SU MM AR y SA ME Nv A ttiN G

De effecten van een nieuwe wervelkolomorthese
The orthotic treatment modality in the management of vertebral fractures, caused by osteoporosis, remains subjective. There are no objective data from clinical trials available. The
objective of this research was to evaluate the efficacy of a newly developed spinal orthosis
in patients with osteoporotic vertebral fractures. In this study we measured trunk muscle
strength, angle of kyphosis, body weight, body sway and variables of quality of life such as
pain, well-being and limitations of daily living. Wearing the orthosis for a 6-month period
was associated with a 73% increase in back extensor strength, a 58% increase in abdominal flexor strength, an 11% decrease in angle of kyphosis, a 25% decrease in body sway, a
7% increase in vital capacity, a 38% decrease in limitations in average pain, a 15% increase
in well-being and 27% decrease in limitations of daily living. The overall tolerability of the
orthosis was good, no side-effects were reported and the drop-out rate of 3% was rather
low. Conclusions: The use of an orthosis increases trunk muscle strength and thus improves
posture in patients with vertebral fractures caused by osteoporosis. In addition, a better
quality of life is achieved by pain reduction, decrease limitations of daily living and improves
well-being. Therefore, the use of an orthosis may represent an efficacious nonpharmacological treatment option for spinal osteoporosis. Key words: osteoporosis, vertebral fractures,
spinal orthosis, trunk muscle strength, quality of life, body sway.
Een kwart van alle vrouwen van 50 jaar of ouder van de doorsnee bevolking heeft één of
meer wervelfracturen. Bij de behandeling van de wervelfracturen die veroorzaakt worden
door osteoporose, blijft de modaliteit met orthesebehandeling subjectief omdat er geen
objectieve gegevens uit klinisch onderzoek beschikbaar zijn. Het doel van het huidige
onderzoek was het evalueren van de doelmatigheid van een pas ontworpen wervelkolomorthese bij patiënten met wervelfracturen als gevolg van osteoporose. In dit onderzoek werden metingen gedaan van de spierkracht van de romp, de kyfose-hoek, de lichaamslengte,
het zwaaien van het lichaam van variabelen als de kwaliteit van het leven, zoals pijn, welzijn
en beperkingen in het dagelijks leven. De resultaten werden na 6 maanden lang dragen van
de orthese geassocieerd met een toename van 73% van de spierkracht van de rompstrekkers, een toename van 58% van de kracht van de rompbuigers, een afname van 11% van de
kyfose-hoek, een afname van 25% van de lichaamszwaai, een toename van 7% van de vitale
capaciteit, een afname van 38% van de gemiddelde pijn, een toename van 15% van het
welzijn en een afname van 27% in de beperkingen van het dagelijks leven. De verdragen
van de orthese was goed, er werden geen neveneffecten gemeld en het uitvalpercentage
van 3% was tamelijk laag. De conclusies is dan ook dat het gebruik van een orthese de spierkracht van de romp doet toenemen waardoor de houding van patiënten met wervelfracturen, veroorzaakt door osteoporose, verbetert. Daarbij komt dat er een grotere kwaliteit van
leven bereikt wordt door vermindering van de pijn, verminderde beperking van het dagelijks leven en toegenomen welzijn. Daarom kan het gebruik van een orthese een doelmatige, niet-farmaceutische behandelingsoptie zijn voor osteoporose van de wervelkolom.
Sleutelwoorden: Osteoporose, wervelfracturen, osteoporose van de wervelkolom, rompspierkracht, kwaliteit van leven, lichaamszwaai.
Samenvatting
Samenvatting
Summary
Summary
op houding, rompkracht en kwaliteit van leven
bij vrouwen met postmenopauzale osteoporose
Een gerandomiseerd onderzoek
Orthobode nummer 3 / 2012
1
De incidentie van wervelfracturen die veroorzaakt worden
door osteoporose neemt snel
toe met het ouder worden
van de beide geslachten1. Een
kwart van alle vrouwen van 50
jaar of ouder van de doorsnee
bevolking heeft één of meer
wervelfracturen wat resulteert
in lengteverlies en toenemende
kyfose2. Houdingsverandering
als gevolg van kyfose is het
meest fysiek misvormende en
psychologisch schadelijke effect
van osteoporose en kan bijdragen aan een toename van
wervelfracturen en het risico op
valpartijen3. Bovendien wordt
osteoporose van de wervelkolom in verband gebracht met
een verminderde longfunctie4,
jarenlange chronische pijn5,
beperkingen in het dagelijks
leven6 en emotionele problemen die samenhangen met het
uiterlijk7.
Onder therapeutische interventie met bewezen doelmatigheid vallen medicatie als
alendronaten8, risedronaten9 en
raloxifene10, die de botkwaliteit
verbeteren11. Deze therapieën
voorkomen echter ongeveer
50% van de wervelfracturen11.
Bovendien is het noodzakelijk om de spierkracht van de
rug te verbeteren aangezien
spieratrofie gelijk opgaat met
de verminderde botdichtheid van de wervelkolom12
en significant bijdraagt aan
de houdingsverandering ten
gevolge van kyfose13. Het multidisciplinaire revalidatie concept
van wervelkolom-osteoporose
behelst daarom oefeningen
ter versterking van de rug om
tegenkracht te bieden aan de
thoracale kyfose bij patiënten
met hyper-kyfose12,14.
Traditioneel gezien worden
romporthesen gebruikt bij het
behandelen van thoracolumbale verwondingen, al dan
niet met chirurgische stabilisatie. Het overgrote deel van
de orthesen echter worden
2
gebruikt voor patiënten met
lage rugpijn15. Alleen al in de
USA worden er jaarlijks meer
dan 250.000 romporthesen
voorgeschreven16. Deze orthesen zijn echter nooit onder
gestandaardiseerde omstandigheden getest. Er zijn vooral
geen verkennende, gerandomiseerde en gecontroleerde klinische onderzoeken beschikbaar
die de doelmatigheid documenteren volgens de criteria
van evidence-based medicine.
Dit geldt ook voor osteoporose,
waarbij een kwart van alle
vrouwen van 50 jaar of ouder
één of meer wervelfracturen
heeft17.
De modaliteit van de behandeling van wervelfracturen die
veroorzaakt zijn door osteoporose met orthese therapie blijft
subjectief omdat er, voor zover
wij weten, geen objectieve
gegevens beschikbaar zijn over
de doelmatigheid van orthesen
bij het stabiliseren van wervelfracturen door osteoporose18.
