Vaststelling definitief projectplan dijkversterking Spui Oost en

Datum:
Agendapunt nr:
27 maart 2014
13.
Aan de Verenigde Vergadering
Vaststelling definitief projectplan dijkversterking Spui Oost en
vrijmaken krediet ten behoeve van realisatie
Aard voorstel
Aantal Bijlagen
Besluitvormend voorstel met investering
2
Voorstel behandeld door
Verenigde Vergadering
Commissie WWV
College Dijkgraaf en Heemraden
Voorstel geparafeerd door
Secretaris-Directeur
Dijkgraaf
Datum
27 Maart 2014
11 Maart 2014
18 Februari 2014
Naam
Arnoud vanVliet
Jan Geluk
Ridderkerk, 27 maart 2014.
Dijkgraaf en heemraden voornoemd,
secretaris-directeur,
dijkgraaf,
drs. A.A. van Vliet.
ing. J.M. Geluk.
Bijlagen:
Voorstel: Voorstel_1044.docx
Bijlage: Nota+van+beantwoording+Spui+Oost.pdf
Stukken ter inzage:
bestuurssecretariaat
Paraaf
Akkoord
Akkoord
Datum
19-02-2014
20-02-2014
Vaststelling definitief projectplan dijkversterking Spui Oost en vrijmaken krediet ten
behoeve van realisatie
1.
Aanleiding
Uit de tweede veiligheidstoetsing in 2006 is gebleken dat een deel van de dijken in Nederland niet
voldoet aan de wettelijke veiligheidsnormen. Rijkswaterstaat en de waterschappen werken binnen
het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) hard om op 92 verschillende plaatsen in het land
de dijken te verbeteren. Al deze maatregelen moeten voor 2017 zijn afgerond.
Uit deze veiligheidstoetsing is gebleken dat in een deel van de dijken aan de oostkant van het Spui
niet voldoet aan de wettelijk gestelde eisen en om die reden moet 8,3 km worden versterkt.
2.
Voorstel
Voorgesteld wordt:
1. Het definitief Projectplan dijkversterking Spui Oost met bijbehorende Nota van Beantwoording
vast te stellen;
2. Het vastgestelde projectplan ter goedkeuring toe te zenden aan het college van Gedeputeerde
Staten van de provincie Zuid-Holland;
3. Een bedrag van € 47.329.000 beschikbaar te stellen voor de realisatie van de
projectinvestering Uitvoering Spui Oost, ter aanvulling op het reeds beschikbaar gestelde
uitvoeringskrediet van € 18.317.000 (opgenomen onder projectnummer 7001013500);
4. Dit bedrag te dekken met het voor deze projectinvestering in de Programmabegroting 20142018 in bijlage 7a onder volgnummer 5 opgenomen bedrag van € 54.077.000 (na verwerking
van jaarschijf 2014);
5. Het restant van het in punt 4 genoemde bedrag, te weten € 6.748.000 te laten vervallen.
6. De toename van de jaarlijkse beheerkosten ad € 25.800,- bedrag m.i.v. 2017 op te nemen in
de Programmabegroting 2015-2019.
3.
Motivering
Wat is het doel van het gevraagde besluit?
Het gevraagde besluit is noodzakelijk om de wettelijke procedure voort te kunnen zetten en van
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een goedkeuringsbesluit te kunnen verkrijgen voor het
projectplan. Met dit goedkeuringsbesluit kan vervolgens subsidie worden aangevraagd bij
programmabureau van het Hoogwaterbescherming (HWBP).
Het gevraagde besluit draagt bij aan de algemene doelstelling van WSHD om te zorgen voor de
veiligheid in het beheersgebied. Verder draagt het bij aan de specifieke doelstelling om te zorgen
dat de waterkeringen die zijn afgekeurd in de tweede toetsronde in 2017 voldoen aan de
veiligheidsnorm.
Welke besluiten zijn er eerder genomen?
• D&H besluit van 1 december 2012 (B0902961) instemming met de Startnotitie;
•
•
D&H besluit van 26 februari 2013 (B1300944) instemming met het memo Voorkeursalternatief.
D&H-besluit van 19 november 2013 (B1303786) instemming met ontwerp-projectplan en dit
met de projectnota MER aan te bieden aan Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland
om ter inzage te leggen.
Wat is de achtergrond van het gevraagde besluit?
Het traject Spui-Oost maakt onderdeel uit van dijkring 21 die de Hoeksche Waard beschermt tegen
overstromingen. Volgens de Waterwet hoort dit gebied beschermd te worden tegen waterstanden
die voorkomen met een overschrijdingskans van 1 maal per 2000 jaar. Voor de waterkeringen
langs het Spui betekent dit dat de waterkeringen in staat moeten zijn de gecombineerde
omstandigheden van storm en hoge rivierafvoeren te weerstaan. In de tweede toetsronde (20012006) heeft het waterschap in september 2006 geconstateerd dat grote delen van de dijkring niet
aan de wettelijke norm voldoen. De in dit verband afgekeurde delen aan de oostelijke oever van
het Spui vormen de basis voor de scope van dijkversterkingsproject Spui-Oost.
Van het gehele traject tussen km 54,9 en km 67,3 is 7,0 km afgekeurd op grond van de wettelijke
toetsing. Voor de dijkversterking is hier een aantal kortere dijkvakken aan toegevoegd, aangezien
in de nabije toekomst deze tussenliggende dijkvakken ook versterkt moeten worden. Om te
voorkomen dat overlast voor de omgeving ontstaat, doordat in korte tijd twee maal
werkzaamheden aan de dijk worden uitgevoerd, is ervoor gekozen deze tussenliggende dijkvakken
in dit project mee te nemen. De gezamenlijke lengte van deze tussenliggende dijkvakken is 1,3
km. Deze uiteindelijke scope is in overleg met het Programmabureau HWBP bepaald en vastgesteld
op 30 juni 2011. De kosten voor deze aanpassingen worden vergoed door het HWBP. Dit is door
Rijkswaterstaat bevestigd in een brief aan WSHD (kenmerk: WSHD I1005439). De dijkversterking
betreft nu in totaal 8,3 km.
Om aan de huidige veiligheidsnorm te voldoen is voor deze waterkeringen een Projectplan
opgesteld met de uitwerking van versterkingsmaatregelen en voorzieningen om de nadelige
gevolgen te beperken of ongedaan te maken (artikel 5.4 van de Waterwet). De
versterkingsmaatregelen zorgen ervoor dat de dijktrajecten conform de geldende regelgeving
voor de gehele planperiode van 50 jaar voldoen aan de eisen voor alle faalmechanismen.
In de tweede toetsronde is tevens geconstateerd dat in de rivier het Spui sprake is van
zettingsvloeiing. De oplossing van de zettingsvloeiing-problematiek is geen onderdeel van
dijkversterking Spui-Oost. De zettingsvloeiing wordt aangepakt in een apart project
(‘Zettingsvloeiing Spui’). Dit project bevindt zich reeds in de realisatiefase en wordt eind 2014
afgerond. De realistatie van ‘Zettingsvloeiing Spui en het dijkversterkingsproject Spui Oost
(aanvang 2015) zullen elkaar niet negatief beinvloeden qua uitvoeringswerkzaamheden.
Wat is de achtergrond van het gevraagde besluit?
Het traject Spui-Oost maakt onderdeel uit van dijkring 21 die de Hoeksche Waard beschermt tegen
overstromingen. Volgens de Waterwet hoort dit gebied beschermd te worden tegen waterstanden
die voorkomen met een overschrijdingskans van 1 maal per 2000 jaar. Voor de waterkeringen
langs het Spui betekent dit dat de waterkeringen in staat moeten zijn de gecombineerde
omstandigheden van storm en hoge rivierafvoeren te weerstaan. In de tweede toetsronde (20012006) heeft het waterschap in september 2006 geconstateerd dat grote delen van de dijkring niet
aan de wettelijke norm voldoen. De in dit verband afgekeurde delen aan de oostelijke oever van
het Spui vormen de basis voor de scope van dijkversterkingsproject Spui-Oost.
Van het gehele traject tussen km 54,9 en km 67,3 is 7,0 km afgekeurd op grond van de wettelijke
toetsing. Voor de dijkversterking is hier een aantal kortere dijkvakken aan toegevoegd, aangezien
in de nabije toekomst deze tussenliggende dijkvakken ook versterkt moeten worden. Om te
voorkomen dat overlast voor de omgeving ontstaat, doordat in korte tijd twee maal
werkzaamheden aan de dijk worden uitgevoerd, is ervoor gekozen deze tussenliggende dijkvakken
in dit project mee te nemen. De gezamenlijke lengte van deze tussenliggende dijkvakken is 1,3
km. Deze uiteindelijke scope is in overleg met het Programmabureau HWBP bepaald en vastgesteld
op 30 juni 2011. De kosten voor deze aanpassingen worden vergoed door het HWBP. Dit is door
Rijkswaterstaat bevestigd in een brief aan WSHD (kenmerk: WSHD I1005439). De dijkversterking
betreft nu in totaal 8,3 km.
2
Om aan de huidige veiligheidsnorm te voldoen is voor deze waterkeringen een Projectplan
opgesteld met de uitwerking van versterkingsmaatregelen en voorzieningen om de nadelige
gevolgen te beperken of ongedaan te maken (artikel 5.4 van de Waterwet). De
versterkingsmaatregelen zorgen ervoor dat de dijktrajecten conform de geldende regelgeving
voor de gehele planperiode van 50 jaar voldoen aan de eisen voor alle faalmechanismen.
In de tweede toetsronde is tevens geconstateerd dat in de rivier het Spui sprake is van
zettingsvloeiing. De oplossing van de zettingsvloeiing-problematiek is geen onderdeel van
dijkversterking Spui-Oost. De zettingsvloeiing wordt aangepakt in een apart project
(‘Zettingsvloeiing Spui’). Dit project bevindt zich reeds in de realisatiefase en wordt eind 2014
afgerond. De realistatie van ‘Zettingsvloeiing Spui en het dijkversterkingsproject Spui Oost
(aanvang 2015) zullen elkaar niet negatief beinvloeden qua uitvoeringswerkzaamheden.
Wat staat er in het definitieve Projectplan en de projectnota-MER
Figuur 1 geeft het overzicht van het te versterken dijktraject Spui Oost.
3
Figuur 1. Spui Oost- dijkversterking traject
4
Westdijk
Voor het deeltraject Westdijk (km 54,9 - 57,6) wordt een binnen- en buitenberm aangelegd. De
sloot aan de binnenzijde wordt gedempt en zo’n 10 meter in binnendijkse richting hergraven.
Daarnaast wordt steenbekleding op het buitentalud aangebracht.
In de sectie km 55,4 - 57,6 wordt tevens een kruinverhoging aangebracht.
Goudswaard
Op dit traject (km 57,6 - 57,9) vindt een versterking plaats van de huidige primaire waterkering
door het aanbrengen van een damwand in de huidige binnenkruinlijn in combinatie met het maken
van een nieuwe kruin en een binnenberm. De benodigde kruinhoogte wordt op dit traject deels
bereikt doordat het grondlichaam al voldoende hoog is. Daar waar dat niet het geval is, zorgt de
damwand voor voldoende hoogte door over een lengte van ca. 120 meter ca. 40 tot 90 cm boven
het huidige kruinniveau uit te steken. Over een lengte van 80 meter is een mobiele kering voorzien
die aansluit op de dijkmuur en in opgebouwde staat maximaal 160 cm boven het huidige
kruinniveau komt. Voor de kering wordt een beheerplan opgesteld, waarin de vereiste mobilisatie,
bediening, sluiting, inspectie en onderhoud van de kering wordt beschreven. De mobiele kering
zorgt voor een goede inpassing van de versterking in de bebouwde kom van Goudswaard. De
mobiele kering vervangt de huidige coupure . Deze komt te vervallen.
Molenpolderdijk
Voor het deeltraject Molenpolderdijk (km 57,9 - 58,8) wordt in de sectie km 57,9 - 58,3 een
verflauwing van het buitentalud van de dijk aangebracht en wordt de sloot aan de buitenzijde
verplaatst. Ook wordt op het buitentalud steenbekleding aangebracht. In de sectie km 58,3 - 58,8
vindt een binnenwaartse asverschuiving plaats en wordt een binnenberm aangebracht. De sloot
aan de binnenzijde wordt hierdoor eveneens verplaatst. Op het buitentalud wordt ook hier
steenbekleding aangebracht.
Spuidijk Piershil West en Spuidijk Piershil Oost
Voor de deeltrajecten Spuidijk Piershil West (km 58,6 – 60,3) en Spuidijk Piershil Oost (km 60,65 61,28) vindt een binnenwaartse verschuiving van de as van de dijk plaats. De sloot aan de
binnenzijde van de dijk wordt gedempt en verder binnendijks hergraven. Op het buitentalud van de
beide deeltrajecten wordt steenbekleding aangebracht.
Spuidijk Nieuw-Beijerland
Het betreft hier de dorpskern van Nieuw-Beijerland. De buitenste damwand zal in de vorm van een
keermuur met enkele coupures voor de benodigde hoogte en stabiliteit zorgen en vervangt de
huidige dijkmuurtjes. De damwand in de binnenkruinlijn wordt afgewerkt op de huidige
kruinhoogte.
Spuidijk Landelijke Korendijk
Voor het deeltraject Spuidijk landelijke Korendijk wordt in de sectie Landelijke Korendijk 1 (km
65,3 - 66,1) de binnenberm waar de N217 op ligt verhoogd en worden de sloten aan de
binnenzijde en lokaal aan de buitenzijde verplaatst. Op het buitentalud wordt steenbekleding
aangebracht. In de sectie Landelijke Korendijk 2 (km 66,1 - 67,1) wordt een buitenberm
aangelegd. Ook wordt een damwand (of soortgelijke constructie) in het binnentalud van de dijk
ingebracht. Op het buitentalud wordt steenbekleding aangebracht. In de sectie Landelijke Korendijk
3 (km 67,1 – 67,3) wordt ook een buitenberm aangelegd en wordt een damwand (of soortgelijke
constructie) ingebracht in het binnentalud van de dijk. Op een deel van het buitentalud wordt
steenbekleding aangebracht.
Wegen, fietspaden en opritten
Uitgangspunt voor wegen, fietspaden en opritten op en rondom de dijk is dat deze in de nieuwe
situatie worden teruggebracht, waarbij dezelfde afmetingen, helling en dezelfde ligging - voor
zover dit mogelijk is - worden aangehouden als in de huidige situatie. De kosten van eventuele
aanpassingen worden volledig door het HWBP vergoed.
5
Aanpassingen aan kunstwerken en niet-waterkerende objecten
1. De dijkmuur in Goudswaard (km 57,8) vervalt. Op dit moment is in Goudswaard een dijkmuurtje
in de gevels van buitendijkse bebouwing onderdeel van de waterkering. In de nieuwe situatie
verliezen deze hun functie en zal de mobiele kering deze functie vervullen.
2. De huidige coupure in Goudswaard (km 57,8) vervalt en deze wordt vervangen door de mobiele
kering.
3. Betonnen keerwand Goudswaard (km 57,8) komt bij voetbalveld.
4. Dijkmuur Nieuw-Beijerland (km 63,3) wordt vervangen door dijkmuur op damwand.
5. Maatregelen worden getroffen om piping onder inlaat Nieuw-Beijerland te voorkomen.
6. Bij inlaatsluis Brakelsveer Nieuw-Beijerland (km 67,2) worden de sluitmiddelen en de
inlaatkoker aangepast.
Momenteel ligt er een hevel (voorzien van een pomp) van de gemeente Korendijk over de dijk bij
Goudswaard. Deze hevel is aanwezig om water vanuit het Spui naar het Binnenspui te geleiden.
Het Binnenspui heeft te lijden onder blauwalg. Middels de hevel borgt de gemeente de
waterkwaliteit in het Binnenspui. De hevel functioneert niet goed en moet worden vervangen. Om
te voorkomen dat maatregelen in de net versterkte waterkering moeten plaatsvinden, is met de
gemeente overeengekomen werk met werk te maken. De gemeente is echter verantwoordelijk
voor het ontwerp, de financiering en het verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen voor de
hevel. Dit kunstwerk maakt derhalve geen onderdeel uit van het Projectplan, maar wel van het
contract.
Maatwerklocaties
- Achterweg 8 Goudswaard; Buitenwaartse verschuiving as van de dijk en verleggen buitendijkse
sloot ter plaatse van hoek van de dijk.
- Westdijk 16, Goudswaard; ter hoogte van de bebouwing van Westdijk 16 vindt een
asverschuiving plaats van enkele meters. De kruin verschuift in binnendijkse richting en daar wordt
bovendien een berm aangelegd. Daarnaast is op enkele meters van de woning een damwand
voorzien in de toekomstige buitenkruinlijn.
- Westdijk 1, Goudswaard; Inbrengen damwand (of soortgelijke constructie) in de dijk.
- Voetbalvelden en tennisbaan Goudswaard; Sloot gedeeltelijk vervangen door drainage,
aanbrengen keermuur langs deel voetbalvelden, aanbrengen erfafscheiding, verplaatsen
parkeerplaatsen tennisbaan en fietsenrekken bij voetbalvelden naar nieuwe berm.
- Spuidijk 22/24, Nieuw Beijerland; Sloot vervangen door drainage. Spuidijk 26, Nieuw Beijerland;
Sloot vervangen door drainage.
- Spuidijk 28 en 30, Nieuw Beijerland; aanleg drainage aan de binnenteen dijk.
Projectnota-MER
In de bijbehorende projectnota/MER is een uitvoerige afweging gemaakt tussen de alternatieven
voor de dijkversterking op thema's als veiligheid, economische ontwikkeling, kosten, natuur,
landbouw, waterberging en landschap en cultuurhistorie. Het gekozen voorkeursalternatief heeft de
laagste kosten en het minst negatieve effect op de omgeving.
De Commissie voor de milieueffectrapportage is van oordeel dat in het MER alle essentiele
informatie aanwezig is om het milieubelang voldoende te kunnen laten meewegen in de
besluitvorming.
LNC-waarden
De landschaps-, natuur- en cultuur-(LNC) waarden zijn geborgd door de projectnota/MER.
Landschap en Cultuur
Er worden met de dijkversterking geen monumenten aangetast in het kader van de
Monumentenwet en de vrijwaringszones van de molenbiotopen in Goudswaard en Nieuw-Beijerland
worden niet aangetast. Doordat de werken de dijk veranderen is er wel een effect op het
landschappelijke en cultuurhistorische karakter van de dijk zelf. In het ontwerp is specifiek
rekening gehouden met de herkenbaarheid en leesbaarheid van het landschap, de dijkbeleving, de
relatie met het aangrenzende landschap, de continuiteit van het dijkprofiel en het behoud van het
karakter van de dijk. Daarmee worden de effecten op landschap en cultuurhistorie
geminimaliseerd.
6
Natuur
Natura 2000
In het kader van de Natuurbeschermingswet wordt een vergunning aangevraagd voor de
werkzaamheden.
Permanente effecten
De dijkversterking heeft permanente en tijdelijke effecten voor Natura 2000 gebied. Allereerst
hebben de werken een permanent ruimtebeslag in Natura 2000 gebied. De omvang is echter
dusdanig beperkt dat het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen niet in het geding is. De
permanente effecten zijn beoordeeld als niet significant.
Tijdelijke effecten
Daarnaast worden als gevolg van de dijkwerkzaamheden de graslanden van ’s Lands Bekade
Gorzen tijdelijke verstoord. Hierdoor zal dit gebied tijdelijk minder aantrekkelijk zijn voor
weidevogels en kan lokaal de dichtheid en het broedsucces tijdelijk afnemen. De randvoorwaarden
in de vergunning voorkomen permanente effecten hebben op de weidevogelstand. ’s Lands Bekade
Gorzen behoudt hiermee de functie als broedgebied.
Ecologische Hoofdstructuur
Uit de beoordeling van de effecten op natuurwaarden (Royal HaskoningDHV BV, 2013) is gebleken
dat er permanente effecten optreden op de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS) door ruimtebeslag.
Er is sprake van een groot openbaar belang. De dijkversterking is noodzakelijk om het gewenste
waterveiligheidsniveau te kunnen garanderen. Het voorkeursalternatief is tot stand gekomen in een
integrale afweging. Op de locaties waar EHS ruimtebeslag plaatsvindt, is geen andere
bevredigende oplossing mogelijk zonder ruimtebeslag. Dat betekent dat ontheffing van het beleid
verleend kan worden, indien de effecten zoveel mogelijk worden voorkomen en overgebleven
effecten worden gecompenseerd.
Daarnaast kan tijdens de uitvoering verstoring optreden van vogels in de EHS. Omdat de
verstoring tijdelijk is en maatregelen genomen worden om de verstoring te beperken, is
compensatie niet aan de orde. Na realisatie van de dijkversterking is de rust in het gebied zoals
voorheen. De mitigerende maatregelen zijn beschreven in het rapport 'Effecten op natuurwaarden'
(Royal HaskoningDHV BV, 2013).
De dijkversterkingswerken hebben een ruimtebeslag in EHS gebied van in totaal 2,8 hectare. Het
gehele verlies aan areaal wordt gecompenseerd. Hiervoor zijn afspraken gemaakt tussen
waterschap Hollandse Delta en Provincie Zuid-Holland. Op twee locaties zal deze compensatie
worden gerealiseerd (onder voorbehoud van verwerving gronden):
1. Een buitendijks gelegen poldertje ten westen van de Plaat van het Land van Essche in de
directe nabijheid van de grootschalige natuurgebieden APL-polder en de Plaat van het Land van
Essche, tussen de buisleidingenstraten, traject Hoeksche Waard Zuid km 32,2; Deze
compensatieopgave zal op deze locatie worden gecombineerd met die van Hoeksche Waard Zuid,
om te komen tot een aaneengesloten robuust EHS-gebied in plaats van versnipperde kleine EHSgebiedjes.
2. voormalige gorzen langs het Spui, net ten oosten van Nieuw-Beijerland (km 65,2-65,4).
Voor de uiteindelijke compensatie moet akkoord worden verkregen van de provincie en is een
compensatieplan opgesteld waarvan een inrichtingsplan, beheersplan en kostenraming deel uit
zullen maken. De kosten voor de grondaankoop en de inrichting van de compensatielocatie worden
volledig door het HWBP gesubsidieerd.
Is de dijkversterking eind 2017 gerealiseerd?
Op basis van het ontwerp is een globale uitvoeringsplanning opgesteld, waarin de risico's verwerkt
zijn. Hieruit volgt de oplevering van het werk in najaar 2017. Dit is conform de vastgestelde
basislijn.
7
Hoe is het draagvlak voor dit plan?
Het ontwerp projectplan dijkversterking en projectnota/MER zijn voorgelegd aan de klankbordgroep
en de ambtelijke adviesgroep, waarin onder andere bewoners, de gemeenten Korendijk en OudBeijerland, LTO Noord en Hoeksche Waards Landschap zijn vertegenwoordigd. Vanuit de
klankbordgroep is in principe geen bezwaar tegen het project naar voren gekomen. Met de
eigenaren en pachters zijn gesprekken gevoerd in de zomer en najaar 2013. Daar waar gebruik
van grond aan de orde is, worden de gesprekken door de taxateur gevoerd. In deze gesprekken,
die in januari 2014 starten, zullen schadeloosstelling, vervangende gronden en eventuele aankoop
aan de orde komen.
De aanpassingen in het ontwerp ten opzichte van het voorkeursalternatief zijn in overleg met de
provincie Zuid-Holland en de gemeente Korendijk tot stand gekomen. Ook zijn deze voorgelegd
aan de klankbordgroep.
Waar in het ontwerp projectplan wordt gesproken over een damwand, wordt echter de
mogelijkheid opengelaten voor het toepassen van een vergelijkbare constructie. Het
Dijkversterkingsproject Spui Oost zal worden aanbesteed op basis van E&C contractering. Een
dergelijk contract biedt de aannemer de ruimte om, zonder dat de aanneemsom verandert, een
andere, vergelijkbare 100 jarige constructie te realiseren, mits daarmee de stabiliteitsproblemen in
dezelfde mate worden opgelost. Te denken valt aan een diepwand of palenwand .
