MS4949_1/1 / 108113 Methode chemie voor de 3e graad aso Richtingen met 2 graaduren Richtingen met 3/4 graaduren voor het 6e jaar Modules Redoxreacties en Biochemie verschijnen voorjaar 2015 www.averbode.be/lab Een modulair sys teem voor de 3e graad aso Lab, de methode chemie voor de 3e (en 2e) graad, is opgebouwd conform het nieuwe leerplan en werd uitvoerig getest, geëvalueerd en bijgestuurd onder het waakzame oog van wetenschappelijke experts. Herkenbare structuur Module 1 - Atoombouw en chemische bindingen 5e jaar aso Module 2 - Koolstofchemie Module 3 - Rekenen in de chemie Module 4 - Zuur-basetheorie 5e of 6e jaar aso 1. Je moet de definitie van isomerie en isomeren kunnen formuleren. 2. Je moet de verschillende vormen van isomerie kunnen opsommen. 3. Je moet voor keten- of structuurisomerie een omschrijv ing kunnen formuleren en een voorbeeld van minimaal illustreren aan de hand van twee isomere vormen. 4. Je moet voor plaatsiso merie een omschrijving kunnen formuleren en illustreren aan voorbeeld van minimaal twee de hand van een isomere vormen. 5. Je moet voor geometri sche isomerie een omschrijv ing kunnen formuleren, de voorwaar van isomerie aangeven en den voor deze vorm illustreren aan de hand van een voorbeeld van minimaal 6. Je moet een omschrijv twee isomere vormen. ing (met tekening) kunnen geven van de samenstelling van natuurlijk een omschrijving (met tekening) licht. Je moet kunnen geven van het effect van een polarisatiefilter op moet een omschrijving kunnen natuurlijk licht. Je geven van gepolariseerd licht. Je moet het effect van een omschrijven. analysator kunnen 7. Je moet de opstelling kunnen tekenen waarmee men kan onderzoeken of de werking van deze opstelling een stof optisch actief is. Je moet kunnen uitleggen. 8. Je moet kunnen aangeven waaraan de optische activiteit van deze stoffen te wijten je moet de definitie van een is, met andere woorden asymmetrische koolstof kunnen formuleren. Je moet kunnen gevolg is van een dergelijke aangeven wat het asymmetrische koolstof. Je moet de definitie kunnen koolstof, enantiomeren, diastereo formuleren voor een chirale -isomeren en een racemisch 9. Je moet voor functie-is mengsel. omerie een omschrijving kunnen formuleren. Je moet de verschille ons van toepassing zijn kunnen nde types die voor aangeven, omschrijven en illustreren aan de hand van minimaal twee isomere vormen. een voorbeeld van Duidelijke opbouw ondersteunt het leerproces. Leerstof in aparte modules In functie van het nieuwe graadleerplan voor de 3e graad en de keuzevrijheid van de school en de vakwerkgroep werd gekozen voor aparte modules. Elke module biedt een uitgediepte versie voor de richtingen met 3/4 graaduren. Doelstellingen van hoofdstuk 4 Losbladige leerwerkboeken •• Gebruik van pictogrammen •• Opsomming van doelstellingen in een apart kader •• Theorie verweven met proeven, opdrachten en oefeningen •• Elk hoofdstuk eindigt met extra oefeningen die de zelfwerkzaamheid van de leerlingen bevorderen •• Definities, regels, besluiten en wat de leerlingen moeten kennen, staan in een apart kader •• Samenvattingen staan in een gekleurd kader •• Overzicht van de veiligheidsvoorschriften •• Practica Pictogrammen: | Lab 3e graad | | Lab 3e graad | Module 2: Koolst ofchemie Hoofdstuk 4: Isomer ie Proef / Werkwijze Oefeningen 1. Welke soort binding treffen we aan in de verbinding tussen: a. magnesium en chloor, b. kalium en zwavel, c. waterstof en broom, d. waterstof en zwavel? Waarneming / Verklaring / Oefening Definitie | | 15 Algemeen (Besluit) Let op / Opmerking Hoe verandert de eerste ionisatie-energie binnen een groep? Laat ons de atomen