Studentenhandleiding Stage jaar 1 VT/ DT

Studentenhandleiding
Stage jaar 1
VT/ DT
Code: LERS1A02X
Jaar uitgave: 2014 - 2015
Opleiding: Voltijd
Modulebeheer: Janneke Hoekman
Hogeschool Rotterdam Cluster IVL, VO/BVE
Inhoud
1. VERANTWOORDING
4
1.1. Leraar worden: vakmanschap en meesterschap
4
1.2. Functies van de stage
4
1.3. Opbouw leerlijn Leren en Werken
4
1.4. Leerdoelen van de oriënterende stage propedeuse
5
2. UITGANGSPUNTEN STAGE
6
2.1. Competenties
6
2.2. Leerwerktaken
8
2.3. Leercyclus
8
2.4. Register praktijkleren
8
3. PRAKTISCHE ZAKEN
9
3.1. Voorwaarden deelname
9
3.2. Organisatie en procedure stage
9
3.3. Stagebezoek, contact met stageschool
9
3.4. Duur stage, stagedagen
10
3.5. Begeleiding
10
3.6. Beoordeling
10
3.7. Verantwoordelijkheden van stagiair(e)
10
3.8. Taken en verantwoordelijkheden van andere betrokkenen
10
4. INHOUD STAGE: LEERWERKTAKEN
11
Leerwerktaak 1.1.
12
Leerwerktaak 1.2.
13
5. STAGEBIJEENKOMSTEN
15
Materiaal bij les 3: Reflecteren
16
Materiaal bij les 6: Lesvoorbereidingen in de praktijk
18
Materiaal bij les 9: Kaartjes muurtje
4
Materiaal bij les 10 en 11: Incidentmethode
5
BIJLAGE 1: ADVIES (VAK)COACH
7
BIJLAGE 2: KIJKWIJZER (VAK)COACH VOOR HET STAGEBEZOEK
12
BIJLAGE 3: EINDBEOORDELING STAGE JAAR 1
13
BIJLAGE 5: STAGEKAARTEN
15
1. Verantwoording
1.1. Leraar worden: vakmanschap en meesterschap
De Rotterdamse Lerarenopleiding heeft een belangrijke missie: we willen docenten
opleiden die zowel over vakmanschap als meesterschap beschikken. Het betekent dat je,
aan het einde van deze opleiding, beschikt over een gedegen vakinhoudelijke basis voor
het vak waarin je les gaat geven (vakmanschap), maar ook dat je op interpersoonlijk,
pedagogisch, didactisch en organisatorisch gebied een bepaald basisniveau hebt bereikt
(meesterschap).
Tijdens de opleiding neem je deel aan een heel aantal cursussen rondom jouw vak en
ook aan de vakoverstijgende, beroepsvoorbereidende onderdelen. Je beschikt in de loop
van de jaren over steeds meer samenhangende kennis en vaardigheden, met daarbij een
juiste beroepshouding. Zo’n combinatie van bepaalde kennis, vaardigheden en houding
noemen we een competentie.
In de stages, het hart van de opleiding, komen vakmanschap en meesterschap bij elkaar.
Je boekt er succes, je gaat er de fout in, je wordt langzaamaan competenter.
1.2. Functies van de stage
De stage vervult binnen het IVL, de lerarenopleiding, de volgende functies:
Oriënteren op het beroep: tijdens je stage doe je een veelheid aan ervaringen op
in situaties die zoveel mogelijk lijken op de latere werkomgeving. Je oriënteert je
op verschillende scholen, het onderwijs, het leraarsberoep en andere educatieve
functies. In de eerste stage ligt de nadruk op deze functie, in latere jaren worden
de volgende functies belangrijker:
Leren lesgeven: je doet ervaring op in het verzorgen van onderwijs, de
begeleiding van leerlinggroepen en van individuele leerlingen. Dit is natuurlijk de
kern van het leraarsberoep.
Leren reflecteren: je reflecteert systematisch op je handelen als leraar, zowel in
het contact met leerlingen en leerdoelen, als in het kader van overleg met
collega’s en als lid van een team.
Zelfbeeld verhelderen: je krijgt steeds beter in beeld wat je sterke en zwakke
kanten zijn, welke aspiraties en eigenschappen je hebt, wat jouw persoonlijke en
vakdidactische repertoire is, hoe je dit effectief in kunt zetten en uit kunt breiden.
In jaar vier komt hier de functie differentiëren binnen lesgeven bij. Je doet
ervaring op in het verzorgen van onderwijs, de begeleiding van klassen en van
individuele leerlingen. In het laatste jaar ga je aan de slag met het uitbreiden van
je handelingsrepertoire die je theoretisch kunt onderbouwen. Je leert wanneer je
wat moet inzetten en je bent in staat het effect van je handelen te signaleren en
bij te stellen
1.3. Opbouw leerlijn Leren en Werken
Elke stage heeft zijn eigen accent. Deze accenten zijn duidelijk gerelateerd aan de
opleidingsfase waarin je je bevindt. In de propedeutische fase ligt het accent op het
oriënteren op het beroep. In de hoofdfase ligt het accent op het leren lesgeven. In het
tweede jaar besteed je aandacht aan directe instructie, en werkvormen waarbij je vooral
klassikaal-frontaal te werk gaat. In het derde jaar leer je meer open werkvormen
hanteren, waarbij de leerlingen leren samenwerken. In het laatste jaar ligt het accent op
het functioneren in een schoolorganisatie: samenwerken en omgang met collega’s,
contact met ouders. Ook verwoord je je eigen visie op onderwijs en het beroep van
leraar. Zo bouw je ervaringen op een verantwoorde manier op en ontstaat er een
samenhangende leerlijn. Deze noemen wij de leerlijn Leren en Werken. De accenten per
jaar liggen besloten in de leerwerktaken die je voor elke stage moet doen. Voor jaar 1
zijn er leerwerktaken die je helpen bij het oriënteren op je beroep. In het tweede en
derde jaar voer je leerwerktaken uit die vooral te maken hebben met het lesgeven. In
het vierde jaar werk je, naast het lesgeven, ook aan leerwerktaken die gericht zijn op het
werken in een schoolorganisatie en het ontwikkelen van een visie op onderwijs en
beroep.
1.4. Leerdoelen van de oriënterende stage propedeuse
De stage vervult binnen de lerarenopleiding de volgende functies:
oriënteren op de school, het onderwijs, het leraarsberoep en andere educatieve functies;
tijdens je oriënterende stage doe je een hoeveelheid leerervaringen op in situaties die
zoveel mogelijk lijken op de latere werkomgeving. Zo kun je aan het einde van de
propedeuse een gefundeerd antwoord geven op de vraag of je leraar wilt worden en of je
tenminste in aanleg de daarvoor benodigde vaardigheden in huis hebt.
-
-
-
-
systematisch observeren en onderzoeken van werkaanpak van beginnende en
ervaren docenten, in relatie tot jouw leervragen;
het verder ontwikkelen van je motivatie voor het beroep van leraar; motivatie wordt
dus niet alleen beschouwd als een gegeven vooraf, maar vooral als een blijvende
opdracht;
het opdoen van ervaring in het verzorgen van onderwijs, de begeleiding van
leerlinggroepen en van individuele leerlingen;
het systematisch leren reflecteren op je handelen als leraar, zowel in het contact met
leerlingen en leerdoelen, alsook in het kader van overleg met collega’s en als lid van
een team;
het verder ontwikkelen van je zelfconcept als leraar; leren ontdekken van sterke en
zwakke kanten, specifieke aspiraties en eigenschappen; het uitproberen van je
persoonlijke vakdidactische repertoire;
het vergroten van ervaring binnen het leraarsberoep, het opdoen van routine als
basis voor het handelen als leraar met toenemende autonomie en tegelijk
toenemende vaardigheden om samen te werken.
2. Uitgangspunten stage
Binnen de lerarenopleiding wordt regelmatig gebruik gemaakt van een aantal begrippen:
competenties, de leercyclus, leerwerktaken. Verschillende basisdocumenten liggen
hieraan ten grondslag (competentiegids, handleiding bij de competentiegids). In dit
hoofdstuk worden deze begrippen kort beschreven.
2.1. Competenties
De lerarenopleiding van de Hogeschool Rotterdam werkt met zeven competenties. Deze
zijn vastgelegd in de wet Beroepen in het Onderwijs (wet BiO) – een startbekwame
leraar moet beschikken over deze zeven competenties. In de loop van je opleiding doe je
twee assessments. Aan het einde van de hoofdfase, jaar 3 dus, is er het lio-assessment.
Je toont daar aan dat een bepaald basisniveau hebt bereikt op alle zeven gebieden: je
kunt de verantwoordelijkheid voor een klas goed aan. In het laatste assessment, het
assessment startbekwaam toon je aan dat je beschikt over de zeven competenties van
een startbekwame leraar. Deze twee assessments zijn bepalend voor de voortgang van
de opleiding. Tijdens de assessments spelen de competenties een belangrijke rol: in
hoeverre kun je aantonen dat je competenter bent geworden? Een student die
afstudeert, wordt als startbekwaam beoordeeld als hij deze competenties in voldoende
mate beheerst. Je leest meer over de competenties en onze filosofie in de
competentiegids van de startbekwame leraar voor het tweedegraads gebied en in de
handleiding bij de competentiegids. De competenties zijn de basis van elk assessment: je
toont aan dat je competenter bent geworden.
Contexten
Leerlingen
Team en organisatie
Omgeving
Competentie 1
Het vermogen een
sfeer van
samengaan en
samenwerken met
leerlingen te
realiseren
Competentie 5
Het vermogen samen
te werken in een
team/organisatie
Competentie 6
Het vermogen
de relatie met
ouders, buurt en
instellingen te
realiseren en te
versterken
Eigen
Ontwikkeling
Beroepsrollen
Interpersoonlijk
Communicatief
Competentie 7
Het vermogen
eigen opvattingen
en competenties te
onderzoeken en te
ontwikkelen
Reflectie
Pedagogisch
Competentie 2
Het vermogen te
zorgen voor een
veilige
leeromgeving
Pedagogisch
Communicatie
Onderwijskundig
Methodisch werken
(Vak)didactisch
Organisatorisch
Competentie 3
Het vermogen een
krachtige
leeromgeving voor
leerlingen te
verwezenlijken
Schoolorganisatorisch
Beroepshouding
Competentie 4
Het vermogen te
zorgen voor een
leef- en
leerklimaat dat
overzichtelijk,
ordelijk en
taakgericht is
Competentie 7
Reflectie
Communicatie
Beroepshouding
Tabel 1: overzicht van de competenties
Methodisch werken
2.2. Leerwerktaken
Een leerwerktaak is een taak die je uitvoert in het kader van je stage. Deze richt de
aandacht op bepaalde vaardigheden die belangrijk zijn voor een docent. Binnen elke
leerwerktaak heb je ruimte om eigen leervragen te onderzoeken. Wel is vastgesteld wat
je minimaal moet doen en/of uiteindelijk moet kunnen om een voldoende voor je stage
te krijgen. Na het lezen van de leerwerktaak wordt je duidelijk:
- wat je moet doen op je stage;
- hoe je je erop moet voorbereiden;
- wat je kunt verwachten van je docent/stagebegeleider en je vakcoach;