Bij Goudswaard (km 57,6 - 57,9) is ook een variant met verlegging van de primaire kering
buitendijks (dus buiten het dorp om) aan de orde geweest. Deze variant zou ten opzichte van de
gekozen variant tot substantieel hogere kosten leiden (ca € 5,2 miljoen). Hiermee past deze
variant niet in de doelstelling ‘sober, robuust en doelmatig’ van dit Programma (zie bijlage 4
‘Toelichting gekozen oplossing Goudswaard versus ‘buitenom variant’) en de meerkosten zijn niet
subsidiabel. De bewoners in Goudswaard zijn geïnformeerd in een aparte bewonersavond over het
gewijzigde ontwerp. Hoewel niet alle bewoners achter de uiteindelijke oplossing staan (gezien de
verslechtering van het uitzicht vanuit de woonkamers van westdijk 8 t/m 12 en de principiele
voorkeur van een aantal bewoners voor de buitenom-variant), is er, binnen de uitgangspunten van
het Programma met doelstelling ‘sober, robuust en doelmatig’, de minste weerstand en kleinste
impact op het landschappelijke karakter. De oplossing in de dorpskern van Goudswaard is
voorgelegd aan de gemeente Korendijk (in overleggen in september 2013 op zowel op ambtelijk
als bestuurlijk niveau) en is goed ontvangen.
Ook op het deeltraject Spuidijk Nieuw-Beijerland (km 63,2 - 63,5) is het voorkeursalternatief naar
aanleiding van de toets van het ontwerp door het Programmabureau HWBP aangepast. In plaats
van een enkele damwand wordt nu zowel in de binnen- als buitenkruin van de waterkering een
damwand ingebracht. Het betreft hier de dorpskern van Nieuw-Beijerland. De buitenste damwand
zal met daarop een keermuur met enkele coupures voor de benodigde hoogte en stabiliteit zorgen
en vervangt de huidige dijkmuurtjes. De damwand in de binnenkruinlijn wordt afgewerkt op de
huidige kruinhoogte. Deze oplossing is inmiddels voorgelegd aan bewoners in de klankbordgroep
en vertegenwoordigers van de gemeente. Deze oplossing is door beiden goed ontvangen.
Naar aanleiding van de ter visielegging zijn in totaal 15 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen
leiden niet tot wijzigingen in het projectplan. De zienswijzen richten zich met name op schade ten
gevolge van de bouwwerkzaamheden en extra vrachtverkeer, schade aan woningen ten gevolge
van het plaatsen van de damwanden, het verleggen van kabels en leidingen in agrarische percelen,
garantie voor bereikbaarheid tijdens de bouwwerkzaamheden, afname grasland ten gevolge van
steenbekleding op de dijk, verzoeken om compenserende gronden ten gevolge van
grondverwerving door het waterschap, en de keuze voor de huidige variant. De Nota van
Beantwoording wordt toegevoegd als bijlage.
Hoeveel grond moet er eventueel verworven worden?
De gronden van het huidige dijklichaam en voorziene dijkversterking zijn voor een klein deel al in
eigendom van WSHD. Daar waar dat niet het geval is, wordt getracht met akkoordverklaringen
toegang tot de benodigde gronden te verkrijgen om uitvoering van de dijkversterking te realiseren.
Indien dit niet lukt, zal tot verwerving worden overgegaan. Voor de verwerking van nietsubsidiabele gronden in het kader van het HWBP is een investeringskrediet beschikbaar
(investeringsnummer 7001018000; beschikbare bedrag
€ 2.996.000). Dit krediet is
vrijgemaakt in de VV van november 2012. Zodra niet-subsidiabele grond wordt aangekocht, zal in
8
de eerstvolgende burap worden gemeld dat hiervoor krediet van het separate krediet voor nietsubsidiabele gronden wordt verlaagd voor het betreffende bedrag, waarna het projectkrediet zal
worden verhoogd. Bij aanvang van de niet-subsidiabele grondverwerving wordt een overzicht
gepresenteerd aan directie en portefeuillehouder.
Kabels en leidingen
Het beleid van het waterschap is dat voorsteltracés kabels en leidingen die in de huidige cq.
toekomstige beschermingszone komen te liggen vergunningplichtig zijn vanuit de Waterwet. Deze
ligging dient dan in de aanvraag gemotiveerd te worden. In bijlage 8 van het definitief Projectplan
is de gevraagde motivatie verwoord. De afdeling Vergunningen heeft aangegeven, dat deze
motivatie voldoende is om op dit aspect de vergunningen te kunnen verlenen.
4.
Risico’s
De risicobeheersing in dit project vindt plaats conform PRINCE2. Er wordt
actief gestuurd op risico's en deze zijn verwerkt in planning en raming.
Risico's die het meest effect kunnen hebben op uitloop in tijd en kosten zijn:
- het minnelijk traject met de eigenaren verloopt moeizaam, waardoor gronden mogelijk later ter
beschikking komen dan in het contract met de opdrachtnemer voor de uitvoering is opgenomen.
Om de kans hierop te reduceren is in de zomer 2013 gestart met gesprekken met de
grondeigenaren. Een andere beheersmaatregel is de uitvoering alvast te starten op deelsecties
waar al wel overeenstemming is bereikt m.b.t. de verwerving van gronden;
- aanpassing/ verlegging van kabels en leidingen loopt vertraging op of er ontstaat schade aan een
kabel of leiding bij verleggen. Mocht vertraging dreigen te ontstaan dan kan bezien worden of
gefaseerd gestart kan worden. Om schade te voorkomen vindt al vooroverleg plaats met K&L
eigenaren;
- er wordt beroep ingediend tegen het definitieve projectplan, na goedkeuring door Gedeputeerde
Staten. In het ontwerp projectplan is bij de variantenuitwerking een afweging gemaakt tussen het
maatschappelijk belang en het individueel belang. Tijdens de eerste keukentafelgesprekken is
geïnventariseerd waar eigenaren mogelijk bezwaar tegen hebben. Ook wordt de klankbordgroep
gebruikt om te waarborgen dat alle belangen zorgvuldig worden meegewogen;
- er worden schadeclaims ingediend door belanghebbenden. Zie ook beheersmaatregelen bij
bovenstaand risico;
- het is moeilijk grond in eigendom te verkrijgen voor de compensatie van EHS-gebied. De
onderhandelingen door de provincie met de eigenaar zijn in een afrondende fase maar er is nog
geen zicht op een aankoopbesluit. Indien de aankoop met de provincie niet rond komt, zal het
waterschap zelf in onderhandeling treden met de eigenaar. De uitkomst hiervan is niet met
zekerheid te voorspellen;
- er ontstaat schade aan de woningen in Nieuw-Beijerland en Goudswaard als gevolg van het
inbrengen van de damwand op zeer korte afstand van de gevels van de woningen (bouwkundige
staat van sommige woningen is niet optimaal). Om dit risico te beheersen is wordt de aannemer
uitgedaagd om of een alternatieve maatregel voor te stellen, die binnen de kaders van het
Projectplan past, of een uitvoeringsmethode voor te stellen die zo min mogelijk trillingen
veroorzaakt.
5.
Gevolgen Financieel
1. Financieel:
Investering:
Op basis van het ontwerp is een raming opgesteld, waarin de risico’s verwerkt zijn. De totale
kosten van de uitvoering van het project zijn geraamd op € 65.646.000. In de
programmabegroting 2014 is een raming van deze investering opgenomen van € 72.395.000 (zie
Programmabegroting 2014, bijlage 8). Deze daling is ontstaan door verdere uitwerking en
detaillering van het ontwerp.
Voor dit project is reeds € 18.317.000 ter beschikking gesteld (projectnummer 7001013500). In
dit krediet zijn ook al de kosten opgenomen van de bouwrente van het totale project. Deze
bouwrente wordt niet gesubsidieerd door het Programmabureau HWBP. Hiermee komen de kosten
9
van de bouwrente ten laste van het waterschap en leiden daarmee tot kapitaallasten. Deze
kapitaallasten zijn al in de Programmabegroting 2014 opgenomen.
Ter aanvulling van het reeds beschikbaar gestelde krediet van € 18.317.000 vragen wij van het
geplande krediet een bedrag van € 47.329.000 ter beschikking te stellen.
Het restantbedrag van de geplande investering, te weten € 6.748.000, kan in de begroting
vervallen.
Samenvatting:
Geplande investering
Reeds beschikbaar gesteld
Heden gevraagd krediet
Restant
-/-/-
€ 72.395.000
€ 18.317.000
€ 47.329.000
€ 6.749.000
Alle kosten zijn inclusief BTW en komen, met uitzondering van bouwrente en eventuele kosten voor
niet-subsidiabele gronden, volledig in aanmerking voor subsidie in het kader van het HWBP. Voor
de verwerking van niet-subsidiabele gronden in het kader van het HWBP is een investeringskrediet
beschikbaar (investeringsnummer 7001018000; beschikbare bedrag € 2.996.000). Dit krediet is
vrijgemaakt in de VV van november 2012. Zodra niet-subsidiabele grond wordt aangekocht, zal in
de eerstvolgende burap worden gemeld dat hiervoor krediet van het separate krediet voor nietsubsidiabele gronden wordt verlaagd voor het betreffende bedrag, waarna het projectkrediet zal
worden verhoogd. Bij aanvang van de niet-subsidiabele grondverwerving wordt een overzicht
gepresenteerd aan directie en portefeuillehouder. Zodra er sprake is van dergelijke nietsubsidiabele extra kosten, zal er in de eerstvolgende burap over worden gerapporteerd.
Vanuit het ontwerp projectplan wordt in een latere fase (naar verwachting ten tijde van vaststelling
van het definitieve projectplan) ten behoeve van het herplanten van extra bomen een beroep
gedaan op het geplande krediet Voorziening Brede Blik (Programmabegroting 2014, bijlage 7a,
volgnummer 13). Zodra dit het geval is, zal hierover een separaat voorstel worden ingediend.
2. Exploitatie
Exploitatie: Het ontwerp leidt tot een toename van het areaal waterkeringen, watergangen en
wegen. Op basis van een specificatie van de toename wordt verwacht dat de beheerskosten vanaf
2017 met € 18.300 per jaar zullen stijgen. Hierin zijn ook meegenomen de onderhoudskosten van
de dijkmuur in Nieuw-Beijerland. Er wordt nog gezocht naar mogelijkheden om de beheerskosten
te verminderen door bv. gronden te verpachten.
Daarnaast leidt de mobiele kering tot extra beheer- en onderhoudskosten. De onderdelen van de
kering zullen moeten worden opgeslagen en er zullen kosten moeten worden gemaakt voor
inspectie, onderhoud en toezicht. Naar verwachting zullen hierdoor de kosten stijgen met € 7.500
per jaar.
3.
Brede Blik
In dit stadium is er nog geen noodzaak gebleken gebruik te maken van de voorziening Brede Blik.
Wel is er afgesproken met Hoeksche Waards Landschap (HWL) dat het waterschap zal overwegen
om een deel van de te kappen bomen, waarvoor geen herplantplicht geldt, terug te planten indien
HWL hiervoor een beschikbare locatie aanwijst. Momenteel is Hoeksche Waards Landschap (HWL)
bezig met het voorbereiden van het voorstel voor potentiele locaties. In een later stadium,
wanneer het voorstel van HWL concreet is en afstemming hierover heeft plaatsgevonden tussen
het waterschap, de gemeenten en Groenbeheer, zal hierover een separaat voorstel worden
ingediend.
6.
Gevolgen Personeel
De uitvoering van het project is ondergebracht bij de afdeling Projecten & Uitvoering, team
Projectmanagement. De noodzakelijke uren zijn opgenomen in de desbetreffende jaarplannen. Het
besluit heeft geen personele gevolgen.
7.
Gevolgen Juridisch
10
Door vaststelling van het projectplan wordt invulling gegeven aan het vereiste tot het opstellen van
een projectplan voor de aanleg of wijziging van waterstaatswerken ingevolge artikel 5.4 Waterwet.
Tegen het daaropvolgende goedkeuringsbesluit van projectplan door Gedeputeerde Staten van
Zuid Holland kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State.
8.
Gevolgen duurzaamheid
Tijdens de ontwerpfase zijn de gevolgen voor het milieu beoordeeld en meegewogen bij de keuze.
Dit is beschreven in de Projectnota-MER.
9.
Gevolgen communicatie (in-en extern)
Het besluit wordt extern bekendgemaakt. Voor de uitvoeringsfase van het project stelt het
waterschap een publiekscommunicatieplan op. Dit is primair gericht op het behouden van
draagvlak in de uitvoeringsfase.
10.
Wijze van publiceren
Kies één of meerdere items:
☐ Intranet
☒ Internet
☐ Terinzagelegging
☐ Pers
11.
Verdere aanpak/ procedure
Na dit besluit zal WSHD het definitieve projectplan ter goedkeuring aanbieden aan Gedeputeerde
Staten. Na het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten kan beroep worden ingediend bij de
Raad van State.
Na het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten zal de procedure worden doorlopen bij het
Hoogwaterbeschermingsprogramma van het Rijk om de subsidie te verkrijgen.
Parallel aan beide procedures wordt de aanbestedingsprocedure voorbereid.
12.
Evaluatie
Evaluatie van projecten is een standaard onderdeel binnen PRINCE2.
Aanvullende bijzonderheden
geen
13.
Afdelingen die instemmen met het voorstel
BE, BJ, FN, VG, PR, PU, CT
11
Vergaderdatum : 27-3-2014
Agendapunt
:
…**
BESLUIT VERENIGDE VERGADERING
Vaststelling definitief projectplan Dijkversterking Spui Oost en vrijmaken krediet ten
behoeve van realisatie.
DE VERENIGDE VERGADERING VAN WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA,
op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. <18-2-2014>;
gelezen het advies van de commissie Waterkering, Wegen en Vergunningverlening van 11-3-2014;
overwegende dat:
- Het college van dijkgraaf en heemraden op op 19 november 2013 heeft besloten om

Het projectplan voor dijkversterking Spui Oost in ontwerp vast te stellen;

Het ontwerp-projectplan dijkversterking en de projectnota/MER dijkversterking Spui Oost
aan te bieden aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland om
deze ter inzage te leggen.
- Gedurende de periode van ter inzagelegging van 2 december 2013 tot en met 13 januari 2014
vijftien zienswijzen zijn ingekomen.
- Geen van deze zienswijzen heeft geleid tot aanpassingen van het ontwerp projectplan.
- Na overleg met belanghebbenden in afwijking van het ontwerp diverse maatwerkoplossingen zijn
toegepast.
- Deze wijzigingen niet van een zodanig ingrijpende aard zijn, dat het ontwerp projectplan opnieuw
ter inzage gelegd dient te worden.
gelet op:
- Artikel 77 Waterschapswet;
- Paragraaf 2, hoofdstuk 5 van de Waterwet;
- Afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht.
BESLUIT:
1. Het definitief projectplan Spui Oost met de bijbehorende nota van beantwoording vast te
stellen;
2. Het vastgestelde projectplan ter goedkeuring te zenden aan het college van Gedeputeerde
Staten van de provincie Zuid-Holland;
3. Een bedrag van € 47.329.000 beschikbaar te stellen voor de realisatie van de
projectinvestering Uitvoering Spui Oost, ter aanvulling van het reeds beschikbaar gestelde
uitvoeringskrediet € 18.317.000 (opgenomen onder projectnummer 7001013500);
4. Dit bedrag te dekken met het voor deze projectinvestering in de Programmabegroting
2014-2018 in de bijlage 7a onder volgnummer 5 opgenomen bedrag van € 54.077.000 (na
verwerking van jaarschijf 2014);
5. Het restant van het in punt 4 genoemde bedrag, te weten € 6.748.000 te laten vervallen.
6. De toename van de jaarlijkse beheerkosten ad € 25.800,- m.i.v. 2017 op te nemen in de
Programmabegroting 2015 - 2019.
12
Ridderkerk, 27 maart 2014
De Verenigde Vergadering voornoemd,
secretaris-directeur,
dijkgraaf,
drs. A.A. van Vliet.
ing. J.M. Geluk.
13
FINANCIËLE GEGEVENS PROJECTINVESTERING
1. Opgenomen in de boekhouding onder
Benaming:
Uitvoering Spui Oost
Investeringscode:
7001013500
2. Specificatie van het te investeren kapitaal onderverdeeld in
Omschrijving
Voorbereidingskosten
Externe ondersteuning / inhuur
derden
9007300 Bouwkosten
9002000 Directievoering
9003000 Inrichtingskosten
9004000 Bijkomende kosten
9005000 Grondverwerving
9006000 Duurzame productiemiddelen
9008000 Rente tijdens de bouw
9009000 Onvoorzien
Bijdrage aan
Totaal uitgaven
Afdeling
9000000
9000007
Bedrag
€
€
8328
€ 47.329.000
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3. Specificatie van subsidies / bijdragen onderverdeeld in
Omschrijving
9807201 Subsidies van PB HWBP
9802000 Bijdragen van
9803000 Bijdragen uit reserves
Totaal inkomsten
Afdeling
8328
Bedrag
€ 47.329.000
€
€
€
4. Geactiveerde uren (zie paragraaf 5-a aanvraagformulier projectinvestering)
Ten behoeve van het toeschrijven van uren aan een investeringsproject (via TIM) dienen de
volgende vragen beantwoord te worden:
Begindatum activiteit
Einddatum activiteit
Wie moeten kunnen registreren?
Naam projectleider
14
Nota van Beantwoording
Zienswijzen op ontwerp-Projectplan
en overige ontwerp-beschikkingen
Dijkversterking Spui-Oost
Waterschap Hollandse Delta
februari 2014
Definitief
Nota van Beantwoording
Zienswijzen op ontwerp-Projectplan
en overige ontwerp-beschikkingen
Dijkversterking Spui-Oost
dossier : BA7994-102-100
registratienummer : LW-AF20140050
versie : 2.0
classificatie : Openbaar
Waterschap Hollandse Delta
februari 2014
Definitief
INHOUD
BLAD
1
1.1
1.2
1.3
INLEIDING
Ingebrachte zienswijzen
Advies Commissie voor de milieueffectrapportage
Beantwoording
3
3
3
3
2
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
2.8
2.9
2.10
2.11
2.12
2.13
2.14
2.15
ZIENSWIJZEN, REACTIE EN VERWERKING
Zienswijze 1 – Verhagen Rentmeesters, namens G. Schimmelpenninck
Zienswijze 2 – O.J. v.d. Linde
Zienswijze 3 – L. Visser
Zienswijze 4 – J. Boer
Zienswijze 5 – L. Boer
Zienswijze 6 – A. Ampt en P. den Boer
Zienswijze 7 – B.L.P. Nobel
Zienswijze 8 – M.N. Hage-Barendregt
Zienswijze 9 – Rombou BV, namens B. Ampt, M. Bouwman, heer en mevr. De Vos
Zienswijze 10 – Natuurmonumenten
Zienswijze 11 – Hoekschewaards Landschap
Zienswijze 12 – Fietsersbond
Zienswijze 13 – Adviesbureau ’t Witte Huis, namens J. en A.L. Swank
Zienswijze 14 – Adviesbureau ’t Witte Huis, namens H.J.J. Melissant
Zienswijze 15 – F. en M. Ampt
5
5
9
11
15
16
18
21
23
27
36
38
40
44
48
50
3
3.1
3.2
ADVIES COMMISSIE VOOR DE MILIEUEFFECTRAPPORTAGE
Ruimtelijke kwaliteit
Natuur
57
57
58
4
VERVOLGSTAPPEN
61
5
COLOFON
63
BIJLAGEN
1
2
Toelichting gekozen oplossing Goudswaard versus ‘buitenom-variant’
Rapportage Akoestisch onderzoek N217
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
-1-
1
INLEIDING
1.1
Ingebrachte zienswijzen
Conform de projectprocedure voor waterstaatswerken, op grond van artikel 5.5 e.v. Waterwet, heeft het
ontwerp-Projectplan Waterwet voor de dijkversterking Spui Oost, dat op 19 november 2013 door Dijkgraaf
en Heemraden is vastgesteld, van 2 december 2013 tot en met 13 januari 2014 ter inzage gelegen.
Naast het ontwerp-Projectplan Waterwet hebben in deze periode ook de volgende documenten ter inzage
gelegen:
Projectnota/MER behorende bij het ontwerp-Projectplan Waterwet
Ontwerpbeschikking Natuurbeschermingswet
Ontwerpbeschikking Wet algemene bepalingen omgevingswet, afwijken bestemmingsplan,
gemeente Korendijk
Ontwerpbeschikking Wet algemene bepalingen omgevingswet, activiteit bouwen, gemeente
Korendijk
Ontwerpbeschikking Wet algemene bepalingen omgevingswet, activiteit bouwen, gemeente
Oud-Beijerland.
Naar aanleiding van de ter inzage legging zijn 15 zienswijzen binnengekomen. Alle zienswijzen hebben
betrekking op het ontwerp-Projectplan Waterwet. De zienswijzen hebben geleid tot de volgende
aanpassingen in het Projectplan Waterwet:
•
Nadere toelichting op aanpassing van de aansluitingen van percelen op de provinciale weg
(traject Spuidijk landelijk Korendijk, sectie LK1).
•
Wijziging tekening BA7994-102-OVZ-001 (bijlage 2 bij Projectplan Waterwet). De aansluiting op
de niet bestaande sloot achter het perceel van Achterweg 8 is verwijderd.
•
Toevoeging compensatieplan EHS.
De wijze van verwerking van de zienswijzen brengt geen wijzigingen in de overige beschikkingen met zich
mee.
1.2
Advies Commissie voor de milieueffectrapportage
In het kader van de procedure voor milieueffectrapportage heeft de Commissie voor de
milieueffectrapportage op 23 januari 2014 advies uitgebracht over het MER, waarbij de ingebrachte
zienswijzen zijn betrokken in het advies. In het advies heeft de Commissie aangegeven, dat zij van oordeel
is dat in het MER alle essentiële informatie aanwezig is om het milieubelang voldoende te kunnen laten
meewegen in de besluitvorming.
1.3
Beantwoording
In deze Nota van Beantwoording zijn de zienswijzen opgenomen, al dan niet in samengevatte vorm.
Daarna is per zienswijze een reactie opgenomen en is aangegeven of en hoe de reactie heeft geleid tot
wijzigingen in het Projectplan.
Daarnaast wordt in deze nota een reactie gegeven op de aanbevelingen in het advies van de Commissie
voor de milieueffectrapportage.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
-3-
2
ZIENSWIJZEN, REACTIE EN VERWERKING
2.1
Zienswijze 1 – Verhagen Rentmeesters, namens G. Schimmelpenninck
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 10 januari 2014):
Verhagen Rentmeesters
namens G. Schimmelpenninck
Contactadres:
Postbus 1617
3260 BC Oud-Beijerland
2.1.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op een aantal aspecten van de voorgestelde wijze van dijkversterking voor
het dijktraject Spuidijk landelijk Korendijk (km 65,2-65,8).
1.1 Zicht, geluid, afwatering.
Ter hoogte van deze hectometerpalen bevindt zich aan de zuidzijde van de Provinciale weg de
boerderij, die in eigendom is bij de heer Schimmelpenninck. De impact van de voorgenomen
dijkverzwaring op de eigendommen van mijn principaal is aanzienlijk. Ter hoogte van de woningen
aan de Spuidijk 22/24 te Nieuw-Beijerland wordt het tracé van de weg een meter verhoogd, waardoor
het maaiveld van het wegdek vanuit de woonkamer ongeveer op ooghoogte ligt. Daarnaast zal als
gevolg van de verkanting en de hoogteligging van het wegdek de geluidsbelasting op de gevel
toenemen. Dit zal ook leiden tot een verhoging van het geluid aan de binnenzijde van de woningen.
Verder is onvoldoende duidelijk hoe de afwatering van het wegdek zal gaan plaatsvinden. Door de
afstroming in zuidelijke richting zal bij flinke regenval een groot deel van het hemelwater richting de
woningen stromen. De leefbaarheid in de woningen zal aanzienlijk achteruit gaan als gevolg van de
dijkversterking. Mijns inziens ligt het dan ook het meest voor de hand dat de Provincie/het
Waterschap de woningen aankoopt.