van groep 2 Be tot en met Ra bestuderen. Schrijf de formule van deze verbindingen. Module 5 - Redoxreacties Module 6 - Biochemie a. b. 6e jaar aso Modules 5 en 6 verschijnen voorjaar c. d. 2. MgCl2 K 2S ionbinding ionbinding HBr H2S atoom 2p3 ��� 2p4 �� � � 2p5 �� �� � grondtoestand = prebindingstoestand Drie bindingen grondtoestand = prebindingstoestand Twee bindingen grondtoestand = prebindingstoestand Eén binding IE1 4 9,322 12 7,646 20 6,113 Sr 38 5,695 Ba 56 5,212 Ra 88 5,279 Ca Reflecteren en besluitvorming: Br en Cl vgl met F enkel nummer van schil verschilt C : 1s2 2s2 2p2 grondtoestand �� � � prebindingstoestaand � ��� vier bindingen S : zie O maar derde schil 3. Z Be Mg (eV) Geef de elektronenverdeling voor een atoom N, O, F, Br, Cl, C, S in de grondtoestand en de prebindingstoestand. Teken de verdeling met de s- en p-orbitalen. Hoeveel bindingen gaat elk atoom maken? N : 1s2 2s2 �� O : 1s2 2s2 �� 2 F : 1s 2s2 �� 2015 Zoek de getalwaarden van de eerste ionisatie-energie op en zet ze grafisch uit in functie van het atoomnummer. covalente binding covalente binding Verandering van de eerste IE binnen een periode: Streven naar een hoger beheersingsniveau. De eerste IE •• Gebruik van instructietaal Verandering van de eerste IE binnen een groep: De eerste IE •• Leerinhouden zijn gekaderd in een wetenschappelijke context Zal de tweede ionisatie-energie groter of kleiner zijn dan de eerste? •• Systematische test van de verworven kennis •• Extra aandacht voor de OVUR-methode (reeds geïntegreerd in Lab 3 en 4, explicieter in Lab 5) •• Grondige voorbereiding op het hoger onderwijs stijgt met toenemend atoomnummer omwille van de toenemende kernlading. De elektronen worden sterker aangetrokken als de kernlading verhoogt en het is dus moeilijker om een elektron weg te nemen. daalt met toenemend atoomnummer omwille van de toenemende grootte van de atomen en dus ook de toenemende afstand van de elektronen van de buitenste schil tot de kern. Waarom moet koolstof in de prebindingstoestand overgaan vooraleer bindingen te maken? Taalbeleid en actief kennis verwerven Koolstof krijgt op die manier vier ongepaarde elektronen en kan dus meer bindingen aangaan. moeilijker verlopen, omdat het atoom na het afgeven van het eerste elektron positief geworden is en dus de andere elektronen sterker zal aantrekken. Het kost dus meer energie om het tweede elektron te onttrekken. Een tweede elektron afgeven zal steeds 4. Geef voor elk atoom in onderstaande verbindingen het sterisch getal en de hybridisatie van het atoom. Geef de atoomschikking. CH3 CH2 CH3 CH3 CH O CH2 C O CH3 C 2.1.3. De elektronenaffiniteit, EA H O Wetenschappelijk en proefondervindelijk Nadruk op onderzoekend leren en leren onderzoeken. •• •• •• •• Principes van de chemie uitgelegd volgens de natuurwetenschappelijke methode (onderzoeksvraag, experiment, waarneming, besluit) Proefondervindelijk leren: gevarieerde, haalbare en uitdagende proeven Lab 5 legt nog meer de nadruk op leren onderzoeken en onderzoekscompetenties m.a.w. het systematisch hanteren van een wetenschappelijke methodiek Werken aan een toenemende mate van zelfstandigheid: •• •• •• •• Zelfstandig een onderzoeksvraag formuleren Waarnemen en conclusies trekken Argumenteren over het antwoord op een onderzoeksvraag Reflecteren en het resultaat rapporteren CH2 C | | CH2 CH CH2 CH2 CH C CH2 Lab 3e graad Lab 3e graad | | H C De elektronenaffiniteit is de energie die vrijkomt (negatief teken) wanneer een elektron wordt toegevoegd aan een atoom. NH2 Het elektron komt vanuit een oneindig verre schil naar een schil dichter bij de kern en krijgt dus een lagere energie: vanuit