- wat je in je digitale portfolio moet opnemen per LWT.
2.3. Leercyclus
Een belangrijk instrument om je eigen leren ter hand te nemen is de leercyclus. Deze
bestaat uit vier fasen. In de eerste fase maak je een Persoonlijk Ontwikkelings Plan
(POP). Hierin heb je eigen leervragen geformuleerd en gespecificeerd. Dan volgt de fase
van concrete plannen maken, je maakt een LeerWerkPlan (LWP). Hierin koppel je
concrete activiteiten die je kunt uitvoeren in het kader van je leervraag. In de derde fase
voer je je plannen uit en
2.4. Register praktijkleren
In stage jaar 1 werk je met het register praktijkleren. Het register prakijkleren is een
website waar je gericht kunt zoeken naar stage-opdrachten. In het register praktijkleren
vind je de verplichte en keuzeopdrachten per LWT. Ook in het hogere jaren kun je met
dit register werken om je leerwerktaken invulling te geven. Nu zijn er echter geen
verplichte activiteiten aangewezen, maar kun je site gebruiken ter inspiratie. Wil je
bijvoorbeeld graag weten hoe je invulling kunt geven aan een bepaalde leerwerktaak,
dan kun je zoeken op competenties, kenmerkende situaties en/of stadia om na te gaan
welke activiteiten daarbij passen. Het is niet verplicht om dit te doen, maar zoeken in dit
register kan je leuke ideeen opleveren.
Je kunt het register vinden op https://registerpraktijkleren.hr.nl
3. Praktische zaken
3.1. Voorwaarden deelname
Je moet minimaal 50% van alle studiepunten van onderwijsperiode 1 behaald hebben in de toetsweek
van onderwijsperiode 1 (zonder herkansingen) om deel te kunnen nemen aan deze stage.
3.2. Organisatie en procedure stage
Voltijd:
Je probeert in eerste instantie eerst zelf een stageplaats te vinden door dit met voorkeur eerst op je
oude middelbare school te vragen. Als dit is lukt geef je dit voor 15 december per mail door aan het
stagebureau. Studenten van de opleiding Geschiedenis lopen stage bij Cross Yours Borders.
Als het je niet is gelukt om zelf een stageplaats te vinden word je begin januari 2015 door het
stagebureau geplaatst. Voorwaarde is dat je aan alle stage-eisen voldaan hebt (zie
studiepuntenoverzicht Osiris).
Je gaat in duo’s van (bij voorkeur) hetzelfde vak naar een school toe. Je werkt intensief samen met
een stagemaatje en loopt mogelijk stage in een kleine groep. De groepjes zijn zoveel mogelijk
samengesteld uit tweetallen studenten uit één bepaald vakgebied. Je stagemaatje, maar ook de rest
van de stagegroep kunnen je ondersteunen bij de stage, wijzen op mogelijkheden, feedback geven bij
bepaalde activiteiten. Ook van jou zal mogelijk door de andere studenten feedback gevraagd worden
op de door hun geleverde prestaties.
Kennismaking/contactlegging tussen student en school vindt plaats in de toets- hertoetsweek van blok
2 (26 januari t/m 6 februari 2015). Door in te loggen in StageLink kan elke student, in drievoud, een
stagecontract downloaden. Je laat dit ondertekenen door de stagecontactpersoon van de s tageschool
en tekent zelf. 1 exemplaar moet worden afgegeven bij het stagebureau, 1 exemplaar geef je aan je
stageschool en je houdt 1 exemplaar zelf. Bewaar deze goed want daar wordt omgevraagd als je gaat
afstuderen.
Deeltijd:
In principe zorgt u zelf voor een stageplaats. Het kan ook zijn dat u uw baan als stage laat gelden.
U heeft zelf een stageplaats gevonden of laat uw baan gelden als stage:
 U registreert zelf uw stage in StageLink (via Hint).
 Het stagebureau controleert of u aan alle stage-eisen voldoet. Als dit het geval is wordt u
stage goedgekeurd in en is het stagecontract beschikbaar via stagelink.
 Via StageLink downloadt u het stagecontract (in drievoud), laat deze ondertekenen (door uzelf
en de stageschool) en levert 1 exemplaar in bij het stagebureau. U geeft 1 exemplaar aan de
stageschool en u houdt er 1 zelf. Let op: heeft u uw stage niet geregistreerd, dan is het
downloaden van het contract ook niet mogelijk.
U bent op zoek naar een stageplaats. Stagescholen melden de stageplaatsen aan via StageLink en
het stagebureau. In stagelink kunt u een zelf een selectie maken.Dit gaat als volgt in zijn werk:
 door in te loggen in StageLink maakt u, aan de hand van een aantal criteria, een selectie van
stageplaatsen
 vervolgens kunt u reageren op een stageplaats. Hierdoor krijgt u de contactgegevens voor de
stageplaats. Met deze gegevens kunt u een sollicitatie starten.
 U registreert zelf uw stage in StageLink.
U kunt ook via de mail een hulpvraag stellen aan het stagebureau. Zij zullen dan bekijken of ze een
geschikte stageplaats voor u hebben.
3.3. Stagebezoek, contact met stageschool
Tijdens de stageperiode brengt de stagebegeleider in principe één keer een bezoek aan de
stageschool. De stagebegeleider maakt met jou een afspraak voor dit bezoek. Tijdens dit bezoek
woont de stagebegeleider een (deel van) je les bij. Bij voorkeur wordt de les daarna samen
nabesproken. Afhankelijk van het moment van het bezoek wordt ook gezamenlijk de algehele
voortgang van de student besproken.
3.4. Duur stage, stagedagen
De stage vindt plaats in blok 3, vanaf maandag 9 februari t/m woensdag 8 april 2015. In totaal zijn
dit 8 weken en per week zullen de studenten 2 dagen (maandag en woensdag) op de stageschool
aanwezig zijn. Op een stagedag zijn de studenten de gehele dag inzetbaar voor leerwerktaken.
De stage is opgebouwd uit twee fasen:
- Een observerend deel van ± 2 weken.
- Een assisterend deel van ± 6 weken.
In dit laatste deel wordt de student in de gelegenheid gesteld om per week 3 les-fragmenten en/of
deellessen te verzorgen en 2 à 3 gehele lessen in de laatste twee weken van de stage.
3.5. Begeleiding
De manier waarop je op de stageschool wordt begeleid, verschilt nogal van school tot school. Als je
het reguliere traject volgt kun je met verschillende mensen te maken krijgen. Soms heeft een school
een zogenaamde Begeleider op School, een BOS, die de begeleiding van het hele groepje op zich
neemt, en waarmee je telkens overlegt over wat je plannen zijn en hoe die te realiseren zijn. Een
belangrijk thema bij het eerste gesprek is dan ook hoe de verdere begeleiding georganiseerd wordt.
De stagebegeleider komt minimaal 1 keer op bezoek, en heeft verder regelmatig contact via de mail
en/of telefoon met je (vak)coach om over de voortgang te spreken. Tijdens de stagebijeenkomsten is
er altijd ruimte voor het bespreken van stage-ervaringen.
3.6. Beoordeling
Stage jaar 1 rond je af met een eindbeoordeling stage jaar 1. Om aan deze eindbeoordeling te mogen
deelnemen moet je aan een aantal eisen voldoen. Een van die eisen is een voldoende advies van je
(vak)coach (bijlage 1). In de bijlage 4 staat nauwkeurig omschreven hoe de eindbeoordeling
plaatsvindt. Wanneer je geen voldoende hebt behaald voor je stage kom je in aanmerking voor een
herkansing. De stagebegeleider beslist over de omvang en inhoud van deze herkansing. Hij of zij
maakt hierover bindende afspraken met je die in een document worden vastgelegd.
3.7. Verantwoordelijkheden van stagiair(e)
Jij bent als student zelf verantwoordelijk voor je handelwijze op de stageschool, maar tegelijkertijd het
visitekaartje van de Hogeschool Rotterdam. Deze verantwoordelijkheid strekt zich uit tot iedereen in
de school en tot alles wat met de school samenhangt. Het komt hierop neer:
- Je past je aan aan de organisatie van de school en stelt je loyaal op tegenover de
doelstellingen van de school, óók als die van levensbeschouwelijke aard zijn.
- Je bent op tijd aanwezig voor lessen, afspraken, vergaderingen en dergelijke. Als richtlijn
houden we aan dat je tussen 8.30 en 15.30 uur aanwezig bent, maar de school kan andere
tijden aanhouden.
- In geval van ziekte neem je bijtijds contact op met de stageschool om je af te melden en een
nieuwe afspraak te maken. Ook je stagebegeleider stel je hiervan op de hoogte.
- Gemiste stagedagen worden ingehaald. Je maakt daarover zelf een afspraak met de
begeleider op de stageschool.
- Je gaat zorgvuldig met gegeven leer- en hulpmiddelen om.
- Je onderhoudt zo goed mogelijk contact met alle voor jou relevante betrokkenen.
- Je houdt rekening met de geschreven en ongeschreven regels van de school. Je gedrag is
sociaal aanvaardbaar, je taalgebruik correct en je kleding is verzorgd en aangepast aan de
situatie op school.
- Je neemt het vertrouwelijke karakter van informatie over school, medewerkers en leerlingen in
acht, ook in de schriftelijke informatie in het portfolio en rapportages.
3.8. Taken en verantwoordelijkheden van andere betrokkenen
Er zijn verschillende personen betrokken bij je stage. Hieronder een overzicht van deze personen
/afdelingen en een beschrijving van hun taken en verantwoordelijkheden.
De stagebegeleider beoordeelt uiteindelijk je stage. Doorslaggevend hierbij is de kwaliteit van je
digitale portfolio en het advies van je (vak)coach. Hij/zij bezoekt jouw stageschool voor elk koppel één
keer, is aanspreekpunt voor de (vak)coach en is verantwoordelijk voor de begeleiding vanuit de
Hogeschool.
Het Stagebureau is in jaar 1 en 2 mede verantwoordelijk voor het toewijzen van stageplaatsen. Jij
bent wel verantwoordelijk voor het op tijd leveren van een stagecontract bij je stagebegeleider.
Er zijn verschillende soorten stagescholen. Bij opleidingsscholen is er sprake een regiomanager, een
BoS en een docentbegeleider. De regiomanager is in dienst van de lerarenopleiding en verzorgt het
contact tussen de lerarenopleiding en de stageschool. Hij/zij zal op de stageschool in de meeste
gevallen contact hebben met de directie of de Begeleider op School. De BoS is de contactpersoon
vanuit de stageschool voor de Hogeschool Rotterdam. Hij/zij is verantwoordelijk voor de begeleiding
binnen de stageschool. De (vak)coach heeft als belangrijkste taak jou te begeleiden op het moment
dat je stage loopt. Hij/zij is degene waar je op de werkvloer het meest mee te maken hebt, laat je toe