1.2 Ontsluiting percelen.
Ten behoeve van de ontsluiting van de agrarische percelen zijn er een viertal dammen, die uitwegen
op de Provinciale weg, N217. Door de verhoging van het wegdek van de N217 zal het voor de zware
landbouwvoertuigen lastiger zijn om binnen een kort tijdsbestek de weg op te draaien. Dit kan
verkeersgevaarlijke situaties opleveren. Het snelheidsverschil tussen een optrekkende zwaar
geladen trekker met aanhanger is aanzienlijk met het verkeer op de N217. De opstelplaatsen voor
het landbouwverkeer moeten ter hoogte van de vier dammen minimaal horizontaal zijn ten opzichte
van het nieuwe wegdek. De eventueel daartoe uit te voeren werkzaamheden dienen vooraf te
worden afgestemd met de gebruikers van de grond en ondergetekende.
1.3 Compensatie gronden.
Verder maak ik bezwaar tegen het ruimtebeslag, dat plaats zal moeten vinden in verband met de
aankoop van een strook grond aan de noordzijde van de eigendommen van mijn principaal. Zoals de
plannen nu voorliggen, zal circa een halve hectare goede landbouwgrond verloren gaan. Er zal
minimaal moeten worden gecompenseerd door kwalitatief minstens gelijke gronden.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
-5-
1.4 Kabels en leidingen.
Als laatste maak ik bezwaar tegen het verleggen van de leidingen, die nu nog in het dijktracé dan wel
de bermen van de huidige sloten lopen. In de voorliggende plannen worden de leidingen alle door de
landbouwgrond gelegd. Omdat elke leiding door agrarische grond een belemmering opwerpt voor de
eigenaar/pachter verzoek ik u voor een andere oplossing te zoeken. De ervaring leert dat leidingen
vaak te ondiep worden aangelegd, waardoor er problemen ontstaan met het herdraineren van
percelen. Het doen van een gestuurde boring zou wellicht een oplossing kunnen bieden, mits er
garanties worden afgegeven dat de leidingen op minimaal 3.00 meter diepte min maaiveld komen te
liggen. In de praktijk blijkt dat bij gestuurde boringen de leidingen nog wel eens anders liggen dan de
uitvoerders willen doen voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de recent aangelegde rioolpersleiding
door de eigendommen van de heer Schimmelpenninck. Deze lleiding is ook met een gestuurde boring
aangelegd, waarbij werd aangegeven dat die minimaal onder de drainagebuizen zou komen te
liggen, maar inmiddels is gebleken dat bij het herdraineren van een perceel de rioolpersleiding werd
geraakt. Er was hierbij weliswaar sprake van een beperkte calamiteit, maar u kunt zich voorstellen
dat bij gas- of elektraleidingen de gevolgen groter zullen zijn.
2.1.2
Reactie
Ad 1.1)
De verhoging van de berm tussen DWP 65,2 - DWP 65,8 is variabel. Ter hoogte van Spuidijk 22 en 24
wordt de berm met 0,55m verhoogd, namelijk van NAP + 0,80m naar NAP + 1,35m (bovenzijde talud
berm). Hiermee wijzigt het uitzicht vanuit de woningen aan de zijde van de dijk in beperkte mate.
De rand van de weg aan de zijde van de bebouwing komt 1m verder van de bebouwing af te liggen
vergeleken met de bestaande situatie. Het betreft hier een weg waar een maximum snelheid van 80
km/uur geldt. Volgens de Wet geluidhinder dienen de wijzigingen aan de wegvakken te worden getoetst
aan de regelgeving en de grenswaarden van deze wet. Daarom is globaal akoestisch onderzoek
uitgevoerd. Doel van het onderzoek is te bepalen of sprake is van “reconstructie” zoals omschreven in de
Wet geluidhinder. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat bij geen van de onderzochte
geluidgevoelige objecten (Spuidijk 22 tot en met 32) de geluidbelastingen met 2 dB of meer toeneemt.
Volgens de definitie zoals opgenomen in de Wet geluidhinder is hier geen sprake van reconstructie. Er is
derhalve geen noodzaak om aanvullend onderzoek te doen. Voor de panden Spuidijk 22 en 24 daalt de
geluidsbelasting licht.
Wat betreft de afwatering stroomt in de bestaande situatie één rijstrook en de invoegstrook af in de richting
van de bebouwing. In de toekomstige situatie stroomt het regenwater dat op de gehele weg en op de
invoegstrook valt af richting de bebouwing. De verhoogde afstroom wordt opgevangen door een drainage
(grindkoffer) die wordt aangebracht aan de bovenzijde van het talud van de berm. De effecten op de
leefbaarheid van Spuidijk 22 en 24 zijn hiermee beperkt en leiden niet tot aanpassing van het Projectplan
Waterwet. Het opkopen van woningen past in algemene zin niet in het beleid van Waterschap Hollandse
Delta. Vanwege de beperkte effecten van de dijkversterking ziet het waterschap daar ook geen reden toe.
Ad 1.2)
In de huidige situatie is sprake van een licht talud in de in- / uitritten op de N217. Door de verhoging van
de berm en hiermee de verhoging van de N217 zullen deze in- / uitritten worden aangepast zodanig dat
een acceptabel talud ontstaat. De kenmerken van de in- / uitritten zijn:
Maximale helling van 1:10
Overbruggen beperkt hoogteverschil tussen erf en provinciale weg (maximaal ca. 1m)
Realisatie in- / uitrit passend binnen huidige situatie
5 februari 2014, versie 2.0
-6-
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Op het niveau van de N217 zal aan de zijde van de bebouwing / landbouwpercelen een
berm komen van ruim 4,5m breed die gebruikt kan worden als opstelstrook
Verbeterd zicht ten opzichte van de huidige situatie doordat de bomen langs de provinciale
weg worden verwijderd in het kader van de dijkversterking.
De uitvoerend aannemer van Waterschap Hollandse Delta zal in overleg met de eigenaar van de
agrarische percelen / woningen de in- / uitritten nader detailleren. De eigenaar zal hierover tijdig worden
benaderd door de aannemer.
Ad 1.3)
In beginsel zal Waterschap Hollandse Delta geen grond met grond compenseren aangezien het
waterschap geen gronden tot haar beschikking heeft die als ruilgrond kunnen worden aangeboden. De
procedure grondverwerving is als volgt:
Algemeen
Op basis van de grondplantekeningen zal de onafhankelijke taxateur, samen met de omgevingsmanager
van het waterschap, namens het waterschap het minnelijke traject voor de benodigde gronden starten en
de eerste oriënterende gesprekken voeren. Het minnelijk traject ten aanzien van onroerende zaken houdt
in: gebruik van de gronden/vestiging van een zakelijk recht.
Minnelijk traject ten aanzien van onroerende zaken: schadeloosstelling/grondaankoop
Het waterschap streeft er naar om voor gronden waarop de primaire waterkering is geprojecteerd het
gebruik te regelen. Het waterschap wil in eerste instantie voor wat betreft de toegang tot de gronden met
de eigenaar tot overeenstemming komen (hetgeen wordt vastgelegd in een akkoordverklaring).
Het kan voorkomen dat in het kader van de dijkversterking voorzieningen worden aangebracht, waardoor
de eigenaar van het perceel in het gebruik van zijn perceel wordt beperkt. In een dergelijke situatie is het
beleid van het waterschap om in onderling overleg met de eigenaar tot overeenstemming te komen om de
gronden te verwerven.
Na wederzijdse instemming is er dan sprake van een overeenkomst, waarbij of sprake is van een
schadeloosstelling of verwerving van het eigendom.
Onteigening van onroerende zaken (gronden)
Uiteindelijk kan bij het uitblijven van overeenstemming de onteigeningsprocedure worden gestart op grond
van de Onteigeningswet en de Waterwet.
Ad 1.4)
Uitgangspunt is dat kabels en leidingen in de kernzone en de beschermingszone van de dijk in het
buitengebied moeten worden verwijderd volgens beleid van het waterschap; uitzondering hierop vormen
directe huisaansluitingen. Deze zonering wordt gewijzigd vanwege de dijkversterking. Het uitgangspunt is
dat de zonering net zoveel opschuift als de dijk (incl. sloot) door de versterking opschuift. De trajecten voor
de kabels en leidingen komen buiten deze nieuwe zonering te liggen.
Deze kabels en leidingen worden verlegd naar een kabel- en leidingenstrook (K&L-strook) buiten de
toekomstige kern- en beschermingszone van de dijk. Waterschap Hollandse Delta en de netbeheerders
bepalen gezamenlijk het uiteindelijke tracé, waarbij ook de betreffende grondeigenaren worden betrokken.
Tijdens de ontwerpfase is gekozen voor het economisch en ruimtelijk meest gunstige tracé waar
vergunning voor aangevraagd kan worden. Een aantal kabels en leidingen heeft geen functie (meer), deze
worden verwijderd.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
-7-
De aannemer coördineert de verlegging die de beheerder van de kabels en leidingen in overleg met de
eigenaar dient te laten uitvoeren. Om de overlast tot een minimum te beperken, zal het waterschap
wanneer daar zoals in dit geval aanleiding voor is, zich inzetten om de verlegging middels een gestuurde
boring uitgevoerd te krijgen. Mits dit technisch uitvoerbaar is. De drain wordt met deze oplossing
onderlangs gekruist met een minimale afstand van 1,50 m tussen drain en boring. De kosten van
verlegging worden verdeeld tussen de beheerders van de kabels en leidingen en het waterschap.
Nadeelcompensatieregeling t.a.v. verleggen van kabels en leidingen
Waterschap Hollandse Delta heeft een nadeelcompensatieregeling ten aanzien van het verleggen van
kabels en leidingen: de "Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten
waterstaatswerken
waterschap
Hollandse
Delta
2007"
van
september
2007.
Deze
nadeelcompensatieregeling is geënt op de nadeelcompensatieregeling van Rijkswaterstaat NKL 1999.
Naast de nadeelcompensatieregeling heeft het waterschap ook een uitvoeringsprotocol kabels en
leidingen. Dit uitvoeringsprotocol, welke ook wordt toegepast door Rijkswaterstaat, is op de
nadeelcompensatieregeling van het waterschap van toepassing verklaard. Wanneer kabels en leidingen
verlegd moeten worden als gevolg van een besluit van het waterschap wordt op basis van de
"Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen" de hoogte van een eventuele
schadevergoeding bepaald. Het protocol is bij kabels en leidingbeheerders bekend. Daarnaast zijn ook de
Telecomwet en het bijbehorende Uitvoeringsprotocol van toepassing.
Eventuele waardevermindering van percelen ten gevolge van verleggen van kabels en leidingen zullen
door een onafhankelijke taxateur worden meegenomen. Ook gewasschade en schade aan bijvoorbeeld
drainage worden in de schadeloosstelling meegenomen. In het eerste kwartaal van 2014 zullen alle
grondeigenaren en pachters van de benodigde gronden worden bezocht door de taxateur en start het
traject tot verkrijgen van akkoord op gebruik van de grond of verwerving en het komen tot
overeenstemming over de eventuele schadeloosstelling. Verzoeken om nadeelcompensatie in het kader
van de dijkversterking kunnen op grond van artikel 7.14 Waterwet worden ingediend volgens de
procedureregels gesteld in de “Verordening nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta” (Zie
hoofdstuk 7.5 van het Projectplan Waterwet).
2.1.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van de tekeningen behorende bij het projectplan. Wel is
een toelichting opgenomen over de inrichting van de aansluitingen van in- en uitritten.
5 februari 2014, versie 2.0
-8-
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
2.2
Zienswijze 2 – O.J. v.d. Linde
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 3 januari 2014)
O.J. v.d. Linde
Spuidijk 9
3264 LC Nieuw-Beijerland
2.2.1
Zienswijze
De zienswijze betreft het dijktraject Spuidijk in de bebouwde kom van Nieuw-Beijerland.
2.1 Schade aan de woning
Wij vrezen voor de onherstelbare schade aan onze woning (Spuidijk 9, 3264 LC Nieuw-Beijerland), die de
werkzaamheden zullen veroorzaken.
2.2.2
Reactie
Ad 2.1)
De woning aan het adres Spuidijk 9 is opgenomen in het monitoringsplan waarbij geruime tijd vóór de
uitvoering periodiek de nulsituatie van de woningen wordt ingemeten met behulp van meetpunten op de
gevels. Bovendien wordt kort voor de start van de uitvoering een bouwkundige opname van de woning
gedaan. Hierdoor valt bij eventuele schade aan te tonen dat deze er vòòr de werkzaamheden niet was.
Wanneer er schade door de uitvoering van de dijkversterking mocht ontstaan, kunt u gebruik maken van
de schaderegeling van de aannemer (de zogenaamde CAR-verzekering, zie hierna).
Het beheersen van de risico’s op schade tijdens de uitvoering is door waterschap Hollandse Delta
contractueel vastgelegd met de aannemer. In de voorbereiding van de uitvoering is bovendien onderzoek
gedaan naar de uitvoerbaarheid van de maatregel met trillingsarme methoden. Gebleken is dat
verschillende trillingsarme methoden toepasbaar zijn en de grondopbouw de mogelijkheid biedt om
damwanden trillingsarm te drukken. In het kader van preventie worden voor de start van de uitvoering
onafhankelijke nulmetingen uitgevoerd aan woningen en objecten op of in de nabijheid van het tracé.
Waterschap Hollandse Delta houdt er rekening mee dat de uitvoering van de maatregel kan leiden tot
schade, zoals zettingsschade of scheurvorming aan panden. Waterschap Hollandse Delta rekent het tot
zijn verantwoordelijkheid om waar mogelijk schadevoorkomend of als het niet anders kan schade
beperkend het project uit te voeren.
Om te kunnen vaststellen of de schade het gevolg is van de uitvoeringswerkzaamheden voor de
dijkversterking wordt er vóór de uitvoering van het werk, met toestemming van de rechthebbenden, door
een schadedeskundige bouwkundige vooropnames gemaakt van risicovolle panden (binnen de
invloedssfeer van de dijkversterking). Zo nodig worden meetbouten geplaatst.
Indien de rechthebbenden op een pand geen toestemming geven voor een bouwkundige opname en het
plaatsen van meetbouten, dan ligt het ook op diens weg om buiten twijfel aan te tonen dat waterschap
Hollandse Delta aansprakelijk is voor eventueel door die betrokkene naar voren gebrachte schade. De
kosten die zijn verbonden aan het vergaren van het bewijs worden overigens niet vergoed.
Bij de selectie van de aannemer, die de uitvoering gaat doen, wordt die partij geselecteerd die het beste
scoort op de combinatie van kwalitatieve en financiële criteria. Aannemers wordt expliciet gevraagd in hun
aanbieding aan te geven hoe zij aan beide invulling geven. Het waterschap kijkt dus niet alleen naar de
prijs. Bij de kwalitatieve aspecten gaat het om het beheersen van de belangrijkste risico’s van het project,
o.a. schade aan panden, bereikbaarheid van bedrijven/woningen, verkeershinder. Hoe beter een
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
-9-
aannemer deze risico’s kan beperken (lees voorkomen!), hoe meer een aannemer kans maakt om
geselecteerd te worden.
Hierop wordt ook door het waterschap toegezien tijdens de uitvoering van het project. In eerste instantie
zal de aannemer (opdrachtnemer) middels het gesloten contract eraan worden gehouden dat deze
kwalitatieve criteria ook daadwerkelijk worden opgevolgd. De verantwoordelijkheid van het waterschap
(opdrachtgever) tijdens de uitvoering wordt hiermee gedelegeerd naar de aannemer (opdrachtnemer),
omdat de aannemer directe invloed heeft op de wijze van uitvoering. Om aan de verantwoordelijkheid van
opdrachtgever invulling te geven zal van de aannemer geëist worden dat deze een adequate CARverzekering afsluit, met het waterschap als opdrachtgever als meeverzekerde. Mochten er zich tijdens de
uitvoering onvoorziene omstandigheden voordoen, dan kan hierop aanspraak worden gemaakt door
belanghebbenden.
Conclusie is dat indien er schade ontstaat de aannemer (opdrachtnemer) het eerste aanspreekpunt is en
verantwoordelijk is voor de afhandeling van de schade. Juist doordat het waterschap een CAR-verzekering
voorschrijft is er voldoende garantie dat eventuele claims adequaat worden behandeld. Indien de
aannemer telefonisch of anderszins niet te bereiken is, kan contact worden opgenomen met het
waterschap. Het waterschap gaat er vanuit dat eventuele schade herstelbaar is.
2.2.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
5 februari 2014, versie 2.0
- 10 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
2.3
Zienswijze 3 – L. Visser
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 7 januari 2014)
L. Visser
Spuidijk 22
3264 LD Nieuw-Beijerland.
2.3.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op een aantal aspecten van de voorgestelde wijze van dijkversterking voor
het dijktraject Spuidijk landelijk Korendijk (km 65,2-65,5).
3.1 In- en uitrit.
Door het sterk toenemende hoogteverschil ten opzichte van de woning zal in- en uitrijden met voertuigen
in hoge mate worden bemoeilijkt, zo niet volledig onmogelijk worden zonder bijzondere maatregelen in de
plannen op te nemen. Bereikbaarheid is een punt van zorg; op geen enkele wijze is in de plannen hierin
kennelijk voorzien.
3.2 Parkeerplaats.
In tegenstelling tot hetgeen in de stukken naar voren komt als zouden langs het traject geen
parkeerplaatsen bestaan is er voor onze woning en voor die van de aangrenzende woning
parkeergelegenheid voor tenminste 4 voertuigen. Bij doorvoering van de plannen tot ophoging van de
verkeersweg zullen deze hetzij volledig vervallen dan wel volledig onbruikbaar zijn.
3.3 Bereikbaarheid te voet.
Niet alleen de bereikbaarheid per voertuig wordt ernstig geweld aangedaan, ook de bereikbaarheid te voet
en met name de toegang tot de voordeur van mijn woning zal hier in ernstige mate onder lijden.
3.4 Afwatering.
Aangezien er tussen de verkeersweg en de woning geen afwateringsmogelijkheden zijn zal wateroverlast
van het van de verkeersweg afstromende water grote problemen geven.
3.5 Uitzicht woning.
Het uitzicht vanuit de woning betreft nu de verkeersweg, een fietspad en de dijk in de huidige proportie.
Verhoging van de verkeersweg zal tot gevolg hebben dat het uitzicht uitsluitend wordt gevormd door het
talud van de verkeersweg. Dit beïnvloedt uiteraard het woongenot in ernstige mate.
3.6 Schade woning.
Nog te bezien valt of werkzaamheden m.b.t. verhoging van de verkeersweg invloed zal hebben op de
staat van onze woning. Vooralsnog ga ik ervan uit dat werkzaamheden met groot materieel schade kan
opleveren aan de gehele woning.
2.3.2
Reactie
Ad 3.1)
Voor de reactie wordt verwezen naar het antwoord bij zienswijze 1, ad 1.2.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 11 -
Ad 3.2)
Op de tekening bij het Projectplan Waterwet (BA7994-102-OVZ-007) is een invoegstrook ter hoogte van
Spuidijk 22 en 24 weergeven ter vervanging van de huidige invoegstrook. Deze komt direct naast de weg
te liggen, vergelijkbaar met de huidige situatie.
Ad 3.3)
De toegang per voet tot Spuidijk 22 en 24 wordt in de nieuwe situatie teruggebracht. Vanaf de woningen
wordt de toegang verlengd naar de nieuwe berm (met invoegstrook).
In goed overleg met de eigenaar zal de uitvoerend aannemer van Waterschap Hollandse Delta de toegang
nader vormgeven en detailleren. De aannemer zal de eigenaar hiervoor tijdig benaderen.
Ad 3.4)
Voor de reactie wordt verwezen naar het antwoord bij zienswijze 1, ad 1.1. (onderdeel afwatering).
Ad 3.5)
Voor de versterking van de dijk ter hoogte van Spuidijk 22 en 24 zijn tijdens de planstudie verschillende
varianten afgewogen. De effecten op de bebouwing langs de provinciale weg zijn meegenomen in de
afweging.
In het MER zijn twee varianten gepresenteerd. Een variant met een binnenberm en een variant met een
combinatie van een binnenberm en een zogenaamde kleikist in het buitendijkse voorland. Hoewel de
binnenberm bij de laatste variant iets korter kan zijn, bleek bij nadere beschouwing dat de kleikist in het
voorland technisch niet voldoet. Het risico dat de functie van de kleikist wordt aangetast door erosie van
het toch al smalle voorland wordt te groot geacht, zeker onder omstandigheden met zeer hoge
waterstanden waarbij die functie juist in stand moet blijven. Het waterschap heeft daarom gekozen voor de
variant met alleen een binnenberm.
Na deze keuze heeft het waterschap het ontwerp van de binnenberm verder uitgewerkt. Om de nadelige
effecten van de dijkversterking te beperken is de verhoging van de berm van de dijk en daarmee de
verhoging van de N217 zo beperkt mogelijk gehouden. Uiteraard wel zonder daarbij de veiligheid van de
dijk in het geding te stellen. Tevens is de N217 zover mogelijk van de bebouwing af gelegd, juist ook om
de hinder van het verkeer voor de woningen langs de provinciale weg zoveel mogelijk te beperken.
Het neemt niet weg dat het uitzicht vanuit de woningen Spuidijk 22 en 24 zal wijzigen. Het waterschap is
van mening dat de verhoging van de berm beperkt blijft. Zoals aangegeven bij de reactie op zienswijze 1,
onder ad 1.1, blijft de verhoging van de berm ter hoogte van Spuidijk 22 en 24 beperkt tot 0,55 m.
het woongenot de waarde van de woning zal dalen,
Indien de heer Visser stelt dat door vermindering van h
kan een verzoek tot nadeelcompensatie worden ingediend op grond van de “Verordening
nadeelcompensatie Hollandse Delta”. Aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een
taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt op zijn verzoek door
het betrokken bestuursorgaan (bijvoorbeeld het waterschap) een vergoeding toegekend, voor zover de
schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet
of niet voldoende anderszins is verzekerd (artikel 7.14 Waterwet). Deze schadevergoeding wordt
aangeduid met de term "nadeelcompensatie". Schade ten gevolge van onteigening en uitvoeringsschade
worden niet gerekend tot nadeelcompensatie.
De Verenigde Vergadering van Waterschap Hollandse Delta heeft in 2008 de "Verordening
nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta" vastgesteld. Deze verordening voorziet in een met
waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie. Verzoeken
om nadeelcompensatie in het kader van de dijkversterking kunnen op grond van artikel 7.14 Waterwet
5 februari 2014, versie 2.0
- 12 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
worden ingediend, volgens de procedureregels gesteld in de “Verordening nadeelcompensatie waterschap
Hollandse Delta”.
In geval de aanvraag samenhangt met het Projectplan geldt voor de termijn van indiening dat de aanvraag
niet eerder kan worden ingediend dan nadat Gedeputeerde Staten op grond van de Waterwet het plan
hebben goedgekeurd en het plan onherroepelijk is geworden.
Ad 3.6)
De woningen Spuidijk 22 en 24 zijn opgenomen in het monitoringsplan waarbij geruime tijd voor de
uitvoering periodiek de nulsituatie van de woningen worden ingemeten door meetpunten op de gevels.
Bovendien wordt kort voor de start van de uitvoering een bouwkundige opname van de woning gedaan.
Hierdoor valt bij eventuele schade aan te tonen dat deze er vòòr de werkzaamheden niet was.
Om de overlast van transport over de weg te beperken wordt de aannemer gestimuleerd om
bouwmaterialen en grond zoveel mogelijk via water aan te voeren.
Wanneer er desondanks toch schade door de uitvoering van de dijkversterking mocht ontstaan, kunt u
gebruik maken van de schaderegeling van de aannemer (de zogenaamde CAR-verzekering, zie hierna).
