Leeswijzer bij de bedrijfsspecifieke bijlage 2 van het Nationaal

Leeswijzer bij de bedrijfsspecifieke bijlage 2 van het Nationaal Toewijzingsbesluit.
Voor elke inrichting of broeikasgasinstallatie waarvoor in het nationaal toewijzingbesluit
emissierechten zijn toegewezen, zijn in een vertrouwelijke bijlage de gegevens vastgelegd op basis
waarvan de toewijzing is berekend. Voor de leesbaarheid worden in deze bijlage zowel de inrichting
als de broeikasgasinstallatie aangeduid als „installatie‟.
Bijlage 2 heeft tot doel om inzichtelijk te maken op welke wijze het aantal emissierechten is
berekend én om gegevens vast te leggen met betrekking tot het activiteitenniveau en de initiële
capaciteit. Dit laatste kan belangrijk zijn indien er gedurende de derde handelsperiode sprake is van
een uitbreiding, inkrimping of een gedeeltelijke sluiting naar aanleiding waarvan de toewijzing moet
worden aangepast.
De berekening van de toewijzing is gebaseerd op de EU-Uitvoeringsmaatregelen (Commissie Besluit
2011/278/EU, hierna: CIMs). Deze vindt u op de website van de Nederlandse Emissieautoriteit
(www.emissieautoriteit.nl). Daar kunt u nog meer relevante informatie vinden over de
toewijzingsregels, waaronder de guidance documenten van de Europese Commissie.
In het onderstaande wordt een toelichting gegeven op de inhoud van bijlage 2.
I.
Gegevens van installatie
In dit onderdeel worden de algemene gegevens van de installatie weergegeven, zoals het
vergunningnummer en de activiteiten waarvoor de installatie is aangewezen als deelnemer aan
emissiehandel in de derde handelsperiode (2013-2020).
Het identificatienummer NIM1 is het nummer waaronder de installatie zal worden genotificeerd aan
de Europese Commissie. Door correcties kan dit nummer afwijken van het nummer zoals dit is
opgenomen in het door u ingestuurde datarapport.
Indien van toepassing worden in onderdeel 2) de technische connecties met andere installaties
weergegeven. Het betreft hier de import en export van warmte naar andere installaties en import en
export van zogeheten “waste gases”.
II.
1.
Referentieperiode en ontvankelijkheid
Ontvankelijkheid voor de kosteloze toewijzing.
Hier wordt weergegeven of er sprake is van een elektriciteitsopwekker en/of een CCS-installatie2.
Voor installaties die zijn aangemerkt als elektriciteitsopwekker3 wordt in de berekening van de
toewijzing een lineaire reductiefactor toegepast van -1,74% per jaar.
In artikel 16.28 van de Wet Milieubeheer is vastgelegd dat voor elektriciteitsopwekkers en CCSinstallaties geen kosteloze toewijzing plaatsvindt, behalve voor warmteproductie door
eerstgenoemde. Als uw installatie als elektriciteitsopwekker of CCS-installatie is aangemerkt, is het
genoemde artikel van toepassing.
1
2
3
NIM = National Implementation Measures
CCS = Carbon Capture and Storage
Zie „Guidance paper to identify electricity generators‟ op de website van de NEa
2.
Gekozen referentieperiode
Hier wordt weergegeven voor welke referentieperiode u hebt gekozen voor de berekening van het
historische activiteitenniveau (HAL) en welke jaren zijn meegenomen in de berekening. Alle
kalenderjaren waarin de installatie gedurende minimaal één dag in bedrijf was, worden
meegerekend. Als aangegeven is dat de gehele installatie incidenteel in bedrijf is, worden alle jaren
in de referentieperiode meegenomen in de berekening, ongeacht of er sprake is van productie of
stilstand. Dit is alleen van toepassing op installaties die als geheel incidenteel in bedrijf zijn (b.v.
reserve of stand-by).
Als aangegeven is dat de installatie minder dan 2 jaar in bedrijf is geweest in de gekozen
referentieperiode zijn er bijzondere toewijzingsregels van toepassing. In deze gevallen wordt het
historische activiteitenniveau berekend op basis van de initiële capaciteit en de capaciteitsbenutting
(zie verder onder IV).
III Emissies en energiestromen
1.
Opgegeven emissies
In de tabel zijn de opgegeven emissies en het brandstofverbruik (in TJ) van de gehele installatie
weergegeven. Deze gegevens zijn ter informatie opgenomen maar zijn niet direct gebruikt voor de
berekening van het aantal emissierechten.
2.
Toedeling van emissies aan procesemissie subinstallaties
Weergegeven is de hoeveelheid emissies buiten de productbenchmarks die zijn toegekend aan
procesemissie-subinstallaties, met de opsplitsing in Carbon Leakage (CL) en niet-Carbon Leakage
(niet-CL). Op grond van deze toedeling worden de rechten voor de procesemissies berekend.
3.
