C 1e niveau 2014-Basisbeginselen vh NB in de SGI 2014

C 1e niveau 2014
Deel C. Basisbeginselen in het Nichiren Boeddhisme in
de SGI
Vergif omzetten in medicijn
Bewerkt uit de SGI Quarterly van januari 2003
http://www.sgi.org/buddhism/ buddhist-concepts/changingpoison-into-medicine.html
Inspanningen om ons leven verder te brengen of
om doelen te bereiken, stuiten altijd op enige
weerstand. En dat geldt des te meer als het onze
bedoeling is om verlichting te bereiken, wat zal
bijdragen aan een verandering van de
samenleving.
Nichiren leert ons dat we door het reciteren
van
Nam-myoho-renge-kyo
fundamentele
duisternis kunnen omzetten in verlichting. Elke
ongunstige situatie ook kan dus worden
veranderd in een bron van waarde. Eigenlijk is
het zo dat dat wij als mens groeien door pijnlijke
omstandigheden de baas te worden.
Sleutel is hoe we reageren op het
onvermijdelijke lijden van het leven. Wanneer hij
schrijft over de uitdaging van het omzetten van
negatieve tendensen, zegt Nichiren: “Als een
gewoon mens boeddhaschap bereikt (…) zullen
de drie hindernissen en vier duivels
onveranderlijk opdoemen, waarop de wijzen zich
verheugen en de dwazen terugdeinzen.” (GND‑I,
124)
SGI-leden hebben het vaak over ‘vergif
omzetten in medicijn’ wanneer ze vertellen hoe
ze met hun boeddhistische beoefening een
moeilijke, negatieve of pijnlijke situatie
veranderden in iets positiefs. Het proces van het
omzetten van vergif in medicijn begint wanneer
we moeilijke ervaringen aangrijpen om over
onszelf na te denken en moed en compassie gaan
ontwikkelen. Hoe beter dat lukt, des te meer
onze levenskracht en wijsheid toenemen en we
een levensconditie realiseren die werkelijk groots
is.
Lijden kan daarom de springplank zijn naar
een diepere ervaring van geluk. Vanuit het
boeddhisme gezien ligt in elke negatieve ervaring
deze diepe positieve kracht besloten. Maar
wanneer we door lijden worden verslagen of op
een negatieve en destructieve manier reageren
op moeilijke omstandigheden, verandert het
oorspronkelijke ‘vergif’ niet en blijft dus vergif.
Door een moeilijke situatie - zoals ziekte,
werkloosheid, verlies van een dierbare, of
1
verraad - aan te grijpen als een kans om je eigen
verantwoordelijkheidsgevoel te verdiepen, kun je
het soort zelfkennis ontwikkelen dat tot een
stroom van goede dingen in je leven leidt. Het
boeddhisme leert dat zelfkennis uiteindelijk het
besef is van onze oneindige mogelijkheden, het
vermogen om innerlijke kracht op te bouwen,
wijsheid en compassie. Dit oneindige potentieel
wordt aangeduid met ‘boeddhanatuur’. De
oorspronkelijke betekenis van de zin ‘vergif
omzetten in medicijn’ heeft betrekking op dat
niveau van zelfkennis.
In welke vorm het zich ook voordoet, de
Daishonin dringt er bij ons op aan om blij te zijn
als er negatieve dingen gebeuren. Dat we dit zien
als een bevestiging dat we op de juiste manier de
Wet beoefenen waarmee gewone mensen een
boeddha worden, en als een kans om een grote
innerlijke verandering door te maken.
Deze leerstelling dat een diepgaande
innerlijke verandering mogelijk is, maakt het
boeddhisme tot een uitermate optimistische
filosofie. En dit optimisme is voor boeddhisten de
drijvende kracht om de negatieve en destructieve
neigingen in hun eigen leven, de maatschappij en
de wereld als geheel te veranderen.
De tien werelden
Uit de SGI Quarterly van oktober 1999
http://www.sgi.org/buddhism/
buddhist-concepts/tenworlds.html
Het belangrijkste waar het boeddhisme zich op
richt is onze levensstaat, de vreugde of het lijden
dat we van moment tot moment ervaren. Deze
wordt altijd gezien als de interactie tussen
externe
omstandigheden
en
innerlijke
tendensen; dezelfde omstandigheden (dezelfde
werkplek bijvoorbeeld) die door de een wordt
ervaren als een niet-aflatende ellende kan voor
een ander de bron zijn van een opgewekte
uitdaging en voldoening. Doel van de
boeddhistische beoefening is om onze innerlijke
levensstaat zo sterk te maken, dat we in staat zijn
de meest moeilijke en negatieve situaties het
hoofd te bieden en zelfs te veranderen.