Er is daarom een heel nieuwe
orthese ontwikkeld, speciaal
voor patiënten met osteoporose van de wervelkolom. Op
basis van belangrijke artikelen
die gepubliceerd zijn door Sinaki e.a.,19-21 werd ons onderzoek
opgezet als een verkennend,
gerandomiseerd en gecontroleerd cross-over onderzoek om
de doelmatigheid van de pas
ontwikkelde orthese bij patiënten met osteoporose van de
wervelkolom te bepalen.
Methodes
Deelnemers aan het onderzoek.
Wij onderzochten mobiele,
zelfstandig wonende vrouwen van 60 jaar of ouder die
reageerden op advertenties
in kranten. De inclusiecriteria
waren: minstens een wervelfractuur veroorzaakt door
osteoporose en een kyfosehoek
≥ 60° gemeten middels stereofoto’s. Exclusiecriteria waren
aandoeningen die het botmineraalmetabolisme beïnvloedden
(bijv. hyperthyroïdie, primaire
hyperparathyroïdie, hypercortisolisme en osteomalacie) en
ernstige degeneratieve ziekten van de wervelkolom zoals
osteoartitis, scoliose en maligniteiten. Alle deelnemers ontvingen standaard een medische
behandeling voor osteoporose,
inclusief calcium, vitamine D en
een nieuwere bisfosfonaat.
De deelnemers werden
gevraagd de orthese ongeveer
2 uur per dag te dragen en een
dagboek bij te houden zodat
de therapietrouw kon worden
Figuur 1. Spinomed, een romporthese, bestaat uit een
abdominaalkussen en een lichte metalen spalk langs de
wervelkolom die bewerkt kan worden als een koud materiaal.
Orthobode nummer 3 / 2012
geverifieerd. Het protocol was
goedgekeurd door de verantwoordelijke ethische commissie
en van elke patiënt kregen we
een toestemmingsverklaring.
Onderzoeksmethode
Dit onderzoek werd gepland
als een verkennend, gerandomiseerd en gecontroleerd
cross-over onderzoek. De oorspronkelijke opzet was om de
deelnemers te verdelen in twee
willekeurige groepen, waarbij
groep A de orthese gedurende
6 maanden droeg en de deelnemers van groep B als controlegroep dienden. Als de eerste
6 maanden om waren zou
groep B de orthese krijgen en
zou groep A als controlegroep
dienen. Echter, het gunstige
verloop van de eerste interventiefase leidde ertoe dat deelnemers in groep A weigerden om
te stoppen met het dragen van
de orthese. Na contact opgenomen te hebben met de ethische
commissie die verantwoordelijk
was voor deze test, werd besloten de oorspronkelijke crossover te wijzigen om ethische
redenen.
Het primaire eindpunt van het
onderzoek was een verandering in de isometrische extensiekracht, die leidde tot een
verandering in de mate van de
thoracale kyfose. De secundaire
eindpunten behelsden de isometrische rompflexie kracht, de
lichaamslengte, lichaamszwaai,
longfunctie gedefinieerd als
vitale capaciteit en variabelen
van kwaliteit van leven, zoals
pijn, beperkingen in het dagelijks leven, en welzijn, beoordeeld met behulp van vragenlijsten.
Aan het begin van het onderzoek werd er een beoordeling
uitgevoerd van de medische
geschiedenis van de deelnemer,
inclusief omstandigheden en
data van de diagnose, het aan-
tal en de ernst van de valpartijen in de voorgaande 2 jaar,
de eerste botdichtheidstest en
breuken van de wervelkolom,
gedocumenteerd met röntgenfoto’s. Daarnaast werd er een
verslag gemaakt van gelijktijdige en vroegere medicatie,
het gebruik van pijnstillers,
dieetgewoonten inclusief alcoholconsumptie en gebruik van
nicotine, eerdere ziektes en
periodes van immobiliteit en
de familiegeschiedenis. Er werd
fysiek onderzoek van de wervelkolom en het hele lichaam
gedaan om secundaire osteoporose uit te sluiten. Lengtevermindering werd berekend als
het verschil tussen de lengte op
25-jarige leeftijd zoals gedocumenteerd in het paspoort en
de huidige gemeten lengte, die
tussen 8 en 9 uur ’s ochtends
onder gestandaardiseerde
condities bepaald werd aan de
hand van een stadiometer.
Waarden voor leeftijd, lengte,
lengteverlies, gewicht, breuken
en valpartijen zijn gemiddeld ±
standaard deviatie
a Verschil tussen lichaamslengte
op 25-jarige leeftijd en huidige gemeten lengte
b het aantal wervelfracturen
zoals beoordeeld aan de
hand van röntgenfoto’s volgens de richtlijnen van de
Food and Drug Administration
c Breuken anders dan wervelfracturen werden geverifieerd
aan de hand van röntgenfoto’s of medische rapporten
d Valpartijen binnen de voorafgaande 2 jaar zoals gemeld
door de deelnemers
Romporthese
De thoracolumbale orthese,
genaamd Spinomed (MediBayreuth, Bayreuth, Duitsland),
werd ontwikkeld in samenwerking met patiënten met zware
rugpijn, veroorzaakt door
osteoporose met wervelfracturen. De romporthese bestaat
uit een rugdeel dat zonder te
verwarmen te vervormen is en
een systeem van banden met
klittenbandsluitingen (figuur
Baseline klinische kenmerken van de 62 deelnemers aan het onderzoek
Waarde
Groep B
P
Groep A
Kenmerken
n = 31
n = 31
Waarde
Leeftijd in jaren
72,8 ± 7,1 72,3 ± 6,7 0,76
Bereik in jaren
61 - 86
60 – 83
Huidige lengte in cm
156 ± 6,7 156 ± 7,3 0,67
Lengteverlies in cma
8,9 ± 5,0
8,8 ± 3,9
0,92
Gewicht in kg
64,2 ±10,4 64,3 ±10,0 0,86
Wervelfracturen nb
2,0 ± 2,7
2,1 ± 2,8
0,87
Niet-wervelfracturen nc
0,9 ± 1,1
1,0 ± 1,3
0,65
Vallen nd
2,7 ± 1,5
2,8 ± 1,4
0,94
Fysieke activiteit in %
per dag/week/maand/sporadisch
3/48/3/6
3/42/9/6
0,85
Gelijktijdige aandoeningen n in %
Cardiovasculair, milde hypertensie 11 (35)
9 (29)
0,59
Longaandoening, astma
3 (10)
1 (3)
0,31
Centraal zenuw, neurologisch
2 (6)
0 (0)
0,16
Musculoskelataal systeem, artritis
4 (13)
2 (6)
0,40
Gelijktijdige medicatie n in %
Benzodiazepine gebruik
1 (3)
0 (0)
0,32
Thyroidotherapie
10 (32)
6 (19)
0,25
Cardiovasculaire medicijnen
11 (35)
9 (29)
0,59
Corticoïden, lage doses
2 (6)
2 (6)
1.00
Tabel 1
Orthobode nummer 3 / 2012
3
1). Een orthopedisch technicus
kan hierdoor aanpassingen verrichten. De orthese weegt 450
gram en wordt gedragen als
een ransel.