Het beheersen van de risico’s op schade tijdens de uitvoering is door waterschap Hollandse Delta
contractueel vastgelegd met de aannemer. In het kader van preventie worden voor de start van de
uitvoering onafhankelijke nulmetingen uitgevoerd aan woningen en objecten op of in de nabijheid van het
tracé. Waterschap Hollandse Delta houdt er rekening mee dat de uitvoering van de maatregel kan leiden
tot schade, zoals zettingsschade of scheurvorming aan panden. Waterschap Hollandse Delta rekent het
tot zijn verantwoordelijkheid om waar mogelijk schadevoorkomend of als het niet anders kan schade
beperkend het project uit te voeren.
Om te kunnen vaststellen of de schade het gevolg is van de uitvoeringswerkzaamheden voor de
dijkversterking wordt er vóór de uitvoering van het werk, met toestemming van de rechthebbenden, door
een schadedeskundige bouwkundige vooropnames gemaakt van risicovolle panden (binnen de
invloedssfeer van de dijkversterking). Zo nodig worden meetbouten geplaatst.
Indien de rechthebbenden op een pand geen toestemming geven voor een bouwkundige opname en het
plaatsen van meetbouten, dan ligt het ook op diens weg om buiten twijfel aan te tonen dat waterschap
Hollandse Delta aansprakelijk is voor eventueel door die betrokkene naar voren gebrachte schade. De
kosten die zijn verbonden aan het vergaren van het bewijs worden overigens niet vergoed.
Bij de selectie van de aannemer, die de uitvoering gaat doen, wordt die partij geselecteerd die het beste
scoort op de combinatie van kwalitatieve en financiële criteria. Aannemers worden expliciet gevraagd in
hun aanbieding aan te geven hoe zij aan beide invulling geven. Het waterschap kijkt dus niet alleen naar
de prijs. Bij de kwalitatieve aspecten gaat het om het beheersen van de belangrijkste risico’s van het
project, o.a. schade aan panden, bereikbaarheid van bedrijven/woningen, verkeershinder. Hoe beter een
aannemer deze risico’s kan beperken (lees voorkomen!), hoe meer een aannemer kans maakt om
geselecteerd te worden.
Hierop wordt ook door het waterschap toegezien tijdens de uitvoering van het project. In eerste instantie
zal de aannemer (opdrachtnemer) middels het gesloten contract eraan worden gehouden dat deze
kwalitatieve criteria ook daadwerkelijk worden opgevolgd. De verantwoordelijkheid van het waterschap
(opdrachtgever) tijdens de uitvoering wordt hiermee gedelegeerd naar de aannemer (opdrachtnemer),
omdat de aannemer directe invloed heeft op de wijze van uitvoering. Om aan de verantwoordelijkheid van
opdrachtgever invulling te geven zal van de aannemer geëist worden dat deze een adequate CARverzekering afsluit, met het waterschap als opdrachtgever als meeverzekerde. Mochten er zich tijdens de
uitvoering onvoorziene omstandigheden voordoen, dan kan hierop aanspraak worden gemaakt door
belanghebbenden.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 13 -
Conclusie is dat indien er schade ontstaat de aannemer (opdrachtnemer) het eerste aanspreekpunt is en
verantwoordelijk is voor de afhandeling van de schade. Juist doordat het waterschap een CAR-verzekering
voorschrijft is er voldoende garantie dat eventuele claims adequaat worden behandeld. Indien de
aannemer telefonisch of anderszins niet te bereiken is, kan contact worden opgenomen met het
waterschap.
2.3.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
5 februari 2014, versie 2.0
- 14 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
2.4
Zienswijze 4 – J. Boer
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 20 december 2013)
J. Boer
Spuidijk 20
3264 LD Nieuw-Beijerland
2.4.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op onbekendheid met de voorgestelde wijze van dijkversterking voor het
dijktraject Spuidijk landelijk Korendijk/N217.
4.1 Vraag om gesprek
"Hierbij teken ik bezwaar tegen u zienswijze betreft de dijkverzwaring tussen Spuidijk 20 3264LD en
richting Oud-Beijerland. Ik ben nog niet benaderd over u plannen betreft het geheel, en uw met het
projectplan kom ik niet verder, het onmogelijk om te kunnen zien wat er bij mij staat te gebeuren!
Daarom maak ik nu bezwaar tegen alle plannen betreft mijn gebied wat in uw plan zou kunnen staan!
2.4.2
Reactie
Ad 4.1)
In de zomer 2013 is gesproken met de rentmeester van de eigenaar over de dijkversterkingsplannen,
Rentmeesters).
rentmeester A.H. Doude van Troostwijk (Verhagen Rentmee
benaderd met een verzoek om informatie en uitleg
De heer J. Boer heeft in januari 2014 het Waterschap b
plannen. Op woensdag 8 januari 2014 heeft vervolgens een gesprek met een informerend karakter
plaatsgevonden tussen Waterschap Hollandse Delta en dhr. J. Boer. Eigenaar van de grond is dhr. G.
Rentmeesters. Waterschap Hollandse Delta zal met
Schimmelpenninck, vertegenwoordigd door Verhagen Rentm
de vertegenwoordiger van de eigenaar het grondverwervingstraject starten.
2.4.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 15 -
2.5
Zienswijze 5 – L. Boer
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 6 januari 2014)
L. Boer
Adres niet bekend.
2.5.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op een aantal aspecten van de voorgestelde wijze van dijkversterking voor
het dijktraject Spuidijk landelijk Korendijk/N217.
5.1
Uitritten.
De onduidelijkheid van de plannen en de gevolgen voor de uitritten van de betreffende woningen en
percelen is voor ons nog niet duidelijk genoeg om hiermee in te stemmen. Indien de N217 ongeveer
1meter omhoog gaat, worden de uitritten voor ons moeilijk te gebruiken gezien het zware landbouw
materiaal wat we tegenwoordig gebruiken. De N217 is nu al een drukke weg en moeilijk toegankelijk met
het landbouw materiaal maar wordt bij een verhoging nagenoeg ontoegankelijk en zouden er zeer
gevaarlijke verkeerssituaties kunnen ontstaan.
5.2
Leidingen.
Op de tekeningen die in Zuid Beijerland ingezien konden worden, was ook zichtbaar dat er door de
percelen achter de woningen leidingen worden aangelegd. Daar wij in de percelen drainage buizen
hebben liggen, is het voor ons niet acceptabel dat hier leidingen worden aangelegd.
2.5.2
Reactie
Ad 5.1)
Voor de reactie wordt verwezen naar het antwoord bij zienswijze 1, ad 1.2.
Ad 5.2)
De kabels en leidingen moeten op dit traject verlegd worden, omdat de sloot waar deze nu langs liggen in
binnendijkse richting opnieuw wordt gegraven.
Uitgangspunt is dat kabels en leidingen in de kernzone en de beschermingszone van de dijk in het
buitengebied moeten worden verwijderd volgens beleid van het waterschap; uitzondering hierop vormen
directe huisaansluitingen. Vanwege de dijkversterking wordt de zonering verschoven. Het kabels- en
leidingen tracé komt buiten deze nieuwe zonering te liggen.
De kabels en leidingen worden verlegd naar een kabel- en leidingenstrook (K&L-strook) buiten de kern- en
beschermingszone van de dijk. Waterschap Hollandse Delta en de netbeheerders bepalen gezamenlijk
het uiteindelijke tracé, waarbij ook de betreffende grondeigenaren worden betrokken. Tijdens de
ontwerpfase is gekozen voor het economisch en ruimtelijk meest gunstige tracé waar vergunning voor
aangevraagd kan worden. Een aantal kabels en leidingen heeft geen functie (meer), deze worden
verwijderd.
De aannemer coördineert de verlegging die de beheerder van de kabels en leidingen in overleg met de
eigenaar dient te uit te laten voeren. Om de overlast tot een minimum te beperken, zal het waterschap
wanneer daar zoals in dit geval aanleiding voor is, zich inzetten om de verlegging middels een gestuurde
boring uitgevoerd te krijgen. Mits dit technisch uitvoerbaar is. De drain wordt met deze oplossing
onderlangs gekruist met een minimale afstand van 1,50 m tussen drain en boring.
5 februari 2014, versie 2.0
- 16 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
2.5.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
Wel zijn er wijzigingen in de positie van de kabel- en leidingenstrook (K&L-strook) op aangeven van het
waterschap doorgevoerd. Hiermee anticipeert het Waterschap op de nieuwe ligging van de kernzone en
de beschermingszone van de versterkte dijk.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 17 -
2.6
Zienswijze 6 – A. Ampt en P. den Boer
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 16 december 2013)
A. Ampt
P. den Boer
Veerdijk 1
3267 AX Goudswaard
2.6.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op een aantal aspecten van de voorgestelde wijze van dijkversterking voor
het dijktraject Molendijk-Westdijk in de bebouwde kom van Goudswaard.
6.1 Verzoek tot inzage kosten varianten in Goudswaard: VKA en buitenom?
Wij hebben geconstateerd dat de dijkverhoging het traject volgt via de Molendijk/Westdijk en niet het
traject van achterliggende dijk van de Leenheerenpolder. Wij hebben begrepen dat deze oplossing
kostenbesparender is dan de achterliggende dijk te verhogen met sluis bij haven aan te brengen. Wij
verbazen ons over deze oplossing en kunnen niet geloven dat dit de juiste oplossing is en
kostenbesparend? Kunnen wij inzage krijgen in beide begrotingen, oplossing welke nu gekozen is/tegen
de oplossing van achterdijk met sluis in haven? Wij zijn zeer benieuwd hoe deze berekening tot stand
gekomen is.
6.2 Op lange termijn VKA niet kostenbesparend
Daarnaast is het voor ons een gegeven als er voor de achterliggende dijk gekozen wordt, wij aan de
Veerdijk/Havenkade ook droge voeten houden, dit is nu zeker niet het geval. Ook op de lange termijn blijft
de oplossing van verhoging van de achterliggende dijk niet kostenbesparend in onze ogen.
6.3 Voorstander buiten (brief aan GS feb. 2010)
Daarnaast vinden wij het droevig dat er niets gedaan is met de brief welke gestuurd is aan College van
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ondertekend door ons en diverse andere inwoners van
Goudswaard, deze brief gedateerd van februari 2010. Deze brief was duidelijk gesteld dat er veel
voorstanders zijn voor verhoging van achterliggende dijk met sluis.
6.4 Bereikbaarheid Gasterij tijdens uitvoering
Verder willen wij middels dit schrijven nogmaals aangeven dat wij een Gasterij hebben op locatie, dit
uiteraard tijdens werkzaamheden bereikbaar blijven
hebben wij ook aangegeven aan Mw. Schut. Wij willen u
zodat wij niet te maken krijgen met stagnatie binnen onze werkzaamheden.
2.6.2
Reactie
Ad 6.1)
Insprekers geven aan meer inzicht in de kosten te willen krijgen van de gekozen oplossing. Ook willen zij
graag deze kosten kunnen vergelijken met de buitendijkse variant. Deze vergelijking is beschreven in
bijlage 4 bij het D&H-besluit dat tegelijkertijd met het ontwerp-Projectplan Waterwet ter inzage heeft
gelegen. Deze bijlage is opnieuw in deze Nota van Beantwoording bijgevoegd (zie bijlage 1). In deze
bijlage wordt duidelijk dat de directe bouwkosten van de zogeheten ‘buitenom variant’ 5,1 miljoen hoger
zijn dan de bouwkosten van de gekozen oplossing. Dit heeft ertoe geleid dat de ‘buiten-om-variant’ is
afgevallen.
5 februari 2014, versie 2.0
- 18 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Ad 6.2)
Het waterschap onderkent de constatering dat de woningen aan de Veerdijk/Havenkade binnendijks
zouden komen te liggen indien de waterkering om de woningen heen gelegd zou worden. Wat betreft de
kosten van een dergelijke oplossing zie ad 6.1.
Ad 6.3)
Aangenomen wordt dat met deze brief gedoeld wordt op de inspraakreactie op de Startnotitie. De door
een aantal bewoners van Goudswaard gewenste ‘buiten-om-variant’ is niet de variant waarvoor in het
Projectplan is gekozen. De argumenten en belangen die bij de keuze voor de huidige variant zijn
afgewogen zijn uiteengezet in bijlage 1 bij deze Nota van Beantwoording.
Ad 6.4)
Bereikbaarheid
Uitvoering van de werken leidt tot beperkingen in de bereikbaarheid. Het waterschap streeft ernaar om de
overlast tijdens de werkzaamheden zo beperkt mogelijk te houden; bijvoorbeeld door de periode waarover
een weg moet worden opgebroken te minimaliseren. Met de wegbeheerders in het gebied (gemeente
Korendijk en Oud-Beijerland, provincie Zuid-Holland en waterschap Hollandse Delta) worden hierover
afspraken gemaakt (bijv. omleidingsroutes, alternatieve routes). Deze afspraken worden vastgelegd in een
verkeersplan. Dit plan stelt de aannemer op. Waterschap Hollandse Delta inventariseert voordat het
contract met de aannemer wordt gesloten welke uitgangspunten en randvoorwaarden de wegbeheerders
stellen aan dit verkeersplan.
De aannemer overlegt voor de start van de werkzaamheden een werkplan aan het waterschap. Dit
werkplan gaat in op het beperken van hinder voor de omgeving en het borgen van de veiligheid voor de
omgeving en de uitvoerende instantie(s). Eén van de aspecten die aan bod moeten komen, is welke
aanpak wordt gekozen voor tijdelijke afsluitingen of afscherming van (weg)gedeeltes.
De omgeving wordt vóór de uitvoering door het waterschap geïnformeerd over hoe en wanneer de
werkzaamheden plaatsvinden en hoe een woning en/of bedrijf tijdens de bouwwerkzaamheden bereikbaar
is. Voor specifieke knelpunten wordt in goed overleg met de eigenaar/bewoner/ gebruiker een passende
oplossing gezocht. Indien verminderde bereikbaarheid leidt tot schade, is de nadeelcompensatieregeling
van het waterschap van toepassing ("Verordening nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta", zie
hierna).
Financieel nadeel
Aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van
het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan
(bijvoorbeeld het waterschap) een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet
geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is
verzekerd (artikel 7.14 Waterwet). Deze schadevergoeding wordt aangeduid met de term
"nadeelcompensatie". Schade ten gevolge van onteigening en uitvoeringsschade worden niet gerekend tot
nadeelcompensatie. Inkomensderving t.g.v. verminderde bereikbaarheid tijdens de bouwwerkzaamheden
valt hier wel onder.
De Verenigde Vergadering van Waterschap Hollandse Delta heeft in 2008 de "Verordening
nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta" vastgesteld. Deze verordening voorziet in een met
waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie. Verzoeken
om nadeelcompensatie in het kader van de dijkversterking kunnen op grond van artikel 7.14 Waterwet
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 19 -
worden ingediend, volgens de procedureregels gesteld in de “Verordening nadeelcompensatie waterschap
Hollandse Delta”.
In geval de aanvraag samenhangt met het Projectplan geldt voor de termijn van indiening dat de aanvraag
niet eerder kan worden ingediend dan nadat Gedeputeerde Staten op grond van de Waterwet het plan
hebben goedgekeurd en het plan onherroepelijk is geworden.
2.6.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
5 februari 2014, versie 2.0
- 20 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
2.7
Zienswijze 7 – B.L.P. Nobel
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 8 januari 2014)
Tankstation Ben Nobel VOF
B.L.P. Nobel
Buitenom 1-3
3264 Nieuw-Beijerland
2.7.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op de bereikbaarheid tijdens de dijkversterking voor het dijktraject NieuwBeijerland Spuidijk/N217.
7.1 Inkomstenderving door onbereikbaarheid bedrijf tijdens uitvoering.
Naar ik begrepen heb zal ik gedurende een periode van bijna een jaar geheel dan wel slechts gedeeltelijk
onbereikbaar zijn voor automobilisten waardoor mijn inkomsten, gedurende de uitvoering van alle
werkzaamheden maar ook daarna ten gevolge van een zogenaamd na-ijleffect, geheel dan wel
gedeeltelijk zullen wegvallen en ik ernstige schade zal lijden. Dit betreft zowel gederfde inkomsten van de
verkoop van motorbrandstoffen als van de bijbehorende shopverkopen en autowasactiviteiten.
Doordat ik geheel afhankelijk ben van de passantenstroom, verzoek ik dringend om de werkzaamheden zo
min mogelijk overlast te laten geven voor mijn station en voor een goede wegbewijzering te zorgen
alsmede aanduidingen als 'tankstation weer bereikbaar vanaf...' etc.
7.2 Verzoek tot strakke planning uitvoering.
Tevens verzoek ik om een strakke planning van de uitvoeringswerkzaamheden opdat de schade voor mijn
tankstation zo beperkt mogelijk zal zijn in tijd en schade. Langdurig uitlopen van de geplande
uitvoeringstermijn zal hopelijk niet gebeuren vanwege de extra schade en overlast en de extra moeite die
het dan zal kosten mijn klanten weer terug te krijgen.
7.3 Verzoek tot gesprek met waterschap.
Tot op heden heb ik nog niemand van het waterschap daarover gesproken. Een overleg op korte termijn is
daarom zeer wenselijk.
7.4 Schadeloosstelling.
Ik zal het waterschap nog apart voor de door mij te lijden en geleden schade aansprakelijk stellen, maar
wil ook nu al aandringen op een verzoek tol tegemoetkoming in de schade door een mogelijk voorschot
door het waterschap.
2.7.2
Reactie
Ad 7.1) en ad 7.2)
Ten aanzien van bereikbaarheid, inkomensderving en nadeelcompensatie, zie de reactie bij zienswijze 6,
ad 6.4.
Ad 7.3)
Waterschap Hollandse Delta zal op korte termijn contact opnemen met dhr. Nobel om een afspraak te
maken voor een gesprek.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 21 -
Ad 7.4)
Het uitkeren van een voorschot op eventuele te lijden schades zoals inspreker wenst, is niet mogelijk (zie
ook de reactie bij zienswijze 6 ad 6.4 en 7.1.
2.7.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
5 februari 2014, versie 2.0
- 22 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
2.8
Zienswijze 8 – M.N. Hage-Barendregt
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 7 januari 2014)
mevrouw. M.N. Hage-Barendregt
Achterweg 8
3267 LG Goudswaard
2.8.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op een aantal aspecten van de voorgestelde wijze van dijkversterking voor
het dijktraject Westdijk.
8.1 Doortrekken sloot
Er wordt een sloot doorgetrokken naar een andere sloot. Deze andere sloot bestaat niet; dit is nog steeds
niet gewijzigd op de tekeningen.
8.2 Planschade
Hoe is de afwikkeling van planschade?! Hoe is geregeld dat we bijtijds weten of we nog kunnen inzaaien?
8.3 Ligging kabels
De kabels liggen nu in de dijk; deze komen in onze landbouwgrond te liggen.( Is hiervoor geen andere
oplossing?) Hierdoor worden wij belemmerd in onze bedrijfsvoering.
8.4 Grondaankoop
De grondaankoop is niet rond. Hoe gaat dat en is er sprake van compensatie in grond of geld?
8.5 Pachten
Er liggen nog steeds onbeantwoorde vragen over het pachten (Fortis).
8.6 Aanvoer grond
Hoe gaat bij de uitvoering de aanvoer van grond? Blijven wij bereikbaar? E.v.t schade aan monument
boerderij door vrachtverkeer?
8.7 Vervoer tijdens oogsttijd
Als we gaan oogsten, is er dan een vervoersprobleem voor ons?
8.8 Doorkruizen drainage
Onze drainage wordt doorkruist. Hoe gaat de aannemer dat regelen? Wie is verantwoordelijk voor de
kosten?
8.9 Herstel grasweide
Onze grasweide met trekpaarden wordt afgebroken. Hoe en wie gaat dat herstellen?
8.10 Ontwerp ander kant dijk
Wij vinden het nog steeds onbegrijpelijk dat er niet vanuit de andere kant van de dijk wordt gewerkt.
Dit zal veel geld en ergernis voorkomen in dit maatschappelijk belang.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 23 -
2.8.2
Reactie
Ad 8.1)
De betreffende tekening is aangepast. De betreffende sloot waarop werd aangesloten in het ontwerpProjectplan bestaat niet. Het wijzigen van de tekening betreffende deze sloot heeft geen invloed op de
werkzaamheden zoals staan beschreven in het projectplan.
Ad 8.2)
Fasering werkzaamheden
De aannemer overlegt voor de start van de werkzaamheden een werkplan aan het waterschap. Één van
de aspecten die aan bod komt is de fasering van de werkzaamheden.
Voor specifieke knelpunten wordt in goed overleg met de eigenaar/bewoner/gebruiker een passende
oplossing gezocht. De mogelijkheid bestaat dat mw. Hage-Barendrecht het zaaiplan zal moeten
aanpassen gezien de fasering van de werkzaamheden. In dat geval is de nadeelcompensatie-regeling van
toepassing (de"Verordening nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta", zie hierna).
Financieel nadeel
Aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van
het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan
(bijvoorbeeld het waterschap) een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet
geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is
verzekerd (artikel 7.14 Waterwet). Deze schadevergoeding wordt aangeduid met de term
"nadeelcompensatie". Schade ten gevolge van onteigening en uitvoeringsschade worden niet gerekend tot
nadeelcompensatie.
De Verenigde Vergadering van Waterschap Hollandse Delta heeft in 2008 de "Verordening
nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta" vastgesteld. Deze verordening voorziet in een met
waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie. Verzoeken
om nadeelcompensatie in het kader van de dijkversterking kunnen op grond van artikel 7.14 Waterwet
worden ingediend, volgens de procedureregels gesteld in de “Verordening nadeelcompensatie waterschap
Hollandse Delta”.
In geval de aanvraag samenhangt met het Projectplan geldt voor de termijn van indiening dat de aanvraag
niet eerder kan worden ingediend dan nadat Gedeputeerde Staten op grond van de Waterwet het plan
hebben goedgekeurd en het plan onherroepelijk is geworden.
Ad 8.3)
Voor reactie met betrekking tot kabels en leidingen zie de reactie bij zienswijze 1, ad 1.4
Ad 8.4)
Voor reactie met betrekking tot de grondverwervingsprocedure zie het gestelde bij zienswijze 1, onder ad
1.3. Overigens is de procedure m.b.t. gebruik van gronden van derden t.b.v. de dijkversterking ook in een
persoonlijk gesprek op 26 juni 2013 toegelicht.
Ad 8.5)
De familie Hage pacht gronden van Fortis/ASR. Met Fortis/ASR
is contact geweest en is aangegeven welk
Fort
g. Met de familie Hage zal, in haar rol als
ruimtebeslag benodigd is voor de aanstaande dijkversterking.
pachter, begin 2014 een gesprek ingepland worden.
5 februari 2014, versie 2.0
- 24 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Voor de reactie met betrekking tot de grondverwervingsprocedure wordt verwezen naar het gestelde ad
1.3.
Ad 8.6)
Voor reactie ten aanzien van bereikbaarheid en zie de reactie bij zienswijze 6, ad 6.4.
Eventuele schade aan woningen
Kort voor de start van de uitvoering wordt een bouwkundige opname van de woning gedaan. Hierdoor valt
bij eventuele schade aan te tonen dat deze er vòòr de werkzaamheden niet was.
Wanneer er schade door de uitvoering van de dijkversterking mocht ontstaan, kunt u gebruik maken van
de schaderegeling van de aannemer (de zogenaamde CAR-verzekering, zie hierna).
Het beheersen van de risico’s op schade tijdens de uitvoering is door waterschap Hollandse Delta
contractueel vastgelegd met de aannemer. In het kader van preventie worden voor de start van de
uitvoering onafhankelijke nulmetingen uitgevoerd aan woningen en objecten op of in de nabijheid van he
tracé. Waterschap Hollandse Delta houdt er rekening mee dat de uitvoering van de maatregel kan leiden
tot schade, zoals zettingsschade of scheurvorming aan panden. Waterschap Hollandse Delta rekent het
tot zijn verantwoordelijkheid om waar mogelijk schadevoorkomend of als het niet anders kan schade
beperkend het project uit te voeren.