Op basis van zijn opvatting over de Lotus
C 1e niveau 2014
Soetra ontwikkelde de 6e-eeuwse Chinese
boeddhist T’ien-t’ai een systeem waarin de
menselijke ervaring wordt onderverdeeld in tien
levensstaten of ‘werelden’. Deze leer van tien
werelden werd overgenomen en uitgewerkt door
Nichiren, die het innerlijke, subjectieve karakter
van deze werelden benadrukte:
Betreffende de vraag waar zich precies de hel
en de Boeddha bevinden, staat in de ene
soetra dat de hel zich ondergronds bevindt en
in een andere staat dat de Boeddha in het
westen
verblijft.
Maar
nauwkeuriger
onderzoek wijst uit dat beide zich bevinden in
ons eigen lichaam van anderhalve meter.
(GND-I, 201)
Wat zijn deze tien werelden?
Opgesomd van de minst tot de meest wenselijke
zijn het:
1. Hel - een levensconditie van wanhoop, waarin
men volledig door lijden wordt overmand.
2. Honger - een levensstaat waarin men wordt
beheerst door verwarrende verlangens die nooit
kunnen worden vervuld.
3. Dierlijkheid - een instinctuele levensstaat
waarin men de sterke vreest en de zwakke kwelt.
4. Woede - een levensstaat die gekenmerkt
wordt door de teugelloze wedijver om anderen
te overtreffen en domineren, vaak onder het
voorwendsel goed en wijs te handelen.
Deze vier levensstaten worden aangeduid als de
vier slechte paden wegens de destructieve
negatieve aard die hun kenmerk zijn.
5. Menselijkheid (of rust) - een kalme levensstaat
die zich kenmerkt door het vermogen te
redeneren en een kalm oordeel te vellen. Deze
levensstaat is dan wel fundamenteel voor onze
identiteit als mensen, maar kan ook de tere
balans aangeven die omslaat naar een van de
lagere
levensstaten
bij
moeilijke
omstandigheden.
6. Verrukking (of hemel) - een levensstaat van
vreugde, met name de vreugde die men voelt
wanneer een verlangen is vervuld of men aan
lijden is ontsnapt.
De
2
bovengenoemde
werelden
worden
gezamenlijk soms de ‘zes lagere werelden’
genoemd. Het zijn in feite reacties op
veranderende externe omstandigheden waarin
wij een gebrek aan echte vrijheid en
onafhankelijkheid ervaren.
7. Kennis - een levensconditie waarin men het
verlangen naar verlichting opvat.
8. Bewustwording - een aanwijzing van het
vermogen om zonder hulp de ware aard van
verschijnselen waar te nemen.
Samen worden kennis en bewustwording soms
de twee voertuigen genoemd, aangezien de
mensen die blijk geven van deze levensstaten
gedeeltelijk verlicht zijn en vrij zijn van sommige
verwarrende verlangens. Maar deze werelden
kunnen erg in zichzelf gekeerd zijn, en in vele
boeddhistische teksten treffen we passages aan
waarin de Boeddha de mensen van de twee
voertuigen terechtwijst voor hun egoïsme en
zelfgenoegzaamheid.
9. Bodhisattva - een levensstaat van compassie,
waarin we de beperkingen van zelfzucht
overwinnen en onophoudelijk werken voor het
welzijn van anderen. Vooral het Mahayanaboeddhisme legt de nadruk op de bodhisattva als
het toonbeeld van menselijk gedrag.
10. Boeddhaschap - een levensstaat van
volkomenheid en perfecte vrijheid, waarin men
een gevoel van eenheid kan proeven met de
fundamentele levenskracht van de kosmos. Voor
iemand in de wereld van boeddhaschap kan alles
- ook de onvermijdelijke beproeving van ziekte,
ouderdom en de dood - ervaren worden als een
kans op vreugde en vervulling. De innerlijke
levensstaat van boeddhaschap komt tot
uitdrukking in de altruïstische toewijding en
inspanningen in de wereld van bodhisattva.