in zijn klas, geeft feedback op je prestaties, en geeft aan het eind van de stage een advies. Hij/zij zorgt
ervoor dat je kunt beschikken over materialen en dat je kunt werken aan je leerwerktaken. Een positief
advies van je (vak)coach is voor de stagebegeleider belangrijke basis voor al dan niet toekennen van
stagepunten.
Bij niet-opleidingsscholen verloopt dit proces iets anders, soms heb je de (locatie)-directeur die je als
eerste ontvangt en jou introduceert bij de (vak)coach. De meeste niet-opleidingsscholen hebben
gekozen voor zo’n soort constructie.
4. Inhoud stage: leerwerktaken
De brede competentie ontwikkeling van de student in de schoolpraktijk staat centraal. En niet
uitsluitend het oefenen van de vaardigheid in het lesgeven.
Het algemene doel van de stage in jaar één is dat de student de school als werkplek leert kennen,
waarin voor een docent naast het lesgeven nog tal van andere zaken en taken aan de orde zijn. De
perspectiefwisseling van leerling naar aankomend docent is een eerste noodzakelijke stap in de groei
naar docentschap. Wij verwachten van je dat je aan het eind van het jaar een goed beeld van het
leraarschap hebt. Het propedeusejaar is immers mede bedoeld ter oriëntatie en selectie.
Tijdens de stage voer je een aantal stageactiviteiten uit. Die stageactiviteiten heten leerwerktaken
(hierna LWT genoemd). Een LWT richt de aandacht op bepaalde vaardigheden die belangrijk zijn bij
het lesgeven. De LWT in het eerste jaar, zijn gericht op een brede kennismaking met de school, de
leerlingen en de docenten. Bij deze oriëntatie hoort een actieve houding bij allerlei werkzaamheden in
de school. Dit betekent dat in de stage jaar één de oriëntatie op de school, op de leerling en op de
docent centraal staat.
Binnen elke leerwerktaak heb je enerzijds ruimte om eigen accenten te leggen en is anderzijds
vastgesteld wat je minimaal moet doen en wat je uiteindelijk moet kunnen om een voldoende voor je
stage te krijgen. Ook is er door de opleiding een duidelijk accent gelegd: In het eerste jaar richten we
ons vooral op de oriëntatie op het beroep van docent. In de propedeuse zijn er twee verschillende
leerwerktaken:
- Leerwerktaak 1: Oriëntatie op beroep
- Leerwerktaak 2: Assisteren in de klas.
Leerwerktaak 1.1.
Titel
Oriënteren op beroep.
Periode
Propedeuse, blok 3
Competentie
1,2,3,4,5,6 en 7 (Zie hiervoor de competentiegids)
Stadium
1. Observeren.
Omschrijving LWT
Je maakt de volgende opdrachten:
- Jezelf voorstellen aan een klas
- Jezelf voorstellen aan het docententeam
- Een dag met een docent meelopen
- Een dag met een klas meelopen
- Een opvallende en onopvallende leerling observeren
- Huiswerkbegeleiding
- Een begeleidingsgesprek observeren
Bronnen en literatuur
Register praktijkleren (voor de suggesties)
Schoolgids
Site van de school
Toelichting
In de eerste week van je stage bespreek je LWT 1 met je (vak)coach, of
met degene die jou gaat begeleiden op je stageschool. Deze begeleider
heeft door zijn of haar ervaring veel nuttige tips. Maak hiervan gebruik. In
deze leerwerktaak ga je je oriënteren op de school, op de leerling en op
het leraarschap.
Het is belangrijk dat je in de eerste periode van je stage een beeld vormt
van de dagelijkse gang van zaken op een school voor middelbaar
onderwijs. Nog niet zo lang geleden kwam jezelf als leerling de school
binnen. Nu moet dat perspectief wisselen. Je staat nu aan de andere kant
van de klas. Allerlei zaken waar je voorheen als leerling tegen aankeek,
moet je nu vanuit het perspectief van docent gaan benaderen.
Tips voor de
uitvoering
Neem van te voren de site van de school door. Zo kan je gerichte vragen
over de organisatie vragen aan je (vak)coach. Luister naar je (vak)coach/
begeleider in school. Zijn ervaring is van groot belang.
Rol (vak)coach
Ondersteunen bij bepalen aandachtspunten oriëntatie
Geven van informatie over de school
Verwijzen naar collega’s die meer informatie kunnen geven.
Rol Stagebegeleider
Stagecontract ingevuld innemen
Contact opnemen met (vak)coach, gegevens uitwisselen
Indien nodig bemiddelen tussen school en student over uit te voeren taken
Voortgang leerwerktaak bewaken
Op enig moment gedurende de stageperiode een bezoek afleggen.
Beoordelen of je hoofdfasebekwaam bent.
Beschrijving van de activiteiten die ondernomen zijn in het kader van deze
leerwerktaak.
Resultaat in portfolio
Leerwerktaak 1.2.
Titel
Assisteren in de klas.
Periode
Propedeuse, blok 3
Competentie
1,2,3,4 en 7. Met het accent op competentie 3 en 7
Stadium
Assisteren
Typering LWT
Doorlopende LWT (1) gericht op het routine opbouwen vooral in KS B met
wisselende accenten in de stageperiode.
Omschrijving LWT
Deze LWT is een logisch vervolg op LWT 1.
Je maakt de volgende opdrachten:
- Lesopeningen: Je bereidt vier verschillende lesopeningen voor
en voert deze uit. Je mag deze lesopeningen meerdere malen aan
bv. parallelklassen geven.
- Lesfragmenten: Je bereidt vier verschillende lesfragmenten voor
en voert deze uit. Je mag de verschillende lesfragmenten
meerdere malen geven.
- Lessen voorbereiden en uitvoeren: Je bereidt drie
verschillende volledige lessen voor en voert ze uit. Je mag deze
lessen aan verschillende parallelklassen geven.
Verder maak je voor 12 uur opdrachten naar keuze:
Je kiest opdrachten uit het stadium ‘assisterend’. Je verdeelt de
activiteiten die je kiest zoveel mogelijk over de verschillende kenmerkende
situaties.
Bronnen en literatuur
Register praktijkleren.
Toelichting
In LWT 1 heb je vooral geobserveerd. In deze LWT kom je ook
daadwerkelijk voor een klas te staan. Je richt je vooral op het niveau van
assisteren. Van belang daarbij is dat je ervaring opdoet met voor de klas
staan. Het accent ligt dan wel op assisteren in de klas, maar daarnaast wil
je graag weten of je de juiste keuze van beroep hebt gemaakt.
Tips voor de
uitvoering
Bespreek van tevoren met je coach welke lessen je kunt overnemen:
maak een goede planning.
Maak ook afspraken over de momenten waarop je coach je feedback gaat
geven en op welke punten.
Zorg dat je zo snel mogelijk de namen van de leerlingen uit je hoofd kent.
Doe dit voordat je voor het eerst voor de groep staat. Maak bijvoorbeeld
een plattegrond.
Het is goed dat je parallellessen geeft. Zo kun je je lesvoorbereiding vaker
gebruiken en kun je datgene dat er minder goed is gegaan nog eens op
een andere manier aanpakken. Geef dan in je reflectie aan wat je anders
hebt gedaan dan de eerste keer.
Als je liever niet teveel verslagen maakt kun je ervoor kiezen om
videofragmenten op te nemen in je portfolio. Je blikt in een beknopt
verslag altijd wel terug op het verloop van je les, je reflecteert en geeft aan
wat je een volgende keer anders zou kunnen doen.
Specifieke feedback geven op de lessen (fragmenten) die de student
overneemt. (dit mag handgeschreven – de student scant dit dan in voor
zijn digitaal portfolio)
Enkele momenten reserveren voor een tussentijdse evaluatie.
Voortgang monitoren, bij twijfel contact opnemen met stagebegeleider.
Rol (vak)coach
Rol stagebegeleider
Stagebezoek, indien mogelijk een les (fragment)bijwonen.
Bespreken stage-ervaringen tijdens stagebijeenkomsten
Voortgang leerwerktaak bewaken
Beoordelen of je hoofdfasebekwaam bent.
Resultaat in portfolio
Beschrijving van de activiteiten die ondernomen zijn in het kader van deze
leerwerktaak.
5. Stagebijeenkomsten
Blok 2
Thema van de les
Literatuur
Les 1
Organisatie stage en register
praktijkleren
Handboek voor leraren:
Lezen: H11.11.
Stagehandleiding jaar 1
Register praktijkleren:
https://registerpraktijkleren.hro.nl
Les 2
Voorbereiden stageplan / presenteren
interview
Handboek voor leraren:
Lezen: H5.2.2.
Les 3
Reflecteren / presenteren interview
Handboek voor leraren:
Bestuderen: H11.2.3.
Les 4
Observeren / presenteren interview
Reader Observeren in de klas
(Natschool)
Les 5
Observeren
Reader Observeren in de klas
(Natschool)
Les 6
Lesvoorbereidingen in de praktijk
Handboek voor leraren
Lezen: H2.1.
Les 7
Lesvoorbereidingen in de praktijk
Handboek voor leraren
Lezen: H2.1.
Les 8
Lesopeningen
Artikel ‘openen van de les
(Natschool)
Blok 3
Les 9
Je eerste stage-ervaringen
Les 10
Intervisie
Les 11
Intervisie
Les 12
Werken aan POP / LWP
Materiaal bij les 3: Reflecteren
Casus:
Het is het begin van het cursusjaar. Alle eerstejaarsstudenten van de lerarenopleidingen
zijn begonnen met het vak VOS. Een van de lessen in blok 1 gaat over het ‘tot leren
brengen’ van je leerlingen. De docent heeft de begrippen autonomie, competentie en
relatie uitgelegd. Daarna krijgen de studenten de opdracht om deze begrippen in kleine
groepjes verder uit te werken. In het groepje van Anniek, Bert en Carina ontstaat een
interessant gesprek over hoe zij in het verleden door docenten tot leren werden
gebracht. Bij Anniek komen er herinneringen boven van een docent die niet bezig was
met begrip relatie. Bert heeft vooral positieve herinneringen aan zijn middelbare school.
Hij kan veel positieve voorbeelden bij de begrippen bedenken. Carina vond de begrippen
een beetje abstract. Na de verhalen van Anniek en Bert kon ze zich er iets meer bij
voorstellen.
Aan het eind van de les kregen de studenten om volgens de STARR methode te
reflecteren op dit gedeelte van de les. Hieronder zie je de reflectieverslagen van de drie
studenten.
Reflectieverslag van Anniek:
S (situatie)
Het was de 2e VOS-les. Het thema van de les was ‘tot leren brengen’. Ik werkte samen
met Bert en Carina in een groepje. We waren bezig in het groepje om de begrippen
compentie, relatie en autonomie verder uit te werken.
T (taak)
Bert, Carina en ik hadden niet echt een taakverdeling. We werkten met z’n drieën aan
dezelfde taak. We moesten de begrippen verder uit werken. Uiteindelijk moesten we
voorbeelden kunnen noemen van hoe je als docent de drie begrippen in je les probeert te