Toedeling van brandstof aan brandstofbenchmark subinstallaties
Weergegeven is de hoeveelheid brandstof die is verbruikt voor productie van producten buiten de
productbenchmarks en die is toegekend aan brandstofbenchmark subinstallaties, met de opsplitsing
in Carbon Leakage (CL) en niet-Carbon Leakage (niet-CL). Dit betreft brandstoffen die worden
gebruikt voor de opwekking van niet-meetbare warmte en de opwekking van mechanische energie.
4.
Toedeling van meetbare warmte aan warmtebenchmark subinstallaties
Weergegeven is de hoeveelheid meetbare warmte die is geconsumeerd voor de productie van
producten buiten de productbenchmarks, met de opsplitsing in Carbon Leakage (CL) en niet-Carbon
Leakage (niet-CL).
Bij installaties waar sprake is van grensoverschrijdend warmtetransport zijn de hoeveelheden
geïmporteerde en geëxporteerde warmte weergegeven; indien van toepassing is een opsplitsing
weergegeven van import/export naar installaties die wel en die niet onder emissiehandel vallen (ETS
en niet-ETS installaties of entiteiten).
5.
Toewijzing voor warmte geleverd aan privé huishoudens
Weergegeven zijn de emissies die voortkomen uit de warmteproductie voor levering aan privé
huishoudens en de hoeveelheid aan privé huishoudens geleverde warmte. Deze gegevens zijn
opgegeven als uw inrichting in aanmerking komt voor aanvullende toewijzing voor warmtelevering
aan privé huishoudens.
2
IV Voor toewijzing relevante subinstallatiegegevens.
In dit deel worden voor alle geïdentificeerde subinstallaties de gegevens weergegeven die relevant
zijn voor de berekening van het aantal emissierechten. Waar geen gegevens zijn weergegeven, is
dat aspect dus niet relevant voor de betreffende subinstallatie.
In de tabellen voor subinstallaties wordt de volgende informatie gegeven:
Onderdeel
Betekenis
CL
Blootstelling aan carbon leakage. Met "Ja" of “Nee” is aangegeven of de
subinstallatie wel of niet behoort tot een sector die in de carbon leakage lijst
is opgenomen en die dus wordt geacht aan een significant risico op carbon
leakage te zijn blootgesteld
Nr. van BM
Nummer van de benchmark
BM-waarde
Waarde van de benchmark overeenkomstig bijlage I bij de CIMs. De eenheid
van de benchmark wordt ook weergegeven, bijv. EUA (=emissierecht) per ton
product of per TJ warmte.
9(6)?
Is artikel 9, lid 6, van de CIMs van toepassing (d.w.z. is de installatie minder
dan twee jaar in de referentieperiode in bedrijf geweest)?
9(9)?
Is artikel 9, lid 9, van de CIMs van toepassing (d.w.z. heeft de subinstallatie
aanzienlijke capaciteitswijzigingen ondergaan in de periode 1 januari 2005
t/m 30 juni 2011)?
ElExch?
Is er sprake van uitwisselbaarheid van elektriciteit en warmte voor deze
subinstallatie?
HAL gerapporteerd
Het historische activiteitenniveau in de referentieperiode zoals is opgegeven
in het datarapport, uitgedrukt in de weergegeven eenheid
HAL ongewijzigde
capaciteit
Als er sprake is van aanzienlijke capaciteitswijzigingen in de periode 1 januari
2005 t/m 30 juni 2011: het (berekende) historische activiteitenniveau in de
referentieperiode zonder de capaciteitswijziging mee te nemen
Mediaan
Mediaan van de historische activiteitenniveaus in de gekozen
referentieperiode. Afhankelijk van de subinstallatie wordt deze uitgedrukt in
productie-eenheden, TJ geconsumeerde warmte, TJ gebruikte brandstof, of
tonnen CO2
Mediaan
ongewijzigd
Als er sprake is van aanzienlijke capaciteitswijzigingen in de periode 1 januari
2005 t/m 30 juni 2011: mediaan van de historische activiteitenniveaus in de
gekozen referentieperiode, uitgaande van een situatie zonder de aanzienlijke
capaciteitswijziging
9(6) C start
Aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit gebruikt voor toepassing van artikel 9,
lid 6, van de CIMs (d.w.z. de capaciteit die gebruikt wordt voor installaties die
minder dan twee jaar in de referentieperiode in gebruik zijn geweest)
RCUF 9(6)
Relevante capaciteitsbenuttingsfactor gebruikt voor toepassing van artikel 9,
lid 6, van de CIMs (d.w.z. de capaciteitsbenuttingsfactor die gebruikt wordt
voor installaties die minder dan twee jaar in de referentieperiode in gebruik
zijn geweest)
9(9) initial C
Aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit vóór gerapporteerde aanzienlijke
capaciteitswijzigingen voor toepassing van artikel 9, lid 9, van de CIMs. Bij
productbenchmark-subinstallaties wordt hier ook de initiële capaciteit
weergegeven als er géén sprake is van aanzienlijke capaciteitswijzigingen
9(9) Delta C
Som van de gerapporteerde aanzienlijke capaciteitswijzigingen voor
toepassing van artikel 9, lid 9, van de CIMs
3
9(9) HCUF
Historische capaciteitsbenuttingsfactor gebruikt voor toepassing van artikel 9,
lid 9, van de CIMs bij aanzienlijke capaciteitswijzigingen
HAL total
Totaal historisch activiteitenniveau (HAL), opgebouwd uit de mediaan uit de
referentieperiode, of gebaseerd op de toepassing van artikel 9, lid 6 of 9.