Om te kunnen vaststellen of de schade het gevolg is van de uitvoeringswerkzaamheden voor de
dijkversterking wordt er vóór de uitvoering van het werk, met toestemming van de rechthebbenden, door
een schadedeskundige bouwkundige vooropnames gemaakt van risicovolle panden (binnen de
invloedssfeer van de dijkversterking). Zo nodig worden meetbouten geplaatst.
Indien de rechthebbenden op een pand geen toestemming geven voor een bouwkundige opname en het
plaatsen van meetbouten, dan ligt het ook op diens weg om buiten twijfel aan te tonen dat waterschap
Hollandse Delta aansprakelijk is voor eventueel door die betrokkene naar voren gebrachte schade. De
kosten die zijn verbonden aan het vergaren van het bewijs worden overigens niet vergoed.
Bij de selectie van de aannemer, die de uitvoering gaat doen, wordt die partij geselecteerd die het beste
scoort op de combinatie van kwalitatieve en financiële criteria. Aannemers worden expliciet gevraagd in
hun aanbieding aan te geven hoe zij aan beide invulling geven. Het waterschap kijkt dus niet alleen naar
de prijs. Bij de kwalitatieve aspecten gaat het om het beheersen van de belangrijkste risico’s van het
project, o.a. schade aan panden, bereikbaarheid van bedrijven/woningen, verkeershinder. Hoe beter een
aannemer deze risico’s kan beperken (lees voorkomen!), hoe meer een aannemer kans maakt om
geselecteerd te worden.
Hierop wordt ook door het waterschap toegezien tijdens de uitvoering van het project. In eerste instantie
zal de aannemer (opdrachtnemer) middels het gesloten contract eraan worden gehouden dat deze
kwalitatieve criteria ook daadwerkelijk worden opgevolgd. De verantwoordelijkheid van het waterschap
(opdrachtgever) tijdens de uitvoering wordt hiermee gedelegeerd naar de aannemer (opdrachtnemer),
omdat de aannemer directe invloed heeft op de wijze van uitvoering. Om aan de verantwoordelijkheid van
opdrachtgever invulling te geven zal van de aannemer geëist worden dat deze een adequate CARverzekering afsluit, met het waterschap als opdrachtgever als meeverzekerde. Mochten er zich tijdens de
uitvoering onvoorziene omstandigheden voordoen, dan kan hierop aanspraak worden gemaakt door
belanghebbenden.
Conclusie is dat indien er schade ontstaat de aannemer (opdrachtnemer) het eerste aanspreekpunt is en
verantwoordelijk is voor de afhandeling van de schade. Juist doordat het waterschap een CAR-verzekering
voorschrijft is er voldoende garantie dat eventuele claims adequaat worden behandeld. Indien de
aannemer telefonisch of anderszins niet te bereiken is, kan contact worden opgenomen met het
waterschap.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 25 -
Ad 8.7)
Zie het gestelde ad 8.6 ‘bereikbaarheid en verkeersveiligheid’
Ad 8.8)
Zie het gestelde bij zienswijze 1, ad 1.4 ‘Kabels en leidingen’.
Ad 8.9)
Aan de aannemer wordt als eis meegegeven dat de situatie hersteld dient te worden conform de
oorspronkelijke situatie, dus dat bestaande hekwerken, afrasteringen, dammen, bruggen etc.
teruggeplaatst dienen te worden. De bestaande afrastering zal dan ook in goed overleg met de familie
Hage-Barendrecht teruggeplaatst worden.
Voor de reactie met betrekking tot de grondverwervingsprocedure/schadeloosstelling zie het gestelde ad
1.3.
Ad 8.10)
Voor de versterking van de dijk tussen DWP 54,8 en DWP 55,8 zijn tijdens de planstudie verschillende
varianten tegen elkaar afgewogen. Hierbij zijn de effecten op de bebouwing (huiskavel Achterweg 8), de
buitendijkse natuurwaarden en de binnendijkse landbouwgronden meegenomen in de afweging. Hierbij
kunnen niet tegelijkertijd alle belangen worden gespaard.
Bij de Westdijk is de stabiliteit van zowel het binnen- als het buitentalud onvoldoende. Het ligt daarom voor
de hand het probleem ook aan beide zijden van de dijk op te lossen. In de Startnotitie (2010) zijn daarvoor
twee varianten gepresenteerd, die daarna in de planstudie nader zijn onderzocht. Van deze varianten is
degene gekozen met het minste ruimtebeslag, waarbij de belangen aan beide zijden van de dijk zo min
mogelijk worden geschaad.
In de Startnotitie was aangegeven dat ook asverschuiving naar binnen of buiten in beschouwing zou
worden genomen. Dat is bij de uitwerking van de varianten tijdens de planstudie niet verder onderzocht,
o.a. om de volgende redenen:
In verband met zettingen en grondverzet heeft het de voorkeur de huidige dijk zoveel
mogelijk in tact te laten. Met het gekozen ontwerp is dat bewerkstelligd. Bovendien is op
deze manier het ruimtebeslag aan beide zijden van de dijk zo beperkt mogelijk gehouden.
Voor asverschuiving naar buiten is geen directe aanleiding. Het verdient ook niet de
voorkeur, omdat aan de buitenzijde van de dijk zowel Natura 2000-gebied als Ecologische
Hoofdstructuur ligt.
Ter hoogte van DWP 54,9 is met maatwerk in het ontwerp ervoor gezorgd dat er geen sprake is van
ruimtebeslag op de huiskavel van Achterweg 8. Daarvoor is aan de buitenzijde – in de bocht waar de
Westdijk (Oudendijk) aansluit op de Buiten- en Nieuwendijk van de Eendragtspolder – de dijk iets naar
buiten verplaatst, zodat aan de binnenzijde de berm beëindigd kan worden vóór de huiskavel van
Achterweg 8.
2.8.3
Verwerking
Als gevolg van deze zienswijze is tekening BA7994-102-OVZ-001 aangepast. De aansluiting op de niet
bestaande sloot achter het perceel van Achterweg 8 is verwijderd.
5 februari 2014, versie 2.0
- 26 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
2.9
Zienswijze 9 – Rombou BV, namens B. Ampt, M. Bouwman, heer en mevr. De Vos
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 13 januari 2014)
Rombou BV, namens:
De heer B. Ampt, Havenkade 14, 3267 AJ Goudswaard
De heer M. Bouwman, Westdijk 8, 3267 AJ Goudswaard
De heer en mevrouw dhr. en mw. de Vos, Westdijk 10, 3267 AJ Goudswaard
Contactadres:
Postbus 240
8000 AE Zwolle.
2.9.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op een aantal aspecten van de voorgestelde wijze van dijkversterking voor
het dijktraject Westdijk, te Goudswaard.
9.1 Gevolgen waterhuishouding
Om te voorkomen dat er schade ontstaat aan bebouwing is het van groot belang dat het freatische
grondwaterstand in de dijk gelijk blijft aan de huidige stand. Reclamant heeft hier grote zorgen over. Door
het plaatsen van de damwand zullen de waterstromen in de dijk (kwel) verstoord raken. Reclamant acht de
kans zeer groot dat dit invloed zal hebben op de freatische grondwaterstand. Door de damwand kan het
kwelwater niet of onvoldoende zijn weg door de dijk vinden, waardoor er naar verwachting een opwaartse
druk zal ontstaan. Dit zal een verhoging van de freatische grondwaterstand tot gevolg hebben met alle
negatieve gevolgen van dien voor zijn bebouwing. Dit geldt zowel voor de monumentale boerderij als voor
zijn bedrijfsbebouwing (schuren) en de 4 woningen aan de Westdijk.
Schade als gevolg van een wijziging van de freatische grondwaterstand zal meestal pas op termijn
zichtbaar worden. Reclamant wil niet worden geconfronteerd met schade als gevolg hiervan aan zijn
eigendommen.
De opmerking van een medewerker van het Waterschap de Hollandse Delta dat de aannemer de
werkzaamheden goed moet uitvoeren om te voorkomen dat het freatische grondwaterstand wijzigt, stelt
reclamant allerminst gerust. Hij is van mening dat de volledige verantwoordelijkheid ligt bij het Waterschap.
Het afwentelen van deze verantwoordelijkheid op de aannemer is niet acceptabel. Reclamant wil de
toezegging van het Waterschap ontvangen dat zij de verantwoordelijkheid nemen voor het correct
uitvoeren van de werkzaamheden ten aanzien van het plaatsen van de damwanden.
9.2 Gevolgen plaatsen damwanden
Het is niet zeker dat de damwanden door middel van drukken in het dijklichaam geplaatst kunnen worden
tot op de gewenste / noodzakelijke diepte. De mogelijkheid dat er een andere techniek toegepast moet
worden is niet uitgesloten. Welke techniek ook wordt toegepast, het Waterschap kan niet garanderen dat
er als gevolg van het plaatsen van de damwanden geen schade zal ontstaan aan de gebouwen. Ook bij
het drukken kunnen trillingen optreden.
Reclamant is van mening dat er een damwandproef uitgevoerd moet worden waarbij onder andere de
trilfrequentie wordt gemeten. Door het uitvoeren van een dergelijke proef kan eventuele schade een
bebouwing mogelijk worden beperkt. Het Waterschap Hollandse Delta heeft een dergelijke proef ook
uitgevoerd in de gemeente Cromstrijen.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 27 -
9.3 Effecten damwanden op monumentale boerderij
De trapfundering geeft een zeer goede stabiliteit aan de monumentale boerderij van recla-mant. De
boerderij vertoont na de algehele renovatie geen schuren of kieren. Wanneer bij het aanbrengen van de
damwand de trapfundering wordt geraakt, dan heeft dat hoogst-waarschijnlijk gevolgen voor de stabiliteit
van de fundering / de boerderij met alle gevolgen van dien.
Reclamant is van mening dat het Waterschap de Hollandse Delta onderzoek moet uitvoeren naar de
fundering van de monumentale boerderij voordat met de werkzaamheden ten aanzien van de
dijkversterking wordt begonnen. Het moet vast staan dat de fundering niet wordt geraakt.
9.4 Gevolgen dijkverzwaring op een aantal woningen
De dijkwoningen aan de Westdijk 8 t/m 14 zijn niet onderheid. De kwaliteit van de woningen is matig. De
woningen hebben onder andere veel te verduren van het verkeer over de Westdijk mede vanwege het feit
dat ze zeer dicht op deze dijk staan (zie ook de foto van bijlage 2).
Als gevolg van de veranderingen van de grondwaterstromen in de dijk (zie ad 1) en de werkzaamheden
ten aanzien van de dijkverzwaring (zie ad 2) maakt reclamant zich ernstige zorgen over bouwkundige staat
van de woningen in de toekomst. Reclamant en de bewoners vinden dat deze schade niet op hen
afgewenteld mag worden. Reclamant en de bewoners pleiten ervoor dat de het Waterschap hun woningen
aankoopt en de mogelijkheid biedt om de woning elders terug te bouwen. Zie ook ad 9.
ze huizen (dhr. M. Bouwman, Westdijk 8;
Als gevolg van de dijkverzwaring worden de bewoners van deze
dhr. en mevr. De Vos, Westdijk 10; dhr. Sint Maartensdijk, Westdijk 12 en dhr. en mevr. Van de Veen,
Westdijk 14) ook nog eens geconfronteerd met het feit dat hun uitzicht over de binnendijkse polder
nagenoeg geheel verdwijnt als gevolg van de bouw van de muur op de binnenkruin. De bewoners zullen
mogelijk alleen nog over deze muur heen kunnen kijken wanneer ze in de woning staan. Zittend zal tegen
de muur aangekeken worden.
Reclamant en de bewoners van de woningen vinden de aantasting van het woongenot niet acceptabel.
Bovendien zal de waarde van zijn onroerend goed als gevolg van de dijkverzwa-ring dalen. Deze
waardedaling zal nog worden versterkt als blijkt dat de bouwkundige staat van de woningen, als gevolg
van de waterhuishoudkundige veranderingen en de werkzaam-heden aan de dijk, verslechtert.
Reclamant en de bewoners vinden dat deze schade niet op hen afgewenteld mag worden. Reclamant en
de bewoners pleiten ervoor dat de het Waterschap hun woningen aankoopt en de mogelijkheid biedt om
de woning elders terug te bouwen. Zie ook ad 9.
9.5 Verbreding berm
Reclamant is bereid om medewerking te verlenen aan de dijkverzwaring op zijn perceel indien hij hiervoor
compenserende grond aangebonden krijgt. Als bijlage 5 is een luchtfoto toegevoegd waarop de
voorgestelde wijze van compensatie door reclamant is aangegeven. De compenserende grond ligt
aansluitend aan een perceel die bij reclamant in eigendom is. Door het toevoegen van het voorgestelde
stuk grond aan dit perceel, in combinatie met het dempen van een sloot, ontstaat een courant stuk
bouwland.
Graag verneemt reclamant van het Waterschap of de voorgestelde compensatie aan akker-bouwgrond op
instemmen kan rekenen.
5 februari 2014, versie 2.0
- 28 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
9.6 Gevolgen verbreden berm bij gemaal
Het ophogen / verbreden van de binnenberm zal gevolgen hebben voor de wijze waarop het (grond) water
zich gedraagt. Reclamant is er absoluut niet zeker van dat de dijkversterking in de nabijheid van het
voormalige gemaal geen wateroverlast / vochtproblemen zal veroorza-ken voor dit gebouw. Reclamant
verzoekt aan het Waterschap de Hollandse Delta vriendelijk doch dringend om nader onderzoek te doen
naar de gevolgen van de dijkversterking voor het voormalige gemaal.
9.7 Bereikbaarheid bedrijfslocatie tijdens uitvoering dijkversterking
Reclamant exploiteert een akkerbouwbedrijf. Het is voor de continuïteit van het bedrijf van wezenlijk
belang dat gedurende de werkzaamheden van de dijkversterking zowel zijn bedrijfslocatie aan de
Havenkade 14 bereikbaar blijft als zijn akkerbouwgronden.
In de bedrijfsbebouwing aan de Havenkade 14 worden machines gestald en producten opgeslagen. Voor
de continuïteit van de bedrijfsvoering moet reclamant met machines en werktuigen van en naar de
bebouwing kunnen komen. Voor het bewerken van de percelen, gewasbescherming,
oogstwerkzaamheden etc. is het noodzakelijk dat hij met de machines en werktuigen de
akkerbouwgronden kan bereiken.
Reclamant wil van het Waterschap de garantie ontvangen dat hij niet in zijn werkzaamheden wordt
belemmerd gedurende uitvoering van de werkzaamheden aan de dijkversterking.
9.8 Bereikbaarheid bedrijfslocatie na uitvoering dijkversterking
De moderne landbouwmachines worden vanwege een toenemende bedrijfsomvang steeds groter en
breder. Het komt bij steeds vaker voor dat de machines breder zijn dan een (smalle) weg. In de huidige
situatie is het vervoeren van deze machines over de Westdijk geen probleem. Ook de draai met machines
en werktuigen vanaf de bedrijfslocatie naar de Ach-terweg is goed te doen.
In de toekomstige situatie wordt reclamant geconfronteerd met een muurtje variërend met een hoogte van
0,4 m tot 0,9 m. Op sommige plekken zal de ruimte tussen het muurtje en de aanwezige bebouwing erg
krap zijn. De mogelijkheid om uit te wijken, door met de machine deels boven de berm te rijden, is in de
toekomstige situatie niet meer mogelijk. Reclamant voorziet hierdoor problemen. Dit geldt met name op die
plaatsen waar de ruimte tussen het muurtje en de aanwezige bebouwing erg krap is. Ook de
bereikbaarheid van de Achterweg vanaf zijn bedrijfslocatie zal door de bouw van het muurtje
verslechteren. Mogelijk is deze bocht in sommige gevallen geheel niet te nemen.
In het ontwerpplan is aangegeven dat de bereikbaarheid van bebouwing en percelen voor verkeer na
uitvoering van de dijkversterking op minimaal het huidige niveau blijft. Reclamant wil graag van het
Waterschap vernemen op welke wijze zij dit denken te realiseren.
9.9 Uitkopen eigenaren
Het Waterschap onderkent dat de bebouwing langs de Westdijk kwetsbaar is. Bovendien komt de
bebouwing in sectie G1, waarin de bebouwing van reclamant valt, buiten de primaire waterkering te liggen
nu het Waterschap heeft gekozen voor het versterken van het huidige tracé.
Reclamant en de bewoners van de Westdijk 8 en 10 vinden h
het onredelijk en onbillijk dat de nadelige
gevolgen van het versterken van het huidige tracé worden afgewenteld op de eigenaren van de
bebouwing langs dit tracé. Ook het feit dat zijn bebouwing nu grotendeels buiten de primaire waterkering
blijft liggen, is voor reclamant en de bewoners moeilijk te verkroppen.
Reclamant en de bewoners voorzien ernstige schade aan hun eigendommen als gevolg van de
dijkversterking en de uit te voeren werkzaamheden. Omdat de effecten van het wijzigen van de
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 29 -
grondwaterstand in de dijk pas op termijn zichtbaar worden, zal het waarschijnlijk moeizaam worden om
het Waterschap hiervoor aansprakelijk te stellen. Reclamant en de bewoners willen niet in de situatie
terechtkomen dat hij via allerlei juridische procedures het Waterschap aansprakelijk moet stellen teneinde
deze vervolgschade vergoed te krijgen.
Een ander groot probleem dat reclamant voorziet is een verminderde bereikbaarheid van zijn
bedrijfslocatie aan de Havenkade 14.
Reclamant pleit ervoor dat het Waterschap zijn eigendommen, te weten de woningen aan de Westdijk (no.
12 en 14) en de landbouwschuren opkoopt. De bewoners van
van de Westdijk 8 en 10 zijn dezelfde mening
toegedaan. Door het amoveren van deze bebouwing ontstaat de mogelijkheid om de dijk te versterken in
de vorm van het aanbrengen / ophogen van een grondlichaam.
Het overgrote deel van de dijken in Nederland, en ook in de Hoeksche Waard, bestaat uit een
grondlichaam. Een dijkversterking in grond past dus beter in de historie van de Nederlandse
dijkversterking. Bovendien biedt het als voordeel dat de dijk in de toekomst relatief eenvoudig kan worden
aangepast of uitgebreid tegen acceptabele kosten.
Het voordeel van het opkopen van de aanwezige bebouwing is dat het Waterschap geen schade heeft te
vergoeden in de vorm van uitvoeringsschade en nadeelcompensatie. Bovendien is het versterken van de
dijk in grond goedkoper dan het aanbrengen van damwanden.
Voor de eigenaren van de bebouwing heeft dit als voordeel dat zij niet jarenlang in de onzekerheid zitten
over de gevolgen van de dijkversterking op hun eigendommen. Het opkopen van de bebouwing schept
dus duidelijkheid. Reclamant doet daarom een klemmend beroep op het Waterschap om met hem in
onderhandeling te gaan over deze opkoop.
9.10 Vergoeding schade
De daadwerkelijke uitvoering van de dijkversterking kan leiden tot schade, zoals bijvoorbeeld
zettingsschade of scheurvorming aan panden. Om eventuele schade als gevolg van de dijk-versterking in
beeld te krijgen is het noodzakelijk dat er bouwkundige vooropnames (foto-graferen en inmeten) worden
gemaakt. Het spreekt voor zich dat dit alleen aan de orde is voor de bebouwing die bij reclamant in
eigendom blijft.
Reclamant wil de bevestiging ontvangen dat er een bouwkundige vooropname wordt uitge-voerd op
kosten van het Waterschap. Bovendien wil reclamant dat de rapportage van de bouwkundige opnames
aan hem ter beschikking worden gesteld. Na afloop van de werk-zaamheden zal er een eindopname
plaats moeten vinden. Ook de kosten hiervan moeten voor rekening komen van het Waterschap.
Wanneer uit de vooropname en de eindopname blijkt dat er schade is opgetreden aan het onroerend
goed, dan zal het Waterschap deze schade moeten vergoeden. Reclamant pleit ervoor dat het
Waterschap ruimhartig zal omgaan met het vergoeden van de schade indien hier sprake van is.
De onevenredige nadelen die ontstaan door het rechtmatig uitvoeren van de dijkversterking dienen tevens
te worden gecompenseerd (nadeelcompensatie). Hierbij moet gedacht wor-den aan bijvoorbeeld
inkomens-of bedrijfsschade en vermogensschade en dergelijke.
Tot slot: Namens reclamant en de eigenaren van de woningen aan de Westdijk 8 en 10 behoud ik mij het
recht voor om deze zienswijze op een later tijdstip aan te vullen dan wel te wijzigen indien daartoe
aanleiding is.
5 februari 2014, versie 2.0
- 30 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
2.9.2
Reactie
Ad 9.1)
De risico’s op beïnvloeding van de geohydrologische situatie ten gevolge van het aanbrengen van een
damwand in het dijklichaam zijn in de ontwerpfase van het project onderzocht door een extern
adviesbureau (Deltares). De mogelijke gevolgen van het aanbrengen van een damwand zijn een
verhoging/verlaging van de freatische grondwaterstand.
Wijzigingen in de freatische grondwaterstand kunnen nadelige gevolgen hebben voor zetting van het
dijklichaam. Een verhoging van de freatische grondwaterstand heeft geen nadelige gevolgen voor zetting.
Verlaging van de freatische grondwaterstand kan wel nadelige gevolgen voor de zetting hebben mits de
verlaging lager uitkomt dan een reeds behaalde verlaging. Eisen hiervoor richting de aannemer worden
opgenomen in het uitvoeringscontract. Bovenstaande gevolgen zijn echter niet aan de orde indien de
aannemer de eis met betrekking tot beïnvloeding van de freatische grondwaterstand correct uitvoert c.q.
de juiste maatregelen neemt. In het uitvoeringscontract wordt deze eis richting aannemer als volgt
opgenomen: “De freatische grondwaterstand aan weerszijden van het stabiliteitsscherm (damwand) mag
door de aanwezigheid van het stabiliteitsscherm niet nadelig worden beïnvloed.” Als oplossing voor
beïnvloeding van de grondwaterstand door het inbrengen van damwanden worden tevens opties
benoemd. De mogelijkheid bestaat om de damwand doorlatend te maken door het realiseren van
openingen in de damwand in combinatie met drainage aan beide zijden van de damwand. Door de
aannemer wordt bekeken welke mogelijke maatregelen, in het definitief ontwerp worden opgenomen.
Het beheersen van de risico’s op schade tijdens de uitvoering is door waterschap Hollandse Delta
contractueel vastgelegd met de aannemer. In het kader van preventie worden vóór de start van de
uitvoering onafhankelijke nulmetingen uitgevoerd aan woningen en objecten op of in de nabijheid van het
tracé. Waterschap Hollandse Delta houdt er rekening mee dat de uitvoering van de maatregel kan leiden
tot schade, zoals zettingsschade of scheurvorming aan panden. Waterschap Hollandse Delta rekent het
tot zijn verantwoordelijkheid om waar mogelijk schadevoorkomend of als het niet anders kan schade
beperkend het project uit te voeren.
Om te kunnen vaststellen of de schade het gevolg is van de uitvoeringswerkzaamheden voor de
dijkversterking wordt er vóór de uitvoering van het werk, met toestemming van de rechthebbenden, door
een schadedeskundige bouwkundige vooropnames gemaakt van risicovolle panden (binnen de
invloedssfeer van de dijkversterking). Zo nodig worden meetbouten geplaatst. Peilbuizen en andere
meetpunten kunnen na de uitvoering gehandhaafd blijven zodat ook dan zettingen en waterspanningen
gemeten kunnen worden.
Indien de rechthebbenden op een pand geen toestemming geven voor een bouwkundige opname en het
plaatsen van meetbouten, dan ligt het ook op diens weg om buiten twijfel aan te tonen dat waterschap
Hollandse Delta aansprakelijk is voor eventueel door die betrokkene naar voren gebrachte schade. De
kosten die zijn verbonden aan het vergaren van het bewijs worden overigens niet vergoed.
