deSingel do 4, vr 5, za 6 dec 2014 | 20 uur zo 7 dec 2014 | 15 uur Rode zaal Tanztheater Wuppertal Pina Bausch Auf dem Gebirge hat man ein Geschrei gehört een stuk van Pina Bausch © Karl-Heinz Krauskopf regie, choreografie P ina Bausch scenografie P eter Pabst kostuums Marion Cito medewerking Hans Pop muzikale medewerking M atthias Burkert dramaturgie, dramaturgisch advies Raimund Hoghe met Pablo Aran Gimeno, Rainer Behr, Andrey Berezin, Aleš Cucek, Clémentine Deluy, Cagdas Ermis, Silvia Farias Heredia, Lutz Förster, Ditta Miranda Jasjfi, Scott Jennings, Nayoung Kim, Daphnis Kokkinos, Dominique Mercy, Thusnelda Mercy, Blanca Noguerol Ramirez, Breanna O´ Mara,Nazareth Panadero, Helena Pikon, Jorge Puerta Armenta, Jean-Laurent Sasportes, Franko Schmidt, Azusa Seyama, Michael Strecker, Fernando Suels Mendoza, Anna Wehsarg, Tsai Wei Tien, Paul White, Ophelia Young, Tsai-Chin Yu senioren muziekensemble olv. Eddy Chrisostomus, (dirigent), Hilde Nachtegale (klarinet), Jonas Van Hoeydonck (Flügelhorn), Chris Denissen (hoorn), Fons Van de Vel (trompet), Kiliana Bekelaar (trompet), Ludo Van de Vel (bariton), Eddy Van Onckelen (tenorhoorn), Hugo Vinckx (tenorhoorn), Ronald Vandoninck (trombone), Jan De Vries (bastuba), Sylvie Erauw (slagwerk) muziek Tommy Dorsay, Billie Holiday, Henry PurceIl, Heinrich Schütz, Felix Mendelssohn Bartholdy, Gerry Mulligan, Johnny Hodges, Fred Astaire, Edith Piaf, Boris Vian, Ierse doedelzakmuziek artistieke leiding Lutz Förster repetitieleiding Bénédicte Billiet, Julie Shanahan, Robert Sturm technische leiding Manfred Marczewski licht assistentie J o Verlei, Lars Priesack (gast) geluid Andreas Eisenschneider podiumregie A dreas Deutz podiumtechnici D ietrich Röder, Martin Winterscheidt garderobe H arald Boll, Silvia Franco, Ulrike Schneider balletmeester Ed Kortlandt shiatsutherapeut Ludger Müller zakelijke leiding D irk Hesse assistente van de directie Sabine Hesseling tourcoördinatie Claudia Irman wereldcreatie 1 3 mei 1984, Schauspielhaus Wuppertal | auterursrechten L `Arche Éditeur (Parijs) de voorstelling duurt ongeveer 2 uur 20 minuten, inclusief pauze. Gelieve uw GSM uit te schakelen. De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Reageer en win Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Grand café deSingel open alle dagen 9 24 uur informatie en reserveren +32 (0)3 237 71 00 www.grandcafedesingel.be drankjes / hapjes / snacks / uitgebreid tafelen Op het gebergte heeft men een geschrei gehoord door Norbert Servos “Iets dat steeds meer wordt en niet meer te stoppen is / Iets kapot maken, omdat men gelooft daardoor iets te kunnen stoppen / Een teken van dood en angst / Van een zwakte een kwaliteit maken / De stilte voor de storm / Alles komt weer goed / Beslist iets willen voelen / De wens bergen te verzetten / Aanzet daartoe, opdat alles beter wordt / Iets dat kapot is en iets dat heel is” – Enkele trefwoorden, thema’s en vragen, waarmee het Tanztheater Wuppertal opnieuw op zoek gaat naar een stuk. De confrontatie met maatschappelijke fenomenen wordt rechtstreeks gezocht. De vragen slaan op individuele en algemene ervaringen van de dansers en hun choreografe – daar waar ze als authentiek materiaal in de lichamen geborgen zijn: als beleefde geschiedenissen en als onuitputtelijk reservoir van de archeologie van alledag. Thesen en antithesen, die zich in de enscenering eerder naar de wetten van een vrije muzikale compositie schikken dan naar de maatstaf van rationele inzichten, legt Pina Bausch altijd al vast in haar vragenlijst voor het repetitiewerk: de dwingende vormen van het speldispositief en het weerbarstige