het standpunt van het atoom verliest het energie, vandaar het negatieve teken. N Reflecteren Module 1: Atoombouw en Chemische en besl uitvorming: bindingen Ver Hoofdstuk 2:and Chemische bindingen ering van de atoomstraal De atoomstr binnen een aal daalt periode: met stijgend Dit komt omd atoomnumme at binnen r. een peri | | Voorbereiden en uitvoeren: - Verandering van de elektronenaffiniteit, EA, binnen een periode: 55 ode de kernladin het aantal schil g toeneemt (stij len constant gend atoomnu blijf t. De toen schil elektron emende kern mmer), maar en, waardoor lading trekt de atoomstraal harder aan de verkleint. buitenste Veranderin De atoomstr g van de atoo mstraal binn 34 | | 3.3 Hybridisatie en een aal stijgt groep: met toeneme aantal schillen nd atoomnu stijgt met toen mmer, omdat emend atoomnu binnen een groe van de laatste mmer. Meer schil p het schil verder van len betekent de kern ligge dat de elektron n en het atoo en m een grotere straal heef t. 2.1.2. De ioni sat Met de overlapping van de gekende s- en p-orbitalen kunnen de geometrische structuren van de moleculen niet verklaard worden. Bijvoorbeeld: In de molecule H2O heeft zuurstof de volgende elektronenconfiguratie: ie-energie, IE De eerste ionis atie-energie, IE1, is de ener een atoom op gie die nodig een oneindig (positieve teke e afstand te Je kunt dit verk brengen. n) is om een laren door te eerste elek stellen dat het verre schil (met tron van elektron van hogere ener (relatief) dich gie) moet gebr t bij de kern acht worden. naar een onei Merk ook op ndig dat de energie altijd vanuit aan het atoo het atoom beke m om dit elek tron op die ken wordt: er verre schil te moet energie brengen, vand toegevoegd Voorbereide aar een posi worden n en uitvoere tief teken voor de Hoe verande n: IE. rt de eerste ionisatie-en Laat ons de atomen van ergie binnen de tweede en een periode bestuderen. de derde perio ? de, Li tot en met Ne en Na tot en met Ar, Zoek de geta lwaarden van de eerste ionis uit in functie atie-energieën van het atoo mnummer. van de verschill ende atomen op en zet ze atoom grafisch Z IE1 atoom Z (eV) IE1 (eV) Li 3 5,392 Na Be 11 5,139 4 9,32 2 Mg B 12 7,646 5 8,298 Al C 13 5,986 6 11,260 Si N 14 8,151 7 14,534 P O 15 10,48 8 6 13,518 S F 16 10,360 9 17,42 2 Cl Ne 17 12,967 10 21,564 Ar 18 15,759 1s2 2s2 2p4 Omdat de bindingen gemaakt worden met de ongepaarde elektronen en de p-orbitalen loodrecht op elkaar staan, zouden de atomen in het molecule een hoek van 90 graden moeten vertonen. In werkelijkheid meet men een hoek van 105 graden. Eigentijdse lay-out Wetenschappers hebben dan (weer op basis van de Schrödingervergelijking) modellen opgesteld, waardoor de werkelijkheid met een grote waarschijnlijkheid kan worden voorgesteld: dit zijn de zogenaamde hybridisaties. Hierbij worden s- en p-orbitalen van hetzelfde niveau ‘vermengd’ tot nieuwe orbitalen van gelijke energie en gelijke bindingskansen. 3.3.1. sp3 hybridisatie (enkelvoudige binding) Afbeeldingen complementeren de lestekst. •• Foto’s, schema’s en wetenschappelijk correcte illustraties •• Knappe visualisaties van abstracte chemische modellen •• Cartoons zorgen voor een ludieke noot Zoals het symbool aangeeft, gaan de vier atoomorbitalen (één s-orbitaal en drie p-orbitalen) zich omvormen tot vier gelijkvormige meng- of hybride orbitalen met gelijke bindingskansen. Deze orbitalen stoten elkaar onderling af en gaan zover mogelijk van elkaar verwijderd zitten: ze richten zich naar de hoekpunten van een tetraëder en vormen onderling hoeken van 109,5 graden. Ook voor deze orbitalen geldt de regel van Hund. FIGUUR 10 s FIGUUR 11 | Lab 3e | Lab 3e