Faunabeheerplan Ganzen Grauwe gans, kolgans en brandgans in Gelderland 2014-2019 BIJLAGENDOCUMENT 28 april 2014 Inhoud Bijlage 1. Kaart werkgebied FBE Gelderland met WBE’s ..................................................................................3 Bijlage 2a. Wetgeving en beleid ...................................................................................................................................4 Flora- en faunawet ........................................................................................................................................................4 Artikel 10 van het Besluit Faunabeheer ..............................................................................................................6 Vogel- en habitatrichtlijn ...........................................................................................................................................6 Natura 2000.....................................................................................................................................................................7 Ganzenakkoord – G19 .................................................................................................................................................7 Bijlage 2b: Provinciaal beleid, randvoorwaarden provincie Gelderland ....................................................9 Bijlage 3: Kenmerken grauwe gans, brandgans en kolgans .......................................................................... 11 Bijlage 4a: Verspreidingsgegevens grauwe gans, brandgans en kolgans ................................................ 14 Bijlage 4b: Resultaten zomertelling 2013 per deelnemende WBE............................................................. 16 Bijlage 5: Schadegegevens nader uitgewerkt ...................................................................................................... 17 Grauwe gans ................................................................................................................................................................. 17 Brandgans ..................................................................................................................................................................... 19 Bijlage 5b: WBE’s met belangrijke ganzenschade in de winter ................................................................... 21 Bijlage 6: Voorbeeld getalsmatige gebiedsuitwerking .................................................................................... 22 Bijlage 7: Maatregelenkalender Gelderland ......................................................................................................... 23 Bijlage 8: Visie op de overige ganzensoorten in Gelderland ......................................................................... 24 Bijlage 9: Overzicht vergunningplicht N2000 gebieden ................................................................................. 27 Bijlage 1. Kaart werkgebied FBE Gelderland met WBE’s Bijlage 2a. Wetgeving en beleid Flora- en faunawet De Flora- en faunawet (Ff-wet) is op 1 april 2001 in werking getreden. De wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten en bundelt bepalingen die voorheen onder verschillende andere wetten vielen. Bijna alle inheemse diersoorten worden in deze wet beschermd omdat hun bestaan op zich waardevol is (intrinsieke waarde). De wet gaat uit van het ‘nee, tenzij-beginsel’, dit wil zeggen dat beschermen voorop staat en ingrijpen een uitzondering is. De volgende inheemse diersoorten zijn als beschermd aangewezen: ‘’Alle zoogdieren die van nature in Nederland voorkomen, met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis’’ ‘’Alle soorten vogels die van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie in het wild voorkomen’’ ‘’Alle amfibieën en reptielen die van nature in Nederland voorkomen’’ ‘’Alle van nature in Nederland voorkomende vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is’’ (Koops van ’t Jagt, 2011). De Ff-wet zegt in artikel 9 dat het verboden is om dieren die behoren tot de beschermde inheemse diersoorten te doden, verwonden, vangen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 stelt dat het verboden is deze dieren met opzet te verontrusten. Artikel 11 zegt dat het verboden is om nesten, holen enz. van deze diersoorten te beschadigen, weg te nemen, uit te halen of te verstoren. Jacht en jachtmiddelen: Artikel 31 van de Ff-wet geeft aan dat er op de aangewezen wildsoorten (zie tabel 4) gejaagd mag worden. Dit kan met verschillende mogelijkheden die in deze wet ook benoemd worden, zoals met het geweer, hond en jachtvogels. Om te mogen jagen zijn bepaalde eisen opgesteld in artikel 49 van de Ff-wet en artikel 10 en 11 van het Jachtbesluit. Hier wordt onder andere gesteld dat een jachtveld voor de jacht met het geweer minimaal 40 hectare dient te zijn en moet bestaan uit een aaneengesloten stuk grond. Ook dient er een straal van minimaal 150 meter te kunnen worden getrokken zodat het veld niet te smal is. Voor jagen zonder geweer gelden deze eisen niet. In artikel 50 van de Ff-wet en artikel 12 en 13 van het Jachtbesluit staat vermeld welke jachtmiddelen zijn toegestaan. Dit zijn kogel- en hagelgeweren (kaliber verschilt per diersoort), jachtvogels (slechtvalk en havik), jachthonden, geregistreerde eendenkooien, lokeenden of lokduiven, fretten en buidels. Faunaschade: Over het algemeen wordt onder faunaschade verstaan ‘’schade door beschermde inheemse dieren aangericht aan de landbouw, bosbouw of visserij’’. Er zijn bij de verschillende diersoorten verschillende soorten schade zoals