24e JAARGANG JUNI 1943 IJ I) C No. ti 1 lr rr VOOR BUITENGEWOON ONDERWIJS REDACTIE : Dr. D. HERDERSCHEE - HERM. J. JACOBS - C. DE JEU Redactie-Adres : HERM. J. JACOBS Tel. 391101, Valkenb.k. 455, Den Haag Administratie-Adres : N. V. UITGEVERS - MIJ. „H A G A" DEN H A AG — Giro No. 32990 INHOUD: Belangrijke mededeling . . . • • • • • • 69 De problemen van het mongolisme. VIII. Dr. A. v. Voorthuijsen . . 69 Linkshandigheid en daarmee samenhangende verschijnselen. V. A. Tonneman Jr. 72 Verslag over 1942 v. d. soc. paedagoog voor de achterhoek. . . . . 75 Boek en Tijdschrift . . . . . . 76 • • • • . • . • • 20ste, van de maand Bijdragen in te zenden vóór de BELANGRIJKE MEDEDELING Correspondentie voor het H.B. voorlopig niet meer aan den l sten, doch aan den 2en Secretaris K. de Bloois, Stadhouderslaan 16, Hillegersberg. De Afd.-secretarissen worden verzocht eventuele krijgsgevangenenopgaven bij het H.B. in te dienen. DE PROBLEMEN VAN HET MONGOLISME door dr. A. VAN VOORTHUIJSEN VIII. De nauwheid van het amnion als gevolg van een aandoening van het slijmvlies der baarmoeder. De tot nu toe meegedeelde opvattingen, omtrent het ontstaan van het mongolisme, geven een weinig bevredigende verklaring. Dit kan niet worden gezegd van twee theoriën, welke thans nog moeten worden besproken. De beide theoriën kunnen ieder op zich zelf worden aanvaard. Dit houdt echter tevens in, dat zekerheid omtrent de oorzaak van het mongolisme nog niet is verkregen. De eerste theorie wordt verdedigd door Van der Scheer. Deze onderzoeker neemt aan, dat het mongolisme wordt veroorzaakt door een abnormale nauwheid van het vlies, dat de vrucht tijdens het verblijf in de uterus omgeeft. De nauwheid van het omhulsel (de amnionzak) heeft tot gevolg, dat de vrucht aan een hevige druk is blootgesteld en daardoor op bepaalde plaatsen wordt beschadigd. DE PROBLEMEN VAN HET MONGOLISME 70 Van der Scheer gaat bij zijn verklaring van het ontstaan van het mongolisme uit van de afwijkingen van de schedel met de hiermede in verband staande anomaliën van de hersenen. Ik moge in dit verband nogmaals de aandacht vestigen op enkele bijzonderheden van de mongolenschedel, welke bestaan in: de kortheid in vóórachterwaartse richting, een geringe omvang der beenderen, die aan de schedelbasis zijn gelegen en een kleinheid van de beenderen van het aangezicht, voor zover deze zich geheel of ten dele in het mediane vlak bevinden. Met het mediane vlak wordt bedoeld het vlak, dat de schedel verdeeld in een linker en in een rechter helft en dat men zich kan denken als van voor naar achter midden door de schedel verlopend. De kleinheid van de beenderen in de buurt van dit mediane vlak heeft o.a. tot gevolg, dat de neusbeentjes, hetzij geheel ontbreken, hetzij zeer klein van stuk zijn. Voorts is het hoge en nauwe gehemelte der mongolen toe te schrijven aan de kleinheid der beenderen, welke het gehemelte vormen en ten slotte wordt ook de scheve stand der oogkassen duidelijk, als men bedenkt, dat de beenderen in het midden van de schedel geringere afmetingen vertonen dan de beenderen, die zich meer naar links of naar rechts bevinden. Bij de geringe omvang van de beenderen aan de schedelbasis sluit zich aan een onvoldoende ontwikkeling van het onderste gedeelte der hersenen. Van der Scheer legt er de nadruk op, dat de juist hierin gelegen centra van grote betekenis zijn voor het regelmatig verlopen van de stofwisseling. Hij wijst op vele stoornissen van het mongolisme als: het achterblijven in lengtegroei, de afwijkingen van de huid, de slijmvliezen, de tanden, de haren en