graad | Module 1: graad | Hoofdstuk Atoombouw en Che 2: Chemis mische bind che bindinge ingen n | | 33 40 | | p p p 4 x sp3 Aparte modules per doelgroep Richtingen met 2 graaduren Een basisversie van de 6 modules voor de richtingen met 2 graaduren chemie biedt de vakwerkgroep keuzevrijheid en flexibiliteit. Module 1: Atoombouw en chemische bindingen •Hoofdstuk 1: Atoombouw •Hoofdstuk 2: Chemische bindingen Economie-wiskunde Grieks-wiskunde Latijn-wiskunde Moderne talen-wiskunde Wiskunde-topsport Module 2: Koolstofchemie Module 3: Rekenen in de chemie •Hoofdstuk 1: Inleiding tot de koolstofchemie •Hoofdstuk 2: Koolwaterstoffen •Hoofdstuk 3: Monofunctionele koolstofverbindingen •Hoofdstuk 4: Isomerie •Hoofdstuk 5: Fysische eigenschappen van koolstofverbindingen •Hoofdstuk 6: Reactiesoorten en mechanismen •Hoofdstuk 7: Kunstpolymeren •Hoofdstuk 1: Rekenen in de chemie •Hoofdstuk 2: Energie-aspecten en kinetiek bij chemische reacties •Hoofdstuk 3: Chemisch evenwicht Voor de richtingen met 3 of 4 graaduren chemie bieden we een uitgediepte versie van de 6 modules. Module 4: Zuur-basetheorie Module 1: Atoombouw en chemische bindingen •Hoofdstuk 1: Atoombouw •Hoofdstuk 2: Chemische bindingen Modules 5 en 6 verschijnen voorjaar Module 5: Redoxreacties Richtingen met 3/4 graaduren 2015 Module 6: Biochemie* * Module 6 wordt in het leerplan beschouwd als verdieping Economie-wetenschappen Grieks-wetenschappen Latijn-wetenschappen Moderne talen-wetenschappen Wetenschappen-topsport Wetenschappen-wiskunde Sportwetenschappen Module 2: Koolstofchemie Module 3: Rekenen in de chemie •Hoofdstuk 1: Inleiding tot de koolstofchemie •Hoofdstuk 2: Koolwaterstoffen •Hoofdstuk 3: Monofunctionele koolstofverbindingen •Hoofdstuk 4: Isomerie •Hoofdstuk 5: Fysische eigenschappen van koolstofverbindingen •Hoofdstuk 6: Reactiesoorten en mechanismen •Hoofdstuk 7: Kunstpolymeren •Hoofdstuk 1: Rekenen in de chemie •Hoofdstuk 2: Energie-aspecten en kinetiek bij chemische reacties •Hoofdstuk 3: Chemisch evenwicht Module 4: Zuur-basetheorie Modules 5 en 6 verschijnen voorjaar Module 5: Redoxreacties Module 6: Biochemie 2015 De kern van Lab Didactische ondersteuning Gedrukte handleiding •• Werken aan een grotere zelfstandigheid in denken en handelen Een gedrukte handleiding bij de modules 1-2-3-4. •• Conform het leerplan voor de 3e graad aso •• Achtergrondinformatie bij de operationele doelstellingen •• Mogelijke toets- en examenvragen •• Suggesties voor huistaken •• Lijst met de benodigdheden voor de theorielessen en de practica •• Didactische wenken en tips •• Jaarplansuggesties •• Wetenschappelijk correct en uitgebreid getest •• Ingevuld leerwerkboek •• Duidelijke leerlijn: voorbereiding op het hoger onderwijs handleiding Modules 5 en 6 verschijnt voorjaar 2015 •• Grotere kennisverwerving •• OVUR-methode expliciet en grondig toegepast •• Proefondervindelijk leren - leren onderzoeken www.averbode.be/labplus 3.7 De elektronenconfiguratie in het periodiek systeem van de elementen FIGUUR 2 In 1869 publiceerde Dimitri Ivanovitsj Mendeljev een overzichtelijke indeling van de elementen: het periodiek systeem van de elementen. Mendeljev rangschikte de elementen die hij kende (een 50-tal) eerst volgens stijgende atoommassa. Vervolgens plaatste hij de elementen met gelijkaardige eigenschappen onder elkaar. •• Toelichting bij het concept •• Jaarplannen •• Oefeningen, opdrachten en huistaken (aanpasbaar) •• Vragen en toetsen (per hoofdstuk) •• Didactische wenken, tips en doelstellingen (per hoofdstuk) •• •• Overzicht van het labomateriaal, veiligheidsvoorschriften, opsommig van oude en nieuwe gevarensymbolen Beveiligd via