vraatschade, veegschade, schilschade, bevuiling, wroetschade, vertrappen, vogelschade en graafschade. In artikel 37 van de Ff-wet staat dat ‘’iedere jachthouder verplicht is datgene te doen dat een goed jager betaamt ter voorkoming van schade door in zijn veld aanwezig wild’’. Ook staat in dit artikel vermeld dat ‘’de jachthouder is gehouden zijn veld zodanig te bejagen dat een redelijke wildstand gehandhaafd blijft, of bij het ontbreken daarvan wordt bereikt’’. De jager is dus verantwoordelijk voor de wildstand in zijn jachtveld. De grondeigenaar of grondgebruiker is volledig verantwoordelijk voor wildschade als hij zelf niet jaagt of laat jagen. Het Faunafonds is er voor de schade aangericht door niet wildsoorten of schade door wildsoorten buiten het jachtseizoen. Landelijke vrijstelling Provinciale vrijstelling Gelderland Aanwijzing (doden) (verontrusten) (doden) Canadese gans Brandgans Nijlgans Kolgans Grauwe gans Rietgans Vrijstelling: In artikel 65 van de Ff-wet en artikel 2 en 3 van Besluit beheer en schadebestrijding staat dat inheemse diersoorten die niet in hun voortbestaan zijn bedreigd en in delen (provinciale vrijstelling) of het hele land (landelijke vrijstelling) schade veroorzaken, op een vrijstelling lijst geplaatst kunnen worden, zie bovenstaande tabel. In de vrijstelling is bepaald welke acties in welke gevallen met welke middelen zijn toegestaan. In Gelderland is het doden van ganzen op basis van de vrijstelling momenteel niet toegestaan. Het verontrusten is wel toegestaan zodat grondgebruikers ook zelf ganzen van de percelen kunnen verjagen. Bij het doden met een geweer moet voldaan worden aan de jachteisen zoals een minimale oppervlakte van 40 hectare voor de jachtgrond. Aanwijzing: In bepaalde gevallen kunnen Gedeputeerde Staten aan de hand van artikel 67 van de Ffwet een aanwijzing afgeven aan personen om de populatie grootte van bepaalde diersoorten op aangewezen gronden te beperken. Omdat de Nijlgans een exoot is die belangrijke schade aan gewassen toebrengt is voor deze soort een aanwijzing afgegeven. Het willen beperken van een aangewezen diersoort moet zijn: ‘’In het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid’’ ‘’In het belang van de veiligheid van luchtverkeer’’ ‘’Ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij, wateren en waterkeringen’’ ‘’Ter voorkoming van schade aan flora en fauna’’ (Koops van ’t Jagt, 2011). Ontheffing: Voor de beschermde inheemse diersoorten waarvoor geen vrijstelling of aanwijzing is verleend kan de provincie een ontheffing verlenen. Deze ontheffing wordt bij voorkeur verleend aan de Faunabeheereenheid, deze kan de WBE of de grondgebruiker machtigen om deze ontheffing te gebruiken. Aan de hand van een Faunabeheerplan wordt voor soorten die structureel schade veroorzaken bij voorbaat al een ontheffing uitgegeven. De provincie kan voor andere soorten een incidentele ontheffing verlenen als deze wordt aangevraagd door een grondgebruiker of WBE. Dit kan alleen als het gaat om het belang van de volksgezondheid, openbare veiligheid, veiligheid luchtverkeer, ter voorkoming van belangrijk schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij, wateren en waterkeringen. Het dient ter: ‘’Voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast door steenmarters aan gebouwen of goederen die zich daarin bevinden’’ ‘’Voorkoming en bestrijding van schade door vossen aan niet bedrijfsmatig gehouden vee’’ ‘’Voorkoming en bestrijding van onnodig lijden door zieke of gebrekkige dieren behorende tot de diersoorten ree, edelhert, damhert of wild zwijn’' ‘’Voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt door vossen of konijnen op sportvelden en industrieterreinen’’ Faunafonds: Het Faunafonds is verantwoordelijk voor het toekennen van tegemoetkomingen voor schade veroorzaakt door beschermde inheemse diersoorten. Een agrariër kan bijvoorbeeld aangegeven als hij schade heeft door grauwe ganzen aan zijn grasland. Aan de hand van een taxatie wordt de schade vastgesteld, dit moet minimaal € 250,- per geval zijn om het te kunnen indienen. Schade dat onder dit bedrag valt is het eigen risico van de agrariër. Artikel 10 van het Besluit Faunabeheer Op grond van een Faunabeheerplan kunnen ontheffingen worden verleend aan een Faunabeheereenheid die deze weer kan doorschrijven naar de WBE’s en grondgebruikers. Een Faunabeheerplan op grond waarvan ontheffingen verleend kunnen worden moet dan wel voldoen aan de eisen in ‘Artikel 10 van Besluit Faunabeheer’ zoals uitgewerkt in de leeswijzer van het plan. Vogel- en habitatrichtlijn Vogelrichtlijn: De Vogelrichtlijn is opgesteld om het beheer en de bescherming van alle vogels die op grondgebied van de Europese Unie leven te waarborgen. Er wordt met name gekeken naar gebieden waar vogelsoorten leven waarvan het voorkomen extra zorg verdient. Ook voor trekvogels worden bijzondere maatregelen genomen, hierbij gaat het vooral om de bescherming van watergebieden met een internationale betekenis. Er zijn binnen de Vogelrichtlijn twee beschermingsstrategieën opgesteld: ‘’Algemene bescherming van alle natuurlijke in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de Europese Lidstaten’’. ‘’Bescherming van leefgebieden’’. Habitatrichtlijn: Het doel van de Habitatrichtlijn is het in stand houden van de biologische diversiteit in de Europese Unie. EU-lidstaten kunnen gebieden aanwijzen voor de bescherming van habitats van beschermde soorten. Er zijn twee beschermingsstrategieën: ‘’De bescherming van natuurlijke habitats en habitats van en aantal specifieke soorten (Gebiedsbescherming)’’. ‘’De strikte bescherming van soorten die van belang zijn voor de Europese Unie (Soortenbescherming)’’. Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden met belangrijke flora en fauna, hiermee wil men deze flora en fauna duurzaam beschermen. De Natura 2000 komt voort uit de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen, dit is in Nederland samengevat in de Natuurbeschermingswet. In Nederland zijn er 166 gebieden aangewezen. Voor al deze gebieden zijn of worden beheerplannen opgesteld die geschikt beheer moeten waarborgen. In Nederland zijn alle gebieden die onder de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 vallen aangewezen als Natura 2000 gebieden (Regiogroep Natura 2000, 2013). Er is een vergunning nodig voor maatregelen of activiteiten die een negatief effect zouden kunnen hebben op de instandhoudingdoeleinden van een Natura 2000 gebied. Hierbij wordt een natuurtoets gedaan op de uit te voeren activiteit, op dat moment wordt gekeken naar of de instandhoudingdoelen in gevaar komen. Een voorbeeld is dat binnen de aangewezen gebieden beperkingen gelden zoals dat veehouderijen maar een bepaalde ammoniak uitstoot mogen hebben. Voor ganzen is relevant of, en zo ja onder welke voorwaarden, de voorgenomen maatregelen kunnen worden toegepast binnen N2000 gebieden. Het gebruik van het geweer kan bijvoorbeeld een verstorend effect hebben op onder andere doelsoorten. Het is daarom belangrijk dat bij het definiëren van het bestaand gebruik in de beheerplannen duidelijkheid wordt geven over wat kan, wat niet kan en wat eventueel kan op basis van een vergunning. Zie daarvoor ook bijlage 9. Voor ganzen zijn vooral de N2000 gebieden langs de grote rivieren van belang. Het beheerplan Rijntakken is op dit moment echter nog niet vastgesteld. Ganzenakkoord – G19 Het Ganzenakkoord (G19) is ontstaan uit een samenwerkingsverband tussen de verschillende provincies (Interprovinciaal overleg, IPO) en de zogenoemde Ganzen7 (G7). Deze bestond uit de Federatie Particulier Grondbezit (FPG), de12landschappen, de Landbouw- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO), Stichting Agrarisch en Particulier Natuur- en Landschapsbeheer Nederland, Vogelbescherming Nederland, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Het Ganzenakkoord is opgesteld omdat de overheid niet meer bereid is de oplopende vergoedingen voor schade veroorzaakt door ganzen te betalen. De genoemde partijen hebben daarom besloten om met elkaar in gesprek te gaan maar hebben eind 2013 besloten de gezamenlijke aanpak te ontbinden. Het Ganzenakkoord was per 1 januari 2013 van kracht en zou per 1 januari 2014 met een aantal aanpassingen in werking zijn getreden. Afgesproken was dat in de winter rust zou worden geboden aan trekganzen door het aanwijzen van rustgebieden. Daarbuiten was het gebruik van ondersteunend afschot bij verjaging alleen toegestaan op percelen met kwetsbare gewassen (bijvoorbeeld wintertarwe). Agrariërs waren vanaf november 2013 niet meer verplicht om te moeten verjagen om in aanmerking te komen voor schadevergoeding (Interprovinciaal overleg, 2013). Op 2 december 2013 is het Ganzenakkoord echter uiteen gevallen. De organisaties werden het niet eens over de uitwerking van de winterrust voor de trekganzen. Hoewel het landelijke gezamenlijk overlegplatform niet meer bestaat wordt op het niveau van de provincie Gelderland getracht met betreffende partijen het ganzenafstemmingskader (GAK) te continueren. De provincie Gelderland heeft in haar beleid de uitgangspunten van het oorspronkelijke akkoord verankerd. Voor de zomerganzen is dat uitgewerkt in randvoorwaarden zoals elders is toegelicht. Voor de winterganzen is nadere uitwerking wenselijk geworden nu het landelijke afsprakenkader is weggevallen. De financiering van het beleid zal daarin nadrukkelijk een rol spelen. Het onderliggende doel is echter nog steeds actueel. Doel: Het akkoord heeft als doel om de ganzenpopulatie in Nederland duurzaam in stand te houden. Dit wil zeggen op een niveau waarbij een goed evenwicht gevonden wordt tussen de omvang van de van nature voorkomende populaties en risico’s die daarmee samenhangen. Dit komt neer op het in 5 jaar willen terugdringen van de zomerschade tot het niveau van 2005 (grauwe gans) en 2011 (brandgans). Daarnaast wil men planmatig de populatie standganzen reduceren tot een acceptabel schadeniveau. Voor heel Nederland is dit een stand van 100.000 grauwe ganzen en 50.000 brandganzen in 2018. De grondslag van het Ganzenakkoord is dat ganzen in Nederland thuishoren en daarom ook welkom zijn. Ook heeft Nederland een internationale verantwoordelijkheid voor de trekganzen die hier in de winter verblijven. Gezien de schade die de ganzen veroorzaken dient de populatie zoals hierboven genoemd wel teruggebracht te worden. Het idee is ook om rustgebieden aan te wijzen. Hier mogen trekganzen niet opzettelijk verontrust worden. Deze kunnen hier rusten voor de trek naar hun broedgebieden en de schade wordt geconcentreerd. Voorwaarde voor het ganzenbeleid zijn een ruimhartig ontheffingen en aanwijzingen beleid en de ganzen mogen niet op de wildlijst komen te staan. Bijlage 2b: Provinciaal beleid, randvoorwaarden provincie Gelderland De randvoorwaarden van provincie Gelderland zijn gebaseerd op de oorspronkelijke randvoorwaarden van het Ganzenakkoord en vastgelegd in beleid van Gedeputeerde Staten van 22 oktober 2013 (Statenbrief, zaaknr. 