van hoop en genezing. Na ‘Blaubart. Beim Anhören einer Tonbandaufnahme von Béla Bartòks Oper ‘Herzog Blaubarts Burg’ uit 1977 en ‘Er nimmt sie an der Hand und führt sie in das Schloss, die anderen folgen’ uit 1978, heeft de enige nieuwe productie in het seizoen 1983-84 weer een lange titel. Anders dan de vorige brengt het Bijbelvers Mattheus 2.18 (tot titel verkort als eenvoudig signaal, en ontleend aan de ‘Weihnachtshistorie’ van Heinrich Schütz waaruit het stuk een passus citeert) een wezenlijke sfeer aan. “Op het gebergte heeft men een geschrei gehoord, veel geweeklaag, wenen en huilen; Rachel beweende haar kinderen en wilde zich niet laten troosten: want het was gedaan met hen.” Het vers gaat over de door Herodes bevolen kindermoord, maar toch verwijst Pina Bausch met dit citaat geenszins naar religieuze verbanden. Wat gebleven is in het halve vers van de titel, is alleen de ademloze boodschap van een catastrofe waarvan aanleiding en inhoud onbenoemd blijven. Een gespannen onrust, een panische schrik voor een naamloos gevaar ligt van bij aanvang over het stuk. (Die klonk ook al door in ‘Arien’ en in ‘1980’ en vooral in de lange sequens op muziek van Schubert in ‘Nelken’.) Het toneel is tot de zijwanden open, in de fond begrensd door een zwarte ijzeren wand. De licht oplopende toneelvloer is bedekt met een dikke laag aarde, die – zoals in ‘Le Sacre du printemps’ – de sporen van de actie in zich graaft en het stappen en lopen moeilijk maakt. Een schrale, leeg geveegde arena. Het gezelschap verschijnt: de vrouwen in eenvoudige kleren in de stijl van de jaren veertig, de mannen in broek en grijs of wit hemd; donkere, doffe kleuren overheersen. Angstig drukken de dansers zich langs de wanden voort, snellen door de zaal, altijd dekking zoekend voor een ongrijpbaar gevaar. Behoedzaam tasten ze verder, men hoort – overduidelijk in dit begin zonder muziek – hun stappen, de momenten van stilte, wanneer ze stilhouden, dan verder ijlen, de adem gejaagder, tot ze tenslotte weer verdwijnen. – “Iets, wat steeds meer wordt en niet meer te stoppen is.” (…) Tussen de vaag als hoofdpersonages herkenbare mannenfiguren heeft Pina Bausch in ‘Auf dem Gebirge hat man ein Geschrei gehört’ haar bergwandeling tussen droom en werkelijkheid geschoven. Daarbij werkt dit stuk als een groot opgezette arbeid van de herinnering. De lichamelijke tekens lijken herinneringen aan een oud en ver cultuurmagazijn, dat over tijden en nationaliteiten heen uit verschillende elementen wordt samengevoegd. De lichaamstaal van een verloren gegaan geluk, dat juist in het gevoel van gemis en in het schrikken duidelijk wordt, verzamelt haar tekens dwars doorheen de culturen. Dat verleent de lichaamsbeelden in beweging een rituele, archaïsche kracht, een vorm van tijdloosheid. Terwijl geput wordt uit een collectief depot van verzonken beelden, weerspiegelt zich in deze arbeid van de herinnering toch het actuele heden. Onvervulde verlangens, die ook steeds vertellen over verborgen lichaamsgeschiedenissen, putten hun drive uit het verleden om door te dringen in het heden en verwezenlijkt te worden. Het gemis stapelt zich op als een schuldenberg die elk heden dient in te lossen. Zo berichten de stukken van Pina Bausch over actuele behoeften en hunkeringen. Met alle mogelijke inspanningen en beslistheid worden pogingen ondernomen om zich de vergeten of verloren gegane geluksformule te herinneren. Het gemis waarop deze onderzoeksarbeid stuit, wordt universeel gespeeld: tussen droom en werkelijkheid, in het ongewisse. Het sterke begin zet zich doorheen het stuk verder. Duidelijke wisselingen tussen