Metingen
De maximale isometrische
kracht van de rompspieren van
de deelnemers werd bepaald
terwijl zij in een gestandaardiseerde houding zaten, met
de knie- en heupgewrichten in
90° en het bekken vastgezet
met een gordel (Digi-Maximale,
mechaTronic, Duitsland)22. Voor
het bepalen van de kracht van
de rugstrekker werden de deelnemers gevraagd het bovenste gedeelte van hun lichaam
tegen het vastgezette kussentje
in de rug van de aanmeetstoel
te drukken (isometrische maximale rugextensie kracht). De
maximale buikflexorkracht
werd in dezelfde houding
bepaald door naar voren te
drukken tegen een vastgezet
kussentje. De kracht werd
daarna elektronisch bepaald
door een drukmeter. Er werden
steeds drie metingen verricht
waarvan de hoogste waarde
opgenomen werd in de analyse. De variante coëfficiënten
waren 2,2% voor de rugextensie kracht en 2,4% voor de
buikflexorkracht22.
De lichaamszwaai werd berekend met behulp van een
zwaaimeter om verplaatsingen
van het lichaam ter hoogte van
de taille vast te leggen in periodes van 30 sec.23. Het apparaat
bestaat uit een staaf die ter
hoogte van de taille die met
een stevige riem vastgemaakt
is aan het lichaam van de deelnemer. De staaf is 40cm lang
en loopt achter de deelnemer
door. Op een in hoogte verstelbare tafel die achter de deelnemer staat is een digitaliseertableau vastgemaakt. De hoogte
van de tafel wordt zo afgesteld
dat de staaf horizontaal is en
de punt van een pen de bewe4
gingen van de deelnemer via
het digitaliseertableau naar
een computersysteem kan overbrengen. De verplaatsingen van
het lichaam in frontale en sagittale richtingen werden opgenomen om de lengte van het hele
pad (zwaaiafstand) te meten
en de gemiddelde zwaaisnelheid te berekenen. Van beide
variabelen is aangetoond dat
zij het risico op vallen en valgerelateerde fracturen kunnen voorspellen24. De variante
Index en onderzoeksgroep
coëfficiënten waren 1,6% voor
zwaaiafstand en 1,8% voor
zwaaisnelheid25. De hoeken van
de thoracale kyfose werden
bepaald door driedimensionale foto’s (morfometrie) van
de rug terwijl de deelnemer in
een gestandaardiseerde houding stond op een vastgestelde
afstand van een gecomputeriseerde camera (Jenoptik, Jena,
Duitsland)5. Er is aangetoond
dat deze methode goed overeenkomt met de Wervelkolom
aanvangswaarde
Lichaamslengte, mm
Groep A (interventie, n = 31) 1563 ± 67
Groep B (observatie, n = 31)
1560 ± 73
Kyfosehoek in gradena
Groep A (interventie, n = 31) 74,2 ± 9,8
Groep B (observatie, n = 31)
70,8 ± 9,9
Rugextensie kracht in newtons
Groep A (interventie, n = 31) 260 ± 130
Groep B (observatie, n = 31)
263 ± 122
Buikflexie kracht in newtons
Groep A (interventie, n = 31) 161 ± 72
Groep B (observatie, n = 31)
157 ± 66
Lichaamszwaai padlengte in mm
Groep A (interventie, n = 31) 84,4 ± 70,1
Groep B (observatie, n = 31)
75,7 ± 36,7
Lichaamszwaai snelheid in mm/sec
Groep A (interventie, n = 31) 2,8 ± 2,4
Groep B (observatie, n = 31)
2,5 ± 1,2
Ontspannen vitale capaciteit in %
Groep A (interventie, n = 31) 82,6 ± 21,1
Groep B (observatie, n = 31)
93,6 ± 17,0
Geforceerd uitademingvolume in 1 sec,%
Groep A (interventie, n = 31) 84,9 ± 22,2
Groep B (observatie, n = 31)
94,4 ± 22,6
Gemiddelde pijn in score-punten
Groep A (interventie, n = 31) 3,9 ± 1,1
Groep B (observatie, n = 31)
4,0 ± 1,0
BLA handicap in score-puntenb
Groep A (interventie, n = 31) 4,7 ± 1,9
Groep B (observatie, n = 31)
4,3 ± 1,6
BLA zelfzorg in score-puntenb
Groep A (interventie, n = 31) 3,3 ± 1,1
Groep B (observatie, n = 31)
2,8 ± 1,3
Welzijn in score-punten
Groep A (interventie, n = 31) 70,3 ± 11,2
Groep B (observatie, n = 31)
71,7 ± 11,7
verandering
P
waarde
+ 5,3 ± 6,3
- 0,4 ± 4,7
< 0,01
- 7,9 ± 4,9
- 1,6 ± 5,5
0,02
+ 189 ± 152
+ 7 ± 55
< 0,01
+ 94 ± 71
+ 23 ± 46
< 0,01
- 20,4 ± 40,2
- 1,7 ± 35,6
< 0,01
- 0,7 ± 1,3
- 0,1 ± 1,2
< 0,01
+6,1 ± 20,5
- 9,9 ± 16,1
0,02
+ 2,9 ± 13,5
- 3,8 ± 16,1
0,04
- 1,5 ± 1,2
+ 0,1 ± 0,9
< 0,01
- 2,1 ± 1,6
+ 0,2 ± 0,8
< 0,01
- 0,9 ± 1,1
+ 0,2 ± 0,5
< 0,01
+ 10,4 ± 7,9
- 2,3 ± 3,0
< 0,01
Tabel 2. Aanvangswaarden van doeltreffendheids eindpunten
en veranderingen na 6 maanden bij 62 deelnemer aan het
onderzoek volgens onderzoeksgroep (intentie tot behandeling)
Orthobode nummer 3 / 2012
Misvormings Index als een
meting van kyfose met behulp
van röntgenfoto’s22. De variante
coëfficiënten waren 1,7% voor
de intra-observer variabiliteit
en 2,1% voor de inter-observer
variabiliteit5.