2013-013657). Het beleid stelt onderstaande voorwaarden. Ten aanzien van de keuze van inzet van maatregelen stelt het beleid het volgende: Geen maatregelen Waar geen schade is zijn geen maatregelen ter beperking van zomerganzen gewenst. De maatregelen zijn uitdrukkelijk bedoeld voor het beperken van schade. Vorming van nieuwe populaties voorkomen De komende jaren staan in het teken van het omlaag brengen van de stand van zomerganzen. Uit oogpunt van efficiëntie is het gewenst om de vorming van nieuwe populaties in lege gebieden te voorkomen. Daarvoor is met name het vroegtijdig tegengaan van paar- en nestvorming gewenst. Inrichtingsmaatregelen Waar schade eenvoudig voorkomen kan worden door inrichtingsmaatregelen heeft dat de voorkeur. Het kan dan gaan om vegetatiebeheer: het laten verbossen van oevers, zodat deze onaantrekkelijk worden als broedgebied, of het plaatsen van rasters tussen broedgebied en foerageergebied. Beoogde maatregelen moeten wel passen bij de plaatselijke natuurdoelen en kostenefficiënt zijn. Schadebestrijding Van schadebestrijding is sprake bij maatregelen op percelen met acute schade of schadehistorie. De maatregelen zijn gericht op het verjagen of doden van specifieke dieren die schade veroorzaken. Mogelijke maatregelen zijn: verschrik- en afweermiddelen, verjaging met ondersteunend afschot. Standregulatie Van standregulatie is sprake wanneer in bepaalde gebieden de omvang van populaties omlaag gebracht moet worden omdat schadebestrijding onvoldoende effectief is. Bij standregulatie worden grotere gebieden beschouwd; schadegebieden en omliggende broedgebieden. Mogelijke maatregelen zijn: afschot, afschot koppelvormers, nestbehandeling, vangen en doden. Maatregelen in natuurgebieden Afhankelijk van het type natuur worden ganzen in natuurgebied verschillend beoordeeld. In voedselarme natuurgebieden kunnen ganzen een ongewenst bemestend effect hebben. Bij ecologische schade kunnen maatregelen worden overwogen. In verschillende natuurterreinen is de aanwezigheid van zomerganzen bijzonder waardevol, zoals in dynamische moerasgebieden. Wanneer standregulatie van ganzen noodzakelijk wordt geacht, zullen de maatregelen zich in eerste instantie richten op landbouw- en natuurgebied waar schade optreedt. Pas wanneer daar alle passende en effectieve maatregelen zijn ingezet en uitgevoerd, en dit niet voldoende heeft geleid tot de noodzakelijke afname van schade, zullen maatregelen voor standregulatie worden overwogen in natuurgebieden waar ganzen vanuit de natuurdoelstelling geen probleem vormen. Bij de keuze van maatregelen in natuurgebieden zal rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken en waarden van die gebieden, zoals broed- en rusttijden van andere soorten. In Natura 2000-gebieden zullen de maatregelen zo worden uitgevoerd dat de kwantificerende soorten en habitats niet worden verstoord. Verruiming ingrijpen in niet inheemse soorten Er zijn vele verschillende ganzensoorten. Qua vraat en schade lijken deze soorten sterk op elkaar. Wat betreft belang en wettelijke instrumenten zijn er grote verschillen. De inheemse Nederlandse ganzensoorten (zowel standganzen als wintergasten) zijn van het grootste belang voor de internationale en landelijke natuur. Deze verdienen de hoogste bescherming. De uitheemse soorten, dwaalgasten, hybriden en verwilderde tamme ganzen verdienen als individu een even respectvolle benadering. Maar wanneer schadebestrijding en standregulatie noodzakelijk is, zal met voorrang in de niet inheemse soorten worden ingegrepen. Om dit mogelijk te maken zal de provincie zich inzetten voor verruiming van de mogelijkheden voor ingrijpen in de niet inheemse soorten. Bijlage 3: Kenmerken grauwe gans, brandgans en kolgans In deze bijlage is een korte soortbeschrijving van de grauwe gans en de brandgans te vinden. Tenslotte wordt ingegaan op het gedrag van koppelvormende ganzen. Grauwe gans (Anser anser) De Grauwe gans is in Nederland een jaarrond aanwezige vogel. Het is een talrijke broedvogel, doortrekker en wintergast. In grote delen van Noordwest-Europa broedt deze ganzensoort. Ook tot diep in Siberië is hij te vinden. De zuidwestelijke grens van het areaal is Nederland. De ganzen worden tussen de 3 en 3,5 kg zwaar. De grauwe gans is te vinden op akkers, beken en meren, moerassen, graslanden, parken en tuinen, langs rivieren en overige landbouwgronden. Hij heeft voor zijn broedhabitat de grootste voorkeur voor gebieden die liggen op moerassige plekken bestaande uit open plekken afgewisseld met rietmoeras en moerasbos. Dit type komt van oudsher veel voor in Nederland. De grauwe gans is een zeer belangrijke vogel voor het Nederlandse ecosysteem, hij houdt de moerasgebieden open door het aanvreten van planten. Door sommigen wordt de grauwe gans zelfs een landschapsvormende vogel genoemd. Ganzen die niet broeden zijn niet gebonden aan deze plekken, maar zijn meestal te vinden in de buurt van gras. Het voedsel bestaat voornamelijk uit gras, knollen en plantendelen wat vooral ’s nachts gegeten wordt, een volwassen gans kan tot 0,5 kg per dag eten. Ze broeden zowel los als in kolonieverband. Het nest bestaande uit plantenmaterialen wordt op de grond gebouwd. Vaak zijn ze verstopt tussen rietvelden of andere vegetatie. Vanaf eind februari tot eind juni beginnen ze met het bebroeden (27-29 dagen) van 3-8, gemiddeld 5,9 eieren. Veel vrouwelijke ganzen trekken vaak terug naar hun geboortegebied, mannelijke ganzen wat vaker naar andere gebieden. Dit zou kunnen komen doordat zij in de winter paren met een gans uit een ander gebied. Ganzen blijven namelijk trouw aan hun partner en broedgebied. Zodra de jongen zijn uitgekomen gaan ze met de ouders mee naar plekken in de buurt van open water met kort gras. Vooral graslanden die bemest worden en kortgrazig zijn hebben de voorkeur. Waar meerdere ganzenkoppels voorkomen worden soms scholen gevormd, de ouders houden dan de wacht. De reden dat het opgroeihabitat in de buurt van water ligt, is omdat de ganzen bij gevaar hierheen vluchten. Ganzen