Knooppunt Deze stappen zijn eigen aan het ontstaan van een ionverbinding en we zullen ze dan ook verder uitdiepen. Deze rangschikking leverde een tabel op die bestond uit: - horizontale rijen: perioden - verticale kolommen: groepen 2.1 1 2 3 4 5 6 7 H Li Na K Rb Cs Fr Be Mg Ca Sc Ti V Sr Y Zr Nb Ba La Hf Ta Ra Ac Rf Db Cr Mo W Sg Mn Tc Re Bh Variatie van IE en EA binnen het periodiek systeem (OVUR) Onderzoeksvraag/oriënteren: Is er een verband tussen de plaats van een atoom in het periodiek systeem en de gemakkelijkheid om een (positief of negatief) ion te vormen? We onderzoeken hierbij ook de verandering van de atoomstraal binnen het periodiek systeem. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Ia IIa IIIb IVb Vb VIb VIIb VIIIb Ib IIb IIIa IVa Va VIa VIIa 0 He B C N O F Ne Al Si P S Cl Ar Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn Hs Mt De atoomstraal, r 2.1.1. Atomen kunnen vereenvoudigd voorgesteld worden als bolletjes, waarbij de elektronen van de buitenste schil zich ter hoogte van de rand van het bolletje bevinden. De atoomstraal r is de afstand van de kern van een atoom (het centrum van het bolletje) tot de buitenste schil elektronen (de rand van het bolletje). Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr FIGUUR 3 r Als we kijken naar de elektronenconfiguratie, dan kunnen we de tabel indelen in vier blokken. • Het s-blok: bevat de elementen waarbij de laatste elektronen op een s-orbitaal zitten. Dit blok bestaat uit twee groepen, omdat het s-orbitaal slechts twee elektronen kan bevatten. Deze twee groepen 1 en 2 behoren tot de hoofdgroepen. • Het p-blok: bevat de elementen waarbij de laatste elektronen op een p-orbitaal zitten. Dit blok bestaat uit zes groepen, omdat het p-orbitaal zes elektronen kan bevatten. Ze behoren allen tot de hoofdgroepen (13 > 18). • Het d-blok: analoog met de vorige blokken is geweten dat dit blok elementen bevat waarvan de laatste elektronen op een d-orbitaal staan. De groepen in dit blok (tien in totaal) behoren tot de nevengroepen. • Het f-blok: bevat de elementen waarvan de laatste elektronen op een f-orbitaal staan. Ze behoren tot de zesde en zevende periode en worden respectievelijk de Lanthaniden en Actiniden genoemd. 3.7.1 Voorbereiden en uitvoeren: Hoe verandert de atoomstraal binnen een periode? Laten we de atomen van de tweede en de derde periode in beschouwing nemen, namelijk Li tot en met Ne en Na tot en met Ar. Onderzoek: Tracht via gegeven tabellen of via opzoekingswerk op het internet de getalwaarden van de atoomstralen van de verschillende atomen terug te vinden en zet ze grafisch uit in functie van het atoomnummer. atoom Z Li 3 Na 11 Be 4 Mg 12 Bijzondere kenmerken binnen een periode In een periode wordt, althans wat de elementen uit de hoofdgroepen betreft, eenzelfde schil verder opgevuld, bijvoorbeeld in periode 3 wordt schil 3 opgevuld. 2.3 Stabiliteit van een ionverbinding Het atoomnummer binnen een periode neemt telkens toe met één eenheid, dit wil zeggen dat er telkens één proton en één elektron bijkomt. Een ionverbinding wordt r atoom B 5 Al 13 C 6 Si 14 N 7 P 15 O 8 S F 9 Cl Ne 10 Ar stabieler naarmate de roostere nergie en de elektronenaffinite ionisatie-energie kleiner is. it groter zijn | | Bordboeken •• Apart bordboek per module •• In- en uitzoomen •• Eigen aantekeningen en verrijkingen toevoegen •• De oplossingen tonen of verbergen •• Verschillende versies beheren en bewaren •• Online en offline (Knooppunt Kiosk) bruikbaar op pc, Mac, tablet … Lab 3e graad Lab 3e graad | | Module 1: Atoombouw en Chemische bindingen Hoofdstuk 1: Atoombouw Z 16 17 18 en de Al deze vormen van energie