De longfunctie werd geraamd
door het meten van de 1 sec
uitademing ontspannen vitale
capaciteit en 1 sec geforceerd
uitademvolume (‘microlab’,
Heiland, Duitsland)4. De variante coëfficiënten waren 2,3%
Index en onderzoeksgroep
voor de intra-observer variabiliteit en 2,1% voor de interobserver variabiliteit4.
Röntgen beoordeling
Alle wervelfracturen werden
geverifieerd met behulp van
röntgenfoto’s. Een fractuur
werd gedefinieerd als er ergens
een hoogtevermindering van
een wervel was van >20% of
van ten minste 4mm, volgens
de richtlijnen van de Food
and Drug Administration. De
aanvangs­waarde
Lichaamslengte in mm
Groep A (interventie, n = 28) 1568 ± 66
Groep B (observatie, n = 31)
1560 ± 72
Kyfosehoek in gradena
Groep A (interventie, n = 28) 66,3 ± 9,3
Groep B (observatie, n = 31)
69,2 ± 10,0
Rugextensie kracht in newtons
Groep A (interventie, n = 28) 449 ± 195
Groep B (observatie, n = 31)
270 ± 115
Buikflexie kracht in newtons
Groep A (interventie, n = 28) 255 ± 104
Groep B (observatie, n = 31)
181 ± 59
Lichaamszwaai padlengte in mm
Groep A (interventie, n = 28) 64,0 ± 35,9
Groep B (observatie, n = 31)
73,9 ± 30,9
Lichaamszwaai snelheid, mm/sec
Groep A (interventie, n = 28) 2,1 ± 1,2
Groep B (observatie, n = 31)
2,4 ± 1,0
Ontspannen vitale capaciteit in %
Groep A (interventie, n = 28) 88,7 ± 16,8
Groep B (observatie, n = 31)
83,7 ± 20,6
Geforceerd uitademingvolume in 1 sec,%
Groep A (interventie, n = 28) 87,8 ± 19,3
Groep B (observatie, n = 31)
90,6 ± 28,1
Gemiddelde pijn in score-punten
Groep A (interventie, n = 28) 2,4 ± 0,9
Groep B (observatie, n = 31)
4,1 ± 1,1
BLA handicap, score-puntenb
Groep A (interventie, n = 28) 2,7 ± 1,8
Groep B (observatie, n = 31)
4,5 ± 1,4
BLA zelfzorg in score-puntenb
Groep A (interventie, n = 28) 2,4 ± 1,0
Groep B (observatie, n = 31)
3,0 ± 1,1
Welzijn, score-punten
Groep A (interventie, n =281) 80,7 ± 8,7
Groep B (observatie, n = 31)
69,4 ± 11,7
verandering
P
waarde
- 0,3 ± 4,6
+ 5,8 ± 4,3
< 0,01
- 1,9 ± 4,1
- 4,2 ± 4,9
0,03
+ 109 ± 59
+ 215 ± 98
0,02
+ 30 ± 45
+ 93 ± 56
< 0,01
- 3,0 ± 11,0
- 9,7 ± 18,6
0,03
+ 0,2 ± 0,8
- 0,6 ± 0,6
< 0,01
+ 2,3 ± 24,6
+ 7,8 ± 15,2
< 0,01
+ 0,9 ± 13,5
+ 3,1 ± 13,8
< 0,01
- 0,2 ± 0,4
- 1,7 ± 1,1
< 0,01
- 0,4 ± 0,6
- 2,1 ±1058
< 0,01
- 0,1 ± 0,5
- 0,8 ± 0,9
<0,01
+ 3,4 ± 2,2
+ 15,0 ± 7,9
< 0,01
Tabel 3. Waarden van doeltreffendheid eindpunten en veranderingen na 12 maanden bij 59 deelnemer aan het onderzoek
volgens onderzoeksgroep (intentie tot behandeling)
Orthobode nummer 3 / 2012
beoordeling werd gedaan door
een ervaren röntgenoloog26.
Verschillen in uitvergroting
werden vermeden door gebruik
te maken van een constante
film-focus van 115cm.
Vragenlijsten
De gegevens over de verscheidene aspecten die de kwaliteit
van het leven beïnvloeden
werden verzameld aan de hand
van vragenlijsten. Beperkingen in het leven van alledag
werden beoordeeld aan de
hand van een vragenlijst die
ontwikkeld werd door LeidigBruckner e.a.6. Deze meting is
gevalideerd voor patiënten met
osteoporose en de betrouwbaarheid voor deze groep
patiënten is aangetoond.
a De mate van kyfose werd
gekwantificeerd middels
driedimensionale fotomorfometrie
bB
LA, beperkingen in het
leven van alledag, beoordeeld met scores voor handicap en zelfzorg
De vragenlijst geeft een handicapscore gebaseerd op zes
onderdelen over bewegen in
het algemeen en een score over
aantasting van de zelfzorg,
die ook 6 onderdelen telt (zie
appendix).
De gewaarwording van de
gemiddelde pijn werd beoordeeld aan de hand van Miltner’s ijkschaal, die ontworpen
is binnen een Duits sprekende
omgeving en aantoonbaar
betrouwbaar is voor osteoporose5. De patiënten werd
gevraagd de intensiteit van de
door hen waargenomen pijn
aan te geven op een schaal die
liep van 1 tot 4, waarbij 1 =
laag, 2 = matig, 3 = ernstig en 4
= zeer ernstig5.
Het welzijn van de patiënten
werd beoordeeld door de welzijnsschaal zoals ontworpen
door Hobi e.a.5. (appendix).
5
De schaal werd uitgekozen
omdat ze ontwikkeld en gevalideerd is binnen een Duits sprekende omgeving en aantoonbaar betrouwbaar is. De schaal
bestaat uit 16 tegenovergestelde paren bijvoeglijke naamwoorden die actuele toestand
en stemming typeren, maar
geen persoonlijkheidskenmerken. Er werd aan de patiënten
gevraagd om uit zeven gradaties, waarvan de tegenovergestelde aan de uiteinden van de
schaal stonden, de stemming te
selecteren waarvan zij vonden
dat die hen het best beschreef.
De scores konden uiteenlopen
van 16 tot 112, waarbij een
hogere score een hogere mate
van welzijn aangeeft. Normale
waarden van een representatieve populatie waren beschikbaar
(gemiddeld, 98,8 ± 20,5 voor de
hele schaal)5.