de lens van het oog. Zelfs het geringe verstandelijke vermogen kan, naar de mening van Van der Scheer, worden verklaard uit een ontoereikende functie van het bedoelde hersengedeelte. Hiermede is het verband gelegd tussen de hypoplasie van bepaalde hersencentra en een aantal belangrijke symptomen van het mongolisme. De vraag moet worden gesteld, waardoor deze hypoplasie wordt veroorzaakt. Bij het aanwijzen van een oorzaak voor de hypoplasie van verschillende weefsels, zoals wij deze bij de mongolen waarnemen, gaat Van der Scheer uit van een opvatting, welke afkomstig is van Murk Jansen. Murk Jansen *) is van oordeel, dat schadelijke invloeden niet alleen de dood van bedoelde weefsels kunnen teweegbrengen, doch tevens een belemmering in de groei kunnen veroorzaken. Daarbij is deze onderzoeker van mening, dat de kwetsbaarheid der weefsels vooral groot is bij snelgroeiende cellen. Het is verder mogelijk, dat bepaalde delen van het lichaam plaatselijk de verschijnselen van dwerggroei vertonen, omdat, vooral ook tijdens het embryonale *) Murk Jansen. Feebleness of growth and congenital dwarfism. London 1921. DE PROBLEMEN VAN HET MONGOLISME 71 leven, een hevige druk op de gehele vrucht of op bepaalde delen van de vrucht inwerkt. Zo kunnen de reeds herhaalde malen vermelde afwijkingen van de schedel worden verklaard door aan te nemen, dat de schedel in vóór-achterwaartse richting wordt samengedrukt. In het bijzonder moge hier worden herinnerd aan de platheid van het voorhoofd en van het achterhoofd en aan de verkorting van de schedelbasis als gevolg van de kleinheid der aldaar gelegen beenderen. Van der Scheer acht het zo goed als zeker, dat de verschijnselen van het mongolisme te voorschijn worden geroepen door de abnormale druk, welke zijn oorsprong ontleent aan de nauwheid van het amnion. Niet alleen de aan de schedel voorkomende afwijkingen kunnen door deze druk worden verklaard, doch tevens de bijzonderheden, welke aan andere delen van het lichaam worden aangetroffen. De druk van het amnion kan zich op twee manieren doen gelden. In de eerste plaats kan de directe druk van het amnion de hypoplasie veroorzaken van verschillende delen van de schedel in het mediane vlak. De schedel zal — zoals reeds is opgemerkt — bovenal in vóór-achterwaartse richting worden samengedrukt, waardoor brachycephalie ontstaat en waardoor tevens de toevoer van bloed naar de hersenen op zodanige wijze wordt belemmerd, dat de ontwikkeling van de hersenen belangrijke schade ondervindt. De directe druk van het amnion zal tevens tot gevolg hebben, dat het embryo in een meer gebogen houding komt te liggen, waarbij het hoofd tegen de borst wordt gedrukt en waardoor in het bijzonder de plaats, waar het hart is gelegen, aan een hevige druk wordt blootgesteld. Het ontstaan van een hartgebrek kan hierdoor op eenvoudige wijze worden verklaard. Behalve door de directe druk van het amnion kan tevens door een sterke druk in het vruchtwater een nadelige invloed worden uitgeoefend. De kortheid der extremiteiten en de bijzonderheden, die aan de handen en de voeten der mongolen voorkomen, worden aan deze algemene druk toegeschreven. Hierbij wordt er door Van der Scheer op gewezen, dat zowel de plaatselijke als de algemene druk als schadelijke factoren neoeten worden beschouwd, waardoor de normale ontwikkeling van bepaalde lichaamsdelen wordt tegengehouden en — zoals wij reeds boven zagen — er tevens toestanden blijven voortbestaan, die in de loop der ontwikkeling reeds hadden moeten verdwijnen. Bolk *) toonde aan, dat de plooi, die bij het zeer jeugdige embryo wordt aangetroffen, om in een later stadium volledig te verdwijnen, geheel overeenkomt met de plooi, die aan de ogen van mongolen valt waar te nemen. Dit wil zeggen, dat onder de invloed van ongunstige omstandigheden een toestand blijft voortbestaan, *) Prof. L. Bolk. Over mongolenplooi en mongoloïde idiotie. Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde 1923. I. LINKSHANDIGHEID EN DAARMEE SAMENH. VERSCHIJNSELEN 72 zoals deze tijdens een bepaalde periode van het embryonale leven voorkomt. Van der Scheer schrijft derhalve de eigenlijke oorzaak van het tot stand komen van het mongolisme toe aan zuiver uitwendige oorzaken. Op het normale embryo werken van buitenaf ongunstige invloeden in, die tot gevolg hebben, dat de normale ontwikkeling van bepaalde delen van de vrucht niet plaats heeft en dat er afwijkingen ontstaan, die met andere misvormingen, als een horrelvoet of een heupluxatie op één lijn kunnen worden gesteld. Voor zover deze misvormingen voorkomen aan de basis van de hersenen kunnen deze haar invloed doen gelden op verschillende lichamelijke en geestelijke functies, zoals boven is uiteengezet. Nu kan men nog verder vragen, waardoor de nauwheid van het amnion wordt veroorzaakt. Ook op deze vraag geeft v. d. Scheer een antwoord. Hij is van oordeel, dat de afwijking van het amnion een gevolg is van een slechte inplanting van het ei in het op zich zelf niet geheel normale slijmvlies van de baarmoeder. LINKSHANDIGHEID EN DAARMEE SAMENHANGENDE VERSCHIJNSELEN door A. TONNEMAN Jr. V. Na de behandeling van de vraag: hoe ontstaat de linkshandigheid bij het individu, m.a.w.: hoe komen Jan, Piet en Marie aan hun linkshandigheid? moet de interessante vraag onder de ogen worden gezien: Hoe komt de mensheid in het algemeen aan haar links-, resp. rechtshandigheid? Enige geleerden hebben getracht, voor het ontstaan van de rechtshandigheid een physiologische oorzaak te vinden. Sommigen meenden die te mogen zien in de door het embryo in een vroeg ontwikkelingsstadium uitgevoerde draaiing, waardoor de linkerzijde van het lichaam in een minder gunstige positie zou komen te liggen ...., anderen in het feit, dat gewoonlijk in het moederlichaam de linkerarm van den ongeborene tegen de wervelkolom der Moeder gedrukt ligt en zich daardoor minder goed zou kunnen ontwikkelen. Deze hypothesen moesten evenwel opgegeven worden, daar bij sommige diersoorten dan ook voorkeur voor rechts te voorschijn zou moeten treden, wat immers niet het geval is. Bovendien, hoe zou op bovengenoemde gronden dan de bij een niet onbelangrijk deel der mensheid toch ook voorkomende linkshandigheid verklaard moeten worden. Weer anderen zochten verband tussen rechtshandigheid en de asymmetrie van het bloedvatenstelsel, waardoor de rechterarm en ook de daarbij behorende linkerhersenhel f t beter gevoed zouden worden dan de tegenovergestelde. Uitgebreide onderzoekingen hebben echter die betere voedingstoestand niet met zekerheid vast kunnen stellen. Maar dan alweer: het bloedvatenstelsel is bij linkshandigen toch niet omgekeerd asymmetrisch aangelegd! Nog weer anderen stelden vast, dat in de regel de rechterzijde van het lichaam, hoofdzakelijk door de ligging van de lever, meer weegt dan de LINKSHANDIGHEID EN DAARMEE SAMENH. VERSCHIJNSELEN 73 linkerzijde, waardoor het zwaartepunt naar rechts verschoven is en zochten hierin de verklaring van de rechtshandigheid. Niet alleen weten ook deze geleerden geen raad met het voorkomen van de linkshandigheid bij lieden met normale ligging van de inwendige organen, maar zelfs moest vastgesteld