Kennis,
bewustwording,
bodhisattva
boeddhaschap zijn gezamenlijk bekend als
‘vier nobele werelden’. Ze staan voor
inspanning om integer, innerlijk vrij en
compassie te leven.
en
de
de
vol
Iedere wereld heeft de negen andere in zich
Dit brengt ons bij een belangrijk aspect van
Nichirens begrip van de tien werelden: elke
wereld heeft de negen andere in zich. Zoals hij
het uitdrukt: “Zelfs een harteloze schurk houdt
van zijn vrouw en kinderen. Ook hij bezit diep in
C 1e niveau 2014
zichzelf iets van de wereld van bodhisattva.”
(GND-II, 140) Dus het vermogen tot verlichte
wijsheid en inspanning, dat staat voor de wereld
van boeddhaschap, blijft bestaan, zelfs in iemand
wiens leven beheerst wordt door de lagere
levensstaten hel, honger of dierlijkheid.
Het tegenovergestelde is ook waar. De
levensstaat van boeddhaschap staat niet los van
de andere negen werelden. Eerder kan de manier
waarop bijvoorbeeld de tendens naar woede in
iemands leven heerst, worden geïnspireerd en
veranderd door de wijsheid, levenskracht en
moed van boeddhaschap. Als woede wordt
gestuurd door de compassie van de werelden van
boeddhaschap en bodhisattva, kan zij een
wezenlijke kracht zijn om onrecht aan te pakken
en de mensenmaatschappij te veranderen.
Het doel van de boeddhistische beoefening voor Nichiren-boeddhisten de recitatie van de
zinsnede Nam-myoho-renge-kyo - is om de
levensstaat van boeddhaschap naar buiten te
brengen, die ons leven kan verlichten en ons in
staat stelt een blijvende waarde te creëren uit
onze eeuwige reis door alle tien werelden.
De eenheid van persoon en omgeving
Bron:
http://www.sgi.org/resource-center/introductorymaterials/oneness-of-life-and-environment.html
Een van de kernbegrippen van het boeddhisme is
‘de eenheid van persoon en omgeving’ (Jpn esho
funi). Hiermee wordt de onscheidbare relatie
beschreven tussen een individueel mens en zijn
omgeving.
De effecten van onze gedachten, woorden en
daden - zowel goede als slechte - komen tot
uiting in ons leven en ook in onze omgeving. Hoe
dan ook zullen we ons in het leven bevinden in
een omgeving die onze innerlijke levensstaat
weergeeft, of dat nu familie, werkplek,
samenleving is enzovoort.
Welke van de Tien Werelden iemands
innerlijke leven beheerst, zal zich weerspiegelen
in zijn of haar omgeving. Iemand in de
levensstaat van vervoering zal de omgeving
ervaren als een oorzaak voor uiterste vreugde,
terwijl iemand in de wereld van dierlijkheid
dezelfde omgeving zal ervaren als een jungle
waarin alleen de sterke overleeft.
Vanuit dit standpunt gezien, beperkt de
invloed die ons leven uitoefent zich niet tot
3
onszelf, maar heeft ook effect op onze familie,
gemeenschap, land en uiteindelijk de hele
mensheid. Met de eenheid van persoon en
omgeving wordt uitgelegd hoe de mens zijn
omgeving kan beïnvloeden en veranderen door
een innerlijke verandering, of door het verhogen
van zijn levensstaat.
Dit leert ons hoe belangrijk het is zelf
verantwoordelijkheid te nemen voor onze
omstandigheden. Als we in onze omgeving iets
zien waarmee we niet blij zijn, kan onze reactie
zijn: ‘In welke mate draag ik bij aan deze situatie?
Welke verandering kan ik in mezelf aanbrengen?’
President Ikeda verzekert ons dat als we
vanbinnen
veranderen,
de
externe
omstandigheden als gevolg daarvan ook
veranderen.
Waar we ook zijn, in wat voor
omstandigheden ook, we kunnen ons
aangeboren boeddhaschap naar buiten brengen
door de beoefening van het boeddhisme en zo de
omgeving transformeren in het land van de
Boeddha.
Nichiren Daishonin schrijft:
Indien de geest van levende wezens onzuiver
is, is hun land ook onzuiver, maar indien hun
geest zuiver is, is hun land dat ook. Er zijn
geen twee landen die op zich zuiver of
onzuiver zijn. Het verschil ligt uitsluitend in
het goede of kwade van onze geest. (GND-I,
30)