gebruiken. Ook moesten we voorbeelden uit onze eigen middelbare school tijd aan de
drie begrippen koppelen. Mijn taak was om mijn herinneringen met Bert en Carina te
delen. Met z’n drieën koppelden we deze herinneringen aan de begrippen.
A (actie)
We hebben eerst een mindmap gemaakt rond de drie begrippen, zodat we alle drie goed
wisten wat het begrip inhield. Daarna heb ik mijn ervaringen gedeeld met Bert en
Anniek. Ik heb vooral een sterke negatieve herinnering aan een docent. Zij had geen oog
voor het begrip ‘relatie’. Ik vertelde aan de anderen hoe het er in die les aan toe ging. Ik
zag toentertijd altijd heel erg op tegen haar les. Ik gaf mijn klasgenoten ook voorbeelden
van wat deze docente (niet) deed.
R (resultaat)
Ik had een goed beeld van wat de drie begrippen betekenen. Toen de VOS-docent na een
tijdje weer klassikaal verder ging, kon ik goed uitleggen aan de anderen wat je als
docent moet doen om te zorgen voor een goede relatie.
R (reflectie)
Ik vond het fijn om mijn ervaringen te delen en te luisteren naar de anderen. Nu heb ik
een beter beeld bij de begrippen. Als ik straks stage ga lopen, ga ik proberen deze drie
begrippen te gebruiken. Het is echt heel belangrijk om oog te hebben voor je leerlingen,
om ze uit te dagen en ze voldoende ruimte te geven voor eigen initiatieven.
Terugdenkend aan mijn eigen ervaringen, wil ik niet zo’n docent voor mijn leerlingen
worden. De eerste paar dagen van mijn stage ga ik veel observeren bij en gesprekken
voeren met docenten die deze begrippen goed gebruiken. Ik denk dat ik veel van hun
ervaringen kan leren.
Reflectieversalg van Bert:
S (situatie)
2e VOS les, thema tot leren brengen. Onderwerp van de opdracht: autonomie, relatie,
competentie. Ik moest samenwerken met Anniek en Carina.
T (taak)
Een beter beeld krijgen van de drie begrippen. Dit moesten we doen door het boek erbij
te pakken, een mindmap te maken, ervaringen te delen. Carina schreef de begrippen in
een mindmap. Anniek en ik hebben ervaringen verteld. Ik verwachtte van de anderen dat
ze, net als ik, goed mee zouden doen. Ik vond het belangrijk om goed naar Anniek te
luisteren. Ze had een heel vervelende herinnering aan een docent. Ik vind het belangrijk
dat we in deze klas goed met elkaar omgaan en respect voor elkaar tonen. Daarom was
het mijn taak om begripvol naar de verhalen van Anniek te luisteren.
A (actie)
Ik heb zelf mijn ervaringen van de middelbare school gedeeld. Als Anniek iets vertelde
over haar middelbare schooltijd heb ik goed geluisterd. Ik deed dit door haar goed uit
laten praten en vragen te stellen en een goede luisterhouding aan te nemen. Ik
probeerde tussendoor om dingen samen te vatten in steekwoorden. Carina schreef deze
steekwoorden op de juiste plaats in de mindmap.
R (resultaat)
Het resultaat van deze opdracht is dat ik Anniek en Carina weer iets beter heb leren
kennen. Ik heb laten zien dat ik graag goed met anderen wil samenwerken en respect
voor anderen heb. Anniek en Carina hebben dit ook aan mij laten zien. Ik vind het prettig
om te weten dat er meer klasgenoten zijn die er echt voor gaan om de opleiding goed te
doen.
R (reflectie)
Volgende keer zou ik het weer zo aanpakken. Ik denk dat Anniek wel iemand is, met wie
ik in de toekomst vaker samen wil werken. Samen kwamen we echt verder. Carina vond
de opdracht lastig. Ik denk dat ik een volgende keer nog meer mijn best kan doen om
medestudenten die het lastig vinden, bij de opdracht te betrekken.
Reflectieverslag van Carina:
S (situatie)
Het was de 2e VOS les. We waren bezig met de begrippen Autonomie, Competentie en
Relatie.
T (taak)
Ik moest samen met Anniek en Bert drie begrippen verder uitwerken.
A (actie)
Ik heb de begrippen op de mindmap geschreven. Verder heb ik geluisterd naar de
verhalen van Anniek en Bert. Ik heb in steekwoorden rond de begrippen geschreven wat
we besproken hebben.
R (resultaat)
We hadden een mooie mindmap aan het eind van de opdracht. Ik begrijp nu iets meer
van wat de begrippen betekenen.
R (reflectie)
Ik vond het best een lastige opdracht, omdat ik de begrippen een beetje vaag vond.
Materiaal bij les 6: Lesvoorbereidingen in de praktijk
Voorbeeld 1: Engels
Student:
Beginsituatie:
a. Wat weet je van de groep?
b. Waar was je qua lesstof
gebleven?
Algemeen doel van de les:
a. Voor de leerlingen
b. Voor de docent
Studierichting: Engels
Studiejaar of groep:
Studentnummer:
a. VMBO TL jaar 1, 12-13 jaar, weinig ervaring met brieven en het schrijven van een brief.
b. Indeling van een brief en brief schrijven is een nieuw onderwerp. (Ze kunnen al wel over zichzelf en
andere vertellen en zullen dit doen in een brief aan de docent.)
a. Leerlingen weten aan het eind van de les hoe de indeling van een brief is en kunnen dit toepassen bij het
schrijven van een brief.
b. Een saai onderwerp als de indeling van een brief leuk en interessant maken.
a. Leerlingen kunnen na deze les een brief schrijven met een nette en duidelijke indeling.
Concrete leerdoelen:
b. Leerlingen weten na deze les hoe een brief er uit ziet en hoe de indeling hoort te zijn.
Didactische middelen:
Materiaal: pen, papier, woordenboek, stift, indeling brief, incorrecte brief, opdracht brief in delen, huiswerk
opdracht, beamer of Smartbord.
Problemen die ik kan
verwachten tijdens deze les:
Probleem: leerlingen het nut van een brief
schrijven niet in zien.
Oplossing: concrete voorbeelden geven van wanneer ze
een brief zullen moeten schrijven, bijv. sollicitatie. En
uitleggen dat een deel van de structuur ook in e-mails
wordt gebruikt.
Oplossing: ze mogen het woordenboek gebruiken om de
woorden op te zoeken.
Probleem: leerlingen weten de Engelse vertaling
van bepaalde woorden niet.
Fasering van
de les:
Tijd
Activiteit docent:
min.:
Aanvang en
introductie
lesonderwerp.
5
Aandacht
richten op
onderwerp en
voorkennis
activeren.
7
De docent staat bij de ingang van de klas en
begroet de leerlingen. Zodra alle leerlingen
zitten vraagt ze om de aandacht door heel
groot op het bord het woord ‘letter’ te
schrijven en te zeggen dat dit het onderwerp
van vandaag is.
Vraagt aan de leerlingen of ze weleens een
brief hebben gehad of gelezen en wat er
belangrijk is bij het schrijven van een brief en
reageert goedkeurend of doorvragend op de
antwoorden van de leerlingen. Dan laat ze
een slecht gestructureerde brief zien aan de
leerlingen en vraagt wat zij er van vinden als
ze dit in de post zouden krijgen en wat voor
indruk dit van de schrijver geeft.
Activiteit leerlingen:
Leerstof en specifiek doel:
De leerlingen komen de klas binnen,
groeten de docent en gaan al kletsend
aan een tafeltje zitten.
Kijken naar wat de docent opschrijft en
luisteren naar de docent.
Individuele begroeting –
iedereen is welkom.
Leerlingen geven antwoorden op de
vraag van de docent.
Voorkennis wekken.
Kijken en praten mee over de brieven
die de docent laat zien. En vertellen wat
ze van de schrijvers denken.
Nieuwsgierigheid van de
leerlingen wekken.
Uitleg geven
en controleren
of de
informatie is
overgekomen.
10
Instructie
geven op
zelfwerkzaamh
eid van de
leerlingen en
dit begeleiden.
15
Vertelt hoe de schrijver van de net getoonde
brief een betere en nettere brief had kunnen
schijven, namelijk door een vaste indeling
aan te houden. De docent vraagt of iedereen
nu super stil kan zijn en goed op wil letten
want dit is erg belangrijk! “Wie wil er nou zo’n
slordige brief schrijven?” Docent legt aan de
hand van een briefindeling op het bord uit
hoe het hoort. Ze neemt dit stap voor stap
door en vraagt de leerlingen iedere stap in
hun schrift over te nemen. Vraagt of er
vragen zijn of dat alles duidelijk is?
Beantwoordt vragen die er zijn en stelt
controle vragen om te zien of alles begrepen
is. Geeft de leerling de tijd om een antwoord
te formuleren.
Geeft de leerlingen een korte opdracht.
Iedere leerlingen krijgt een verknipte brief en
moet de indeling weer in goede volgorde
leggen. Dit gaan de leerlingen eerst
individueel proberen en mogen het daarna in
paren vergelijken. Legt uit: de eerste 5
minuten zijn om het alleen te doen en goed
de brief te lezen – in stilte, daarna twee
minuten om het te overleggen en dan
bespreken we het antwoord met de hele klas.
Controleert of dit duidelijk is en deelt de
opdracht uit.
Bespreekt de antwoorden door aan een
leerling te vragen wat er als eerste komt en
aan een andere leerling wat daarna, etc. Hun
antwoorden en de feedback hierop van de
klas vormen uiteindelijk de correcte indeling
die op het bord te zien is.
Leerlingen luisteren naar wat de docent
vertelt, kijken naar het bord en maken
aantekeningen.
Stellen eventueel vragen en
beantwoorden vragen van de docent.
Instructie en uitleg over
hoe een nette brief er uit
hoort te zien.
De leerlingen luisteren naar de uitleg
over de opdracht en stellen misschien
vragen.
Korte uitleg met
tijdsaanduiding zodat het
duidelijk is wat er van de
leerlingen verwacht word.
Maken de opdracht eerst 5 minuten
individueel en overleggen dan nog
minuten.
Bespreken de opdracht met de docent
en de klas door antwoord te geven als
ze een beurt hebben en mee te kijken
naar de brief die wordt gevormd op het
bord.
Kennis controleren door
vragen met individuele
aanspreekbaarheid aan de
leerlingen te stellen.
Leerlingen passen de nieuw
geleerde stof toe. Door
overleg toe te staan krijgen
ze meer vertrouwen in hun
antwoord.
Evaluatie en
herhaling
lesstof.
4
Afsluiten van
4
de les huiswerk
opgeven.
Vraagt aan de leerlingen wat ze van vandaag
vonden: Wat heb je gedaan? Ging de
opdracht goed? Waarom vind je dat?
Leerlingen praten met de docent en
elkaar over de les. Geven aan wat zij
vinden.
Deelt het huiswerk voor volgende les uit en
licht dit toe. Bedankt de leerlingen voor hun
inzet en zegt dat ze hun spullen mogen
pakken en dan gaat de bel en vertrekken de
leerlingen.
Leerlingen krijgen het huiswerk voor de
volgende les en luisteren naar de uitleg