kunnen ook samen met hun kuikens tot wel 10 kilometer wegtrekken van de broedplaats om een geschikt opgroeihabitat te vinden. Gemiddeld is het aantal uitgevlogen jongen in Nederland per jaar 2 tot 4.2 stuks. Tijdens het opgroeien van de jongen ruien de ouders, na 50-60 dagen zijn de jongen vliegvlug maar blijven vaak tot het einde van de eerste winter bij hun ouders (Voskamp, P.W. 2006). Tijdens de rui van eind mei tot half juli bevinden de ganzen zich vaak in buitendijkse gebieden, landbouwgronden worden ook gebruikt. De grauwe ganzen beneden de grote rivieren lijken voornamelijk standvogel terwijl de ganzen in het noorden in de winter richting Spanje trekken. Grauwe ganzen broeden bij voorkeur binnen gesloten vegetatie terwijl de opgroeigebieden vaker in open vegetatie te vinden zijn (NWRS, 2013 en Vogelbescherming, 2013). Brandgans (Branta leucopsis) De Brandgans is een tussen de 1,6 en 1,8 kg zware gans en komt vooral voor in de Nederlandse Noordelijke Delta, dit waarschijnlijk doordat er een goede afwisseling is tussen broedgebieden, eilanden en foerageergebieden bestaande uit korte graslanden. Pas na 2 winters gaan deze dieren over tot broeden. Voornamelijk wordt gebroed op eilandjes aangezien de gans zich hier veiliger voelt voor predatoren. Ook zijn ze te vinden aan slootranden en tussen gesloten vegetatie zoals struweel en riet. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk voornamelijk uit kort gras, maar ook knoppen, zaden en insecten. Op plaatsen waar kort gras beschikbaar is, is de brandgans vaak terug te vinden tijdens het foerageren. Gedurende het broedseizoen in april-juni bevinden de brandganzen zich meestal niet in binnendijks gelegen gras of akkerland. Ze broeden semikoloniaal of koloniaal. De opgroeigebieden liggen vaak verder van de broedplaatsen verwijderd dan bij de grauwe gans. Ze hebben 1 legsel per jaar dat bestaat uit 4-6 eieren die in 24-26 dagen worden uitgebroed. Na ongeveer 49 dagen zijn de jongen vliegvlug. De niet broedende brandganzen zijn eigenlijk alleen maar te vinden in buitendijkse graslanden vlakbij water. Na de rui gaan de vogels ook naar binnendijkse gebieden. De rui vind plaats tussen juni en augustus, dan bevinden de ganzen zich zoals gezegd in polders en binnenwateren (Vogelbescherming,2013. Foto R. Floor). Kolgans (Anser albifrons) De kolgans is een van de algemeenste overwinterende ganzen in Nederland. Als broedvogel is de soort schaars. De typische witte snavelbasis en de dwarse zwarte 'vegen' over de buik maken de soort gemakkelijk herkenbaar. De typische Vvormige vlucht dient om energie te besparen; gebleken is dat vogels bij toerbeurt de leiding nemen. De andere vogels volgen dan in de 'slipstream' van de voorganger, die dus het zwaarste werk doet. Kolganzen eten voornamelijk gras, maar soms ook oogstresten van suikerbieten. In hele natte gebieden eten de ganzen ook graswortels en wilde planten op akkers en akkerranden. De kolganzen die in Nederland overwinteren zijn voor het overgrote deel afkomstig uit NoordwestRusland en Siberië, wanwaar ze in westelijke tot zuidwestelijke richting wegtrekken naar hun winterkwartier. Grazige grasvelden in een waterrijke omgeving, zoals die in het rivierengebied en in Zuidwest-Friesland gevonden kunnen worden, zijn geliefde overwinteringsgebieden. In dezelfde gebieden komen enkele paren kolganzen tot broeden. Enkele kolganzen overzomeren alleen zonder daadwerkelijk een nest te bouwen. (Vogelbescherming, 2014 Foto: P. Boltjes). Gedrag van koppelvormende ganzen Ganzen kennen een stevige paarband, die vaak voor het leven is. Man en vrouw trekken vooral gepaard op. In de wintermaanden zijn ze vaak nog vergezeld van de jongen van dat jaar. In groepen ganzen kun je met zorgvuldig kijken de families er zo uitpikken. De paarband kan vanaf het tweede levensjaar ontstaan. Of paren daadwerkelijk gaan broeden of een jaar overslaan of nog een jaar wachten, valt in februari niet aan hun gedrag af te lezen. Grauwe ganzen komen gemiddeld in het vierde levensjaar tot broeden, enkele broeden al een jaar eerder voor het eerst, enkele pas in het vijfde of zesde jaar voor het eerst. In de loop van de winter lossen de grote groepen op en vallen uiteen in kleinere groepen, waarbij menig paar zich afzondert van de meute. Paren en losse groepjes paren houden zich dan op en nabij de toekomstige broedplaatsen op. De paren zijn dan dus goed herkenbaar en uit hun gedag is af te leidden dat dit lokale broedvogels zijn. Uit aflezingen van gehalsbande grauwe ganzen in de Ooijpolder volgt dat deze vogels vooral standvogel zijn, een waarneming op 20 km van de geboorteplaats is al een hele reis voor deze vogels. Deze vogels zijn dus het hele jaar door aanwezig in het oostelijk rivierengebied. Naar de huidige kennis gaat doortrek en pleisteren van vogels uit Noord-Europa vooral door Laag-Nederland, ofwel in het rivierengebied is het aandeel vogels van elders beperkt. Seizoenpatronen wijzen op enige doortrek in september-oktober en op enig pleisteren in het hart van de winter. Deze vogels zijn in februari grotendeels weer vertrokken. Vogels van elders speelt nog het meest in het noorden (kop van de IJssel) en het westen van het rivierengebied. (Lensink, 2013) Gedrag in de ruiperiode Ganzen hebben een ruiperiode waarin ze niet kunnen vliegen door het wisselen van de grote slagpennen. Ganzen die in andere landen broeden, komen deels hier om te ruien. Een deel van de Nederlandse ganzen die geen jongen hebben trekt ook weg om elders te ruien. Schade aangericht door de ganzen kan dus zowel van Nederlandse als van buitenlandse broedvogels zijn (Van der Jeugd et al, 2006). Bijlage 4a: Verspreidingsgegevens