Bij de selectie van de aannemer, die de uitvoering gaat doen, wordt die partij geselecteerd die het beste
scoort op de combinatie van kwalitatieve en financiële criteria. Aannemers worden expliciet gevraagd in
hun aanbieding aan te geven hoe zij aan beide invulling geven. Het waterschap kijkt dus niet alleen naar
de prijs. Bij de kwalitatieve aspecten gaat het om het beheersen van de belangrijkste risico’s van het
project, o.a. schade aan panden, bereikbaarheid van bedrijven/woningen, verkeershinder. Hoe beter een
aannemer deze risico’s kan beperken (lees voorkomen!), hoe meer een aannemer kans maakt om
geselecteerd te worden.
Hierop wordt ook door het waterschap toegezien tijdens de uitvoering van het project. In eerste instantie
zal de aannemer (opdrachtnemer) middels het gesloten contract eraan worden gehouden dat deze
kwalitatieve criteria ook daadwerkelijk worden opgevolgd. De verantwoordelijkheid van het waterschap
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 31 -
(opdrachtgever) tijdens de uitvoering wordt hiermee gedelegeerd naar de aannemer (opdrachtnemer),
omdat de aannemer directe invloed heeft op de wijze van uitvoering. Om aan de verantwoordelijkheid van
opdrachtgever invulling te geven zal van de aannemer geëist worden dat deze een adequate CARverzekering afsluit, met het waterschap als opdrachtgever als meeverzekerde. Mochten er zich tijdens de
uitvoering onvoorziene omstandigheden voordoen, dan kan hierop aanspraak worden gemaakt door
belanghebbenden.
Conclusie is dat indien er schade ontstaat de aannemer (opdrachtnemer) het eerste aanspreekpunt is en
verantwoordelijk is voor de afhandeling van de schade. Juist doordat het waterschap een CAR-verzekering
voorschrijft is er voldoende garantie dat eventuele claims adequaat worden behandeld. Indien de
aannemer telefonisch of anderszins niet te bereiken is, kan contact worden opgenomen met het
waterschap.
Ad 9.2)
Tijdens de ontwerpfase van de dijkversterking is dit punt onderzocht door een extern adviesbureau (CRUX
Engineering BV). Gevraagd is om, op bepaalde locaties, te onderzoeken of het mogelijk is om de
damwanden (wel of niet met maatregelen) te installeren zonder schade aan de belendende panden te
veroorzaken. In het rapport van CRUX Engineering BV zijn rekenkundig de trillingen in de omgeving
voorspeld, die ontstaan tijdens de installatie van de damwanden. De mogelijke schadelijke invloed
daarvan op de belendende panden is getoetst aan de geldende SBR-A richtlijn.
In de conclusies van het rapport wordt aanbevolen om de damwanden op de maatgevende locaties
statisch te drukken. Een toets voor het schadevrij drukken van de damwanden conform de NVAF/PSD is
toegevoegd aan het rapport. Op basis van de te passeren conusweerstanden (sonderingen) op deze
locaties wordt de haalbaarheid van het statisch drukken van de damwanden als gewaarborgd beschouwd.
Tevens is voor het uitvoeringsontwerp van de locaties met damwanden aanvullend geo-onderzoek
(sonderingen om de 25 m) gedaan door adviesbureau Fugro. De resultaten hiervan als wel aanvullende
achtergrond informatie omtrent dit punt worden aan de aannemer meegegeven.
Het beheersen van de risico’s op schade tijdens de uitvoering is contractueel vastgelegd. Voor regelingen
met de aannemer omtrent het voorkomen van schade (nulmetingen, monitoringsplan) wordt verwezen
naar de reactie op het vorige punt (ad 9.1).
Het waterschap zal geen damwandproef uitvoeren. De reden hiervoor is dat veel van de gegevens die bij
een damwandproef verzameld worden òf tijdens de planstudie al beschikbaar zijn gekomen òf tijdens de
uitvoering verzameld en gebruikt worden. Bovendien wordt per locatie het definitieve ontwerp van de
constructieve wand nog door de aannemer gemaakt. In het contract met de aannemer worden eisen
opgenomen met betrekking tot het uitvoeringsproces. De eisen aan het aanbrengen van de damwanden
zijn gebaseerd op de meest geschikte inpassing in de omgeving en het tot een minimum beperken van
eventuele schade. Hiertoe worden onder meer de ontstane trillingen gemonitord ten opzichte van
vastgestelde grenswaarden.
Ad 9.3)
Volgens de ontwerptekening komt het hart van de constructieve wand op 6,62 m vanuit de buitenkruinlijn
die hier samenvalt met de gevel van Havenkade 14. Het is uiterst onwaarschijnlijk dat de trapfundering op
meer dan 6m vanuit de gevel nog aanwezig is. De aannemer zal echter gewezen worden op de
aanwezigheid van een grote trapfundering. Bij het definitieve ontwerp en de uitvoering ervan houdt de
aannemer daar dan rekening mee.
5 februari 2014, versie 2.0
- 32 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Ad 9.4)
Aankoop
oemde panden (Westdijk 8, 10, 12 en 14) te
Waterschap Hollandse Delta heeft geen voornemens de genoemde
kopen, aangezien dit niet noodzakelijk is voor de uitvoering van de dijkversterking.
De afname van het woongenot is niet zodanig dat waterschap Hollandse Delta zich genoodzaakt ziet tot
aankoop over te gaan.
Waterhuishoudkundige veranderingen
Mogelijke negatieve gevolgen van damwanden op de grondwaterstand en vervolgens op zettingen van
funderingen kunnen voorkomen worden door maatregelen aan de damwand of ontwatering. De aannemer
treft de gepaste maatregelen bij het aanbrengen van de damwanden. Voor reactie met betrekking tot de
schaderegeling van de aannemer (de zogenaamde CAR-verzekering,)zie ook de reactie ad 9.1.
Indien gesteld wordt dat er sprake is van waardedaling van de woning ten gevolge van het verminderde
uitzicht kan een verzoek tot nadeelcompensatie worden ingediend op grond van de “Verordening
nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta. Aan degene die als gevolg van de rechtmatige
uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt
op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan (bijvoorbeeld het waterschap) een vergoeding
toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en
voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd (artikel 7.14 Waterwet). Deze
schadevergoeding wordt aangeduid met de term "nadeelcompensatie". Schade ten gevolge van
onteigening en uitvoeringsschade worden niet gerekend tot nadeelcompensatie.
De Verenigde Vergadering van Waterschap Hollandse Delta heeft in 2008 de "Verordening
nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta" vastgesteld. Deze verordening voorziet in een met
waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie. Verzoeken
om nadeelcompensatie in het kader van de dijkversterking kunnen op grond van artikel 7.14 Waterwet
worden ingediend, volgens de procedureregels gesteld in de “Verordening nadeelcompensatie waterschap
Hollandse Delta”.
In geval de aanvraag samenhangt met het Projectplan geldt voor de termijn van indiening dat de aanvraag
niet eerder kan worden ingediend dan nadat Gedeputeerde Staten op grond van de Waterwet het plan
hebben goedgekeurd en het plan onherroepelijk is geworden.
Ad 9.5)
Voor reactie ten aanzien van de grondverwervingsprocedure zie de reactie bij zienswijze 1, onder ad 1.3.
Ad 9.6)
Wanneer de versterkingsmaatregelen effecten hebben op de waterhuishouding die nadelige effecten met
zich mee kunnen brengen voor de aangrenzende bebouwing in de vorm van wateroverlast, worden
maatregelen getroffen om deze effecten teniet te doen.
Ad 9.7)
Voor reactie ten aanzien van bereikbaarheid en nadeelcompensatieregeling zie de reactie bij zienswijze 6,
ad 6.4.
Ad 9.8)
In de toekomstige situatie zal er tussen de rand van de weg en het muurtje een berm van ongeveer 70 cm
komen. In de huidige situatie staan op ongeveer deze afstand op een groot deel van het tracé (DWP 57,62
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 33 -
tot DWP 58,82) hekwerken en / of lantaarnpalen en / of bomen. Hierdoor wijzigt de situatie met betrekking
tot de berm op een groot deel van het tracé niet of nauwelijks.
De locatie van de aansluiting van de Achterweg op de Westdijk / Molendijk blijft in de toekomstige situatie
ongewijzigd. Hiermee blijft de Achterweg aansluiten op de Westdijk / Molendijk recht tegenover de
schuurdeuren van het bedrijfspand van Havenkade 14. De bocht vanaf de Westdijk (komend uit westelijke
richting) naar de Achterweg wordt in de toekomstige situatie iets ruimer. Tevens zal de helling van de
aansluiting verbeteren doordat over een afstand van 4,0 m de Achterweg op eenzelfde hoogte komt te
liggen als de Westdijk / Molendijk.
De bereikbaarheid van de bebouwing zal op dit tracé niet wijzigen aangezien de openbare weg waar de in
/ uitritten van bedrijfslocaties en de bebouwing op deze locatie niet wordt aangepast.
Ad 9.9)
In de afweging van verschillende alternatieven is het uitgangspunt van de dijkversterking geweest dat
waar mogelijk de dijk 'in grond' wordt versterkt en dat bestaande bebouwing zo veel mogelijk dient te
worden gehandhaafd. In dit kader is er voor de locatie ter hoogte van Westdijk 8 tot en met 14 en de
schuur behorende bij Havenkade 14 gekozen voor de oplossing zoals opgenomen in het Projectplan
Waterwet. De genoemde woningen langs de Westdijk staan in de huidige situatie al aan de buitenzijde van
de waterkering; die situatie verandert niet door de dijkversterking.
Voor reactie ten aanzien van de bereikbaarheid en nadeelcompensatie zie de reactie bij zienswijze 6,
onder ad 6.4.
Aankoop
Waterschap Hollandse Delta heeft geen voornemens de genoemde
oemde panden (Westdijk 8, 10, 12 en 14) te
kopen, aangezien dit niet noodzakelijk is voor de uitvoering van het projectplan. De afname van het
woongenot is niet zodanig dat waterschap Hollandse Delta zich genoodzaakt ziet tot aankoop over te
gaan.
Voor reactie met betrekking tot het gekozen tracé en de buitenom-variant zie de reactie bij zienswijze 6,
onder ad 6.1.
Voor regelingen rondom schade aan eigendommen als gevolg van de effecten van het wijzigen van de
grondwaterstand zie het gestelde ad 9.1 “gevolgen waterhuishouding”.
Voor reactie met betrekking tot bereikbaarheid en eventuele nadeelcompensatie zie de reactie bij
zienswijze 8, ad 8.2.
Voor reactie met betrekking tot de grondverwervingsprocedure zie de reactie bij zienswijze 1, ad 1.3.
Voor een reactie op vragen over de waterhuishouding zie de reactie ad 9.1.
Ad 9.10)
Eventuele schade aan woningen
De woningen aan de Westdijk 8-14 zijn opgenomen in het monitoringsplan waarbij geruime tijd voor de
uitvoering periodiek de nulsituatie van de woningen worden ingemeten door meetpunten op de gevels.
Bovendien wordt kort voor de start van de uitvoering een bouwkundige opname van de woning gedaan.
Hierdoor valt bij eventuele schade aan te tonen dat deze er vòòr de werkzaamheden niet was.
Wanneer er desondanks toch schade door de uitvoering van de dijkversterking mocht ontstaan, kunt u
gebruik maken van de schaderegeling van de aannemer (de zogenaamde CAR-verzekering, zie hierna).
5 februari 2014, versie 2.0
- 34 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Het beheersen van de risico’s op schade tijdens de uitvoering is door waterschap Hollandse Delta
contractueel vastgelegd met de aannemer. In het kader van preventie worden voor de start van de
uitvoering onafhankelijke nulmetingen uitgevoerd aan woningen en objecten op of in de nabijheid van he
tracé. Waterschap Hollandse Delta houdt er rekening mee dat de uitvoering van de maatregel kan leiden
tot schade, zoals zettingsschade of scheurvorming aan panden. Waterschap Hollandse Delta rekent het
tot zijn verantwoordelijkheid om waar mogelijk schadevoorkomend of als het niet anders kan schade
beperkend het project uit te voeren.
Om te kunnen vaststellen of de schade het gevolg is van de uitvoeringswerkzaamheden voor de
dijkversterking wordt er vóór de uitvoering van het werk, met toestemming van de rechthebbenden, door
een schadedeskundige bouwkundige vooropnames gemaakt van risicovolle panden (binnen de
invloedssfeer van de dijkversterking). Zo nodig worden meetbouten geplaatst.
Indien de rechthebbenden op een pand geen toestemming geven voor een bouwkundige opname en het
plaatsen van meetbouten, dan ligt het ook op diens weg om buiten twijfel aan te tonen dat waterschap
Hollandse Delta aansprakelijk is voor eventueel door die betrokkene naar voren gebrachte schade. De
kosten die zijn verbonden aan het vergaren van het bewijs worden overigens niet vergoed.
Bij de selectie van de aannemer, die de uitvoering gaat doen, wordt die partij geselecteerd die het beste
scoort op de combinatie van kwalitatieve en financiële criteria. Aannemers worden expliciet gevraagd in
hun aanbieding aan te geven hoe zij aan beide invulling geven. Het waterschap kijkt dus niet alleen naar
de prijs. Bij de kwalitatieve aspecten gaat het om het beheersen van de belangrijkste risico’s van het
project, o.a. schade aan panden, bereikbaarheid van bedrijven/woningen, verkeershinder. Hoe beter een
aannemer deze risico’s kan beperken (lees voorkomen!), hoe meer een aannemer kans maakt om
geselecteerd te worden.
Hierop wordt ook door het waterschap toegezien tijdens de uitvoering van het project. In eerste instantie
zal de aannemer (opdrachtnemer) middels het gesloten contract eraan worden gehouden dat deze
kwalitatieve criteria ook daadwerkelijk worden opgevolgd. De verantwoordelijkheid van het waterschap
(opdrachtgever) tijdens de uitvoering wordt hiermee gedelegeerd naar de aannemer (opdrachtnemer),
omdat de aannemer directe invloed heeft op de wijze van uitvoering. Om aan de verantwoordelijkheid van
opdrachtgever invulling te geven zal van de aannemer geëist worden dat deze een adequate CARverzekering afsluit, met het waterschap als opdrachtgever als meeverzekerde. Mochten er zich tijdens de
uitvoering onvoorziene omstandigheden voordoen, dan kan hierop aanspraak worden gemaakt door
belanghebbenden.
Conclusie is dat indien er schade ontstaat de aannemer (opdrachtnemer) het eerste aanspreekpunt is en
verantwoordelijk is voor de afhandeling van de schade. Juist doordat het waterschap een CAR-verzekering
voorschrijft is er voldoende garantie dat eventuele claims adequaat worden behandeld. Indien de
aannemer telefonisch of anderszins niet te bereiken is, kan contact worden opgenomen met het
waterschap.
2.9.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 35 -
2.10
Zienswijze 10 – Natuurmonumenten
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 9 januari 2014)
Natuurmonumenten
H. Maijer
Postbus 9955
1243 ZS ‘s Graveland
2.10.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op de gevolgen voor de natuur van de dijkversterking voor het dijktraject
Westdijk-Oudendijk tussen Goudswaard en Nieuwendijk.
10.1 Aantasting beschermd natuurmonument 's-Lands Bekade gorzen
In de Ontwerpbeschikking staat in de conclusie op p.8 "De dijkversterking van het dijktraject 1. Westdijk en
Oudendijk leidt niet tot een aantasting van de wezenlijke kenmerken van het beschermde
natuurmonument 's-Lands Bekade gorzen verleend kan worden."
Deze conclusie is volgens ons onjuist.
10.2 Werken in een beschermd natuurmonument.
Ten eerste wordt er gewerkt IN het beschermd natuurmonument 's-Lands Bekade gorzen en niet
'grenzend aan’ zoals op pagina 4 van het Ontwerpbesluit wordt genoemd (Bijlage 1, A Gevraagde activiteit
"Het dijktraject 1. Westdijk en Oudendijk grenst tevens aan voormalig beschermde natuurmonumenten 'sLands bekade Gorzen en Leenheerengorzenpolder.").
Op de tekeningen die door medewerkers van het waterschap aan ons zijn verstrekt, blijkt dat over een
lengte van ongeveer 300 meter zo'n 10 meter binnen de grens van het beschermd natuurmonument wordt
ingegrepen.
Op p. 4 van de ontwerpbeschikking staat wel "Het dijktraject 1. Westdijk en Oudendijk, wordt aan de
binnen- en buitenzijde verbreed en de nabijgelegen dijksloot wordt in westelijke richting verlegd. Dit vindt
plaats in het Natura2000-gebied Haringvliet...". Hier staat echter niet vermeld dat dit ook het beschermd
natuurmonument 's-Lands bekade gorzen betreft en we missen dan ook de hierbij horende afwegingen.
10.3 Niet alle waarden van beschermd natuurmonument meegenomen.
Ten tweede zijn wij van mening dat op p. 8 van de ontwerpbeschikking niet alle BNM waarden in de
afweging zijn meegenomen. We missen een conclusie over de aardkundige waarden.
2.10.2
Reactie
Ad 10.1)
De wezenlijke kenmerken van het beschermd natuurmonument ’s Lands Bekade Gorzen worden niet
aangetast. Zie voor een nadere toelichting de reactie ad 10.2 en ad 10.3.
Ad 10.2)
Het ruimtebeslag in het Natura 2000 gebied Haringvliet en/of het beschermd natuurmonument ’s Lands
Bekade Gorzen is gebaseerd op de tekeningen die behoren bij het ontwerp-Projectplan Waterwet. Deze
hebben ter inzage gelegen in de periode 2 december 2013 t/m 13 januari 2014. Aan concept-tekeningen
uit een eerdere fase van de planstudie kunnen geen rechten worden ontleend.
5 februari 2014, versie 2.0
- 36 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Op pagina 7 van de ontwerpbeschikking, onder ‘permanente effecten’, is het ruimtebeslag op het
beschermd natuurmonument ’s Lands Bekade Gorzen nader aangeduid: “Het gebied nat grasland in 'sLands bekade Gorzen, waar 0,16 ha van inrichting verandert, …”. In het rapport “Dijkversterking Spui
Oost. Effecten op natuurwaarden. Natuuronderzoek”, dat de onderbouwing bij de aanvraag van de
Natuurbeschermingswetvergunning vormt, is dit op pagina 48 als volgt verwoord: “Er vindt max. 0,16 ha
ruimtebeslag plaats in ’s Lands Bekade gorzen”.
Ad 10.3)
Wat betreft de BNM-waarde “de opbouw van het bodemprofiel, de geomorfologische structuur”
(aardkundige waarde) kan gesteld worden dat het ruimtebeslag in het beschermd natuurmonument ’s
Lands Bekade Gorzen beperkt is en plaatsvindt in een smalle strook geheel aan de rand van het
beschermd natuurmonument. Bij het aanleggen van de nieuwe sloot zal ter plekke het bestaande
bodemprofiel worden verstoord. Gezien de locatie en de beperkte omvang leidt dit niet tot significante
aantasting van het kenmerkende bodemprofiel voor het beschermd natuurmonument als geheel. Er
worden geen waardevolle geomorfologische structuren, zoals (voormalige) kreken aangetast.
2.10.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 37 -
2.11
Zienswijze 11 – Hoekschewaards Landschap
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 30 december 2013)
Hoekschewaards Landschap
M.A. Verweijen
Postbus 1080
3260 AB Oud-Beijerland
2.11.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op de voorgenomen natuurcompensatie in verband met de dijkversterking.
11.1 Geen zienswijze mogelijk door ontbreken uitgewerkt mitigatieplan
In de voorliggende stukken van het ontwerp Projectplan wordt vermeld (7.3.1), dat de natuurcompensatie
Spui Oost zal worden gerealiseerd in het dijkversterkingsproject Hoeksche Waard Zuid om zo tot een
robuuster geheel te komen.
De details worden met uw goedkeuring later nog uitgewerkt. We treffen in de stukken dus een lege pagina
aan en kunnen daarom geen relevante zienswijze indienen, omdat we formeel niet precies weten hoe de
compensatie zal worden gerealiseerd.
Het eigenaardige is dat in de stukken betreffende het ontwerp projectplan dijkversterking Hoeksche Waard
Zuid wel een stukje compensatie Spui Oost zien opgenomen, dat ook daadwerkelijk langs het Spui
gerealiseerd zou worden. Het komt ons wat rommelig over. Lezers die niet deel uitmaakten van de diverse
klankbordgroepen zullen er niet veel meer van snappen.
HWL maakte in een vroegtijdig stadium al bezwaar tegen het verplaatsen van de natuurcompensatie Spui
naar Hoeksche Waard Zuid.
Graag wil HWL zo spoedig mogelijk duidelijkheid over deze zaak.
11.2 Ontbreken compensatie van ruimtebeslag in Leenheerenpolder.
Wat betreft de oppervlakte die verloren gaat wordt gesteld, dat compensatie niet nodig is omdat elders in
het Haringvlietbekken al genoeg ruimte is ontwikkeld voor het instandhoudings- en verbeterdoel H6430
ruigten en zomen, ook als de Leenheerenpolder niet estuarien wordt ingericht. Een vreemde uitspraak.
Het ontwerp-beheerplan Haringvliet geeft immers aan, dat het verbeterdoel H6430 niet gehaald kan
worden, behalve als de Leenheerenpolder ingericht wordt. Het definitieve beheerplan moet nog
vastgesteld worden samen met de andere Beheerplanen Deltawateren. Deze zouden tegen de zomer van
2014 gereed zijn. Men kan dus nog geen beroep doen op het Beheerplan Haringvliet, omdat het er nog
niet is.
Dat er door de dijkversterking (variant bermen) slechts een geringe potentiele oppervlakte verloren gaat
doet voor HWL niet terzake.
HWL verzoekt de provincie pal te staan voor de mogelijkheden om (estuariene) natuur te bevorderen en
niet bij voorbaat al stukjes ongecompenseerd te laten. Compensatie zou heel goed kunnen plaatsvinden
langs het Spui. HWL kan diverse locaties aangeven.
2.11.2
Reactie
Ad 11.1)
De benodigde compensatie voor de EHS voor de dijkversterkingen Spui Oost en Hoeksche Waard Zuid
wordt met elkaar gecombineerd. Dit is het waterschap overeengekomen met provincie Zuid-Holland die
verantwoordelijk is voor de EHS. De compensatie wordt gerealiseerd op twee locaties aan de buitenzijde
van de waterkering langs de Hoeksche Waard. Eén van de locaties is op voormalig gors langs het Spui,
5 februari 2014, versie 2.0
- 38 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
ten oosten van Nieuw-Beijerland. Het compensatieplan is als bijlage bij het Projectplan Waterwet
opgenomen.
Ad 11.2)
Inmiddels is de Leenherenpolder uit de begrenzing van het Natura 2000-gebied Haringvliet gehaald
(definitief besluit Natura 2000 Haringvliet, 4 juli 2013).
Ook bij de herijking van de EHS (inmiddels vastgesteld) is de Leenheerenpolder uit de begrenzing
gehaald. Daarmee is de status van EHS vervallen. Aldaar is geen sprake meer van compensatie.
2.11.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
Het plan dat is opgesteld voor de compensatie van de EHS is als bijlage opgenomen bij het projectplan.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 39 -
2.12
Zienswijze 12 – Fietsersbond
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 13 januari 2014)
Fietsersbond, afd. Rotterdam+Regio
J.W. Laverman
Tjalk 97
2991 PP Barendrecht
2.12.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op de gevolgen voor fietsers van de dijkversterking voor het gehele
dijktraject Spui-Oost.
12.1 Opwaarderen fietsroute Traject 1 Oud-Beijerland - Nieuw-Beijerland
In het "Uitvoeringsprogramma fiets 2012-2016" van de Provincie Zuid-Holland staat voor genoemd traject
"stad-land" verbinding F421 in de overprogrammering. Dijkversterkingstraject en verbinding F421 vallen
grotendeels samen.