hierover. Ze pakken hun spullen en
vertrekken als de bel gaat.
Leert de docent wat er
beter kan en leerlingen
herhalen voor zichzelf wat
ze hebben gedaan
vandaag.
Huiswerk is een brief
schrijven, in het Engels,
integreert de indeling van
de brief met de kennis die
de leerlingen al hebben.
Voorbeeld 2: Natuurkunde
Onderwerp van de les:Geleiding en isolatie.
Wat gaat de leerling in deze les leren? ( Beschrijf het hier in het algemeen)
De leerling gaat inzien wat het nut is van het isoleren van een huis. Verder zullen ze gaan rekenen aan
verschillende situaties waarmee ze kosten kunnen besparen doormiddel van isoleren.
Onderwerpen die verder benoemt zullen worden zijn;
Stroming, geleiding en radiatie
definitie van warmte
temperatuur
symbolen
formules: Q=(kAdT)t/L en Q=C.dT
Wat gaat de leerling concreet leren?
Kan de drie vormen van benoemen van warmte transport.
Kan ook bij elke vorm een voorbeeld geven.
Kan duidelijke voordelen benoemen van het isoleren van een huis.
Kunnen rekenen met warmtestromen en isolatie waarden.
Hoe sluit ik aan bij de vorige les?
De vorige les is het onderwerp warmte behandeld, hierin zijn definitie van warmte, temperatuur en
warmtetransport aan bod gekomen. In deze les zal hierop aangesloten worden door de drie vormen van
warmtetransport nogmaals te benoemen. Hierna zullen we toepassingen hiervan gaan uitlichten.
Wat weet ik over de beginsituatie?
De beginsituatie is duidelijk, de leerlingen weten wat warmte is. Ook onderwerpen als temperatuur en
warmte transport zijn behandeld.
Welke werkvormen ga ik gebruiken?
Aan de hand van voorbeelden en afbeeldingen ga ik een leergesprek aan met de leerlingen. Daarnaast
laat ik een aantal verschillende materialen zien die in een huis gebruikt worden om te isoleren.
Hoe ga ik de les indelen? (Motivatie)
Inleiding: Er wordt begonnen met een voorbeeld van geleiding. Het is ±20 oC in het lokaal maar toch
voelen de tafelpoten (metaal) kouder aan dan het tafel blad (hout) ‘voel maar!’. Hoe kan dat?? Waar heeft
dat mee te maken.
Vervolgens een kleine samenvatting van de vorige les.
Kern: Het zal specifiek gaan over de isolatie in huis. De voor- en nadelen van isoleren worden benoemd.
De toepassingen van materialen van de isolatie. De posities van het isoleren in een huis.
Warmte transport berekenen: Q=C.dT en Q=(kAdT)t/L. Oefenopgave, klassikaal en daarna in tweetallen.
Slot: de eindopdracht in deze les is het bepalen van de juiste isolatie materialen van de buitenmuur van
het klaslokaal waarbij er zo min mogelijk warmte in huis verloren gaat aan de buitenwereld. Vraag; ‘Wat
zijn voordelen van het goed isoleren van een huis?’ Welke vorm van warmte transport heeft hier het
grootste aandeel in.
Ze komen tot de conclusie dat isoleren kosten bespaart en uiteindelijk ook goed is voor het milieu.
Welk materiaal gaan we gebruiken?
Isolatie materialen
PUR
Glaswol
EPS
Glasplaat en dubbelglasplaat
Markers
(Voorbeeld) probleemstukken
Hoe ga ik na of de leerlingen de les begrepen hebben?
De eindopdracht wordt de volgende les ingeleverd. Met daarbij de behorende conclusie.
Lesschema:
Tijd
Inleiding 5 min
Kern
5 min
15 min
5 min
20 min
15 min
Slot
5 min
Wat
> voorbeeld geleiding, metaal
en hout.
> Aansluiting op de vorige les
(Q=C.dT)
> wat is warmte? en
toepassingen
> wat zijn drie vormen van
warmte transport en
toepassingen.
> symbolen
>benodigde formules + uitleg
Q=(kAdT)t/L
> Voorbeeld opgave
> Voor en nadelen van het
isoleren van een huis
> Toelichten eindopdracht
> start eindopgave
> begeleiden
> controleren of de stof geleerd
is
> Huiswerk: eindopdracht
afmaken
Benodigdheden
markers
Voorbeelden
Markers
Markers
Materialen,
Opgave formulieren
Voorbeeld 3: Geschiedenis
Lesopdracht: Mythen.
Klas: VMBO 1 T
School:
Datum:
Algemene Lesdoelen:
De leerlingen:
- Kunnen samenwerken.
- Kunnen overleggen.
- Kunnen naar elkaar luisteren.
- Weten wat een mythe is.
Beginsituatie: De leerlingen hebben al les gehad over de Grieken.
Tijdsfasering
Concrete leerdoelen
+ beheersingsvorm
Leerstof
5 min
De docent verwelkomt de leerlingen
en vertelt wat we deze les gaan
doen.
5 min
De leerlingen:
- Weten wat een
mythe is
- Weten waarom er
mythen zijn.
- Kunnen 3
voorbeelden geven
van mythen.
40 min
De leerlingen:
- Kunnen een
samenvatting maken.
- Kunnen
samenwerken
- Kunnen naar elkaar
luisteren
- Kunnen elkaar
vragen stellen.
5 min.
Didactische aanpak
Mythen
De docent geeft klassikale uitleg over
mythen en geeft daarbij voorbeelden.
De docent legt de opdracht uit:
Leerlingen gaan in groepjes van 3
zitten.
Elk groepje krijgt een mythe.
Per groepje wordt de mythe
samengevat (dit doen ze met elkaar),
wordt de les uit de mythe gehaald en
wordt er een tekening bij de mythe
gemaakt. De taken worden onderling
verdeeld, maar de leerlingen zijn van
elkaar afhankelijk want als je de les
eruit wil halen of een tekening wil
maken, moet je eerst weten waar de
mythe over gaat.
De docent vertelt dat de volgende les
de leerlingen hun mythe moeten
presenteren.
Materiaal bij les 9: Kaartjes muurtje
Kaartjes muurtje
1. Ik creëer een veilige en
open sfeer die uitnodigend
werkt
2. Mijn presentaties zijn
helder en gestructureerd
3. Ik luister naar vragen en
reageer hier effectief op
4. Ik toon enthousiasme
voor mijn vak
5. Ik kan omgaan met
kritiek geven en ontvangen
6. Het is voor mij een
uitdaging om mijn vak
interessant te maken voor
mijn leerlingen
7. Ik vind er voldoening in
om het schoolvak op het
niveau van leerlingen te
geven
8. Ik heb er plezier in om
leerlingen iets te leren
9. Ik maak gebruik van een
goed uitgewerkte
voorbereiding
10. Ik kan verschillen in de
manier van leren benoemen
en daarop reageren
11. Ik zeg wat ik van de
leerling verwacht en spreek
hem er ook op aan
12. Een docent is in de
eerste plaats een opvoeder.
13. Ik wil samen met
leerlingen kunnen lachen
14. Ik wil een strenge
docent zijn.
15. Ik zeg dat ik hoge
verwachtingen heb van de
prestaties van leerlingen
16. Mijn lessen gaan niet
over andere zaken dan de
lesstof.
17. Ik ben bereid moeilijke
zaken nogmaals uit te
leggen
18………..vul zelf in
Materiaal bij les 10 en 11: Incidentmethode
Duur
Stap
Aandachtspunten
probleeminbrenger
Aandachtspunten
collega’s
5 min.
1. Presentatie
Kort, helder afbakenen
Maak onderscheid
tussen jouw probleem
en het probleem van de
leerling
Beschrijf de
probleemsituatie in
plaats van een
beschouwing te geven
over mogelijke
oorzaken.
Vergeet niet de
specifieke hulpvraag te
stellen!
Collega’s
Luisteren en nemen
afstand van eigen
opvattingen en
problemen
De inbrenger van het
probleem geeft een
korte schets van het
probleem uitmondend in
een specifieke vraag aan
de collega’s
5 min.
2a. Informatie: vragen
opstellen
De collega’s krijgen de
gelegenheid (alleen of in
tweetallen) vragen om
aanvullende informatie
voor te bereiden
2b. Informatie: vragen
beantwoorden
de vragen worden
gesteld en door de
probleeminbrenger
beantwoord.
10
min.
3. Analyse en opties
bedenken
De collega’s bespreken
(in tweetallen) welke
aspecten er aan het
probleem zitten en aan
welke ideeën voor
oplossing ze zelf
denken.
Blijf binnen de gegeven
probleemsituatie, ga niet
met het probleem aan
de haal.
Doe het waardevrij,
vermijd iedere suggestie
van (negatieve)
beoordeling
Vermijd ‘waarom’
vragen
Vermijd suggestieve
vragen.
Stel open vragen.
Beantwoord kort niet
meer dan gevraagd
wordt, geef feiten, geef
voorbeelden.
Wees bij jezelf bedacht
op sociaal wenselijke
antwoorden.
Ga je niet verdedigen
Kruip in de huid van de
probleeminbrenger
Het is geenszins de
bedoeling dat binnen de
tweetallen tot
overeenstemming
gekomen wordt.
5 min.
4. Aanbieden suggesties
De mogelijke
oplossingen, benadering
en adviezen worden
genoemd en genoteerd
(bijv. door een
gespreksleider), puur
inventariserend.
10-15
min.
5. Reactie
probleeminbrenger
De probleeminbrenger
reageert op de adviezen,
bijvoorbeeld wat betreft
haalbaarheid of reeds op
gang gebrachte
hulpverlening. Hierna
hebbende collega’s
misschien de behoefte
te reageren op de
gegeven motivering en
worden sommige
adviezen even
doorgepraat
2 min.
6. Evaluatie
De gespreksleider
analyseert en evalueert
samen met de
deelnemers het
voorafgaande gesprek
(de bovengenoemde 5
stappen)
Doe niet belerend, deel
geen schouderklopjes
uit, stel niet gerust enz.
Je collega’s willen graag
horen wat je van hun
adviezen vindt. Dat
draagt op den duur bij
tot verbetering van de
adviezen en het gevoel
bij ieder gezamenlijk
bijdragen te leveren.
Collega’s
Maak er geen discussie
van
Probeer de
probleeminbrenger niet
te overtuigen van je
gelijk.
Hoe heeft de inbrenger
het ervaren? En de
anderen?
Hoe was de sfeer?
Heeft dit gesprek voor
jou ook betekenis gehad
buiten de directe
vraagstelling om?
Persoonlijke leerpunten
Bijlage 1: Advies (vak)coach
Belangrijke informatie
Een belangrijk onderdeel van de eindbeoordeling van stage jaar 1 is het eindadvies van de (vak)coach. Om een goed
onderbouwd advies te kunnen geven, vult de (vak)coach per competentie in in welke mate de student stadium 1 en 2
beheerst. Daarbij onderbouwt de (vak)coach zijn mening met voorbeelden en geeft hij of zij ook ontwikkelpunten voor de
student aan.
Voorwaarden voor het krijgen van een eindadvies stage jaar 1 zijn:
 Leerwerktaken zijn met een voldoende afgerond.
 Advies BOS is voldoende (bij OidS).
 Verslag en beoordeling van minimaal 1 lesbezoek door een ander dan de (vak)coach ingeleverd (bij OidS) De
kijkwijzer voor de (vak)coach is opgenomen in bijlage 2 (kijkwijzer voor (vak)coach).
 Verslagen zijn in correct Nederlands geschreven.
De student levert het eindadvies van de (vak)coach in bij de stagebegeleider, als onderdeel van zijn
eindbeoordelingsdossier.
Competentie 1 - Interpersoonlijk
Het vermogen een sfeer van samengaan en samenwerken met leerlingen te realiseren.
Stadium1 en 2:
Rapportage (vak)coach
De student:
Onderbouwing met voorbeelden:

