Twee methoden om het effect van sociale wijkteams te analyseren

Twee methoden om het effect van sociale wijkteams te analyseren
Al een aantal jaren wordt er in verschillende gemeenten geëxperimenteerd met de inzet van sociale
wijkteams: samenwerking tussen professionals van verschillende zorgorganisaties in een wijk. De
idee is dat deze samenwerking een positieve kosten-baten uitkomst zouden hebben.
Om dit te meten, zijn er in Nederland twee methoden [1] gebruikt: de maatschappelijke kostenbaten analyse (veel toegepast door het bureau LPBL) en de effectenarena (veel gebruikt door het
bureau Verweij Jonker). In dit document gaan we in op de verschillen tussen de twee methoden. De
opbouw is als volgt:
De methodiek van het bureau Verweij-Jonker ....................................................................................... 1
De methodiek van het bureau LPBL ........................................................................................................ 2
De voordelen van het gebruik van de Verweij-Jonker methode............................................................. 3
De nadelen van het gebruik van de Verweij-Jonker methode ................................................................ 3
De voordelen van het gebruik van de MKBA .......................................................................................... 3
De nadelen van het gebruik van de MKBA .............................................................................................. 3
Overeenkomstige voor- en nadelen van beide methoden ..................................................................... 4
De methodiek van het bureau Verweij-Jonker
Het bureau Verweij-Jonker (VJ) heeft verschillende rapporten geschreven over de meervoudige
opbrengsten van sociale wijkteams. Zie bijvoorbeeld "Goede hulp is veel waard" en "Het is de
integrale aanpak die werkt". De methodiek van VJ kenmerkt zich door een analyse van casussen. Bij
iedere casus wordt de ‘buurtteam’ aanpak beschreven en het referentie-alternatief (wat zou er
gebeurd zijn als er doorgegaan was op de oude manier). Dit wordt gedaan middels gesprekken met
professionals. Vervolgens worden aan de inzet in beide gevallen standaardprijskaartjes gehangen
(middels de ‘effectencalculator’). Op deze manier wordt inzichtelijk wat de aanpak met een sociaal
team kost, en wat de oude situatie zou hebben gekost. VJ richt zich daarmee op de analyse van de
daadwerkelijke effecten. Een typische presentatie van één casus ziet er als volgt uit:
De methodiek van het bureau LPBL
Een ander, veel gebruikte methodiek bij de evaluatie van sociale teams, is de Maatschappelijke
Kosten Baten Analyse (MKBA)[1]. Het bureau LPBL heeft deze methodiek met name gebruikt; een
voorbeeld van een analyse is een MKBA naar de effecten van 4,5 jaar Frontlijnteamaanpak in
Heechterp-Schieringen. Ook hebben ze een meta-analyse van een aantal uitgevoerde MKBA's
gepubliceerd. Als eerste stap wordt de effectenarena gebruikt om tot een kwalitatieve analyse van
de te verwachten effecten te komen (beleidstheorie). Vervolgens wordt op dossierniveau ad random
een steekproef getrokken (60-80 casussen). Deze casussen worden met de professionals
geanalyseerd op effecten in vergelijking met de nul-situatie (de beleidstheorie is hier een middel om
de volledigheid van de effecten te toetsen). Vervolgens worden deze casussen gebruikt als basis voor
een algemene aggregatie/generalisatie naar team- en gebiedsniveau. De casussen-analyse wordt –
indien beschikbaar – aangevuld met andere gegevens extern beschikbaar (bijvoorbeeld over
jeugdbeschermingsmaatregelen of over uithuisplaatsingen). Een typische presentatie van de MKBA
ziet er als volgt uit:
De voordelen van het gebruik van de Verweij-Jonker methode
1) door de verhalende stijl middels casuspresentatie geeft een transparant zicht op het effect van
de invoering van een sociaal team.
2) door het koppelen van euro’s aan de professionele inzet worden de daadwerkelijke kosten van
beide aanpakken helder.
a) de methode werkt niet met aannames over effecten in de toekomst, waardoor de
gepresenteerde uitkomsten een zuiver beeld geven.
b) tevens worden er geen monetaire waarden gekoppeld aan de immateriële waarden. Dit
biedt ruimte voor de lezer om zelf de afweging te maken tussen de verschillende waarden
die door een sociaal team gecreëerd worden.
De nadelen van het gebruik van de Verweij-Jonker methode
Specifiek nadeel van deze methode is dat, door de focus op de casussen, er geen conclusie kan
worden getrokken over het totale effect voor de stakeholders.
De voordelen van het gebruik van de MKBA
1. Er van uitgaande dat LPBL wetenschappelijk de juiste wijze van steekproef heeft getrokken (ad
random, een juiste hoeveelheid uit de totale populatie), bestaat wel degelijk de mogelijkheid om
te generaliseren.