Gezien het grote belang van de fietsverbinding Oud- - Nieuw-Beijerland voor woon-werk- en
woonschoolverkeer en hierboven gegeven deels onontkoombare nadelen van de huidige fietsverbinding,
verzoekt de Fietsersbond om:
1) de aanleg van de F421 zo veel mogelijk te versnellen
2) de categorie van F421 te wijzigen van stad-Iand naar woon-werk en woon-school,
3) daarmee de F421 24 u/dag en het gehele jaar toegankelijk te maken
4) in overleg met de Fietsersbond maatregelen te treffen die fietsen op de F421 in het donker en met
slecht weer veilig maken. Te denken valt aan kantstrepen, katte-ogen en/of in het algemeen het contrast
aan de rand van het fietspad te verhogen, verlichting in het fietspad. Dit wi! dus zeggen dat verlichting
middels Iichtmasten niet op voorhand noodzakelijk wordt geacht.
Het spreekt vanzelf dat de F421 in de gevraagde vorm nog steeds even aantrekkelijk voor recreatief
fietsverkeer zal zijn als in de vorm waarin de verbinding momenteel staat gepland.
12.2 Opwaarderen fietsroute Traject 2 Coupure Goudswaard - km 61,3.
Dit fietspad wordt nu in de praktijk slechts in beperkte mate utilitair gebruikt. Het fietspad is smal en slecht
van kwaliteit. Het traject is onderdeel van een "rondje Hoeksche Waard". Een "rondje Hoeksche Waard"
moet zowel recreatief als sportief geïnterpreteerd worden. Vanwege de sportieve functie is veilig fietsen in
het donker noodzakelijk.
Bij de inlaatsluis Piershil wordt in droge perioden een extra waterinlaat gemaakt die het fietspad
gedurende de twee drukste fietsmaanden in het jaar nagenoeg blokkeert.
Gezien vorenstaand verzoekt de Fietsersbond om:
1) "werk met werk te maken” waardoor hieronder genoemde verbeteringen voor relatief geringe kosten
uitgevoerd kunnen worden,
2) voorzieningen te treffen die de blokkade en hinder voor fietsers tijdens de extra waterinlaat in het droge
seizoen wegnemen,
3) het huidige fietspad te verbreden, het wegdek te verbeteren en het fietspad bij de haven van
Goudszwaard door te trekken naar de coupure,
4) het paaltje onderaan de dijk bij het haventje van Goudszwaard te verwijderen en langs het gehele
haventje het fietspad te verbeteren,
5 februari 2014, versie 2.0
- 40 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5) het huidige fietspad aantrekkelijk te maken voor utilitair, recreatief en sportief gebruik en daartoe ook:
6) in overleg met de Fietsersbond maatregelen te treffen die fietsen in het donker en met slecht weer veilig
maken. Te denken valt aan kantstrepen, katte-ogen en/of in het algemeen het contrast aan de rand van
het fietspad te verhogen. Op dit fietspad acht de Fietsersbond verlichting in het fietspad of verlichting
middels lichtmasten niet noodzakelijk en vanuit recreatief en natuur- en landschapsbelevingsoogpunt ook
niet gewenst, ondanks dat verbetering van het fietspad tot meer utilitair gebruik zal leiden.
12.3 Doortrekken 2-richtingen fietspad vanaf veer naar Nieuw-Beijerland (Traject 3).
In Nieuw-Beijerland vindt de dijkversterking plaats in de bebouwde kom ter plaatse van de Spuidijk, op een
of andere wijze overgaand in de dijk langs de Spuiweg. De Fietsersbond vraagt om het 2 richtingen
fietspad vanaf het veer door te trekken naar de Spuiweg teneinde als fietser vanaf de Spuiweg naar het
veer niet meer twee keer het verkeer op de Spuidijk te hoeven kruisen, als fietser in beide richtingen
gevrijwaard te zijn van de eilandjes die er nu liggen en weer een stukje van het "rondje Hoeksche Waard"
aan te leggen. De Fietsersbond vraagt om betrokken te worden bij wijzigingen in weginrichting gekoppeld
aan dit traject.
12.4 Autovrijmaken dijk coupure Goudswaard - begin dijkversterkingstraject (Traject 4).
Op dit traject zou een fietspad in het kader van een recreatief en sportief "rondje Hoeksche Waard" zeer
gewenst zijn. Vanuit fietsersoogpunt verdient fietsen OP de dijk veruit de voorkeur boven fietsen onderaan
de dijk. In de huidige situatie geeft modder van het landbouwverkeer en hoge autosnelheden op de dijk
voor fietsers aanzienlijke overlast. De Fietsersbond vraagt om in het dijkversterkingsproject de dijk autovrij
te maken, op de dijk als fietsverbinding in te richten en het autoverkeer op een nieuw aan te leggen weg
langs de voet van de dijk te doen plaatsvinden.
2.12.2
Reactie
Ad 12.1)
Het opwaarderen van de fietsroute Oud-Beijerland – Nieuw-Beijerland valt in beginsel niet binnen de
scope van dit dijkversterkingsproject.
Het gedeelte van het fietspad tussen Nieuw-Beijerland en de Langeweg loopt langs de provinciale weg
N217 en krijgt medio 2014 groot onderhoud door de Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) van de provincie
Zuid-Holland; daarbij wordt het fietspad opnieuw geasfalteerd en van de gebruikelijke, nieuwe belijning /
asmarkering voorzien. Waterschap en provincie zullen de planning van de dijkversterking en dit groot
onderhoud met elkaar afstemmen en afspraken maken over al of niet combineren van de werkzaamheden
voor het gedeelte waar de dijk wordt versterkt.
Daarnaast zal door de Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) van de provincie Zuid-Holland een onderzoek
gestart worden naar verdere verbetering van de belijning waarbij de Fietsersbond betrokken zal worden;
indien verbetering van de belijning verkeerskundig- en onderhoudsmatig mogelijk is kan dit nog met het
groot onderhoud in 2014 worden meegenomen. Waterschap en provincie zullen dit met elkaar afstemmen.
Bij de uitvoering van de dijkversterking van de Spuidijk zal een deel (ca. 600m) van de provinciale weg
N217 langs de Spuidijk omhoog gebracht worden. Waterschap en Provincie zullen met elkaar overleggen
in hoeverre het fysiek mogelijk is om een verbreding van het fietspad in te passen op de berm van de
nieuwe dijk en mee te nemen met de uitvoering van de dijkversterking. Daarin zal ook worden betrokken of
hiervoor aanvullend publieke besluiten (vergunningen) geregeld moeten worden.
Een nieuw fietspad op de Spuidijk is niet mogelijk omdat de kruin van de dijk niet breder is dan 3.00 meter.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 41 -
Het gedeelte van het fietspad tussen de Langeweg en Oud-Beijerland valt samen met het fietsproject
F421 uit het Uitvoeringsprogramma Fiets 2012-2016 van provincie Zuid-Holland. Dit project zit in de
overprogrammering van het uitvoeringsprogramma en wordt niet gecombineerd met de dijkversterking. De
kruin van de dijk is onvoldoende breed en er zijn ook geen middelen voor gereserveerd.
Een fietspad buitendijks is ook geen optie in verband met de aanwezige natuurwaarden. Een verbetering
van de fietsroute binnendijks zal na 2016 bekeken kunnen worden indien het provinciaal bestuur in de
volgende collegeperiode voldoende middelen voor Fiets beschikbaar stelt.
Ad 12.2)
Het opwaarderen van de fietsroute (Coupure Goudswaard – km 61,25) valt niet binnen de scope van dit
dijkversterkings-project. Dit betekent dat andere partijen financiën beschikbaar moeten stellen om de
meerkosten van een opwaardering te dragen.
Kleine aanpassingen en verbeteringen, die passen binnen de scope en de financiële middelen van de
dijkversterking, zullen bij de uitvoering worden meegenomen. Met de Fietsersbond en de gemeente
Korendijk zal in overleg worden bepaald wat hier wenselijk is.
Toelichting:
“Werk met werk maken” is een algemeen principe wat het waterschap zeker onderschrijft. Indien
er zich binnen het plan mogelijkheden voordoen dan wil het waterschap hier aan meewerken;
Het Waterschap onderkent de hinder voor fietsers tijdens de extra waterinlaat in het droge
seizoen. Het inlaten van water vindt echter plaats buiten de scope van de dijkversterking; ter
plaatse van de inlaat Piershil wordt de dijk niet versterkt. Het opstellen van de extra waterinlaat is
vergunningplichting.
Om het fietspad op de nieuwe dijk te kunnen verbreden is ten opzichte van het ontwerp in het
Projectplan een kruinverbreding noodzakelijk om aan weerszijden van het fietspad voldoende
afstand tot het talud te realiseren. Dit brengt aanzienlijke extra kosten met zich mee die niet
vanuit het dijkversterkingsproject gefinancierd worden. Er zijn bij de voorbereiding geen partijen
gevonden die de meerkosten voor hun rekening nemen. Daarom zal een fietspad met de huidige
breedte worden teruggebracht op de nieuwe kruin van de dijk.
Het wegdek van het nieuwe fietspad zal zeker verbeteren, omdat een nieuwe verharding wordt
aangelegd.
Het fietspad bij de haven doortrekken naar de coupure is niet mogelijk. De verharding langs de
haven is in gebruik bij meerdere partijen. Er is onvoldoende ruimte beschikbaar tussen de
havenkade en de waterkering om een apart fietspad aan te leggen.
Het paaltje onderaan de dijk bij het haventje van Goudswaard heeft een autowerende functie en
kan daarom niet verwijderd worden.
Het verbeteren van het fietspad langs het gehele haventje van Goudswaard valt buiten de
projectgrens van de dijkversterking. De gewenste verbetering is daarom afhankelijk van externe
financiëring. Er zijn bij de voorbereiding geen partijen gevonden die de meerkosten voor hun
rekening nemen.
Zie inleiding onder Ad. 12.2).
De voorgestelde maatregelen zijn alleen zinvol wanneer besloten wordt om het fietspad op te
waarderen. Hiervoor is geen externe financiëring beschikbaar (zie punt 3).
Ad 12.3)
Het doortrekken van een tweerichtingen-fietspad vanaf de veerstoep naar Nieuw-Beijerland valt niet
binnen de scope van dit dijkversterkingsproject.
5 februari 2014, versie 2.0
- 42 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Daarnaast is het binnen de projectgrenzen (km 63,2 en Km 63,5) fysiek niet mogelijk om op een
verantwoorde wijze een tweerichtingen-fietspad te realiseren zonder aantasting van de ruimtelijke kwaliteit
en de aanwezige natuurwaarden.
Ad 12.4)
Fietsen òp de dijk blijft ook in de nieuwe situatie mogelijk. De aanleg van een weg binnen het
dijkversterkingsproject van bijna 3 km onderaan de dijk om fiets- en autoverkeer te kunnen scheiden, blijkt
zowel vanuit de doelstelling van het project als de wens van de wegbeheerder, niet mogelijk.
Gemotoriseerd verkeer op de dijk dient zich ook in de nieuwe situatie aan de maximumsnelheid van 60
kilometer per uur te houden.
2.12.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 43 -
2.13
ens J. en A.L. Swank
Zienswijze 13 – Adviesbureau ’t Witte Huis, namens
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 11 januari 2014)
Adviesbureau ’t Witte Huis, namens
De heren J. en A.L. Swank, Spuidijk 40, 3264 LD Nieuw-Beijerland.
Contactadres:
Molendijk 39
3286 BG Klaaswaal.
2.13.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op de gevolgen van de dijkversterking voor de Spuidijk landelijk Korendijk.
13.1 Beperking bedrijfsvoering door aanleg bekleding (km 66.1-67.1)
Het plan omvat ter hoogte van Spuidijk Landelijke Korendijk dijkvak 66.1 - 67.1 onder meer het versterken
van de dijk door middel van hel aanbrengen van een bekleding met een gesloten versterken van de dijk
door middel van hel aanbrengen van een bekleding met een gesloten versterken van de dijk door middel
van hel aanbrengen van een bekleding met een gesloten verharding. Hierdoor is dit dijkweiland, dat in
de agrarische bedrijfsvoering, niet meer te
exploitatie is bij de maatschap Swank ten behoeve van d
gebruiken als weiland. Dit heeft grote gevolgen voor de agrarische bedrijfsuitoefening. Het bedrijf beschikt
over een relatiefbeperkte hoeveelheid grond in exploitatie. Hel gemis van 2 ha dijkweiland heeft dusdanige
gevolgen dat het voortbestaan van het bedrijf hierdoor in gevaar kan komen. Bij het kiezen van een
oplossing voor de problematiek van de dijkverzwaring dienen niet alleen de veiligheidsaspecten en het
financiële belang van het waterschap een rol te spelen, maar ook de gerechtvaardigde belangen van
degenen die voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van het kunnen beschikken over voldoende grond.
Bij het nu voorliggende plan is geen rekening gehouden met de belangen van de maatschap Swank. Het
is noodzakelijk dat er voor een uitvoering wordt gekozen waarbij het aanwezige grasland te gebruiken
blijft.
13.2 Verbetering gevraagd toegang bedrijfspercelen door brug over kreek.
In de eerdere gesprekken die met de heren Swank met het waterschap zijn gevoerd is dit ook
aangegeven. Zie het verslag van de bespreking van 23 juli 2013. Daarin is ook aangegeven dat van het
waterschap medewerking wordt gevraagd om te komen tot een verbeterde toegang van de
bedrijfspercelen van de maatschap door het aanleggen van een brug over de kreek. Het waterschap heeft
hier nog niet op gereageerd.
13.3 Schade door wenstracé gasleiding
Daarnaast is het zo dat de voorliggende plannen voorzien in het verleggen van een in de dijk aanwezige
gasleiding. Het nieuw gekozen tracé hiervan is uitermate ongunstig voor de maatschap Swank en
doorsnijdt een perceel van hen. Dit leidt tot schade en overlast.
13.4 Toegankelijkheid bedrijf tijdens uitvoering (ophalen melk)
Voorts wijst de maatschap op de bereikbaarheid van het bedrijf tijdens de uitvoering. De melk van de
koeien wordt frequent opgehaald. Het bedrijf dient dan ook altijd bereikbaar te blijven. Dit aspect dient
nadrukkelijk in de planvorming te worden meegenomen en niet te worden afgeschoven naar de aannemer!
5 februari 2014, versie 2.0
- 44 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
13.5 Monitoring schade woning
Ook is het een nadrukkelijk verzoek van de maatschap Swank om de woning Spuidijk 40 mee te nemen in
de monitoring met betrekking tot de mogelijke schade aan de woning als gevolg van de uitvoering van de
werkzaamheden. Te denken valt aan verzakkingen, scheurvorming en dergelijke.
2.13.2
Reactie
Ad 13.1)
Inspreker stelt dat het noodzakelijk is dat er ter hoogte van Spuidijk Landelijke Korendijk dijkvak 66.1 67.1 voor een uitvoering wordt gekozen waarbij het aanwezige grasland te gebruiken blijft.
In het projectplan is aangegeven dat er op dit traject steenbekleding wordt aangebracht. Deze
steenbekleding wordt aangebracht om de erosiebestendigheid van het dijklichaam te kunnen garanderen.
Algemeen
Op basis van de grondplantekeningen zal de onafhankelijke taxateur, samen met de omgevingsmanager
van het waterschap, namens het waterschap op korte termijn het minnelijke traject voor de benodigde
gronden starten en de eerste oriënterende gesprekken voeren met de eigenaar en pachter. Minnelijk
traject ten aanzien van onroerende zaken: gebruik van de gronden/vestiging van een zakelijk recht.
Het waterschap streeft er naar om voor gronden waarop de primaire waterkering is geprojecteerd het
gebruik te regelen. Het waterschap wil in eerste instantie voor wat betreft de toegang tot de gronden met
de eigenaar tot overeenstemming komen (hetgeen wordt vastgelegd in een akkoordverklaring).
Het kan voorkomen dat in het kader van de dijkversterking voorzieningen worden aangebracht, waardoor
de eigenaar van het perceel in het gebruik van zijn perceel wordt beperkt. In een dergelijke situatie is het
beleid van het waterschap om in onderling overleg met de eigenaar tot overeenstemming te komen om de
gronden te verwerven.
Wanneer in overleg is vastgesteld dat eigenaren en/of geregistreerde pachters schade ondervinden
doordat beweidbare oppervlakten afnemen, wordt door een onafhankelijke taxateur de schade bepaald en
wordt tot schadeloosstelling overgegaan (“Verordening nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta”).
Na wederzijdse instemming is er dan sprake van een overeenkomst, waarbij of sprake is van een
schadeloosstelling of verwerving van het eigendom.
Ad 13.2)
Indien de Spuidijk wordt afgesloten en er gedurende een bepaalde periode geen andere opties zijn om de
toegang tot de bedrijfspercelen te waarborgen, zal Waterschap Hollandse Delta aan de aannemer de eis
n (conform het voorstel van de familie Swank).
meegeven een tijdelijke brug over de kreek aan te leggen
Ad 13.3)
Voor reactie ten aanzien van kabels en leidingen zie ad 1.4.
Ad 13.4)
De kabels en leidingen eigenaar/beheerder zal inventariseren of er een noodzaak is om de kabels en
leidingen te verleggen. Indien de kwaliteit van de kabels en leidingen tot verlegging noopt, geldt het
gestelde ad 1.4.
Voor reactie ten aanzien van bereikbaarheid en nadeelcompensatieregeling zie de reactie ad 6.4.
Ad 13.5)
Tijdens de ontwerpfase van de dijkversterking is dit punt onderzocht door een extern adviesbureau (CRUX
Engineering BV). Gevraagd is om, op bepaalde locaties, te onderzoeken of het mogelijk is om de
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 45 -
damwanden (wel of niet met maatregelen) te installeren zonder schade aan de belendende panden te
veroorzaken. In het rapport van CRUX Engineering BV zijn rekenkundig de trillingen in de omgeving
voorspeld, die ontstaan tijdens de installatie van de damwanden. De mogelijke schadelijke invloed
daarvan op de belendende panden is getoetst aan de geldende SBR-A richtlijn.
De geplande werkzaamheden zullen worden uitgevoerd op een relatief grote afstand van de woning. In het
rapport wordt geconcludeerd dat er rekenkundig wordt voldaan aan de SBR-A richtlijn waardoor de kans
op schade als verwaarloosbaar gering kan worden beschouwd.
Tevens is het beheersen van de risico’s op schade tijdens de uitvoering contractueel vastgelegd. De
aannemer wordt door middel van eisen in het uitvoeringscontract gestimuleerd om overlast zoveel mogelijk
te voorkomen. Voor start van de uitvoering wordt een bouwkundige vooropname gedaan aan woningen en
objecten en uiteindelijk wordt, na oplevering, een eindmeting uitgevoerd.
Gezien bovenstaande is er geen reden om de woning mee te nemen in de monitoring tijdens de
uitvoering.
Het beheersen van de risico’s op schade tijdens de uitvoering is door waterschap Hollandse Delta
contractueel vastgelegd met de aannemer. In het kader van preventie worden voor de start van de
uitvoering onafhankelijke nulmetingen uitgevoerd aan woningen en objecten op of in de nabijheid van he
tracé. Waterschap Hollandse Delta houdt er desondanks rekening mee dat de uitvoering van de maatregel
kan leiden tot schade, zoals zettingsschade of scheurvorming aan panden. Waterschap Hollandse Delta
rekent het tot zijn verantwoordelijkheid om waar mogelijk schadevoorkomend of als het niet anders kan
schade beperkend het project uit te voeren.
Om te kunnen vaststellen of de schade het gevolg is van de uitvoeringswerkzaamheden voor de
dijkversterking wordt er vóór de uitvoering van het werk, met toestemming van de rechthebbenden, door
een schadedeskundige bouwkundige vooropnames gemaakt van risicovolle panden (binnen de
invloedssfeer van de dijkversterking). Zo nodig worden meetbouten geplaatst.
Indien de rechthebbenden op een pand geen toestemming geven voor een bouwkundige opname en het
plaatsen van meetbouten, dan ligt het ook op diens weg om buiten twijfel aan te tonen dat waterschap
Hollandse Delta aansprakelijk is voor eventueel door die betrokkene naar voren gebrachte schade. De
kosten die zijn verbonden aan het vergaren van het bewijs worden overigens niet vergoed.
Bij de selectie van de aannemer, die de uitvoering gaat doen, wordt die partij geselecteerd die het beste
scoort op de combinatie van kwalitatieve en financiële criteria. Aannemers worden expliciet gevraagd in
hun aanbieding aan te geven hoe zij aan beide invulling geven. Het waterschap kijkt dus niet alleen naar
de prijs. Bij de kwalitatieve aspecten gaat het om het beheersen van de belangrijkste risico’s van het
project, o.a. schade aan panden, bereikbaarheid van bedrijven/woningen, verkeershinder. Hoe beter een
aannemer deze risico’s kan beperken (lees voorkomen!), hoe meer een aannemer kans maakt om
geselecteerd te worden.
Hierop wordt ook door het waterschap toegezien tijdens de uitvoering van het project. In eerste instantie
zal de aannemer (opdrachtnemer) middels het gesloten contract eraan worden gehouden dat deze
kwalitatieve criteria ook daadwerkelijk worden opgevolgd. De verantwoordelijkheid van het waterschap
(opdrachtgever) tijdens de uitvoering wordt hiermee gedelegeerd naar de aannemer (opdrachtnemer),
omdat de aannemer directe invloed heeft op de wijze van uitvoering. Om aan de verantwoordelijkheid van
opdrachtgever invulling te geven zal van de aannemer geëist worden dat deze een adequate CARverzekering afsluit, met het waterschap als opdrachtgever als meeverzekerde. Mochten er zich tijdens de
uitvoering onvoorziene omstandigheden voordoen, dan kan hierop aanspraak worden gemaakt door
belanghebbenden.
Conclusie is dat indien er schade ontstaat de aannemer (opdrachtnemer) het eerste aanspreekpunt is en
verantwoordelijk is voor de afhandeling van de schade. Juist doordat het waterschap een CAR-verzekering
voorschrijft is er voldoende garantie dat eventuele claims adequaat worden behandeld. Indien de
5 februari 2014, versie 2.0
- 46 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
aannemer telefonisch of anderszins niet te bereiken is, kan contact worden opgenomen met het
waterschap.
2.13.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 47 -
2.14
ens H.J.J. Melissant
Zienswijze 14 – Adviesbureau ’t Witte Huis, namens
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 11 januari 2014)
Adviesbureau ’t Witte Huis, namens
De heer H.J.J. Melissant, Westdijk 1, 3267 LV Goudswaard.
Contactadres:
Molendijk 39
3286 BG Klaaswaal.
2.14.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op de gevolgen van de dijkversterking voor de Westdijk.
14.1 Problemen bedrijfsvoering door plaatsen damwand
Nabij de boerderij van de heer Melissant is het voorneme
voornemen om zeer ingrijpende maatregelen in het kader
van deze dijkversterking te nemen. Het gaat om bet Dijkvak Westdijk 3: 56,5-57,6. Niet alleen is er een
aanzienlijke oppervlakte agrarische grond benodigd (hetgeen ten koste gaat van de agrarische
bedrijfsuitoefening, maar tevens is ter hoogte van de boerderij Westdijk I een gigantische damwand
gepland.
Het thans voorliggende ontwerp leidt tot de navolgende problemen:
1) Draaicirkel op het terrein moeizamer;
2) Bietenopslag onvoldoende ruimte meer voor;
3) Aardappelbewaring onvoldoende ruimte;
4) Helling van de op/afrit te steil voor vrachtwagen met oplegger.
5) Verkleining en nadeliger vorrn van de agrarische bouwkavel, waardoor de geplande
bedrijfsuitbreiding wordt verhinderd;
6) planschade.
7) ernstige hinder tijdens de uitvoering van de werkzaamheden vanwege de moeilijker of
onmogelijk geworden bereikbaarheid van het bedrijf.
14.2 Verzoek concrete afspraken over locatie waterzuivering, óf buitenwaartse versterking
Met het waterschap is gesproken over een oplossingrichting waarbij de damwand niet nodig is en er een
tweede bedrijfslocatie komt ter plaatse van de (uit gebruik genomen) waterzuivering. Hier zou een
oplossing in gevonden kunnen worden, mits het waterschap bereid is om op korte termijn hierover
concrete afspraken te maken. Zolang dit niet het geval is, is het plan in zijn huidige vorrn niet acceptabel.
