SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Creon 150 mg, maagsapresistente capsules 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Een capsule Creon bevat 150 mg pancreatine (Pancreaspoeder), overeenkomend met: 10.000 Ph. Eur. eenheden lipase 8.000 Ph. Eur. eenheden amylase en 600 Ph. Eur. eenheden protease 3. FARMACEUTISCHE VORM Harde capsules met gereguleerde afgifte. Tweekleurige capsules met een bruin kapje en verder transparant. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Exocriene pancreasinsufficiëntie bij kinderen en volwassen patiënten. 4.2 Dosering en wijze van toediening De dosering is individueel bepaald en hangt af van de hevigheid van de ziekte en van de samenstelling van het voedsel. Het wordt aanbevolen de enzymen tijdens of direct na de maaltijd in te nemen. De capsules moeten in zijn geheel worden ingeslikt, zonder fijn te maken of te kauwen, met voldoende vocht, tijdens of direct na elke maaltijd of snack. Wanneer slikken van de capsules moeilijk is (bijvoorbeeld bij kleine kinderen of oudere patiënten), kunnen de capsules voorzichtig worden opengemaakt en kunnen de microkorrels toegevoegd worden aan zacht, zuur voedsel (pH < 5,5) dat niet gekauwd hoeft te worden of de microkorrels kunnen met een zure vloeistof worden ingenomen (pH < 5,5). Dit zou appelmoes of yoghurt of een vruchtensap met een pH lager dan 5,5 kunnen zijn, bijvoorbeeld appel-, sinaasappel- of ananassap. Dit mengsel mag niet bewaard worden. Fijnmaken en kauwen van de microkorrels of het mengen met voedsel of vloeistof met een pH hoger dan 5,5, kan de beschermende coating beschadigen. Dit kan het te vroeg vrijkomen van enzymen in de mondholte tot gevolg hebben en het kan leiden tot een verminderde werkzaamheid en irritatie van het mondslijmvlies. Er moet op worden gelet dat er geen product achter blijft in de mond. Het is belangrijk te allen tijde verzekerd te zijn van adequate hydratatie, vooral tijdens periodes van toegenomen vochtverlies. Inadequate hydratatie kan leiden tot verergering van obstipatie. Elk mengsel van microkorrels met voedsel of vloeistof dient onmiddellijk genuttigd te worden en mag niet worden bewaard. Dosering bij kinderen en volwassen patiënten met cystic fibrosis: Gebaseerd op een aanbeveling van Cystic Fibrosis (CF) Consensus Conference, de US CF Foundation case-control study, en de UK case-control study, kan in het algemeen het volgende doseringsadvies voorgesteld bij therapie voor vervanging van pancreasenzymen: Dosering van enzymen op basis van gewicht zal moeten starten met 1.000 Ph. Eur. eenheden lipase /kg/maaltijd voor kinderen jonger dan vier jaar oud en met 500 Ph. Eur. eenheden lipase /kg/maaltijd voor degenen ouder dan vier jaar. Dosering moet worden aangepast aan de hevigheid van de ziekte, de mate waarin steatorroe onder controle is en handhaving van een goede voedingstoestand. De meeste patiënten moeten beneden of niet boven 10.000 Ph. Eur. eenheden lipase /kg lichaamsgewicht per dag of 4.000 Ph. Eur. eenheden lipase/gram vetinname komen. Dosering bij andere aandoeningen geassocieerd met exocriene pancreasinsufficiëntie. Dosering moet individueel per patiënt worden bepaald in overeenstemming met de mate van maldigestie en vetinhoud van de maaltijd. De vereiste dosering voor een maaltijd varieert van 25.000 tot 80.000 Ph. Eur. eenheden lipase en de helft van een individuele dosering voor een snack. 4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor van varkens afkomstige eiwitten of voor één van de hulpstoffen. 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Er zijn meldingen van het ontstaan van vernauwingen in het ileo-caecum en de dikke darm (fibroserende colopathie) bij patiënten met cystic fibrosis tijdens het gebruik van hoog gedoseerde pancreasenzym preparaten. Uit voorzorg moeten ongebruikelijke buikklachten of veranderingen in buikklachten medisch worden onderzocht om mogelijke fibroserende colopathie uit te sluiten, vooral wanneer de patiënt meer dan 10.000 Ph. Eur. eenheden lipase/kg/dag inneemt. 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Er zijn geen interactiestudies uitgevoerd. 4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding Zwangerschap: Er zijn geen gegevens bekend over het gebruik van pancreasenzymen bij zwangere vrouwen. Studies in dieren geven geen bewijs voor absorptie van pancreasenzymen afkomstig van varkens. Daarom is er geen reproductieve of ontwikkelingstoxiciteit te verwachten. Voorzichtigheid is geboden bij het voorschrijven aan zwangere vrouwen. Borstvoeding: Er zijn geen effecten op de zuigeling te verwachten aangezien dierstudies hebben aangetoond dat de pancreasenzymen niet in de bloedstroom terecht komen. Pancreasenzymen kunnen worden gebruikt tijdens de periode van het geven van borstvoeding. Indien gebruik van Creon capsules noodzakelijk is tijdens de zwangerschap of tijdens het geven van borstvoeding dan moet de dosis toereikend zijn om te voorzien in een adequate voedingstatus. 4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Creon heeft geen of een te verwaarlozen invloed op de rijvaardigheid en de bekwaamheid om machines te gebruiken. 