FD - Universiteit Twente

Energiebedrijven lobbyen om ongewisse
energie- en klimaatdoelen


Hendrik Steringa
Week 36 02 september 2014
Hoe hard ze ook lobbyen voor één bindend CO2-doel als leidraad voor het Europese
klimaat- en energiebeleid: energiebedrijven zien hun invloed afnemen, stelt
energieconsultant Hendrik Steringa. Mocht hun lobby toch slagen, dan heeft dat grote
invloed op het Nederlandse energiebeleid. Maar grotere machten dan zij, en de geopolitieke
wind zitten tegen.
Een eerdere stemming van het Europees Parlement over CO2-emissies | ANP
Het komende najaar kan wel eens cruciaal worden voor de toekomst van de Europese
energievoorziening. De Europese leiders beslissen dan over het Europese klimaat- en
energiebeleid voor 2030. Eén van de belangrijkste vragen is of er wordt gekozen voor één
bindend CO2-doel dat leidend is, of dat er ook een al dan niet bindend doel gesteld moet worden
voor energiebesparing en hernieuwbare energie.
De energiebedrijven die, vooralsnog, grotendeels de Europese elektriciteitsvoorziening
verzorgen, weten het wel: één doel, namelijk een CO2-doel. Grote bedrijven als het Duitse RWE
(moederbedrijf van Essent) het Zweedse Vattenfall (moederbedrijf van Nuon) lobbyen al jaren
bij de nationale en Europese politiek voor dit ene doel, omdat dit gunstig uitpakt voor hun
bedrijfsvoering, ook ten opzichte van nieuwkomers in de stroommarkt.
Politiek spel
Het politieke spel rond het vaststellen van het EU klimaat- en energiebeleid voor 2030 is al lange
tijd in volle gang. Op 22 januari dit jaar kwam de Europese Commissie met een voorstel voor
een CO2-reductie doelstelling van 40%, en een doelstelling voor hernieuwbare energie van 27%
- die laatste bindend op EU niveau, en, in tegenstelling tot de CO2-doelstelling niet op nationaal
niveau. Hans ten Berge, de secretaris generaal van de Europese brancheorganisatie van
energiebedrijven Eurelectric verwelkomde deze nieuwe voorstellen. Verder stelde de
Nederlander en oud- bestuurslid van Eneco: ‘We are pleased to see that the Commission
recognises the interactions between different targets and instruments’. Hiermee gaf hij aan dat hij
blij is met de hoofdfocus op het CO2-doel.
Jaren frustratie
Deze blijdschap volgt na jaren van frustratie bij energiebedrijven over de combinatie van drie
doelen die in 2009 gesteld werden voor de EU 2020 klimaat- en energieagenda. De drie doelen
zouden elkaar tegenwerken. Zo zouden het hernieuwbare energiedoel en het
energiebesparingsdoel het ETS-systeem (EU Emissions Trading System) voor de verhandeling
van CO2-emissierechten ondermijnen en mede zorgen voor de extreem lage CO2-prijs, zodat
daar geen stimulans vanuit ging. Maar volgens insiders zat de frustratie vooral ook in het feit dat
het CO2-doel behaald moest worden met één EU-breed instrument, namelijk het ETS. Terwijl
het hernieuwbare energiedoel behaald moest worden met nationaal beleid. Daar waar het ETS
zorgt voor een gelijk speelveld - het ETS geldt binnen de EU voor alle energiebedrijven - , zorgt
het onderling verschillende nationale beleid van elke lidstaat voor een ongelijk speelveld, luidde
de kritiek. Bovendien is het onderliggende instrument voor het CO2-doel een marktmechanisme,
terwijl de verschillende nationale beleidskaders de uitkomst zijn van politieke keuzes en zo niet
alleen de vorming van de interne Europese elektriciteitsmarkt verstoren, maar vaak ook het
marktmechanisme van vraag en aanbod.
Voor energiebedrijven is één CO2-doel voor het klimaat- en energiebeleid tot 2030 juist zo
cruciaal, omdat zij daarmee de marktprincipes proberen te behouden en over Europa te
verspreiden.