worden bekeken vanuit de atomen | | zelf. IE wordt aan de atomen toegevoegd en krijgt een 32 | 21 +; | EA en RE zijn energieën die de atomen kunnen afgeven en krijgen een –. Voorbeeld: KCl is minder stabiel KCl I.E. (K) = + 420 kJ/mol E.A. (Cl) = - 330 kJ/mol R.E. = - 680 kJ/mol - 590 kJ/mol dan NaCl. NaCl I.E. (Na) = + 500 kJ/mol E.A. (Cl) = - 330 kJ/mol R.E. = - 780 kJ/mol - 610 kJ/mol Uit bovenstaande tabel blijkt dat het vormen van één molecule NaCl energetisch al zeer gunstig Wanneer nu een tweede molecule is. gevormd wordt, kan het positieve Na+ van molecule 1 de negatieve van molecule 2 aantrekken en omgekeerd. Dit heeft tot gevolg Cldat er nog eens twee keer de de roosterenergie als extra waarde van kan worden afgegeven. Dit verklaart waarom er ionroosters voorkom en. FIGUUR 6 Vorming NaCl: -610 kJ/mol Cl– Na+ Extra R.E.: -780 kJ/mol Meer info op www.averbode.be/e-bib Na+ Extra R.E.: -780 kJ/mol Cl– Vorming NaCl: -610 kJ/mol Cl– Na+ Formule-eenheid Ionverbindingen zijn bijgevolg bij kamertemperatuur harde kristallijne stoffen. Je zult er moeten toevoegen om de ionen veel energie aan uit elkaar te krijgen. Ze hebben bijgevolg hoge smelt- en kookpun ten. 3 Covalente binding Een covalente binding ontstaat tussen twee niet-metalen. De bindende atomen verwerven edelgasconfiguratie wanneer de ze beiden een ongepaard elektron leveren voor de vorming van gemeenschappelijk elektronenpaar. een Als voorbeeld nemen we de 35 Cl17 binding in een Cl -molecule: 2 1s2 2s2 2p 6 3s2 3p5 | Lab 3e graad | Module | Lab 3e graad | Hoofds 1: Atoombouw en Chemische bindingen tuk 2: Chemische bindinge n | | 37 r Contact Meer informatie? Wenst u een presentatie bij u op school of meer informatie, dan kunt u een afspraak maken met onze pedagogisch afgevaardigden. Sarah Moeremans Martine Vanzurpele Oost- en West-Vlaanderen, postnummers 1500 t.e.m. 1790 Tel. 0499 51 02 77 [email protected] Limburg, Vlaams-Brabant (m.u.v. postnummers 1500 t.e.m. 1790), Antwerpen, Brussel Tel. 0478 27 51 12 [email protected] Lab bestaat uit 2e graad 3e graad • Lab 3.1 - Leerwerkboek 1u* • Lab 3.2 - Leerwerkboek 2u* • Lab 3 - Handleiding 1u/2u • Lab 3 - Didactische website** • Lab 3.1 - Bordboek** (activatie per leerkracht) • Lab 3.2 - Bordboek** (activatie per leerkracht) • Lab 3 TW/BTW - Leerwerkboek* • Lab 3 TW/BTW - Didactische website** • Lab 3 TW/BTW - Bordboek** (activatie per leerkracht) Richtingen met 3/4 graaduren: leerwerkboeken • Lab 5 Module 1 - Atoombouw en chemische bindingen* • Lab 5/6 Module 2 - Koolstofchemie* • Lab 5/6 Module 3 - Rekenen in de chemie* • Lab 5/6 Module 4 - Zuur-basetheorie* • Lab 4.1 - Leerwerkboek 1u* • Lab 4.2 - Leerwerkboek 2u* • Lab 4 - Handleiding 1u/2u • Lab 4 - Didactische website** • Lab 4.1 - Bordboek** (activatie per leerkracht) • Lab 4.2 - Bordboek** (activatie per leerkracht) • Lab 4 TW/BTW - Leerwerkboek* • Lab 4 TW/BTW - Didactische website** • Lab 4 TW/BTW - Bordboek** (activatie per leerkracht) Richtingen met 2 graaduren: leerwerkboeken • Lab 5 Module 1 - Atoombouw en chemische bindingen* • Lab 5/6 Module 2 - Koolstofchemie* • Lab 5/6 Module 3 - Rekenen in de chemie* • Lab 5/6 Module 4 - Zuur-basetheorie* • Lab 5/6 - Handleiding Modules 1-2-3-4 • Lab 5/6 - Bordboek per module** • Lab 6 Module 5 - Redoxreacties • Lab 6 Module 6 - Biochemie Verschijnen in 2015 * Bestel een beoordelingsexemplaar tegen 50%! Surf naar www.averbode.be **Betalend. Exclusief voor gebruikers van de methode. Uitgeverij Averbode Bestelservice Voor meer informatie surf naar www.averbode.be/lab Postbus 54 - 3271 Averbode Tel. 013 780 116 - Fax. 013 780 383 www.averbode.be
© Copyright 2024 ExpyDoc