Figuur 2. Lichaamslengte bij groep A (ononderbroken lijn) waarbij de deelnemers (n = 28; gemiddelde leeftijd 72,8 ± 7,1 jaar) de
romporthese tussen maand 0 en 12 en droegen, in vergelijking
met groep B (streepjeslijn) waarbij de deelnemers (n = 31; gemiddelde leeftijd 72,3 ± 6,7 jaar) de romporthese tussen maand 6 en
12 en droegen. Alle deelnemers hadden minimaal een wervel­
fractuur ten gevolge van osteoporose, wat leidde tot een toegenomen thoracale kyfose van >60°. De groepen verschilden significant
bij maand 6 (P < 0,01), terwijl er geen significant verschil was bij
maand 12 (vertikaal: lichaamslengte in mm, horizontaal: maanden
sinds rangschikking in toevallige volgorde)
aD
e mate van kyfose werd
gekwantificeerd middels
driedimensionale fotomorfometrie
bB
LA, beperkingen in het
leven van alledag, beoordeeld met scores voor handicap en zelfzorg
Statistische Analyses
De biostatische evaluatie werd
uitgevoerd met het statistische
software pakket SAS voor Windows, versie 6.10 (SAS Institute,
Cary, NC) en NCSS 6.0.21 (NCSS
Statistical Software, Kaysville,
UT). Voor bepaling van de
steekproefgrootte werd het
software pakket NCSS-PASS
1.0 (NCSS Statistical Software)
gebruikt. Het verwachte verschil tussen de beide therapiegroepen werd geschat op 40 60% van de standaarddeviatie.
Om een verschil te bewijzen
van 50% van de standaarddeviatie met een kracht van
80% waren 28 deelnemers per
groep nodig. Uitgaande van
een uitval van 10% werden 31
personen toegelaten tot elke
6
Figuur 3. Thoracale kyfosehoek zoals gemeten met videofotorastermor­fometrie5 bij groep A (ononderbroken lijn) waarbij
de deelnemers (n = 28) de romporthese tussen maand 0 en 12
en droegen, in vergelijking met groep B (streepjeslijn) waarbij
de deelnemers (n = 31) de romporthese tussen maand 6 en 12 en
droegen. De groepen verschilden significant bij maand 6 (P < 0,01),
terwijl er geen significant verschil was bij maand 12 (vertikaal:
Thoracale kyfosehoek in graden, horizontaal: maanden sinds rangschikking in toevallige volgorde)
groep. In groep A maakten 28
personen 12 maanden van het
onderzoek vol en in groep B
31, zij werden opgenomen in
de intentie-tot-behandeling
analyse. Er kon vanuit gegaan
Orthobode nummer 3 / 2012
worden dat er een normale verdeling van de pre-post verschillen zou zijn. In dit geval werd
er een tweezijdige t-test voor
onafhankelijke samples toegepast. Als er sprake was van
Figuur 4. Rugextensie kracht zoals gemeten door isometrische
maximale kracht20. in groep A (ononderbroken lijn) waarbij de
deelnemers (n = 28) de romporthese tussen maand 0 en 12 en
droegen, in vergelijking met groep B (streepjeslijn) waarbij de
deelnemers (n = 31) de romporthese tussen maand 6 en 12 en
droegen De groepen verschilden significant bij maand 6 (P < 0,01),
terwijl er geen statistisch significant verschil werd aangegeven bij
maand 12. (vertikaal: rugextensie kracht in Newton, horizontaal:
maanden sinds rangschikking in toevallige volgorde)
Figuur 6. Gemiddelde pijn zoals gemeten met behulp van Miltner’s ijkschaal5 bij 28 deelnemers van groep A (streepjeslijn) die
de romporthese tussen maand 0 en 12 en droegen, in vergelijking
met 31 deelnemers in groep B (stippeltjeslijn) die de romporthese
tussen maand 6 en 12 en droegen. De groepen verschilden significant bij maand 6 (P < 0,01), terwijl er geen statistisch significant
verschil werd aangegeven bij maand 12. (vertikaal: pijn (score),
horizontaal: maanden sinds rangschikking in toevallige volgorde)
een significante deviatie van de
norm werd de Mann-Whitney
U-test gebruikt.
Resultaten
Van de 89 personen die
gescreend werden hadden er
62 (70%) een kyfosehoek van >
60° als gevolg van osteoporose
van de wervelkolom, met minstens één wervelfractuur, vastgesteld door middel van een
röntgenfoto. De base-line kenmerken van de 62 deelnemers
aan deze studie zijn te zien in
tabel 1. Beide groepen waren
vergelijkbaar voor wat betreft
leeftijd, lengte, gewicht, aantal
Orthobode nummer 3 / 2012
wervelfracturen, lengteverlies
sinds hun 25e jaar, aantal fracturen anders dan wervels en
valpartijen tijdens de twee jaar
voor het onderzoek. Bovendien
waren andere gelijktijdige
ziektes en medicaties gelijk verdeeld. Vooral het gebruik van
pijnstillers was sporadisch voor
beide groepen. Slechts 5 vrouwen uit groep A (16%) gebruikten twee tot drie keer per week
een pijnstiller tegen 3 vrouwen
uit groep B (10%).
Beginnend in maand 0 startten
in groep A 31 vrouwen met het
dragen van de orthese en 31
deelnemers in groep B. Zij dienden als controle groep tot het
eind van de eerste 6 maanden.
Volgens het originele cross-over
onderzoeksontwerp zouden de
groepen na 6 maanden wisselen. Vanwege de grote doelmatigheid van de orthese waren
echter slechts 3 deelnemers
bereid de interventieperiode af
te maken, terwijl de overige 28
deelnemers (90%) de orthese
bleven dragen en in totaal over
een interventieperiode van 12
maanden gevolgd werden.
Zes maanden na het dragen
van de orthese was er in groep
A een significante toename
te zien in lichaamslengte,
rugextensie kracht, buikflexie
kracht, ontspannen vitale
capaciteit, 1-sec geforceerd
uitademingvolume en welzijn
(tabel 2). Bovendien was er een
significante afname te zien
wat betreft de kyfosehoek, de
lichaamszwaai, lichaamszwaai
snelheid, de gemiddelde pijn
en de variabelen die de beperkingen in het dagelijks leven
beschreven zoals handicap en
zelfzorg. In contrast hiermee
bleef de controlegroep onveranderd (tabel 2).