2. Het sterke punt van LPBL is dat zij middels triangulatie hun bevindingen proberen te valideren. Zo
werd in het gebied Heechterp-Schieringen (Leeuwarden) een duidelijke terugval in het aantal
huisuitzettingen zichtbaar: van 17 in 2008 naar 11 in 2011, een daling van bijna 40%. Het totaal
aantal huisuitzettingen bij de betrokken corporaties daalde eveneens, maar met slechts 20%.
Omdat zowel uit de casussen helder werd dat de uit huis zettingen verminderen als uit de
externe gegevens, rekent LPBL de daling toe aan het sociale team. Hierin zit natuurlijk altijd een
onzekerheid.
De nadelen van het gebruik van de MKBA
1. Een nadeel van de MKBA is dat ze met hypotheses werken door de echte effecten door te
denken naar grotere maatschappelijke effecten. Deze worden ook gemonetariseerd en
meegenomen in de totale baten. Een voorbeeld van een ‘gedurfde’ hypothese komt weer uit de
rapportage van Heechterp-Schieringen:
“De verwachting is dat bij kinderen in de betrokken huishoudens schooluitval afneemt. De inschatting
is dat door de verbeterde gezinssituatie en zaken als huiswerkbegeleiding, mentoren et cetera de
schooluitval met 2% gereduceerd kan worden. Op termijn zou dat 1 extra startkwalificatie per jaar
betekenen. Ieder kind, dat een startkwalificatie haalt, komt overeen met een maatschappelijke baat
van ongeveer € 70.000 NCW. Het grootste deel (circa € 60.000) zijn baten op lange termijn, het
moment dat dit kind de arbeidsmarkt betreedt. De baten zijn opgebouwd uit een een grotere kans op
hoger loon en een lagere kans op een uitkering, alternatieve scholing en criminaliteit.”
2. Naast het nadeel van het hypothetische karakter, is het ook onmogelijk om de volledigheid van
de maatschappelijke effecten te reconstrueren. Hierdoor kunnen belangrijke baten, maar ook
kosten ontbreken, die de uitkomst ten voor- of nadele beïnvloeden[2]. Door je op de zichtbare
effecten te concentreren vermijd je dit nadeel, maar mis je mogelijke effecten die wellicht wel
plaatsvinden.
Samenvattend: daar waar VJ bewust kiest om zich te richten op de analyse van casussen, om
zodoende het hypothetische karakter van de kosten en baten tot een minimum te beperken, gaat
LPBL een stap verder door juist wel de casussen te aggregeren naar gebiedsniveau en hypothetische
maatschappelijke baten in het totale kosten-batenplaatje mee te nemen.
Overeenkomstige voor- en nadelen van beide methoden
1. Nadeel van beide methodes is dat er vaak met aannames over de referentieaanpak wordt
gewerkt. Dat komt omdat de onderzoeker vaak op één tijdstip de evaluatie uitvoert, waardoor
gegevens over het verleden (als het team al operationeel is) of het effect (als het team nog moet
gaan werken), ontbreken. Longitudinaal onderzoek is daarom wenselijk.
2. Ten tweede worden in de huidige analyse (en ook in genoemde voorbeeldstudies) verschillende
effecten genoemd, waarbij kritisch gekeken moet worden naar of die direct een gevolg zijn van
het ST. Zo wordt in de evaluatie als belangrijk pluspunt genoemd het direct kunnen handelen, in
plaats van het wachten op een indicatie van het CIZ. Wat zou het effect zijn geweest als het ST er
niet was geweest, maar verschillende organisaties niet op het CIZ hoefden te wachten? Anders
gezegd, welke resultaten zijn puur aan het ST toe te schrijven[3]? In het model van Maas (2009)
heet dit ‘impact’: het is de uitkomst van het ST minus ‘wat anders ook gebeurd zou zijn’.
___________________________________________
Noten
[1] Er zijn nog meer methoden, Maas (2009) toont in haar proefschrift een overzicht van 30
kwantitatieve methoden.
[2] Een recente studie van N. Mouter (2014) bevestigt dat besluitvormers – meer dan in de status
quo – moeten communiceren dat zij een belangrijke maar geen absolute waarde toekennen aan de
MKBA in het besluitvormingsproces.
[3] ‘it is a matter of evaluation that is dependent on the interests, the background, the available
information, and the knowledge of different evaluators’ (Dentchev, 2007)
References
Dentchev, N. (2007). Corporate social performance. Business & Society, 46(1), 104-116.
Maas, K., (2009). Corporate social performance : From output measurement to impact measurement,
Rotterdam
Mouter, N., (2014). Cost-benefit analysis in practice, Delft: Trail Thesis Series