opkomen en afgaan bepalen – anders dan de haast onmerkbare overgangen en raccords in vroeger werk – de dramaturgische wisselingen. Des te sterker botsen de tegenstellingen tussen individuele en groepsscènes. Dan weerklinkt in het eerste deel luid de ‘Oorlogsmars der priesters’ van Felix Mendelssohn Bartholdi uit zijn toneelmuziek voor Jean Racine’s ‘Athalie’, en stroomt het ganse ensemble het toneel op. De ingehouden angst van het begin slaat om in hysterie: allen jagen door elkaar, er worden groepen gevormd die een man en een vrouw omsingelen en brutaal voor een kus tegen elkaar duwen. Maar al gauw wordt het door elkaar geloop bedwongen tot roeiformaties waarbij allen zich in groep met alle kracht in de riemen leggen, als zouden ze dit strijdtoneel van niet ingeloste gevoelens en partnergeweld kunnen verlaten. Tegenover het destructieve kabaal en het dwangmatige van de groep, die met de kracht van een maatschappelijk noodlot oprukt, plaatst Pina Bausch de kleine, stille acties, individueel of per paar, die ons woordeloos vertellen over standvastigheid of onbevangen onschuld. Zo komen twee vrouwen in meisjeskleren lachend hand in hand het toneel op en beginnen ze radslagen te maken zonder hun handen te lossen: een indringend beeld van samenhorigheid dat haaks staat op de dreigende dwangmechanismen. Iets van kinderlijke directheid is bewaard in deze met lichte ernst gespeelde scènes, een spontaneïteit die zich niet wil laten inpakken. Maar meteen wordt deze zusterlijke harmonie tegengewerkt. Een man rent door de zaal, het toneel op, verdwijnt in de coulissen, duikt weer op, rent verder en zingt daarbij, meer en meer buiten adem, het oude Jiddische lied van de brandende sjtetl: ’s brennt, brider, ’s brennt. Op de eenvoudigste manier illustreert de actie de tekst. Dan wordt ook deze scène afgebroken, en gaat ze over in een droomsequens. Een soloviool zet zacht een Russische treurzang in. In een zwart, beenloos tricot komt een grote man op, met zijn handen als hazenoren in de lucht, gevolgd door een dicht achter hem gehurkt vrouwtje in een zwarte overgooier, die hem als een dansende echo begeleidt. Onzeker vraagt hij aan het publiek: “Lach je om mij? Waarom staar je mij zo aan?” De kwetsbaarheid aanhouden is een manier om de kringloop van de angst te doorbreken. Wie het gevaar in de ogen ziet, wordt niet meer zo makkelijk onder druk gezet door ongrijpbare angst. Zich onbeschermd tonen is ook een kracht waaruit weerstand kan ontstaan. Gevaar krijgt gestalte in het motief van de jacht (reeds in ‘Wälzer’ in aanzet onderzocht). Bij een lange sequens krijgt de taal, die overigens in dit stuk een bijrol speelt, betekenis. Een stem op band verklaart alle finesses van de vossenjacht, doet vakkundig het nabootsen van prooidiergeluiden voor, nagevolgd door het gezelschap, dat angstig op een rij tegen de wand gedrukt staat. Wat eerst nog komisch aandoet, slaat al vlug om, wanneer de leermeester een schrikwekkend perfecte imitatie geeft van “het stervenslied van een in doodsnood verkerende haas”. Niet anders dan bij een brutale jacht gaan mensen met elkaar om. Nadat de vrouwen dicht tegen elkaar in een rij op de grond zijn gaan zitten, alsof ze slapen, worden ze door een man zachtjes aangepord, als wil hij hen wiegen of wekken. Al gauw verschijnt een andere, hij roept er eentje uit, geeft haar een oorvijg, duwt haar een appel in de mond en drijft haar voor zich uit. Een andere komt op, trekt het vrouwengezelschap uit elkaar, ranselt er enkele af, wurgt ze, trapt, wil dat ze “oompje” tegen hem zeggen. Wanneer de vrouwen weigeren, raakt hij in een ware bloeddorst, tiert dat