat er in zo’n cel zit is bij bijna alle cellen hetzelfde. Hier zie je zo’n cel uit je lichaam. Om de cel heen zit een zit een dun muurtje dat sommige stoffen doorlaat en andere niet. Alle onderdelen in de cel hebben hun eigen taak. De celkern is het belangrijkst. In elke celkern zitten 46 hele dunne draadjes. Die heten chromosomen (groomoosoomen). In elke celkern lijken steeds twee chromosomen heel erg op elkaar en deze vormen een paar. Iedereen, dus ook jij, heeft 23 paar chromosomen. Deze 23 paar klein draadjes zijn heel bijzonder. In deze chromosomen zijn al jouw erfelijke eigenschappen opgeslagen. De chromosomen zijn net een USB stick waarop alle gegevens worden opgeslagen, zoals wiebeltenen, bruine ogen en eigenwijsheid. Wanneer je een chromosoom heel ver uitvergroot zie je dat chromosomen bestaan uit verschillende stukjes. Dit is DNA. In elke celkern ligt 2 meter DNA opgeborgen! In een chromosoom zitten wel miljoenen stukjes DNA. De volgorde van die stukjes bepalen uiteindelijk je eigenschappen. Weetje! Chromosoom 23 bepaald of je een jongen of een meisje bent. X staat voor een meisje en XY voor een jongen d. Van wie zijn de chromosomen hiernaast? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. e. Hoe denk jij dat DNA eruit ziet? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Weetje! Alle levende wezens hebben DNA, dus ook planten en dieren! 14 Werkblad2.2: ‘Hoe ziet DNA eruit?’ Jouw DNA bestaat uit allemaal hele kleine cellen en kun je niet zien. Toch ga je bij dit onderzoek je eigen DNA zoeken. Door middel van dit onderzoek kun je DNA uit je eigen speeksel halen. Materialen: Water Zout Vloeibaar afwasmiddel 1. Verzamel eerst alle materialen die op de materialenlijst staan. 2. Zorg voor een schone werkplek, zodat je netjes kunt werken. Ethanol (ontsmettingsalcohol) 2 Bekers Hoe ga je aan de slag? Theelepel 3. Neem een beetje water en spoel je mond goed 4. Spuug het water in een beker. 5. Vul de tweede beker met water en een theelepel afwasmiddel. 6. Roer het water en het afwasmiddel goed door elkaar 7. Doe een theelepel van het water en afwasmiddel mengsel in de andere beker en zucht zacht 8. Gooi de beker met afwasmiddel en water weg en vul hem opnieuw met water. 9. Doe er vervolgens een snufje zout in. Roer even goed 10. Doe een halve theelepel zout water in de beker met speeksel. 11. Doe een theelepel Ethanol in de beker met speeksel. Houd de beker scheef en laat de Ethanol langs de zijkant in de beker lopen. Het afwasmiddel zorgt ervoor dat Niet schudden. het DNA uit de celkern komt en door de celwand in het water komt. 15 Werkblad 2.3: ‘Onderzoeksopzet’ DEEL 1 Maak een woordweb van alles wat je nog wilt weten van het onderwerp? DEEL 2 Wat gaan we onderzoeken? Hoe ziet DNA uit speeksel eruit? Hoe gaan we dat onderzoeken? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 16 DEEL 3 Wat hebben wij gezien? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Antwoord op onze vraag: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 17 Les 2 ‘ DNA’ Iedereen is uniek, maar ieder kind hoort ook wel eens dat hij/zij op iemand lijkt. Tijdens deze les wordt uitgezocht wat erfelijkheid is en de rol van DNA bij het hebben van unieke eigenschappen. De leerlingen worden zich er bewust van dat zij aan sommige uiterlijke en innerlijke eigenschappen niet veel kunnen doen, maar aan andere eigenschappen weer wel. DNA, genen & chromosomen Het menselijk lichaam bestaat uit een groot aantal organen. Deze organen zijn opgebouwd uit verschillende weefsels, die weer bestaan uit miljarden cellen. Die cellen zorgen ervoor dat alles goed werkt. De eerste cellen in een nog ongeboren kind groeien uit tot allerlei verschillende