Acceptatie klimaatprobleem
Als het over het Europese klimaat- en energiebeleid gaat, zijn voor de energiebedrijven twee
zaken belangrijk: 1. Verspreiding van het marktmechanisme en 2. Het beschermen van de
miljardeninvesteringen in de conventionele energiecentrales. De handel in CO2 is hiervoor het
meest gunstige instrument. Uit gevoerde gesprekken met verscheidene medewerkers van
energiebedrijven, bleek dat hiervoor, ondanks de grote belangen in fossiele energieopweking, de
klimaatproblematiek geaccepteerd moest worden. ‘Zonder acceptatie van het klimaatprobleem
zou er immers geen enkele reden zijn om CO2 te gaan verhandelen. Niet dat de bedrijven per se
een grote voorstander zijn van een CO2-doel maar alles is beter dan verschillende lidstaten met
elk hun eigen energiebeleid. Stroom productie is grond gebonden en een co2 doel schept een
gelijkspeelveld binnen de EU’, aldus een oud-medewerker van RWE/Essent.
Hoe de CO2-markt ontstond
Om de opkomst van de CO2-handel en de rol van de energiebedrijven hierbij te begrijpen is het
verhelderend om een stap terug in de tijd te doen naar de jaren negentig. De beweging naar de
liberalisering van veel markten, waaronder de energiemarkt, was toen vol aan de gang. Maar
ondanks dat werd het voor de meeste energiebedrijven ook duidelijk dat de markt het
klimaatprobleem niet ging oplossen en dat overheidsingrijpen onvermijdelijk zou worden om de
uitstoot van broeikasgassen terug te brengen. De handel in CO2 vormde een aantrekkelijk
alternatief door een interventie in de markt te verpakken in een marktmechanisme. Deze inzet
was terug te vinden in artikel 17 van het Kyoto protocol dat stelt dat CO2 tussen landen
verhandeld kan worden. Op 9 juni 2005 kwam er wederom een sterk signaal van 23
multinationals waaronder E.ON en Vattenfall. In een statement riepen ze overheden op tot het
implementeren van markt georiënteerde oplossingen voor het klimaatprobleem. ‘We can unleash
the power of the market to accelerate the deployment of low carbon technologies.’ In 2007 was
deze groep gegroeid tot 150 internationaal opererende bedrijven.
Politieke invloed
Het uitsluiten van de politieke invloed van deze markt was echter onmogelijk want niemand zou
vrijwillig in CO2 gaan handelen omdat het een product is waar vrijwel niemand op zit te
wachten. Ook moest de internationaal opererende industrie vrijgesteld worden van deze handel
om de internationale concurrentiepositie niet aan te tasten. Voor de energiesector was het echter
een aantrekkelijk alternatief, omdat stroomproductie lokaal moet gebeuren en daarom niet buiten
de EU grenzen hoeft te concurreren. Zo ontstaat er een gelijk speelveld onder de
stroomproducenten. En als de CO2 maar duur genoeg wordt dan zorgt de markt wel voor de
meest efficiënte oplossingen om de uitstoot ervan terug te dringen.
Mochten de Europese leiders dit najaar voor dit beleid kiezen dan is dat een duidelijke breuk met
de 2020-agenda, met mogelijk ook implicaties voor het beleid van de Nederlandse overheid.
Nederlands energiebeleid bij één CO2-doel
Wat zou het voor het Europese en Nederlandse energielandschap betekenen als er één CO2-doel
komt? Dit betekent dat beleidsinstrumenten zich primair zullen richten op CO2-reductie en dat
het stimuleren van hernieuwbare energie mogelijkerwijs naar de achtergrond verschuift. Opties
als kernenergie kunnen weer aantrekkelijker worden, maar het kan ook voordeliger uitpakken
voor de nu zo geplaagde energiecentrales die op gas draaien. Ook kunnen EU-brede
geharmoniseerde subsidiekaders zo ingericht worden dat er ruimte wordt gemaakt voor CCS
(CO2-afvang en opslag) en het bijstoken van biomassa zodat de CO2-emissie van kolencentrales
kan afnemen. Deze opties komen nadrukkelijker naar voren, zeker in vergelijking met de (nu
nog) duurdere opties als wind op zee en zonne-energie. Dit beeld zou ook uitdrukkelijk passen in
de visie van de meeste energiebedrijven die zich richten op een CO2-neutrale energievoorziening
in 2050, in plaats van een energievoorziening die voor 100% is gebaseerd op productie uit
hernieuwbare bronnen.