hij bloed wil zien, moorden, baby’s wil zien branden. Een explosie van mannelijke vernielzucht, die slechts ontstaat uit nijd voor de stille en tegelijk wereldvreemde rust van de vrouwen. Een onoverbrugbare kloof lijkt mannen en vrouwen naar twee zowel onwerkelijke als onbarmhartige werelden te verbannen: naar blinde woede en haat uit wanhoop en naar de in dromen verzonken slaap van niet gewekte mogelijkheden. De spanning die getuigt van onmacht, ontlaadt zich in het geweld van de sterkere. (…) Maar even brutaal als het begon, eindigt het stuk. De muziek van Mendelssohn Bartholdi geeft nog eenmaal – deze keer pijnlijk luid – de toon aan voor een variatie op de achtervolgingsscène van het eerste deel, die mannen en vrouwen toont op het toppunt van vertwijfeling. Weer wordt het paar opgejaagd, uitgenodigd tot de kus, tot de totale uitputting, tot ze buiten adem, moe en treurig tegenover elkaar staan, hun gezicht vol kuswonden. Op het eind blijft geen gebaar van verzoening meer over. De realiteit, zoals die daar in het theater plaatsvindt, heeft eenieder al lang de grond onder de voeten weggemaaid. Het geluk laat zich niet dwingen. De oorlog begint niet meer, hij wordt verdergezet. Pina Bausch toont hem met ‘Auf dem Gebirge hat man ein Geschrei gehört’ in schokkende en verontrustende beelden, die tegelijk van een kwetsbare tederheid zijn. Angst, dreiging en vertwijfeling nemen rechtstreeks vorm aan. Het ervaren van de realiteit presenteert zich op het toneel als het ervaren van het eigen lichaam. De tendens die zich reeds toonde in vroeger werk, wordt in ‘Auf dem Gebirge hat man ein Geschrei gehört’ verdergezet. Wanneer midden in het stuk het doek sluit en de mechaniek op zichzelf lijkt te staan, werkt dit als een teken dat de gewisse afloop van de handeling op de helling komt te staan. De steeds opnieuw om zich heen grijpende hysterie gooit de theatertekens heilzaam overhoop. De lichaamstekens treden uit het ordenende kader en oefenen de opstand. Daarbij gaat het eraan toe zoals in een sprookje: in de geagiteerde beeldentaal lijkt alles mogelijk. De inbreuk van het fantastische opent de deur voor een kiertje licht dat de duistere scènes over het heden voor een kort moment helder verlicht. Op de donkere achtergrond tekenen zich helder de wensen af, grijpbaar en dichtbij. En zoals in de symbolen en metaforen van sprookjes zich doorheen alle culturen een aloude kennis van de diepste beweeggronden gekristalliseerd heeft, zo willen ook de stukken van het Tanztheater Wuppertal gelezen worden: als een iconografie van de strijd tussen wat bestaat en eng is, en wat (nog) niet bestaat en groots is. Binnen- en buitenwereld, verleden en heden vallen samen en worden momentum. Bron: Norbert Servos, Pina Bausch. Tanztheater, K. Kieser Verlag, München, 2008, pp. 114 ev. (vertaling Frans Redant) Pina Bausch werd geboren in 1940 in Solingen. Haar dansopleiding, zowel klassiek als modern, kreeg zij aan de Folkwang Hochschule onder leiding van Kurt Jooss in Essen. In 1959 trok zij met een beurs naar New York. Ze studeerde er aan de vermaarde Julliard School of Music en danste bij de Metropolitan Opera en het New American Ballet. In 1963 keerde ze terug naar Essen. Ze werd danser in de nieuw opgerichte Folkwang-Dansstudio waarvan ze in 1968 de leiding overnam. Ze maakte er haar eerste choreografieën. Hoewel haar stukken danstechnisch nog puur conventionele balletten waren, hadden zij toch al een controversiële thematiek. De werkelijke kentering in haar artistiek werk voltrok zich echter in 1973. Toen werd ze geëngageerd door Arno Wüstenhöfer, toenmalig intendant van de