worden, dat bij mensen met omgekeerde ligging dier organen toch rechtshandigheid de regel is. Verder heeft men getracht een gewichtsverschil vast te stellen tussen de linker- en rechterhersenhelft, om zo de links- eventueel rechtshandigheid te kunnen verklaren. Deze pogingen hebben eveneens gefaald, alleen al, doordat het practisch onmogelijk is, bij eventuele sectie de beide hersenhelften op de juiste plaats te scheiden . Noch het onderzoek van het aantal of de ontwikkeling van de hersenwindingen, noch het microscopisch onderzoek van de hersenmassa zelf geeft doorslaand resultaat, zodat ten slotte moet worden betwijfeld, of wel ooit in zicht-, meet- of weegbare verschillen van de beide hersenhelften de oorzaak gevonden zal kunnen worden van het bestaan der links- of rechtshandigheid. (Ewald Stier.) Nu volgt achtereenvolgens de behandeling van de drie nog resterende belangrijke hypothesen voor de verklaring van de rechts- resp. linkshandigheid, zeer belangrijk, omdat zij ieder voor zich een geheel andere kijk geven op de aard van deze verschijnselen en hun samenhang met andere eigenschappen, zodat de houding van den opvoeder tegenover den links- resp. rechtshandige er zeer verschillend, doch sterk door wordt beïnvloed. Het is Dr. von Meyer, die na kennisname o.a. van de werken van bekende taalgeleerden, in de vergadering van het Berliner Gesellschaft fur Anthropologie, Ethnologie` und Urgeschichte de 25ste Januari 1873 de vraag ter sprake bracht: Wanneer geen anatomische of physiologische oorzaak aan onze rechtshandigheid ten grondslag ligt, hoe is deze dan te verklaren? De theorie, die hij zelf als antwoord op deze gewichtige vraag verdedigde, kon den vergaderden geleerden maar matig bekoren, doch heeft elders verscheidene aanhangers gevonden. Zo heeft dr. J. Jacobs, officier van gezondheid 1ste klasse 0.1. L., een broer van de misschien meer bekende dr. Aletta Jacobs, deze theorie geheel tot de zijne gemaakt in een werkje, getiteld: , Onze rechtshandigheid uit een ethnologisch, clinisch en paedagogisch oogpunt beschouwd", dat ongeveer 1891 verschenen is, en er de argumenten uit geput voor zijn vurig pleidooi voor gelijkmatige ontwikkeling der beide handen. Niet minder dan 33 bladzijden druks wijdt dr. Jacobs aan het geven van talloze voorbeelden uit de geschiedenis der oudheid, het leven van vele volkeren der aarde, de beeldhouwkunst en de litteratuur in verscheidene, vooral oude talen, die alle moeten bewijzen, dat zolang de geschiedenis teruggaat, de rechtshandigheid regel, de linkshandigheid uitzondering is. Daarna gaat hij over tot behandeling van de theorie van dr. Von Meyer, die op het volgende neerkomt: Wie zich een ogenblik in gedachten verplaatst in de tijd, toen het mensdom nog verkeerde in de meest primitieve natuurstaat en zich in kinderlijke eenvoud geplaatst zag te midden van het majestueuze schouwspel, dat de hem omringende natuur hem aanbood, die begrijpt onmiddellijk, hoe afhankelijk deze oermens zich moest gevoelen van de zon , die bron van alle kleur, van alle licht en leven. Geen wonder, dat hij bij het ochtendkrieken zijn gelaat naar het Oosten wendde, om in diepe ootmoed en heilige Godsvrucht de opkomende zon te begroeten en haar zegen af te smeken op de te ondernemen arbeid! Dan zag hij deze zon zich naar het Zuiden, dat is voor hem naar rechts bewegen, en moest 'deze hemelstreek wel worden de meest bevoorrechte, de door de zon beschenene, de Godbegenadigde, de streek van licht en leven, terwijl hij links van zich wist het oord van duisternis en dood! ,
© Copyright 2024 ExpyDoc