grauwe gans, brandgans en kolgans Bijlage 4b: Resultaten zomertelling 2013 per deelnemende WBE GG = BR = KG = CG = NG = BO = IG = Grauwe gans Brandgans Kolgans Canadese gans Nijlgans Boerengans Indische gans Bijlage 5: Schadegegevens nader uitgewerkt De cijfers in onderstaande tabellen zijn afkomstig van het Faunafonds en bieden een uitgebreide weergave van de uitgekeerde schade van de grauwe gans in 2005, 2012 en de brandgans in 2011, 2012. Grauwe gans Per gewas in 2005 1 apr. – 1 okt. Gewas 2005 Grasland, blijvend Gras nieuw ingezaaid Zomergraan Wintergraan Erwten Groenten Suikerbiet Mais Totaal Uitgekeerde schade U% € 73.477 68,1% € 534 0,5% € 2.093 1,9% € 10.172 9,4% € 3.619 3,4% € 13.158 12,2% € 3.473 3,2% € 1.337 1,2% € 107.863 100,0% Per gewas in 2012 1 apr. – 1 okt. Gewas 2012 Graszaad Grasland, blijvend Grasland nieuw ingezaaid Aanplant kwekerij Aardappel Bonen Cichorei Erwten Kool Wintergraan Zomergraan Suikerbiet Mais Totaal Uitgekeerde schade U% € 697 0,2% € 300.983 69,7% € 17.497 4,1% € 2.960 0,7% € 3.173 0,7% € 19.655 4,6% € 5.420 1,3% € 774 0,2% € 5.117 1,2% € 35.329 8,2% € 9.446 2,2% € 6.410 1,5% € 24.084 5,6% € 431.545 100,0% Totalen 2005 en 2012, zomer en winterperiode, uitbetaalde schade 2005 U. 2012 U. 1 okt. – 1 apr. Winter € 199.603 Winter € 669.574 1 apr. – 1 okt. Zomer € 107.863 Zomer € 431.545 Totaal € 307.466 € 1.101.119 Per maand in 2005 en 2012 2005 Maand Uitgekeerd 1 € 19.343 2 € 38.654 3 € 56.471 4 € 20.428 5 € 30.445 6 € 17.725 7 € 21.935 8 € 9.535 9 € 7.795 10 € 60.635 11 € 21.271 12 € 3.229 Per WBE, 2005 Grauwe gans 2005/WBE Bommelerwaard, De Circul van de Ooij en Millingen Gendringen-Bergh Groot-Buren Hummelo Keppel IJsselvallei Liemers, De Maas en Waal West Midden Betuwe Neder Betuwe Nijkerk en omgeving Noord West Veluwerand Over Betuwe Oost Rijnwaarden Tielerwaard Oost Tielerwaard West De Vallei Wijchen en Waal Zuid Oost Veluwe, Leefgebied VII Zuid Veluwe (West) 2012 Maand 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Uitgekeerd € 341.222 € 101.082 € 171.722 € 52.288 € 93.731 € 122.437 € 103.858 € 31.477 € 27.754 € 37.105 € 4.661 € 13.782 Uitgekeerd/€ € 24.834 € 20.968 € 1.079 € 1.188 € 1.080 € 2.048 € 2.369 € 250 € 6.847 € 8.413 € 792 € 378 € 8.076 € 5.833 € 2.066 € 6.007 € 1.188 € 1.381 € 2.149 € 10.917 Per WBE, 2012 Grauwe gans 20012/WBE Bommelerwaard, De Brummen Circul van de Ooij en Millingen Gendringen-Bergh Groot-Buren Hummelo Keppel IJssellanden De IJsselvallei Liemers, De Maas en Waal West Midden Betuwe Neder Betuwe Nijkerk en omgeving Noord West Veluwerand Oldebroek/Oosterwolde Over Betuwe Oost Rijnwaarden St. Samenwerkende WBE's Nijmegen e.o. Steenderen e.o. Stroomgebied Voorsterbeek Tielerwaard Oost Tielerwaard West Vijfheerenlanden Wijchen en Waal Zuid Oost Veluwe, Leefgebied VII Zuid Veluwe (West) Uitgekeerd/€ € 21.495 € 3.063 € 31.506 € 4.634 € 8.138 € 230 € 20.924 € 16.103 € 13.685 € 15.073 € 28.318 € 67.278 € 5.643 € 4.247 € 872 € 43.393 € 14.058 € 3.984 € 11.735 € 1.037 € 7.504 € 39.942 € 9.231 € 15.518 € 8.143 € 35.791 Brandgans Totalen 2011 en 2012, zomer en winterperiode, uitbetaalde schade 2011 U. 2012 U. 1 okt. – 15 mei Winter € 29.830 Winter € 79.334 15 mei – 1 okt. Zomer € 2.918 Zomer € 4.292 Totaal € 32.748 € 83.626 Per gewas in 2011 15 mei – 1 okt. Gewas 2011 Grasland blijvend Totaal Uitgekeerde schade U% € 2.918 100 % € 2.918 100,0% Per gewas in 2012 15 mei – 1 okt. Gewas 2012 Uitgekeerde schade U % Grasland, blijvend € 4.292 100% Totaal € 4.292 100,0% Per maand in 2011 en 2012 2011 Maand Uitgekeerd 1 € 11.998 2 € 4.838 3 € 12.358 4 € 636 5 € 2.564 6 € 16 7 € 338 8 9 10 11 12 - 2012 Maand 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Uitgekeerd € 77.726 € 10 € 60 € 1.015 € 1.046 € 2.616 € 35 € 348 € 247 € 349 € 174 Per WBE, 2011 BG 2011/WBE Bommelerwaard, De Gendringen-Bergh Neder Betuwe Midden Betuwe Zuid Oost Veluwe, Leefgebied VII Uitgekeerd/€ € 223 € 1.145 € 1.212 € 302 € 36 Per WBE, 2012 BG 2012/WBE IJssellanden De Neder Betuwe Tielerwaard Oost Vijfheerenlanden Zuid Veluwe (West) Gendringen-Bergh Uitgekeerd/€ € 2.075 € 888 € 104 € 833 € 357 € 35 Bijlage 5b: WBE’s met belangrijke ganzenschade in de winter Aalten e.o. Achterveld 't Berkelstreek, De Bevermeer Bommelerwaard Brummen Circul van de Ooij en Millingen Gendringen Bergh Gorssel Groot Buren Hengelo (Gld) e.o. Hoge Veluwe Hummelo Keppel IJssellanden IJssel Oost IJsselvallei Land van Gelre (SSWN) Liemers, De Lochem e.o. Lunteren Maas en Waal West Midden Betuwe Midden Veluwe Neder Betuwe Nijkerk e.o. Noord Oost Veluwe Noord West Veluwerand Oldebroek Oosterwolde Oost Gelre Over Betuwe Oost Rekken e.o. Rijnwaarden Ruurlo Schaffelaar, De Steenderen e.o. Stroomgebied Voorsterbeek Tielerwaard Oost Tielerwaard West Vale Ouwe, De Vallei, De Veluwe Noord West Vijfheerenlanden Wijchen en Waal Winterswijk e.o. Wisch Zelhem Doetinchem Zuid Oost Veluwe Zuid Veluwe West Zuid West Veluwe Schade overjarig gras 1/11-1/3 Grauwe gans Kolgans Brandgans nee nee nee nee nee nee nee nee nee ja ja ja ja ja ja ja ja nee ja ja ja ja ja nee ja ja ja ja ja nee ja ja nee nee nee nee ja ja ja ja ja nee ja ja nee ja ja nee ja ja nee ja ja ja nee nee nee nee nee nee nee nee nee ja ja ja nee nee nee ja ja ja ja ja ja nee nee nee ja ja nee ja ja ja nee nee nee ja ja ja nee nee nee ja ja ja nee nee nee ja ja nee ja ja ja ja ja nee ja ja ja ja ja nee nee nee nee ja nee nee ja nee nee nee nee nee ja ja nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee ja ja ja ja ja ja nee nee nee Schade alle gewassen 1/10-1/4 Grauwe gans Kolgans Brandgans nee nee nee nee nee nee nee nee nee ja ja ja ja ja ja ja ja nee ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja nee nee nee nee ja ja ja ja ja nee ja ja nee ja ja ja ja ja nee ja ja ja nee nee nee nee nee nee ja nee nee ja ja ja nee nee nee ja ja ja ja ja ja nee nee nee ja ja nee ja ja ja nee nee nee ja ja ja nee nee nee ja ja ja nee nee nee ja ja nee ja ja ja ja ja nee ja ja ja ja ja nee nee nee nee ja nee nee ja nee nee ja nee nee ja ja nee ja ja nee nee ja nee nee nee nee ja ja ja ja ja ja nee nee nee Bijlage 6: Voorbeeld getalsmatige gebiedsuitwerking Gebiedsgerichte benadering afgelopenperiode voor grauwe gans (tussen haakjes het jaar van indiening van het gebiedsplan voor debetreffendeWBE) 2012Telling 2012Afschot (2) Mandaat 2013Zomertelling vj. 2005(1) zo. 2005 WBE Maas en Waal West (2009) 3.336 4.003 1.328 1.230 750 4.072 Midden Betuwe (2009) 1.788 2.146 5.500 3.355 2.000 8.014 Neder Betuwe (2009) 1.070 1.284 8.280 3.069 900 6.332 Wijchen en Waal (2009) 1.800 2.160 3.496 982 880 10.200 Over Betuwe Oost (2010) 920 1.104 1.246 880 800 5.723 S.S.W.N. (2012) 18 22 659 365 1.212 Bommelerwaard (2012) 2.982 3.578 6.268 1.739 1.400 6.698 Tielerwaard West (2012) 1.835 2.202 6.777 2.437 2.500 5.136 Tielerwaard Oost (2013) 495 594 2.355 691 825 4.207 Groot Buren (2013) 290 348 6.980 585 2.350 6.875 Totaal Rivierengebied 14.534 17.441 42.889 14.968 12.770 58.469 IJssel Oost (2012) Steenderen (2012) Hummelo Keppel (2012) Liemers (2012) Gorssel (2012) Brummen (2012) Z-OVeluwe VII (2012) Ijsselvallei (2012) Stroomg. Voorsterbeek (2012) Totaal IJsselwaarden Circul v.d. Ooij en Mill. (2013) Rijnwaarden (2013) Bevermeer (2013) Gendringen - Bergh (2013) Totaal Geldersche poort Totaal 170 225 292 1.205 26 958 204 270 350 1.446 29 1.150 1.191 243 4.310 1.429 292 5.170 1.100 850 1.320 1.020 925 2.875 21.719 536 900 550 1.500 633 635 1.250 3.500 670 10.174 158 770 700 313 137 637 812 287 3.814 100 200 150 500 230 250 440 1.100 280 3.250 1.211 1.783 728 3.888 485 2.109 3.083 1.856 1.289 16.432 1.110 3.450 2.909 5.750 15 1.110 9.784 539 1.049 42 214 1.844 750 1.400 300 350 2.800 3.098 7.350 265 888 11.601 26.061 62.847 20.626 18.820 86.502 (1) Uit gebiedsplannen terug gerekende aantallen voorjaarsstand op basis van 20%reproductie (2) Gedeeltelijk gebaseerd op niet naar soort gespecificeerd afschot, waarvan 95%grauwe ganzen inclusief schadebestrijding Bijlage 7: Maatregelenkalender Gelderland Jan Afschot van standganzen Koppels grauwe/kol/brandgans Schadebestrijding grauwe/kol/brandgans Standregulatie grauwe gans en brandgans Aantal reductie binnen N2000 Aantal reductie binnen rustgebied Exoten Vangen en doden ruiende ganzen Grauwe gans Brandgans Candese gans Nijlgans Behandeling van eieren Ganzenflappen Fertiliteits beïnvloeding Verjagen op schadegevoelige locaties Plaatsen kuikenwerend raster Aanpassen opgroeihabitat kuikens/of ruiplaats Maaien riet Verruigen/verbossen Verschralen Struikgewas aanplanten Waterpeilfluctuaties Verhogen predatiedruk Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Bijlage 8: Visie op de overige ganzensoorten in Gelderland Naast de grauwe gans en de brandgans verblijven in Gelderland nog andere soorten die schade veroorzaken, maar er eigenlijk in de zomer niet thuis horen. De nijlgans. De nijlgans vormt in de zomer 6,9% van de ganzenpopulatie in Gelderland. Het is een exoot, die in Nederland niet onder de trekvogels wordt gerekend. Er was dan ook jarenlang een landelijke aanwijzing om de nijlgans te bestrijden. Deze landelijke aanwijzing moest worden gedecentraliseerd naar provinciale aanwijzigingen, hetgeen juridisch nogal wat stof heeft doen opwaaien. Intussen heeft de soort zich gestaag ontwikkeld. Na zorgvuldige juridische onderbouwing is in Gelderland een provinciale onderbouwing tot stand gekomen, die geactiveerd wordt als in een WBE meer dan 235 nijlganzen werden geteld of als er meer dan € 250,- schade is. In de zomertelling van 2013 werden in Gelderland ruim 8000 nijlganzen geteld. Voor een exoot die schade veroorzaakt en ook de inheemse ganzen voedselconcurrentie aandoet, is dit aantal veel te hoog. De bestaande aanwijzing voor schadebestrijding bij nijlganzen is nog niet beschikbaar voor alle WBE’s. Achterliggende oorzaak is dat nijlganzen een relatief solitair bestaan leiden. Door territoriaal gedrag komen nijlganzen verspreid over de gebieden voor. Dit maakt dat schade diffuus optreedt en niet snel individuele schadegevallen van €250,- ontstaan. Overigens wordt deze schade door het Faunafonds niet vergoed, hetgeen registratie van de schade ook in de weg staat. Ter illustratie, per jaar vreten, bij het prijspeil van 2010, ruim 20 nijlganzen voor circa € 250,- aan gras. We verzoeken de provincie bij het door afgeven van een nieuwe aanwijzing rekening te houden met de actuele inzichten zodat, mede ten gunste van de beschermde inheemse ganzen, het aantal nijlganzen eenvoudiger kan worden teruggebracht tot aanvaardbare proporties. Het bovenstaande in aanmerking genomen wordt voorgesteld om de ondergrens bij een aantal van 50 per WBE te leggen zonder daarbij een specifieke schadehistorie van € 250,- per geval te hoeven overleggen. De Canadese gans. De Canadese gans staat op de landelijke vrijstelling. Dat houdt in dat er geen schadevergoeding mogelijk is voor deze soort. Er is echter in Gelderland wel een grote toename tot bijna 4500 stuks medio 2013. Dit zou te wijten kunnen zijn aan het idee dat jagers denken dat ze deze soort alleen mogen schieten op schadepercelen. In het betreffende besluit staat namelijk dat deze ganzen mogen worden gedood ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, hetgeen zo zou kunnen worden uitgelegd dat deze ganzen alleen maar mogen worden gedood als deze ook daadwerkelijk schade aan het aanrichten zijn. Een