Laat zien contact met
leerlingen te kunnen maken
(noemt leerlingen bij naam,
maakt een praatje, heeft
oogcontact, sluit aan bij
interesses)

Laat zien affiniteit te hebben
met de doelgroepen
waarvoor hij wordt opgeleid
(observeert, praat met, leest
over, krijgt zo een beeld van
belevingswereld)
Ontwikkelpunten:
Competentie 2 Pedagogisch
Het vermogen te zorgen voor een veilige leeromgeving.
Stadium 1 en 2:
Rapportage (vak)coach
De student:
Onderbouwing met voorbeelden:

Heeft een positieve insteek
naar leerlingen toe

Heeft respect voor de
leerlingen; de leerlingen
hebben respect voor de
student

Doet moeite de namen van
de leerlingen te kennen

Oriënteert zich op verschillen
tussen leerlingen (
schooltype, gedrag, cultuur)

Observeert klassen in een
veilige leeromgeving
Ontwikkelpunten:
Competentie 3 - Vakinhoudelijk en didactisch:
Het vermogen een krachtige leeromgeving voor leerlingen te verwezenlijken.
Stadium 1 en 2:
Rapportage (vak)coach
De student:
Onderbouwing met voorbeelden:

Toont zich enthousiast voor
zijn vak

Assisteert bij verschillende
lesvormen in de les

Beheerst de leerstof die hij/zij
moet doceren en laat zien
zich hierin te hebben verdiept

Is in staat om met
begeleiding van de
(vak)coach (gedeelten van)
leeractiviteiten uit te voeren in
eenvoudige situaties.
Ontwikkelpunten:
Competentie 4 - Organisatorisch:
Het vermogen te zorgen voor een leef- en leerklimaat dat overzichtelijk ordelijk en taakgericht is.
Stadium 1 en 2:
Rapportage (vak)coach
De student:
Onderbouwing met voorbeelden:

Heeft lesvoorbereiding in
orde (formulier)

Is tijdig in de les

Heeft spullen klaar liggen

Houdt zich aan afspraken

Houdt zich aan de regels en
vraagt dit ook van leerlingen

Heeft een goed overzicht
over de groep

Kan verschillende
lesovergangen waarnemen
Ontwikkelpunten:
Competentie 5 - Samenwerking met collega’s:
Het vermogen samen te werken in een team/organisatie.
Stadium 1 en 2:
Rapportage (vak)coach
De student:
Onderbouwing met voorbeelden:

Houdt zich aan team
afspraken

Toont initiatief

Is zich bewust van rechten
en plichten als werknemer en
handelt daar naar

Is aanwezig bij nietlesgebonden activiteiten

Is zich bewust van zijn/haar
voorbeeldrol
Ontwikkelpunten:
Competentie 7 - Reflectie en ontwikkeling:
Het vermogen eigen opvattingen en competenties te onderzoeken en te ontwikkelen.
Stadium 1 en 2:
Rapportage (vak)coach
De student:
Onderbouwing met voorbeelden:
Deze competentie gaat vooral
over de eigen persoonlijke
ontwikkeling in relatie tot het
beroep. Deze ontwikkeling uit
zich in gesprekken en portfolio
op de volgende punten:

Leeft zich in in de rol van
leraar (beroepshouding)

Onderzoekt of dit beroep bij
hem /haar past (d.m.v.
observaties, gesprekken e.d.)