Zes maanden na de baseline
stopte groep B met de observatieperiode en begon aan weer
een periode van zes maanden,
nu met de orthese (tabel3). Aan
7
het eind van het onderzoek liet
ook groep B significante toenames zien wat betreft lichaamslengte, rugextensie kracht,
buikflexie kracht, ontspannen
vitale capaciteit, 1-sec geforceerd uitademingvolume en
welzijn (tabel 3). Net zoals bij
de eerste 6 maanden bij groep
A zagen we in groep B ook een
significante afname te zien
wat betreft de kyfosehoek, de
lichaamszwaai, lichaamszwaai
snelheid, gemiddelde pijn en
beperkingen in het dagelijks
leven (tabel 3).
Voor wat betreft de 28 deelnemers van groep A die de
orthese in totaal 12 maanden
droegen tot het einde van het
onderzoek: bij hen gaven de
doelmatigheidsvariabelen rugextensier kracht en buikflexie
kracht een extra en significante
verbetering (P < 0,01) te zien.
Bovendien waren er kleinere
verbeteringen wat betreft
kyfosehoek, lichaamszwaai
lengte, ontspannen vitale
capaciteit, gemiddelde pijn en
beperkingen van het dagelijks
leven. Deze resultaten bereikten echter niet het niveau van
een statistisch significantie.
Deze resultaten geven aan dat
de belangrijkste effecten van
de behandeling in de eerste 6
maanden plaats vinden en nog
6 maanden gehandhaafd blijven (figuren 2 - 9).
Bespreking
In dit onderzoek verbeterde
het dragen van een thoracolumbale orthese tijdens een
interventieperiode van 6 maanden de houding, de spierkracht
van de romp en de kwaliteit
van leven bij vrouwen van 60
jaar en ouder met een postmenopausale osteoporose met
klinische wervelfracturen. We
zagen dat deze effecten in
de 6 erop volgende maanden
gehandhaafd bleven. Tot nu
toe is er uit de literatuur weinig
8
Figuur 7. Beperkingen van het dagelijks leven, bepaald volgens
Leidig-Bruckner e.a.6 bij 28 deelnemers van groep A (streepjeslijn)
die de romporthese tussen maand 0 en 12 en droegen, in vergelijking met 31 deelnemers in groep B (stippeltjeslijn) die de romporthese tussen maand 6 en 12 en droegen. De groepen verschilden
significant bij maand 6 (P < 0,01), terwijl er geen statistisch
significant verschil werd aangegeven bij maand 12. (vertikaal:
beperkingen van het dagelijks leven (score), horizontaal:
maanden sinds rangschikking in toevallige volgorde)
Figuur 8. Lichaamszwaai gemeten volgens Lord e.a.23 bij 28
deelnemers van groep A (streepjeslijn) die de romporthese tussen
maand 0 en 12 en droegen, in vergelijking met 31 deelnemers in
groep B (stippeltjeslijn) die de romporthese tussen maand 6 en 12
en droegen. De groepen verschilden significant bij maand 6 (P <
0,01), terwijl er geen statistisch significant verschil werd aangegeven bij maand 12. (vertikaal: lichaamszwaai in mm, horizontaal:
maanden sinds rangschikking in toevallige volgorde)
bewijs betreffende de doelmatigheid van rugbraces.
Norton en Brown27 waren bij de
eersten die de doelmatigheid
van een romporthese beschreven in een retrospectieve analyse. Zij trokken de conclusie
Orthobode nummer 3 / 2012
dat alle hulmiddelen voor de
wervelkolom een driepuntsdruk op benige uitstekende
delen uitoefenen om genoeg
ongemak te veroorzaken bij
de drager van de orthese om
hem/haar eraan te herinneren
om de houding in de orthese te
veranderen of te handhaven28.
Morris e.a.29 kwamen er achter
dat toenemende druk op de
buik de netto kracht die op
de wervelkolom wordt uitgeoefend doet afnemen als men
probeert een gewicht van de
grond op te tillen. Zij geloofden dat één van de belangrijkste functies van lumbale steun,
inclusief korsetten en rigide
braces, compressie van de buik
was. De resulterende toegenomen intra-abdominale druk creëerde daardoor een semi-rigide
cilinder rondom de wervelkolom die in staat was om een
deel van de toegebrachte spanningen op de wervelkolom zelf
te verlichten30. Daartegenover
bemerkten Nachemson e.a.31
dat geen enkele lumbosacrale
orthese intra-gastrische druk
significant doet toenemen.
Intra-abdominale druk stijgt
alleen maar bij gesloten stemspleet tijdens spieractiviteit.
De lumbosacrale steun, vastgemaakt binnen de tolerantie van
de patiënt, doet de druk tussen
de tussenwervelschijven bij het
lumbale deel van de wervelkolom met 30% afnemen.
De verschillende hypothesen
over doelmatigheid die hierboven genoemd worden zijn
echter nooit getest op een verkennende, gerandomiseerde
en gecontroleerde manier.
Klinische ervaringen geven aan
dat vooral druk op benige uitstekende delen en decompressiekrachten op de buik verantwoordelijk zijn voor meer pijn,
spieratrofie, verminderde longfunctie en complete ernstig
ongemak, die zijn beperkingen
stelt aan de therapietrouw van
de patiënt en resulteert in het
niet gebruiken van de orthese.
Vanwege het feit dat klinische
onderzoeken met placebo controle voor technische apparaten
niet mogelijk zijn, voerden
we een verkennend, gerandomiseerd en gecontroleerde
cross-over onderzoek uit om
Figuur 9. Vitale capaciteit als aanduiding van de longfunctie4 bij
28 deelnemers van groep A (streepjeslijn) die de romporthese tussen maand 0 en 12 en droegen, in vergelijking met 31 deelnemers
in groep B (stippeltjeslijn) die de romporthese tussen maand 6 en
12 en droegen. De groepen verschilden significant bij maand 6 (P <
0,02), terwijl er geen statistisch significant verschil werd aangegeven bij maand 12. (vertikaal: beperkingen van het dagelijks leven,
horizontaal: maanden sinds rangschikking in toevallige volgorde)
conclusies te kunnen trekken
op grond van een hoog level of
evidence.
Wat ons het meest intrigeerde
bij dit onderzoek was de significante toename van de
rompkracht wat waarschijnlijk
gekoppeld is aan toegenomen
spieractiviteit tijdens het dragen van de orthese. Dit komt
overeen met de bevindingen
van Lantz en Schultz33 die een
toegenomen elektrische activiteit van de rugspieren meldden
bij het dragen van een lumbosacrale orthese. Deze waarneming ondersteunt het idee dat
de zogenaamde bio-feedback
een principe zou kunnen zijn
dat ten grondslag ligt aan de
doelmatigheid.