landelijke vrijstelling is de aanpak met de meeste mogelijkheden, die dan ook benut dienen te worden. Naast het promoten van het behandelen van eieren van kleine populaties op goed toegankelijk terrein, is wellicht door een goede communicatie een hoger afschot te realiseren. De kolgans. Met 682 exemplaren is de kolgans in de zomermaanden niet het grootste probleem, zij het dat de relatief grote schades in de aprilmaanden grotendeels voor rekening komen van de kolgans als trekgans. Nu het probleem van schade in de maand april door de overwinterende kolganzen is onderkend, is de visie van Gedeputeerde Staten op het beleid voor de winterganzen van invloed op het advies van de FBE om een ontheffing, een aanwijzing dan wel een vrijstelling aan te vragen. De Indische gans. De Indische gans is een exoot die alleen in de winter gast is in Nederland en nauwelijks als standvogel kan worden aangemerkt. Tijdens de zomertelling 2013 zijn er in Gelderland 65 exemplaren waargenomen. Deze soort hoeft niet actief bestreden te worden en het mag ook niet. De boerengans. De echte boerengans wordt gezien als een gedomesticeerd dier, is dus van iemand en mag daarom niet geschoten worden. Er resteert naast verjagen (zonder gebruik van het geweer!) slechts vangen en eieren schudden. Overigens zijn verreweg de meeste van de 2053 getelde exemplaren hybriden. Deze vallen binnen de regeling van de soort waarmee gekruist is, hetgeen betekent dat ze in de praktijk heel goed bestreden kunnen worden. Van vliegvlugge witte ganzen die zich ophouden in groepen van grauwe ganzen of hybride ganzen mag worden aangenomen dat deze niet gedomesticeerd zijn en nauw verwant met de grauwe gans en als zodanig mogen worden behandeld. Waar zijnmogelijksignificante effecten n.v.t. nee ja Vogelrichtlijngebieden Vogelrichtlijngebieden Vangen ruiende ganzenin de zomer. ja nee Gebruikgeweer (enhonden) van1april tot 1oktober Gebruik geweer oplandbouwpercelen 1/9/2014tot 1/10/2014. Gebruik geweer oplandbouwpercelen overige perioden. Gebruik geweer opnatuurpercelen en(productie)bos. Gebruik geweer binnen100meter vanVeluwerandmeren. Gebruik geweer Arkemheen 1mei tot 1oktober. Gebruik geweer schadebestrijding op vrijstelling art. 65Ffw. Gebruikgeweer (enhonden) van1oktober tot 1april Gebruik geweer schadebestrijding ganzenopschadepercelen. Gebruik geweer koppelvormende ganzen1februari tot 1april. Gebruik geweer schadebestrijding op vrijstelling art. 65Ffw. Gebruik geweer standregulatie ganzen1oktober tot 1november. nee Gebruik geweer grote hoefdieren(grofwild) met aanzit. ja ja nee nee ja ja ja ja Vogelrichtlijngebieden Veluwerandmeren RijntakkenenRandmeren RijntakkenenRandmeren Vogelrichtlijngebieden RijntakkenenRandmeren Vogelrichtlijngebieden n.v.t. nee ja ja ja nee nee ja n.v.t. n.v.t. ja n.v.t. n.v.t. nee ja Gebruik jachtvogel. Gebruikgeweer (enhonden), jaarrond Nachtelijk gebruik geweer met kunstlicht incidenteel. ja nee n.v.t. ja nee Alle gebieden Gebruik zware preventieve middelen (Ansiapistool/gaskanon). Gebruik overige preventieve middelen(Handreiking Faunafonds) op schadepercelen. Nestbehandeling ganzen incidenteel. n.v.t. n.v.t. nee nee nee ja Naar verwachting significanteeffecten op doelsoorten. Op basis (landelijke) vrijstelling, aanhouden zekerheidafstanden en compartimentering. Op basis ontheffing art. 68 Ffw, aanhouden zekerheidafstanden en compartimentering. Op basis ontheffing art. 68 Ffw, aanhouden zekerheidafstanden en compartimentering. Alleen binnen intensief beheerdelandbouwpercelen en boomgaarden Alleen gebruik buiten zekerheidsafstanden. Beheer beperken tot landbouwpercelen. Onder landbouwpercelen wordt ook bedoeld graslanden met maaibeheer in natuurgebieden. Zekerheidsafstanden moeten worden gerespecteerd anders alsnog vergunningplicht. Alleen gebruik buiten zekerheidsafstanden. Na 2014 geregeld in beheerplannen? Incidenteel (maximaal 1 keer per week) bij grofwild op Veluween zeer sporadisch buiten Veluwe. Wateroppervlak daarbij niet beschijnen t.b.v. Meervleermuis. Uitgangspunt is regelmatig aanzitten en incidenteel gebruik geweer. Bersen wel vergunningplichtig zodra betreding gevoelige habitats. Eieren schudden, dompelen immaisolie of doorprikken op basis ontheffing art. 68 Ffw. Maximaal 1 keer per week per locatieen voor zover geen verstoring broedvogels in riet. Incidenteel en op geschikt terrein zonder broedplaatsen anderevogelsoorten. Voorwaardeis veldonderzoek vooraf op aanwezigheid (afwezigheid) nesten binnen debegrenzing van de vanglocatie. Is voorwaardebij schadebestrijding volgens ontheffing art. 68 Ffw. Toegestaan mits beperkt tot pas ingezaaid grasland en akkerbouwpercelen gedurende 1 maand na inzaaien Uitgangspunt is dat het gebruik van gemotoriseerdevoertuigen een incidenteel karakter heeft. Geen vergunningplicht. Binnen gevoeligehabitattypen dus geen beheer uitvoeren. Zijnsignificante AanvraagNbwToelichtingenvoorwaarden effectenmogelijk? vergunningdoor FBE? Het gebruik vangemotoriseerde voertuigenbij beheer enschadebestrijding op productiegraslandenen bestaande wegenenpaden. Algemene of preventieve activiteiten Betreding vangevoelige habitattypen (hoogveen, kalkmoeras, HabitatrichtlijngebiedenenVRblauwgrasland, overgangs- entrilvenenenrietmoeras[1]). gebiedRijntakken Betreding overige terreinen/habitats buitenopengestelde wegenen paden en/of inafwijking vanopenstellingsregels ten behoeve vanfaunabeheer. TA, 17/4/2014 Activiteit Vergunningtoets, Bijlage bij aanvraag Nbw-vergunning faunabeheer N2000 gebieden Conclusies effecten beheer en schadebestrijding gebaseerd op Altenburg en Wymenga 2008 Bijlage 9: Overzicht vergunningplicht N2000 gebieden
© Copyright 2024 ExpyDoc