Als er geen sprake is van capaciteitswijzigingen is dit de mediaan uit de
gekozen referentieperiode. Als wel sprake is van capaciteitswijzigingen wordt
deze berekend uit de mediaan gerelateerd aan de ongewijzigde capaciteit
(mediaan ongewijzigd), de gewijzigde capaciteit (9(9) Delta C) en de
historische capaciteitsbenuttingsfactor (9(9) HCUF).
Bij installaties die minder dan twee jaar in de referentieperiode in gebruik zijn
geweest wordt het historische activiteitenniveau berekend met de
aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit (9(6) C start) en de relevante
capaciteitsbenuttingsfactor (RCUF 9(6)).
Prelim 2013 Alloc
Het voorlopig jaarlijks aantal kosteloos toegewezen emissierechten
overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de CIMs, d.w.z. de berekende
hoeveelheid emissierechten voor deze subinstallatie voordat de carbon
leakage exposure factor, lineaire reductiefactor of uniforme correctiefactor
worden toegepast.
Voor productbenchmark-subinstallaties zijn (indien van toepassing) aanvullend de volgende
gegevens weergegeven:
ElExch-F
Rekenfactor voor verrekening van uitwisselbaarheid van elektriciteit en warmte
overeenkomstig artikel 14 van de CIMs. Deze rekenfactor is berekend uit de directe
emissies en het elektriciteitsverbruik van de subinstallatie
niet-ETS-warmte
Import van niet-ETS warmte die gebruikt wordt in productbenchmark-subinstallaties. Op
basis hiervan wordt een hoeveelheid emissierechten bepaald die overeenkomstig artikel
13 van de CIMs van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid emissierechten moet worden
afgetrokken. Hiervoor worden geen emissierechten verleend en geldt een aftrek van 62,3
ton/TJ
HVC-Corr
Rekenfactor voor de verrekening van de extra materiaalinput van hoogwaardige
chemicaliën voor productbenchmarksubinstallaties voor stoomkraken
VCM-F
Rekenfactor voor verrekening van waterstofgerelateerde emissies in vinylchloridemonomeersubinstallaties overeenkomstig artikel 12 van de CIMs
V Berekening van de jaarlijkse kosteloze toewijzing broeikasgasemissierechten
1.
Voorlopige kosteloze toewijzing
Per subinstallatie wordt voor elk jaar de voorlopige kosteloze toewijzing weergegeven na toepassing
van de carbon leakage exposure factor. Voor sectoren die niet worden geacht te zijn blootgesteld
aan Carbon Leakage (niet-CL) bedraagt de voorlopige kosteloze toewijzing in 2013 80% van de
berekende hoeveelheid. Dit percentage loopt af naar 30% in 2020. Bij sectoren die wel blootstaan
aan Carbon Leakage bedraagt de voorlopige toewijzing 100% van de berekende hoeveelheid
gedurende de gehele periode.
Bij warmtelevering aan privé huishoudens loopt de compensatie jaarlijks terug, van 100 % in 2013
naar 30 % in 2020. De aanvullende toewijzing voor de warmtelevering is weergegeven bij „privé
huishoudens‟.
Onderaan in dit onderdeel vindt u de totale voorlopige kosteloze toewijzing voor de gehele installatie
of inrichting.
4
2.
Kosteloze toewijzing
In dit onderdeel wordt de kosteloze toewijzing weergegeven zoals deze is opgenomen in het
Nationaal toewijzingsbesluit (NTB). Voor installaties die zijn aangemerkt als elektriciteitsopwekker is
de voorlopige toewijzing al aangepast met de lineaire factor van -1,74% per jaar. Installaties zijn
aangemerkt als elektriciteitsopwekker als er in enig jaar in de periode 2005-2010 sprake is geweest
van de netto export van elektriciteit én er geen andere Annex-I activiteit uit de richtlijn wordt
uitgevoerd behalve de verbranding van brandstoffen.
Voor de overige installaties, die niet zijn aangewezen als elektriciteitsopwekker, is de kosteloze
toewijzing in het NTB gelijk aan de voorlopige toewijzing (zie V1). Voor deze bedrijven kan later nog
een uniforme correctiefactor van toepassing zijn. Deze correctiefactor wordt, indien nodig, door de
Europese Commissie vastgesteld als alle 27 lidstaten hun nationaal toewijzingsbesluit hebben
genotificeerd. De uniforme correctiefactor wordt vastgesteld als het totaal van de toewijzingen van
alle lidstaten groter is dan het emissieplafond dat is vastgesteld voor de industrie.
Indien de Europese Commissie een uniforme correctiefactor vaststelt, wordt het NTB daarop nog
aangepast.
5