Laat zien dat hij /zij wil leren
(is coachbaar)kan feedback
ontvangen en vervolgens
ander gedrag vertonen

Kent eigen sterkte en zwakte
Is in staat zichzelf zowel
schriftelijk als mondeling in
correct Nederlands uit te drukken
of laat zien zich hierin te
bekwamen.
Ontwikkelpunten:
Verzamelblad advies (vak)coach
Checklist voorwaarden voor deelname aan de eindbeoordeling
Leerwerktaken zijn met een voldoende afgerond
Ja / Nee
Advies van de BOS is voldoende (alleen bij OidS)
Ja / Nee
Verslag en beoordeling van minimaal 1 lesbezoek door een ander
dan de (vak)coach ingeleverd ( alleen bij OidS)
Ja / Nee
Verslagen zijn in correct Nederlands geschreven
Ja / Nee
N.B: Als niet aan alle voorwaarden wordt voldaan, dient de student hier eerst aan te werken,
alvorens tot een advies over te gaan.
Eindadvies (vak)coach:
Onvoldoende – Voldoende – Goed – Zeer Goed.
Datum:
Handtekening:
Bijlage 2: Kijkwijzer (vak)coach voor het stagebezoek
Algemene punten
Interpersoonlijk
-
Hoe is het contact met de
leerlingen?
-
Hoe is de houding voor de
klas?
Pedagogisch
-
Hoe zorgt de student voor een
veilig leerklimaat
Vakinhoudelijke en didactisch
Maakt de student geen
vakinhoudelijke fouten tijdens
de uitleg en tijdens het
beantwoorden van vragen?
-
Heeft de les een duidelijke
opbouw?
-
Is de instructie van de student
duidelijk?
Organisatorisch
Op welke manier zorgt de
student voor de regie en
duidelijke regels?
-
Op welke manier gaat de
student om met
ordeproblemen?
Beschrijving
Bijlage 3: Eindbeoordeling stage jaar 1
(voor VT, DT en Oids)
Belangrijke informatie
Het doel van de eindbeoordeling stage jaar 1 is aantonen dat minimaal stadium 1 en 2 beheerst wordt.
De eindbeoordeling stage jaar 1 bestaat uit:
 het eindbeoordelingsdossier en
 het CGI (criterium gericht interview).
Het CGI duurt ongeveer 15 minuten. Voor VT/DT-studenten vindt het plaats op de HR. Voor OidS vindt het plaats op de
opleidingsschool.
Het eindbeoordelingsdossier bestaat uit de volgende onderdelen:
 Per competentie 1-2-3-4-7 een beschrijving van 2 activiteiten waarin je aantoont op minimaal stadium 1 en 2 te
functioneren a.d.h.v startzinnen : ‘ik kan nu.. Dat blijkt uit.. Ik heb dit voorbeeld gekozen, omdat…’. In totaal levert
dit 10 beschrijvingen op. (totaal is max. 10 A4)
 Advies van de (vak)coach: De (vak)coach onderbouwt zijn /haar advies met voorbeelden.
De beoordeling vindt plaats als aan bovenstaande voorwaarden is voldaan.
 Bij OidS zijn er twee beoordelaars (en eventueel medestudenten)
 Bij VT/ DT is er een beoordelaar en enkele medestudenten
Voorwaarden voor deelname aan de eindbeoordeling stage jaar 1 zijn:
 Leerwerktaken zijn met een voldoende afgerond.
 Advies (vak)coach is voldoende. Het formulier voor dit advies is opgenomen in bijlage 1 (advies (vak)coach).
 Advies BOS is voldoende (bij OidS).
 Verslag en beoordeling van minimaal 1 lesbezoek door een ander dan de (vak)coach ingeleverd (bij OidS) De
kijkwijzer voor de (vak)coach is opgenomen in bijlage 2 (kijkwijzer voor (vak)coach).
 Beeld van beroep docent, met onderbouwing vanuit stage of OidS ervaringen
 Verslagen zijn in correct Nederlands geschreven.
Voltijd / Deeltijd studenten dienen de volgende leerwerktaken met een voldoende afgerond te hebben:
 1.1. Oriënteren op beroep
 1.2. Assisteren in de klas
OidS studenten dienen de volgende leerwerktaken met een voldoende afgerond te hebben:
 1.1. Oriënteren op beroep en
 1.2. Assisteren in de klas
 1.3 Omgaan met een groep
 1.4. Lesgeven en vakdidactiek (dit is een schoolspecifieke leerwerktaak)
 1.5. Vak en leergebied (dit is een schoolspecifieke leerwerktaak)
Rapportageformulier voor de beoordeling BIS / stagebegeleider
Naam student en studentnummer:
Naam (vak)coach:
Naam BOS:
Naam BIS / Stagebegeleider:
Datum:
Checklist voorwaarden voor deelname aan het CGI
Advies (vak)coach is voldoende
Ja / Nee
Motivatie voor beroep docent, met onderbouwing vanuit stage of
OidS ervaringen aanwezig
Ja / Nee
Verslagen zijn in correct Nederlands geschreven
Ja / Nee
N.B: Als niet aan alle voorwaarden wordt voldaan, dient de student hier eerst aan te werken, alvorens
tot een beoordeling over te gaan.
Competentie
Aanvullende opmerkingen van de BIS/ stagebegeleider n.a.v. het
eindbeoordelingsdossier en /of het CGI
1
2
3
4
7
Eindbeoordeling
stagebegeleider /
BIS:
Datum:
O Onvoldoende
O Voldoende
O Goed
Handtekening:
Bijlage 5: Stagekaarten
Stagekaart Voltijd Jaar 1
Functie van de stage
Je oriënteert je in de praktijk op alle aspecten van het beroep als leraar. De stageschool biedt je de
gelegenheid om erachter te komen of het beroep van leraar in het voortgezet onderwijs iets voor jou
is. Een van de middelen om daar achter te komen vindt plaats via diverse, al of niet verplichte,
opdrachten die te vinden zijn in het ‘register praktijkleren’. Kerndoel en kernvraag van deze
oriënterende stage is dus: Wil ik leraar worden? Daarnaast leer je basisvaardigheden die een relatie
hebben met het vakmanschap en het meesterschap van de docent. De eerstejaars stage loop je in
een koppel met een medestudent van dezelfde opleiding.
Plaatsing op de stageschool
Je probeert in eerste instantie eerst zelf een stageplaats te vinden door dit met voorkeur eerst op je oude
middelbare school te vragen. Als dit is lukt geef je dit voor 15 december per mail door aan het
stagebureau.
Als het je niet is gelukt om zelf een stageplaats te vinden word je begin januari 2015 door het stagebureau
geplaatst. Voorwaarde is dat je aan alle stage-eisen voldaan hebt (zie studiepuntenoverzicht Osiris).
Het kan voor komen dat een student meer dan anderhalf uur moet reizen naar de stageschool
(op basis van OV routeplanning uitgaand van het geregistreerde studieadres van de student).
De stageplaats kan dus niet worden geweigerd als je in voorkomende gevallen meer dan
anderhalf uur moet reizen. Bij studenten die om die reden de stageplaats niet accepteren, zal
niet meer worden bemiddeld bij het vinden van een andere stageplaats.
Kennismaking/contactlegging tussen student en school vindt plaats in de toets- hertoetsweek van blok
2 (26 januari t/m 6 februari 2015). Door in te loggen in StageLink kan elke student, in drievoud, een
stagecontract downloaden. Je laat dit ondertekenen door de stagecontactpersoon van de stageschool
en tekent zelf. 1 exemplaar moet worden afgegeven bij het stagebureau, 1 exemplaar geef je aan je
stageschool en je houdt 1 exemplaar zelf. Bewaar deze goed want daar wordt omgevraagd als je gaat
afstuderen.
Cross Your Border / Globaland
Alle studenten van de opleiding Geschiedenis, die stage gerechtigd zijn, worden voor stage jaar 1
op een van deze projecten geplaatst.
Ingangseisen stage jaar 1
Om aan deze stage deel te kunnen nemen moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:
 minimaal 50 % van alle studiepunten van onderwijsperiode 1 moet toegekend zijn
in studiejaar 2014-2015. (zonder herkansing) Zie OER
Opzet van de stage
Je loopt stage vanaf maandag 9 februari t/m woensdag 8 april 2015. In totaal zijn dit 8 weken en
per week ben je 2 dagen (maandag en woensdag) op de stageschool aanwezig. Op een stagedag
ben je de gehele dag inzetbaar voor leerwerktaken.
Leerwerktaken voor stage jaar 1 zijn:
 ‘Oriëntatie op beroep en de stage school’,
 ‘Assisteren in de klas’.
Opgebouwd uit twee fasen:
 Een observerend deel van ± 2 weken.
 Een assisterend deel van ± 6 weken.
In dit laatste deel word je in de gelegenheid gesteld om per week 3 lesfragmenten en/of deellessen
te verzorgen en 2 a 3 gehele lessen in de laatste twee weken van de stage. De stagedidactiek is
gebouwd op leerwerktaken, die te vinden zijn in de stagehandleidingen voor studenten, het register
praktijkleren en een aantal belangrijke documenten zoals de competentie- en praktijkgids. Voor de
gehele stage ontwikkelt elke student een stageplan waarin op voorhand concrete activiteiten worden
bepaald die worden uitgevoerd (de leerwerktaken).
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verplichte en zelf te kiezen activiteiten. Het stageplan
vervult een spilfunctie in de afstemming en communicatie met de (opleidings)scholen omdat
(opleidings)scholen (vak)coaches accenten kunnen leggen in de leerwerktaken en de activiteiten die
studenten in de stageschool ondernemen gedurende de stage.
Begeleiding
De stagebegeleiding vanuit de lerarenopleiding wordt uitgevoerd door een van onze
stagebegeleiders. Hij/zij onderhoudt het contact per mail en telefoon met de (vak)coach en bezoekt
jou eenmaal in de stageperiode. De stagebegeleider begeleidt het (ontwikkelings)portfolio en voert