Sterkere rugspieren zouden de
reden kunnen zijn voor de vermindering van de kyfose en de
toename van de lichaamslengte. Dit is op zijn beurt weer een
randvoorwaarde voor een betere houding en een correctie
van het centrum van de zwaartekracht, wat dan weer resulteert in lagere waarden voor
de lichaamszwaai. Aangezien
de lichaamszwaai een goedge-
Orthobode nummer 3 / 2012
documenteerde risicofactor is
voor vallen en val-gerelateerde
breuken23-25 zou deze verbetering van het evenwicht gepaard
kunnen gaan met een lager
aantal valpartijen en fracturen
van andere botten dan van de
wervelkolom34. Dit komt overeen met de bevindingen van
Sinaki en Lynn35 die een verlaging van het risico op vallen
beschreven door vrouwen met
osteoporose met een kyfotische
houding een proprioceptische
dynamische training van de
houding te geven. De afname
van de kyfosehoek die wij in
ons onderzoek zagen zou voor
een betere in- en uitademing
kunnen zorgen, wat geverifieerd is door een toegenomen
1-sec vitale capaciteit en een
betere 1-sec geforceerd uitademingvolume, wat het risico op
longontsteking en overall mortaliteit bij deze patiënten kan
verminderen.
De gehele therapietrouw van
de deelnemers aan dit onderzoek was uitstekend: alle 62
deelnemers maakten elk ten
minste de 6 maanden interventie af en nog eens 28 deelne9
mers gingen door tot in totaal 12 maanden.
Dit kan gedeeltelijk verklaard worden door
ons resultaat, dat het dragen van de orthese
vergezeld ging van een betere kwaliteit van
leven, zoals afgemeten aan verminderde pijn
en beperkingen in het dagelijks leven en een
toegenomen welzijn.
Thoracolumbale orthesen moeten een balans
zien te vinden tussen vaak tegenstrijdige
functie-eisen, cosmetiek en aanvaardbaarheid34. Wij concluderen dat de orthese die in
dit onderzoek gebruikt werd de spierkracht
van de romp doet toenemen en zo houding
en lichaamslengte verbeterd bij patiënten
met wervelfracturen ten gevolge van osteoporose.
Bovendien wordt er een betere kwaliteit
van leven bereikt door vermindering van
pijn, verminderde beperking in het dagelijks
leven en een verhoogd welzijn. Zodoende
komt de orthese in dit onderzoek dicht bij
een ideaal, dat onzichtbaar en gewichtloos
is doet wat ervan gevraagd wordt. Gezien
het wijdverspreide gebruik van orthesen bij
allerlei aandoeningen is het dringend noodzakelijk dat er gecontroleerde klinische tests
komen om functies en toepassingen van
deze technische middelen verder uiteen te
zetten.
Erkentelijkheid
Wij zijn Dr. H.A. Griesser, hoofdredacteur
van onze plaatselijke krant (“DEWEZET,”
Hameln, Duitsland), zeer erkentelijk voor
zijn hulp bij het bijeenbrengen van de
deelnemers aan dit onderzoek en de orthopedisch technici Florian Korte en Martin
Steinke (Brandscheidt Co, Syke) voor de uitstekende samenwerking en het aanpassen
van de romporthesen bij alle deelnemers aan
dit onderzoek.
M. Pfeifer MD.
B. Begerow PhD.
H. W. Minne MD.
vertaling Y.M. van der Velde
10
1. Cooper C., Atkinson EJ., O’Fallon WM., et al., Incidence
of clinically diagnosed vertebral fractures: a populationbased study in Rochester, Minnesota, J. Bone Minor Res
1992 7 221 - 227
2. Ettinger B., Black DM., Nevitt MC., et al., The study of
osteoporotic fractures research Group: contribution of
vertebral deformities to chronic back pain and disability, J. Bone Minor Res 1992 7 449 - 456
3. Sinaki M., Musculoskeletal challanges of osteoporosis,
Aging 1998 10 261 - 267
4. Schlaich C., Minne HW., Bruckner T., et al., Reduced
pulmonary function in patients with postmenopausal
osteoporosis, Osteoporosis Int. 1998 10 26 - 33
5. Beregow B., Pfeifer M., Pospeschill M., et al., Time since
vertebral fracture: An important variable concerning
quality of life in patients with postmenopausal osteoporosis, Osteoporos Int. 1998 8 261 - 267
6. Leidig-Bruckner G., Minne HW., Schlaich C., et al., Quality of life components and spinal deformity in women
with chronic low back pain and women with vertrebralosteoporosis, J. Bone Miner Res 1997 12 663 - 675
7. Lyles KW., Gold DT., Shipp KM., et al., Association of
osteoporotic vertebral compression fractures with
impaired functional status, Am. J. Med. 1993 94 595 - 601
8. Liberman UA., Weiss SR., Bröll J., et al., Effect of oral
alendronate on bone mineral density and the incidence
of fractures in postmenopausal women, N Engl J Med
1995 333 1437 - 1443
9. Reginster JY., Minne HW., Sorensen OH. ,et al., Randomised trial of the effects of risedronate on vertebral
fractures in women with establishes postmenopausal
osteoporosis, Osteoporos Int. 2000 11 83 - 91
10.Ettinger B., Black DM., Mitlak BH., et al., Reduction of
vertebral fracture risk in postmenopausal women with
osteoporosis treated with raloxifene: Results from a
3-year randomized clinical trial, JAMA 1999 282 637 645
11. Chesnut CH III., Rosen CJ., Reconsidering the effect of
antiresorptive therapies in reducing osteoporotic fracture: The bone quality discussion group, J. Bone Minor
Res, 2001 16 2163 - 2172
12.Sinaki M, Itoi E., Wahner HW., et al., Stronger back
muscles reduce the incidence of vertebral fractures:
A prospective 10-year follow-up of postmenopausal
women, Bone 2002 30 836 - 841
13.Sinaki M., Khosla S., Limburg PJ., et al., Muscle strength
in osteoporotic versus normal women, Osteoporos Int