celsoorten. Tijdens deze ontwikkeling krijgen de cellen hun specifieke functie. Het worden bijvoorbeeld hersencellen, huidcellen of spiercellen. In iedere cel zit een kopie van het erfelijkheidsmateriaal van de ouders, in de vorm van chromosomen. Op de chromosomen zitten de genen. Chromosomen zijn voor te stellen als lange strengen. Ze bestaan uit een stof die we DNA (desoxyribonucleïnezuur) noemen. In het DNA zit de code waarin al onze DNA In 1953 ontdekten de onderzoekers James Watson en Francis Crick dat het DNA de vorm heeft van een spiraalvormige draad die samen met een andere DNA-draad een dubbele helix vormt. De vorm van de DNA-helix is dus een soort wenteltrap. Het DNA bevat de code waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. De treden worden gevormd door de basen: er zijn steeds twee basen met elkaar verbonden die samen een trede van de trap vormen. Basen zijn chemische stoffen. Het DNA bevat vier verschillende basen: adenine (A), thymine (T), cytosine (C) en guanine (G). Adenine koppelt altijd aan thymine en cytosine altijd aan guanine. erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Wanneer de volgorde van de ene streng bekend is, kunnen we dus afleiden wat de volgorde van de Een gen is een stukje afgebakend DNA dat de informatie bevat voor de vorming van een bepaald andere streng is. Met andere woorden, de strengen vullen elkaar aan. De basen volgen elkaar eiwit. Eiwitten hebben meerdere taken in ons op in één lange draad met steeds een andere lichaam. Genen bepalen al onze erfelijke volgorde. eigenschappen, bijvoorbeeld de kleur van ons haar In deze lange reeks van basen zit de code voor en onze ogen. onze erfelijke eigenschappen. Deze code is bij elk mens anders. De wetenschap die de werking van de genen bestudeert en onderzoekt hoe eigenschappen De celkern is het onderdeel van de cel dat alles worden overgedragen heet genetica of erfelijkheidsleer. regelt. Daar zit het DNA in. Als de DNA-strengen uit één celkern achter elkaar gelegd zouden worden, ontstaat een draad van twee meter. Een celkern is daarvoor te klein, want een gemiddelde 25 cel heeft een diameter van ongeveer vijftien Daarna verdelen ze zich over de twee cellen. miljoenste meter. Daarom zijn de draden rondom Hierdoor zitten er in elke nieuwe cel weer 46 eiwitbolletjes gewonden. Op deze manier ontstaat chromosomen. Deze chromosomen zijn een de structuur die we chromatinedraad (chromatine) precieze kopie van de chromosomen uit de zygote. noemen. Deze chromatinedraad is weer Ze bevatten dus dezelfde erfelijke informatie. De opgevouwen tot een chromosoom. cellen blijven zichzelf alsmaar delen. Door dit Erfelijke eigenschappen proces verandert de zygote in een embryo, in een foetus en tot slot in een (ongeboren) baby. In alle Bij de bevruchting versmelten een eicel van de cellen van de baby zit de helft van de erfelijke moeder en een spermacel van de vader met el- eigenschappen van de vader, en de andere helft kaar. In alle lichaamscellen zitten 46 chromosomen. Een uitzondering op die regel zijn de eicellen van de en zaadcellen (geslachtscellen of voortplantingscellen). Daar zit maar de helft van het aantal chromosomen in: 23 (van elk chromosoom één). De bevruchte eicel wordt een ‘zygote’ genoemd. De zygote gaat zich delen in identieke cellen. Twee cellen verdelen zich weer in twee cellen en daarna opnieuw en opnieuw. Er ontstaan dus uit die ene zygote door de deling eerst 4, dan 8, en dan 16, 32, 64, 128 enzovoorts cellen. Maar voordat een cel zichzelf in tweeën gaat delen, verdubbelen alle chromosomen zichzelf. moeder. Deze combinatie bepaalt hoe het kind eruit zal zien en wat het karakter van het kind zal zijn. 26
© Copyright 2024 ExpyDoc