Städtische Bühnen Wuppertal, om het balletgezelschap te leiden. Ze doopte het om tot ‘Tanztheater Wuppertal’. In haar dans doken meer en meer theatrale elementen op. ‘Le Sacre du Printemps’ uit 1975 was haar laatste echte dansstuk. Vanaf 1976 verdween de dans naar de achergrond en kregen haar stukken een collage-achtige structuur, sindsdien een constante in haar werk. Alles wat daarna kwam, behoort tot het typisch Bauschiaanse theater, dat de hedendaagse dans tot ver over de grenzen van Duitsland zou beïnvloeden. Haar repertoire bestaat uit meer dan veertig stukken, telkens gemaakt in nauwe samenwerking met haar dansers. Pina Bausch overleed onverwacht op 30 juni 2009, net geen negenenzestig. De artistieke directie werd overgenomen door de Franse danser Dominique Mercy, die Pina Bausch ontmoette in 1971 en sindsdien onafgebroken in al haar stukken danst, en de Duitse dramaturg Robert Sturm, die het Tanztheater Wuppertal vervoegde in 2000. Sinds april 2013 is de artistieke leiding in handen van Lutz Förster, eveneens een danser van het eerste uur. In juni 2010 werd de Pina Bausch Foundation opgericht onder de leiding van Rolf Salomon Bausch, zoon van Pina Bausch en de Chileense filosoof Ronald Kay. © Oliver Look TANZTHEATER WUPPERTAL PINA BAUSCH artistieke leiding L utz Förster zakelijke leiding D irk Hesse choreografie P ina Bausch scenografie P eter Pabst, Rolf Borzik, GralfEdzard Habben kostuums M arion Cito, Rolf Borzik muziek M atthias Burkert, Andreas Eisenschneider dansers R egina Advento, Ruth Amarante, Pablo Aran Gimeno, Rainer Behr, Andrey Berezin, Aleš Cucek, Josephine Ann Endicott, Cagdas Ermis, Silvia Farias Heredia, Barbara Kaufmann, Ditta Miranda Jasjfi, Scott Jennings, Nayoung Kim, Daphnis Kokkinos, Eddie Martinez, Dominique Mercy, Thusnelda Mercy, Cristiana Morganti, Breanna O´Mara, Nazareth Panadero, Helena Pikon, Franko Schmidt, Azusa Seyama, Julie Shanahan, Julie Anne Stanzak, Michael Strecker, Fernando Suels Mendoza, Aida Vainieri, Anna Wehsarg, Paul White, Ophelia Young, Tsai-Chin Yu repetitieleiding, medewerking Bénédicte Billiet, Matthias Burkert, Marion Cito, Barbara Kaufmann, Daphnis Kokkinos, Dominique Mercy, Thusnelda Mercy, Michael Strecker, Robert Sturm b alletmeesters (gasten) Etsuko Akiya, Christine Biedermann, Marguerite Boffa, Theo Clinkard, Ernesta Corvino, Amancio Gonzalez, Andrey Klemm, Ed Kortlandt, Christine Kono, Giorgia Maddamma, Roxane D`Orleans Juste, Janet Panetta, Antony Rizzi leiding artistieke administratie Robert Sturm assistentie van de directie S abine Hesseling technische directie M anfred Marczewski, Jörg Ramershoven lichtregie Fernando Jacon p ers, publieke relaties Ursula Popp a ssistentie artistieke directie Bénédicte Billiet a ssistent zakelijke leiding Katharina Bauer tourcoördinatie C laudia Irman organisatie, medewerking I na Zentner, Hanna Bosbach medewerking, organisatie, video Grigori Chakhov p odiumregie, tourmanagement Andreas Deutz a ssistentie licht Jo Verlei, Peter Bellinghausen, Kerstin Hardt (gast), Lars Priesack (gast) podiumtechnici D ietrich Röder, Martin Winterscheidt geluid A ndreas Eisenschneider, Karsten Fischer merchandising J an Szito, Arnulf Eichholz pianist M atthias Burkert medewerking archivering B énédicte Billiet, Barbara Kaufmann, Grigori Chakhov garderobe H arald Boll, Silvia Franco, Andreas Maier, Katrin Moos, Ulrike Schneider shiatsu therapeut L udger Müller fysiotherapeut Jochen Heisterbach, Carlos Teixeira dos Santos, Bernd-Uwe Marszan osteopaat D idier Brissaud (gast) mediasponsors deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Overheid
© Copyright 2025 ExpyDoc