Al veel slagen verloren
Maar bij de inzet van de energiebedrijven voor één CO2-doel is succes allesbehalve verzekerd.
De energiebedrijven zijn invloedrijk. Maar ze leggen het vaak af tegen partijen die nog meer
invloed hebben, zoals de energie intensieve industrie.
In de afgelopen jaren is gebleken dat het ETS allesbehalve succesvol is. Ondertussen lobbyen de
energiebedrijven om maatregelen die de CO2-prijs moeten opdrijven van een schamele 5 euro
per ton nu naar tenminste 40 euro per ton. Zo trachten ze te voorkomen dat er ook een bindend
energiebesparings- en hernieuwbaar energiedoel komt, of nog erger: nationale maatregelen die
het gelijke speelveld verstoren. Volgens de energiebedrijven werkt enerzijds de huidige Europese
inzet op het hernieuwbare energiedoel en anderzijds de inzet op het besparingsdoel een gezonde
prijsvorming nu nog tegen. Maar het is vooral het teveel aan deels gratis uitgegeven CO2-rechten
waardoor de CO2-handel niet werkt en de EU-lidstaten weigeren vooralsnog grondig in te
grijpen met het oog op het beschermen van de eigen industrie. Politiek gezien ligt het daarom
meer voor de hand om weinig te doen aan het verbeteren van het ETS en om in te zetten op het
stimuleren van hernieuwbare energie waarbij de kosten vooral neerslaan bij de burger en niet bij
de industrie.
Europese Hof
Ook op andere vlakken is de lobby van energiebedrijven niet krachtig genoeg gebleken. Zo gaan
in Duitsland, tegen de wens van de energiebedrijven in, de kerncentrales vervroegd dicht. Ook is
de poging om via een rechtszaak voor het Europese Hof de verschillende nationale
subsidiestelsels voor hernieuwbare energie te harmoniseren niet gelukt, zoals bijvoorbeeld de
casus Alands Vindkraf laat zien. Cynisch genoeg is hun inzet voor de fysieke koppeling van de
Europese markt middels interconnecties tussen landen wel gelukt maar met als gevolg dat
goedkope Duitse stroom de prijzen drukt in N-W Europa en daardoor de winstgevendheid van
hun conventionele centrales onder druk zet.
Een medewerker van een energiebedrijf die niet met naam genoemd wil worden erkent:
‘Energiebedrijven hebben het niet voor het zeggen, dat is de energie intensieve industrie. Dit
geldt voor Europa maar ook in Nederland. Ook het Ministerie van Economische Zaken behandelt
hen vaak nog als ouderwetse nutsbedrijven die het algemene nut dienen en daardoor
ondergeschikt zijn aan de industrie’.
Geopolitieke tegenwind
De energiebedrijven hopen nog steeds op één CO2-doel dat leidend zal zijn voor de klimaat- en
energiepolitiek voor 2030. Maar ze hebben de tijdgeest tegen vooral nu de dreiging boven de
markt hangt dat de Russische president Poetin gasleveranties als geo-politiek wapen gebruikt.
Bovendien zetten de meest invloedrijke EU lidstaten Frankrijk en Duitsland in op een
energietransitie met in toenemende mate een rol voor hernieuwbare energiebronnen die de
conventionele energiecentrales nog verder onder druk zullen zetten.
Ondertussen zal de Europese industrie blijven pleiten voor één CO2-doel maar dan wel op
mondiaal niveau, wat het Europese ETS zal ondermijnen. Zelfs al kiezen de Europese lidstaten
voor één CO2-doel, wellicht blijkt dat voor de energiebedrijven dan toch een Pyrrusoverwinning te zijn.
Hendrik Steringa is onderzoeker aan de Universiteit Twente en eigenaar van Steringa
Consultancy.