1993 3 8 - 12
14.Itoi E., Sinaki M., Effect of back-strengthening exercise
on posture in healthy women 49 to 65 years of age,
Mayo Clin Proc 1994 69 1054 - 1059
15.Perry J., The use of external support in the treatment of
low back pain, J. Bone Joint Surg (Am), 1970 52 1440 1442
16.Deyo RA., Tsui-Wu YJ., Descriptive epidemiologie of
low-back pain and its relates medical care in the US,
Spine 1987 12 264 - 268
17.Melton LJ. III., Lane AW., Cooper C., et al., Prevalence
and incidence of vertebral deformities, Osteoporos Int
1993 3 113 - 119
18.Patwardhan AG., Li SP., Gavin T., et al., Orthotic stabilization of thoracolumbar injuries: A biomechanical analysis of the Jewett Hyperextension orthosis, Spine 1990
15 654 - 661
19.Sinaki M., A new back support in rehabilitation of
osteoporosis program exercise: Posture training support, in Christiansen C., Overgaard K. (eds), Osteoporosis 1990, Copenhagen Osteopress 1990 pp 1355 - 1357
20.Kaplan RS., Sinaki M., The effect of back supports on
back strength (abstract), Bone 1995 16 (suppl 1) 314
Orthobode nummer
Orthobode
3 / 2012 nummer 3 / 2012
21.Kaplan RS., Sinaki M., Hameister
MD., Effect of back supports on
back strength in patients with
spinal osteoporosis: Apilot stuy,
Mayo Clin Prc 1996 71 235 - 241
22.Pfeifer M., Beregow B., Minne
HW., et al., Vitamin D status,
trunk muscle strength, body
sway, falls and fractures among
237 postmenopausal women
with osteoporosis, Exp Clin Endocrinol Diabetes 2001 109 87 - 92
23.Lord SR., Clark RD., Webster IW.,
Postural stability and associated
physiological factors in a population of aged persons J Gerontol
1991 46 M69 - 76
24.Ngyen T, Sambrook P., Kelly P.,
et al., Prediction of osteoporotic
fractures by postural instability
and bone density BMJ 1993 307
1111 - 1115
25.Pfeifer M., Beregow B., Minne
HW., et al., Effects of a shortterm vitamin D and calcium supplementation on body sway and
secondary hyperparathyroidism
J. Bone Minor Res 2000 15 113 1118
26.Sauer P., Leidig G., Minne Hw.,
et al., Spine deformity index
(SDI) versus other objectoive
procedures of vertebral fracture
identification in patients with
osteoporosis: A comparative
study, J. Bone Minor Res 1991 6
227 - 238
27.Norton PL., Brown T., The immobilization efficiency of bach braces, their effect on the posture
and motion of the lumbosacral
spine, J. Bone Joint Surg (Am),
1957 39 111 - 139
28.Lumsden RM., Morris JM., An in
vivo study of axial rotation ans
immobilization of the lumbosacral joint, J. Bone Joint Surg
(Am), 1968 50 1591- 1602
29.Morris JM., Lucas DB., Bresler
B., Role of the trunk in stability
of the spine, J. Bone Joint Surg
(Am) 1968 50 327 - 351
30.Morris JM., Low back bracing,
Clin Orthop 1974 102 126 - 132
31.Nachemson A., Schultz A.,
Andersson G., Mechanical effectiveness studies of lumbar spine
orthosis, Scand. J. Rehabil Med
1983 9 139 - 149
32.Nachemson A., Morris JM., In
vivo measurements of intradiscal
pressure: Discometry, a method
for the determination in pressure in the lower lumbar discs,
J. Bone Joint Surg (Am), 1964 46
1077 - 1092
33.Lantz SA., Schults AB., Lumbar
spine orthosis wearing: Effect on
trunk muscle myoelectric activity, Spine 1986 11 838 - 842
34.Platts RGS., Orthotics, in Harris NH., Birch R. (eds), Clinical
Orthopaedics London B;ackwell
Science 1995 pp 1165 - 1190
35.Sinaki M., Lynn S., Reducing the
risk of falls through prprioceptive dynamic posture training
in osteoporotic women with
kyphotic posturing: A randomized pilot study, A. J. Phys. Med.
Rehabil. 2002 81 241 - 246
Appendix
beperkingen in het leven
van alledag
lijk van hulp in routine gevallen (winkelen, strijken, vloeren
schoonmaken); 5 = afhankelijk
van extra hulp voor alledaagse
routine klusjes ( schoonmaken, koken); en 6 = verzorging
noodzakelijk.
Welzijn
Beweging in het algemeen:
zes vaardigheden in het leven
van alledag, te weten lopen,
bukken, traplopen, opstaan
uit een liggende houding,
aankleden en tassen dragen
werden gekoppeld aan een 0
tot 2 schaal (goed te doen, met
moeite mogelijk, alleen mogelijk met extra hulp). Uiteindelijk werd het totaal berekend,
lopend van 0 tot 126.
Zelfzorg in het algemeen: de
beoordeling kon als volgt weergegeven worden: 1 = mogelijk
zonder extra hulp; 2 = over het
algemeen mogelijk, afhankelijk
van hulp in bepaalde gevallen (
ramen zemen, gordijnen openen dichtdoen, zware tassen
dragen) 3 = mogelijk maar met
moeite en extra tijd, in bepaalde gevallen afhankelijk van
hulp; 4 = mogelijk maar met
moeite en extra tijd, afhanke-
Vitaliteit
vermoeid
1
2
3
4
sterk
1
2
3
4
lusteloos
1
2
3
4
gezond
1
2
3
4
Intra-psychologisch evenwicht
rustig
1
2
3
4
uit balans
1
2
3
4
zelfverzekerd 1
2
3
4
bezorgd
1
2
3
4
Sociale extraversie
praat graag
1
2
3
4
gereserveerd
1
2
3
4
gezellig
1
2
3
4
eenzaam
1
2
3
4
Waakzaamheid
aandachtig
1
2
3
4
alert
1
2
3
4
ingespannen
1
2
3
4
gefocust
1
2
3
4
Orthobode nummer 3 / 2012
De vragenlijst bestaat uit vier
onderdelen die elk vier bipolaire paren bijvoeglijke naamwoorden bevatten met zeven
gradaties om te omcirkelen.
5
5
5
5
6
6
6
6
7
7
7
7
fris
zwak
energiek
ziek
5
5
5
5
6
6
6
6
7
7
7
7
nerveus
in balans
onzeker
onbezorgd
5
5
5
5
6
6
6
6
7
7
7
7
discreet
mededeelz.
verlegen
gezellig
5
5
5
5
6
6
6
6
7
7
7
7
onopmerkz.
verstrooid
ongeconcentreerd
afgeleid
11