4.8 Bijwerkingen Tijdens klinische studies zijn meer dan 900 patiënten blootgesteld aan Creon. De meest frequent gerapporteerde bijwerkingen waren gastro-intestinale aandoeningen en waren voornamelijk mild of gemiddeld in hevigheid. Deze gastro-intestinale aandoeningen zijn hoofdzakelijk geassocieerd met de onderliggende ziekte. De volgende bijwerkingen zijn waargenomen gedurende klinische studies en post marketing gebruik. Orgaansysteem Zeer vaak ≥1/10 Vaak ≥1/100, <1/10 Buikpijn* Opgezette buik, obstipatie, diarree*, misselijkheid, braken Immuunsysteemaandoeningen Maagdarmstelselaandoeningen Soms ≥1/1.000, <1/100 Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) Anafylactische reactie, overgevoeligheidsreactie, allergische reactie Vernauwingen van het ileum-caecum en dikke darm (fibroserende colopathie) Urticaria, pruritis Huid- en onderhuidHuiduitslag aandoeningen *Maagdarmstelselaandoeningen zijn voornamelijk geassocieerd met de onderliggende ziekte. Vergeleken met placebo zijn gelijke of lagere incidenties gemeld voor buikpijn en diarree. Vernauwingen van het ileum-caecum en dikke darm (fibroserende colopathie) zijn gerapporteerd bij patiënten met cystic fibrosis die hoge doseringen pancreatine bereidingen gebruikten (zie rubriek 4.4.). Pediatrische patiënten Er zijn geen specifieke bijwerkingen gevonden bij kinderen. Voor kinderen met cystic fibrosis is een vergelijkbaar veiligheidsprofiel te verwachten als bij volwassenen. 4.9 Overdosering Bij extreem hoge doseringen van pancreatine is een associatie met hyperuricaemie en hyperuricosuria gerapporteerd. 5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN 5.1 Farmacodynamische eigenschappen Multi-enzymen (amylase, lipase, protease), ATC code: A09AA02. Creon bevat varkenspancreatine, dat in de vorm van maagsapresistente microkorrels in een gelatine capsule zit. De capsule lost snel op in de maag en daarbij komen vele microkorrels vrij. Dit principe van meervoudige dosering zorgt ervoor dat de microkorrels goed met de spijsbrij kunnen mengen, zodat de microkorrels tegelijk met de spijsbrij de maag kunnen verlaten en dat na afgifte de enzymen goed verdeeld zijn over de spijsbrij. Wanneer de microkorrels de dunne darm bereiken lost de deklaag van de microkorrels op (bij een pH > 5,5) en komen de enzymen met lipolytische, amylolytische en proteolytische activiteit vrij zodat zij op vetten, koolhydraten en eiwitten kunnen inwerken. De verteringsproducten worden vervolgens direct geabsorbeerd of verder afgebroken door darmenzymen. Klinische werkzaamheid: Er werden tien placebogecontroleerde studies uitgevoerd bij patiënten met cystic fibrosis of chronische pancreatitis of bij patiënten die een pancreasoperatie hebben ondergaan. Het vooraf vastgestelde hoofddoel was om te laten zien dat het effect op de primaire parameter, de vetabsorptie coëfficiënt (CFA), bij Creongebruik beter was dan bij gebruik van placebo. De vetabsorptiecoëfficiënt bepaalt het percentage vet dat geabsorbeerd wordt in het lichaam rekening houdend met vetinname en fecale vetexcretie. In de placebogecontroleerde PEI studies was de CFA (%, gemiddelde ±SD) hoger met de Creonbehandeling (N=375, 83,0 ±12,6%) vergeleken met placebo (N=303, 62,6 ±21,8%). Onafhankelijk van de etiologie was ook een verbetering te zien in ziektespecifieke symptomen (frequentie van de stoelgang, de samenstelling van de ontlasting, flatulentie). Pediatrische patiënten De werkzaamheid van Creon bij cystic fibrose (CF) werd aangetoond bij 288 pediatrische patiënten in leeftijd variërend van pasgeborenen tot jongeren. In alle studies was de gemiddelde CFA aan het einde van de behandelperiode met Creon groter dan 80% en in alle leeftijdsgroepen vergelijkbaar. 5.2 Farmacokinetische eigenschappen Dierstudies gaven geen bewijs dat intacte enzymen geabsorbeerd worden en daarom zijn er geen farmacokinetische studies uitgevoerd. Pancreasenzym-supplementen hoeven niet geabsorbeerd te worden om effectief te zijn. Hun werking vindt juist plaats in het lumen van het maagdarmstelsel. Bovendien zijn het eiwitten die tijdens hun aanwezigheid in het maagdarmstelsel worden afgebroken en daarna worden geabsorbeerd als peptiden en aminozuren. 5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek Preklinische gegevens lieten geen relevante acute, subchronische of chronische toxiciteit zien. Studies naar genotoxiciteit, carcinogeniciteit of toxiciteit naar reproductie zijn niet uitgevoerd. 6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen Microkorrels: Coating: Capsule: 6.2 macrogol 4000 methylhydroxypropylcellulosephthalaat, dimeticon 1000, triethylcitraat, cetylalcohol ijzeroxide (E172), titaniumdioxide (E171), natriumlaurylsulfaat, gelatine Gevallen van onverenigbaarheid Niet van toepassing. 6.3 Houdbaarheid 3 jaar. 6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Bewaren beneden 30°C. Bewaren in originele verpakking ter bescherming tegen vocht. Na openen bewaren beneden 25°C en binnen 6 maanden gebruiken. 6.5 Aard en inhoud van de verpakking HDPE-pot met 100 capsules. 6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies Niet van toepassing. 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Abbott B.V. Wegalaan 9 2132 JD Hoofddorp Nederland 8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN RVG 10656 9. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING 27 juni 1988 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST Laatste gedeeltelijke wijziging betreft rubriek 4.2, 4.4, 4.8 en 5.1: 15 februari 2014.
© Copyright 2024 ExpyDoc