gesprekken met jou n.a.v. de stage.
De (vak)coach is de eerste begeleider van jou in de stageschool waarbij jouw duo door hem/haar
de mogelijkheid geboden wordt om:
 Lessen (in de school) te observeren.
 Te assisteren en deellessen te verzorgen in zijn/haar lessen.
 Enkele gehele lessen te verzorgen aan het einde van de stage.
De (vak)coach spreekt wekelijks met je over de voorbereiding, de uitvoering en de ervaringen op
basis van de leerwerktaken en besteedt daarbij nadrukkelijk aandacht aan jouw leervragen.
Afronding en beoordeling
De stage is afgerond wanneer je 16 stagedagen op de stageschool aanwezig bent geweest en de
leerwerktaken met een voldoende beoordeling afgerond hebt en je een eindbeoordelingsdossier hebt
ingeleverd. In de eindbeoordeling stage jaar 1 wordt het definitieve oordeel bepaald
Materiaal voor de (vak)coach
De lerarenopleiding gaat uit van een competentiegericht opleidingsmodel. Om de begeleiding
van de coach te laten aansluiten bij dit opleidingsmodel kan de (vak)coach de stagehandleiding,
en de map “Stage, leren & werken” raadplegen.
In de stagehandleiding voor de propedeuse worden ondermeer de leerwerktaken beschreven.
De regiomanagers dragen er zorg voor dat de (vak)coach over deze gidsen de beschikking krijgt.
Bij stagescholen waarmee de lerarenopleidingen geen samenwerkingsovereenkomst heeft
afgesloten, draagt de student de zorg hiervoor. Dit materiaal is ook verkrijgbaar via de externe
site van de lerarenopleiding.
Bij enkele leerwerktaken maken jullie verplicht gebruik van het Register Praktijkleren
(www.registerpraktijleren.hro.nl).
De (vak)coach
De coach is de directe begeleider in de dagelijkse werkpraktijk waarbij:
 Je de gelegenheid krijgt een aantal lessen bij hem / haar of bij andere collega’s te observeren.
 Je de gelegenheid krijgt om bij een aantal van die lessen in mindere of meerdere
mate te assisteren.
 Je de gelegenheid krijgt om aan het einde van de acht weken enkele (deel)lessen
uit te voeren.
 Je de verrichte activiteiten met hem of haar bespreekt op basis van door jou
opgestelde leervragen.
 Uiteindelijk over jouw functioneren geoordeeld wordt. Dit oordeel is een belangrijk
advies aan de stagebegeleider op basis waarvan de stagepunten al dan niet worden
toegekend.
Stappenplan stage jaar 1 t.b.v. de student
September
Stage-eisen gepubliceerd op HINT
September
Informatie (stagekaart) stage jaar 1 in bezit van student.
November
Eerste verplichte bijeenkomst voor studenten Geschiedenis
Tot 12
December
Na 12
December
Invoeren studiepunten in Osiris (door docenten).
Stagebureau gaat na of student aan alle stage-eisen voldoet
Tot 15 december
Student doorgeven per mail als hij/zij stageplaats heeft gevonden
22 December
t/m 4 januari
Kerstvakantie.
5 – 23 januari
Indelen studentenkoppels en matchen van studentenkoppels aan een
stageplaats gebeurt door het Stagebureau. Via e-mail wordt de student
hierover geïnformeerd.
26 januari t/m
6 februari
(toetshertoetsweek)
9 februari
Kennismaking/contactlegging student met de stageschool voor verdere
afspraken over de stage.
1e week van de
stage
Student downloadt zijn stagecontract in 3-voud via StageLink, levert 1
exemplaar ondertekend door student/school, in bij het stagebureau.
Na ontvangst
contract
Stagebureau registreert ontvangst in stagelink en het contract komt in het
archief.
Start stage 1 voltijd.
Mocht je naar aanleiding van deze stagekaart nog vragen hebben, dan kan je contact opnemen
met een medewerker van het stagebureau: [email protected]
of 010-794 4144.
Stagekaart Deeltijd jaar 1
Functie van de stage
U oriënteert zich in deze beroepsoriënterende stage op alle aspecten van het leraarschap. De hoofdfunctie van
deze stage is het antwoord op de vraag voor de student: Wil ik leraar worden in het vak van mijn keuze? Dit
wordt zichtbaar in twee leerwerktaken die u moet uitvoeren gedurende de stage:
 ‘Oriëntatie op beroep en de stage school’,
 ‘Assisteren in de klas’.
Daarnaast leert u basisvaardigheden die een relatie hebben met het vakmanschap en het meesterschap van
de docent.
Plaatsing op de stageschool / Registratie van de stageschool
In principe zorgt u zelf voor een stageplaats.
U heeft zelf een stageplaats gevonden of laat uw baan gelden als stage:
U registreert zelf uw stage in StageLink (via Hint).
Het stagebureau controleert of u aan alle stage-eisen voldoet. Als dit het geval is wordt u
stage goedgekeurd in en is het stagecontract beschikbaar via stagelink.
Via StageLink downloadt u het stagecontract (in drievoud), laat deze ondertekenen (door uzelf
en de stageschool) en levert 1 exemplaar in bij het stagebureau. U geeft 1 exemplaar aan de
stageschool en u houdt er 1 zelf. Let op: heeft u uw stage niet geregistreerd, dan is het
downloaden van het contract ook niet mogelijk.
U bent op zoek naar een stageplaats
Stagescholen melden de stageplaatsen aan via StageLink en het stagebureau. In stagelink
kunt u een zelf een selectie maken.
Dit gaat als volgt in zijn werk:
 door in te loggen in StageLink maakt u, aan de hand van een aantal
criteria, een selectie van stageplaatsen
 vervolgens kunt u reageren op een stageplaats. Hierdoor krijgt u de
contactgegevens voor de stageplaats. Met deze gegevens kunt u een
sollicitatie starten
U registreert zelf uw stage in StageLink.
U kunt ook via de mail een hulpvraag stellen aan het stagebureau. Zij zullen dan bekijken of ze een geschikte
stageplaats voor u hebben.
Ingangseisen voor de stage
Om aan deze stage deel te kunnen nemen moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:
 minimaal 50 % van alle studiepunten van onderwijsperiode 1 moet toegekend zijn in studiejaar
2014-2015. (zonder herkansing) Zie OER
Stageperiode en duur
De student bepaalt zelf wanneer de oriënterende stage feitelijk plaatsvindt tijdens studie/schooljaar 1. De stage
vindt bij voorkeur plaats in blok 3 of 4. De stageduur bedraagt in totaal 16 dagen. Voor het uitvoeren van de
opdrachten maakt de student een plan dat met de coach op de stageschool wordt besproken.
Vrijstelling
Een vrijstelling voor stage jaar 1 is mogelijk als u al een eerste- of tweedegraads lesbevoegdheid
heeft. Daarnast kan stage jaar 1 vrijgesteld worden als u in de afgelopen vijf jaar minimaal één jaar in
het tweedegraads gebied hebt gewerkt voor tenminste acht lesuren per week.
Begeleiding
De stagebegeleiding vanuit de lerarenopleiding wordt uitgevoerd door de een van onze
stagebegeleiders. Hij/zij onderhoudt het contact per mail en telefoon met de (vak)coach en bezoekt de
studenten eenmaal in de stageperiode. De stagebegeleider begeleidt het (ontwikkelings)portfolio van
de student en voert gesprekken met de student n.a.v. de stage. De (vak)coach is de eerste begeleider
van de student in de stageschool waarbij de studenten door hem/haar de mogelijkheid geboden wordt
om:
 Lessen (in de school) te observeren.
 Te assisteren en deellessen te verzorgen in zijn/haar lessen.
 Enkele gehele lessen te verzorgen aan het einde van de stage.De (vak)coach spreekt wekelijks
met de studenten over de voorbereiding, de uitvoering en de ervaringen op basis van de
leerwerktaken en besteedt daarbij nadrukkelijk aandacht aan de leervragen van de studenten.
Afronding en beoordeling
De stage is afgerond wanneer de student 16 stagedagen op de stageschool aanwezig is geweest en
de leerwerktaken met een voldoende beoordeling afgerond heeft en het eindbeoordelingsdossier is
ingeleverd. In de eindbeoordeling jaar 1 wordt het definitieve oordeel bepaald.
Materiaal voor de (vak)coach
De lerarenopleiding gaat uit van een competentiegericht opleidingsmodel. Om de begeleiding van de
coach te laten aansluiten bij dit opleidingsmodel kan de (vak)coach de stagehandleiding, en de map
“Stage, leren & werken” raadplegen. In de stagehandleiding voor de propedeuse worden ondermeer
de leerwerktaken beschreven worden. De regiomanagers dragen er zorg voor dat de (vak)coach over
deze gidsen de beschikking krijgt. Bij stagescholen waarmee de lerarenopleiding geen
samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten, draagt de student de zorg hiervoor. Dit materiaal is
ook verkrijgbaar via de externe site van de lerarenopleiding.
Bij enkele leerwerktaken maakt u verplicht gebruik van het Register Praktijkleren
(www.registerpraktijleren.hro.nl).
Mocht u naar aanleiding van deze stagekaart nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met
een medewerker van het stagebureau: [email protected] of 010-794 4144.
STAGEHANDLEIDING STAGE JAAR 1 VT/DT 2014-2015
PAGINA 4