Voorgesteld wordt om de oplossingrichting te zoeken aan de westzijde van de Westdijk. Daar zijn in ieder
geval geen agrarische bedrijfsgebouwen en twee woningen bij betrokken. Op zijn minst zou de oplossing
waarbij de huidige locatie van de waterzuivering in beeld moeten worden gebracht en zou het waterschap
hierover concrete uitspraken dienen te doen.
14.3 Wenstracé K&L
Tot slot merk ik nog op dat het verleggen van kabels en leidingen (die thans in de dijk liggen) niet
aanvaardbaar is. Daarmee wordt dit aspect geheel op het bordje van de individuele grondeigenaar gelegd.
5 februari 2014, versie 2.0
- 48 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
2.14.2
Reactie
Ad 14.1)
1) De damwand ter hoogte van Westdijk 1 is gepland in de huidige teen van de dijk. Hierdoor neemt de
ruimte op het terrein niet af, waardoor de huidige mogelijke draaicirkel gehandhaafd blijft.
2) De damwand ter hoogte van Westdijk 1 is gepland in de huidige teen van de dijk. Hierdoor neemt de
ruimte op het terrein niet af, waardoor de opslagmogelijkheid voor bieten ongewijzigd blijft.
3) Het is onduidelijk alwaar de bewaring van aardappels plaats vindt. Als dit buiten gebeurt, zie het
antwoord ad 14.2.
4) De gemiddelde helling van de op-/afrit zal ongeveer gelijk zijn aan de huidige helling. In goed overleg
met de eigenaar zal de uitvoerend aannemer van Waterschap Hollandse Delta de op- en afritten nader
detailleren. De eigenaar wordt hiervoor tijdig benaderd.
5) De damwand ter hoogte van Westdijk 1 is gepland in de huidige teen van de dijk. Hierdoor neemt de
ruimte op het terrein niet af.
6 en 7) Voor reactie ten aanzien van bereikbaarheid en nadeelcompensatieregeling zie de reactie bij
zienswijze 6, ad 6.4.
Ad 14.2)
In de afweging van verschillende alternatieven is het uitgangspunt van de dijkversterking geweest dat
waar mogelijk de dijk 'in grond' wordt versterkt en dat bestaande bebouwing zo veel mogelijk dient te
worden gehandhaafd. In dit kader is voor de locatie ter hoogte van Westdijk 1 gekozen voor de oplossing
zoals opgenomen in het Projectplan Waterwet om zodoende de bebouwing te sparen.
Het waterschap is momenteel in overleg met de familie Mellissant over een alternatieve locatie voor de
bebouwing (schuur). Deze bebouwing (schuur) zou binnen het ruimtebeslag van de dijkversterking vallen
indien een oplossing in grond was gekozen (binnenberm). Om de bebouwing te sparen bleek een
constructieve oplossing noodzakelijk. De familie Melissant heeft aangegeven een alternatieve locatie voor
deze bebouwing te wensen (waardoor na sloop van de huidige bebouwing de binnenberm voor de
dijkversterking doorgetrokken zou kunnen worden en de constructieve maatregel kan komen te vervallen).
Deze alternatieve locatie is het terrein van de (inmiddels buiten gebruik geraakte) rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Achterweg, gemeente Korendijk. Dit terrein is in eigendom van het waterschap
en zou eventueel kunnen worden afgestaan voor nieuwbouw
w van de bebouwing van de familie Melissant).
De gemeente Korendijk heeft inmiddels de principe-uitspraak gedaan hier planologisch medewerking aan
te willen verlenen. Momenteel worden de kosten van deze mogelijke oplossing in beeld gebracht. Indien
aan alle randvoorwaarden kan worden voldaan en alle kosten inzichtelijk zijn en tot een akkoord over de
kostenverdeling kan worden gekomen zal voor de alternatieve locatie een apart procedureel traject
worden gevolgd, passend in de planning en fasering van de dijkversterking.
Ad 14.3)
Voor reactie ten aanzien van kabels en leidingen zie de reactie bij zienswijze 1, ad 1.4.
2.14.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 49 -
2.15
Zienswijze 15 – F. en M. Ampt
Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 13 januari 2014)
De heer en mevrouw F. en M. Ampt
Westdijk 6
3267 LV Goudswaard
2.15.1
Zienswijze
De zienswijze heeft betrekking op de gevolgen van de dijkversterking voor de Westdijk.
15.1 Herhaling zienswijze MER
Ook bij de MER-procedure hebben wij een zienswijze ingediend, bij deze verzoeken we u deze als
herhaald en ingelast te beschouwen.
15.2 Twijfels aan serieus onderzoek naar alternatief tracé.
De huidige hoofdwaterkering, de te versterken dijk, loopt nu via de Westdijk door de woonkern
Goudswaard, langs de havenkade en langs Molen/Noordpolder terug naar het Spui. Ook bij de versterking
kiest u voor dit tracé. Bij de MER is (door velen, waaronder de dorpsvereniging van Goudswaard en
gemeente Korendijk) gevraagd serieus te kijken naar een alternatief tracé door de Leenheerenpolder of
door het opwaarderen van de (op zich al sterk gebleken) voorliggende waterkering, de dijk tussen de
Leenheerenpolder en Spui.
Wij hebben grote twijfels of aan de oproep om een gedegen onderzoek naar het voorgaande gehoor
gegeven is.
15.3 Kosten niet openbaar.
Al van voordat exact bekend was welke halsbrekende toeren en kunstwerken men moest gaan uithalen en
maken om langs voetbalveld, door de woonkern (tussen monumentale panden) en langs de haven te
komen roept men "het is te duur!" Inzage in de berekeningen, opdat wij het gestelde zelf kunnen
narekenen, wil men tot op de dag van vandaag niet geven. Het zou kostenverhogend werken als
aannemers over die info zouden beschikken. In de aanloop naar dit projectplan zijn er al vele
kostenverhogende wijzigingen noodzakelijk gebleken, zelfs nu de inspraakprocedure loopt horen we
telkenmale dat bij nader onderzoek blijkt dat de eerder aangegeven simpele oplossingen niet werken
waardoor de plannen met een duurdere variant moeten worden aangepast. Met een "worst-case" scenario
voor het alternatief wordt in een tunnelvisie voort geknutseld aan de oplossingen om door Goudswaard te
komen en laat men een beter, sneller, eenvoudig uitvoerbaar en bovenal veiliger alternatief liggen.
15.4 Buitenom wel mogelijk i.r.t. Natura 2000.
Zo is in de reactie op de MER zienswijzen onder andere aangegeven dat het opwaarderen van de
voorliggende waterkering geen optie zou zijn vanwege de (voorlopige) aanwijzing van de
Leenheerenpolder als Natura 2000 gebied. Inmiddels is Natura 2000 gebied Haringvliet definitief omlijnd
en aangewezen. Hierbij is de Leenherenpolder definitief niet aangewezen als N2000 en, zeker zo
belangrijk, ook de dijk tussen de polder en het Spui valt buiten de N2000 aanwijzing. De buitendijkse sloot
is de grens. Dit heeft tot gevolg dat opwaardering van de dijk als alternatief weer mogelijk is. Dat lijkt ons
zeker de moeite van het onderzoeken waard, vooral in verband met het volgende.
15.5 Combinatie met inrichting Leenheerengorzenpolder.
Zeker zo relevant, gelijktijdig met deze inspraakronde loopt er een soortgelijke inspraakprocedure als
onderhavige rondom de inrichting van de Leenheerengorzenpolder en de uiterwaarden langs het Spui.
5 februari 2014, versie 2.0
- 50 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Beide plannen lijken ook in de uitvoering parallel te lopen of behoeven daarvoor slechts een kleine
aanpassing.
In dat natuurinrichtingsplan wordt de voorliggende waterkering aanzienlijk versterkt met de grond uit het af
te graven buitengebied, zoals blijkt uit de getoonde dwarsdoorsnede 12 (bijlage 1). Ook het projectplan
dijkversterkingen geeft doorsnedes prijs van onder andere de Westdijk.
Dat profiel kunnen we daardoor vrijwel een op een projecteren op de schets van de voorliggende
waterkering in het ontwerp Bestemmingsplan Leenheerengorzenpolder. De doorsneden geven een indruk
van de totale hoeveelheid aan te brengen grond aan de Westdijk. Met die kanttekening dat de
kruinbreedte slechts drie meter zal zijn omdat er dan geen rijweg op hoeft, is het dan vrijwel zeker dat er
door de combinatie dijkversterking en natuurrealisatie per saldo minder grond aangevoerd hoeft te worden
als toch die voorliggende kering wordt opgewaardeerd tot primaire kering.
15.6 Vergroten waterberging in sloten in Leenheerenpolder.
Het waterberging probleem in de Leenheerenpolder is al langer bij het Waterschap bekend. Alle
tussensloten zijn in de afgelopen decennia gedempt waardoor enkel de smalle dijksloten zijn overgebleven
als waterberging. Ook afgelopen jaar gaf dat begin oktober weer problemen (bijlage 3). Nu de
Leenheerenpolder definitief geen natuur wordt en haar agrarische bestemming behoud is ook
waterberging weer een actueel punt. Wellicht dat er om grond te genereren zelfs enkele nieuwe sloten
gegraven kunnen worden om daarmee werk met werk te doen. Dit te meer gezien het volgende.
15.7 Schade aanvoer materiaal; combinatie met uitvoering L'gorzenpolder
Een probleem in de uitvoering is dat er een aanzienlijke hoeveelheid zand en grond moet worden
aangevoerd. Per as heeft dat grote gevolgen. Immers, aanvoer door Goudswaard is geen optie, alles
aanvoeren via de Oudendijk zal daar op grote bezwaren stuiten en het is de vraag of de niet onderheide
dijkhuizen tegen zo veel geweld bestand zijn. In het projectplan wordt aangegeven dat er geen verstoring
van de natuur richting de Leenheeren(gorzen) polder plaats zal(mag) vinden. Een alternatief voor de
aanvoer van de grote hoeveelheden zand en grond is er dus niet! Dat alternatief is er wél als de uitvoering
van een natuurlijker inrichting langs het Spui en dijkversterking worden gecombineerd. Door de combinatie
kan zand en grond (al is er al veel minder nodig) toch over water worden aangevoerd.
15.8 Beperking grondaankoop.
Bij het alternatief beschikt u voor bijna een derde van het gehele plantraject nu al over de benodigde grond
daar de gehele Leenheeren polder in uw bezit is en inmiddels volledig onder uw regie valt. De aankoop
van grond vervalt bij het Leenheerenpolder alternatief vanaf de hoek Spui/Noordpolder tot aan de
Korendijkse Slikken. Daarnaast voorkomt u vertraging door het uitblijven van tal van juridische procedures
door mensen die in of rond het huidig tracé belangen hebben.
15.9 Bereikbaarheid rond haven Goudswaard.
Vergeet niet dat bewoners en bedrijven langere tijd slecht of zelfs onbereikbaar zijn tijdens de realisatie bij
en rond de haven van Goudswaard en dat bijvoorbeeld ook de toegangsweg naar het recreatiegebied
"Costa del Spui" aan het einde van de haven niet per auto (ambulance, brandweer) te bereiken is.
15.10 Bereikbaarheid boerderijwinkel.
Het aanbrengen van de versterkingen met grond aan de westkant van onze uitrit en het realiseren van alle
kunstwerken vanaf onze uitrit tot aan de Goudswaardse haven zal er voor zorgen dat wij voor langere tijd
niet of lastig bij de openbare weg kunnen komen. Voor de aan en afvoer van producten gaat dit grote
problemen geven. De bereikbaarheid is echter vooral van belang voor onze boerderijwinkel.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 51 -
Wij hebben (uit ervaring) grote angst voor het juist aangeven van de eventuele alternatieve route door de
uitvoerend aannemer.
Voorgesteld is om voor aanvang van de werkzaamheden de oprit van de Achterweg naar de Westdijk
definitief te verleggen en deze in plaats van evenwijdig aan de dijk haaks op de dijk aan te sluiten in het
verlengde van onze oprit (bijlage 5). Op deze wijze is er tijdens de werkzaamheden een goede en vaste
alternatieve route die we ruim van te voren aan onze klanten mee kunnen geven (niet alle klanten zijn
geabonneerd op onze digitale nieuwsbrief). Met deze oplossing kan de omzetderving in de winkel tijdens
de werkzaamheden meevallen.
15.11 Verzoek tot buitenom tracé.
Concreet verzoeken we u om met het voorgaande als uitgangspunt alsnog een alternatief tracé voor de
primaire waterkering uit te werken en te onderzoeken. Dat moet haast tot wijziging van de plannen leiden.
Als devies heeft u immers (zoals ook in de nu ter visie liggende nota Ruimte en Mobiliteit weer wordt
aangegeven) dat u juist zo veel mogelijk taken en functies wilt combineren, zowel in het uiteindelijke
resultaat als bij de realisatie van de plannen. Ook dit project is een uitgelezen gelegenheid voor
gecombineerde uitvoering.
Mocht u niet mee kunnen gaan in onze zienswijze dan verzoeken we u om toch op enigerlei wijze de
hoofdwaterkering om onze eigendommen heen aan te leggen.
15.12 Klacht over communicatie vanuit WSHD.
Langs deze weg willen we ook ons beklag doen over de werkwijze van het Waterschap. Zoals
aangegeven zijn er tijdens het zogenaamde keukentafelgesprek zaken besproken waarop een vervolg is
toegezegd, zoals over de oplossing voor de uitweg via de Achterweg. Tot op de dag van vandaag is er
geen (re)actie vanaf het Waterschap in onze richting geweest.
Ook is bij navraag gebleken dat het geen gespreksonderwerp geweest bij overleg met gemeente
Korendijk. Voorts werden er voorlichtingsavonden georganiseerd waarbij juist op de cruciale en
bediscussieerde punten in het traject geen duidelijkheid kon worden gegeven. Daarbij is de woordvoerster
van het project zelden bereikbaar.
Een aardige voorbode voor de komende ellende was een onaangekondigde wegafsluiting gedurende twee
dagen voor onderzoek aan de dijk. Ook worden er (in lijn met de tunnelvisie) al veel kosten gemaakt die
horen bij de uitvoering. Zo is er al een duur onderzoek geweest om de exacte staat van aanliggende
panden in kaart te brengen waar het Waterschap weet dat over het traject door Goudswaard het laatste
woord nog niet gezegd is.
2.15.2
Reactie
Ad 15.1)
Indiener heeft destijds bij de ter visie legging van de Startnotitie ook een zienswijze ingediend. Daarin
wordt:
1.
om aandacht gevraagd voor de bereikbaarheid van het bedrijf tijdens de uitvoering.
2.
verzocht de dijk te verleggen achter de woning/bedrijf om te leggen zodat woning/bedrijf
binnendijks komen te liggen.
Voor de reactie op punt 1) zie hiervoor de reactie ad 15.10.
Voor de reactie op punt 2) zie hiervoor de reactie ad 15.11.
5 februari 2014, versie 2.0
- 52 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Ad 15.2)
Voor reactie met betrekking tot het gekozen tracé en de buitenom-variant zie de reactie bij zienswijze 6, ad
6.1.
Ad 15.3)
Voor reactie met betrekking tot het gekozen tracé en de buitenom-variant zie de reactie bij zienswijze 6, ad
6.1.
Ad 15.4)
In beginsel zou het in verband met Natura 2000 mogelijk zijn om de kade langs de Leenheerenpolder tot
primaire waterkering te maken. De Leenheerenpolder valt met de definitieve aanwijzing van het Natura
2000 gebied Haringvliet niet meer binnen de begrenzing ervan. Er zijn echter andere zwaarwegende
redenen om deze kade niet tot primaire waterkering te maken. Zie hiervoor de reactie ad 15.5.
Ad 15.5)
Voor de herinrichting van de Leenheerengorzenpolder, in het kader van het programma Deltanatuur van
de provincie Zuid-Holland, heeft met ingang van 16 december 2013 gedurende zes weken het ontwerpwijzigingsplan Leenheerengorzenpolder Goudswaard ter inzage gelegen. In dit plan wordt een gedeelte
van de kade langs de Leenheerenpolder aangepast.
De door indiener voorgestelde combinatie van de dijkversterking met de herinrichting van de
Leenheerengorzenpolder wordt door het waterschap om de volgende redenen niet gevolgd.
Ten eerste zijn veel omvangrijkere maatregelen nodig dan in het ontwerp-wijzigingsplan zijn getoond om
de kade om de Leenheerenpolder te laten voldoen aan de eisen van een volwaardige primaire
waterkering. De primaire waterkering dient in verband met de veiligheid aan specifieke eisen te voldoen,
o.a. wat betreft de hoogte, de grondopbouw, de bekleding en het bestand zijn tegen grondwaterstroming
onder de dijk door. Het deel van de kade om de Leenheerenpolder, dat wordt aangepast, heeft een hoogte
van NAP +3,8 m volgens de bijlage bij de toelichting bij het ontwerp-wijzigingsplan. Zou deze kade
primaire waterkering worden dan dient deze een hoogte te krijgen van ca. NAP + 5,4 m; alleen de vereiste
hoogte leidt al tot veel omvangrijkere maatregelen. Ten tweede wordt met het ontwerp-wijzigingsplan
Leenheerengorzenpolder slechts een gedeelte van de kade om de Leenheerenpolder aangepast. Dat
betekent dat nog een aanzienlijk aanvullend traject aangepast zou moeten worden om de gehele kade tot
primaire waterkering te kunnen maken. Ten derde zou Rijkswaterstaat hier niet mee akkoord gaan omdat
een te groot deel van het buitendijks gebied niet meer beschikbaar zou zijn voor de berging van water
tijdens gesloten stormvloedkeringen en hoge rivierafvoeren (beleidslijn Ruimte voor de rivier).
Overigens is in het MER aandacht besteed aan de wens om de kade langs de Leenheerenpolder tot
primaire waterkering te maken (paragraaf 5.2.3). ). Behalve het bezwaar van de beleidslijn Ruimte voor de
rivier is daar ook genoemd dat de oplossing vanwege de betrekkelijk grote lengte, en daarmee de relatief
hoge kosten, niet als kansrijk is beschouwd.
Ad 15.6)
Het Projectplan Waterwet dijkversterking Spui Oost richt zich niet op waterberging in de
Leenheerenpolder. Dit valt buiten het bestek van dit besluit.
Ad 15.7)
Voor versterking van de waterkering zijn inderdaad grote hoeveelheden grond nodig, maar ook zetsteen
en damwanden moeten aangevoerd worden. In overleg met de gemeente Korendijk is gekeken naar
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 53 -
transportmogelijkheden hiervoor. Vastgesteld is dat de dorpskernen inderdaad ontzien moeten worden en
de mogelijkheid materialen via water aan te voeren gestimuleerd dienen te worden.
Ad 15.8)
Voor reactie met betrekking tot het gekozen tracé en de buitenom-variant zie de reactie bij zienswijze 6, ad
6.1.
Ad 15.9)
Ten aanzien van de zienswijze met betrekking tot bereikbaarheid verwijzen wij naar het gestelde ad 6.4.
Zie ook hierna ad 15.10.
Ad 15.10)
Fasering werkzaamheden
De aannemer overlegt voor de start van de werkzaamheden een werkplan aan het waterschap. Aspecten
die onder andere hierin aan bod komen zijn de fasering van de werkzaamheden en het verkeersplan.
worden hiervan zo snel mogelijk op de hoogte
Bewoners, dus ook de heer en mevrouw F. en M. Ampt, wor
gesteld.
Voor specifieke knelpunten wordt in goed overleg met de eigenaar/bewoner/gebruiker een passende
oplossing gezocht.
Bereikbaarheid
Uitvoer van de werken leidt tot beperkingen in de bereikbaarheid. Het waterschap streeft ernaar om de
overlast tijdens de werkzaamheden zo beperkt mogelijk te houden; bijvoorbeeld door de periode waarover
een weg moet worden opgebroken te minimaliseren. Met de wegbeheerders in het gebied (gemeente
Korendijk en Oud-Beijerland, provincie Zuid-Holland en waterschap Hollandse Delta) worden hierover
afspraken gemaakt (bijv. omleidingsroutes, alternatieve routes). Deze afspraken worden vastgelegd in een
verkeersplan. Dit plan stelt de aannemer op. Waterschap Hollandse Delta inventariseert voordat het
contract met de aannemer wordt gesloten welke uitgangspunten en randvoorwaarden de wegbeheerders
stellen aan dit verkeersplan.
De aannemer overlegt voor de start van de werkzaamheden een werkplan aan het waterschap. Dit
werkplan gaat in op beperken van hinder voor de omgeving en borgen van de veiligheid voor de omgeving
en de uitvoerende instantie(s). Eén van de aspecten die aan bod moeten komen, is welke aanpak wordt
gekozen voor tijdelijke afsluitingen of afscherming van (weg)gedeeltes.
De omgeving wordt vóór de uitvoering door het waterschap geïnformeerd over hoe en wanneer de
werkzaamheden plaatsvinden en hoe een woning en/of bedrijf tijdens de bouwwerkzaamheden bereikbaar
is. Voor specifieke knelpunten wordt in goed overleg met de eigenaar/bewoner/ gebruiker een passende
oplossing gezocht.
Financieel nadeel
Aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van
het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan
(bijvoorbeeld het waterschap) een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet
geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is
verzekerd (artikel 7.14 Waterwet). Deze schadevergoeding wordt aangeduid met de term
"nadeelcompensatie". Schade ten gevolge van onteigening en uitvoeringsschade worden niet gerekend tot
nadeelcompensatie.
5 februari 2014, versie 2.0
- 54 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
De Verenigde Vergadering van Waterschap Hollandse Delta heeft in 2008 de "Verordening
nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta" vastgesteld. Deze verordening voorziet in een met
waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie. Verzoeken
om nadeelcompensatie in het kader van de dijkversterking kunnen op grond van artikel 7.14 Waterwet
worden ingediend, volgens de procedureregels gesteld in de “Verordening nadeelcompensatie waterschap
Hollandse Delta”.
In geval de aanvraag samenhangt met het Projectplan geldt voor de termijn van indiening dat de aanvraag
niet eerder kan worden ingediend dan nadat Gedeputeerde Staten op grond van de Waterwet het plan
hebben goedgekeurd en het plan onherroepelijk is geworden.
Ad 15.11)
Voor reactie met betrekking tot het gekozen tracé en de buitenom-variant zie de reactie bij zienswijze 6, ad
6.1.
Ad 15.12)
Het waterschap is te allen tijden bereikbaar via het Waterschapsloket. Daarbij kan telefonisch contact
worden gezocht met het waterschap via het algemene telefoonnummer (bereikbaar tijdens kantooruren).
Er heeft met de familie F. Ampt inderdaad geen zgn ‘keukentafelgesprek‘ plaatsgevonden aangezien deze
gesprekken in eerste instantie zijn gevoerd met grondeigenaren en de direct aan het tracé grenzende
percelen/woningen. (Het bedrijf van de heer F. Ampt – woning, gebouwen en percelen - grenst niet aan
het tracé van de dijkversterking).
De komende maand worden de pachters van gronden binnen de scope van de dijkversterking – voor
zover hier nog geen contact mee is geweest - bezocht voor een persoonlijke uitleg. Voor de overige
bewoners is op 10 december 2013 een inloopmiddag/avond georganiseerd waar de ontwerpplannen
persoonlijk zijn toegelicht aan de diverse bezoekers. Met de heer F. Ampt heeft de afgelopen maanden
twee keer een telefonisch onderhoud plaatsgevonden. Ook heeft de heer F. Ampt vragen gesteld aan de
Heemraad, die per e-mail zijn beantwoord.
2.15.3
Verwerking
Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing in het projectplan.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 55 -
3
ADVIES COMMISSIE VOOR DE MILIEUEFFECTRAPPORTAGE
In het advies over het MER heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage aangegeven, dat zij van
oordeel is dat in het MER alle essentiële informatie aanwezig is om het milieubelang voldoende te kunnen
laten meewegen in de besluitvorming.
Daarnaast heeft de Commissie in het advies een aantal aanbevelingen gedaan. In dit hoofdstuk wordt een
reactie gegeven op deze aanbevelingen.
3.1
Ruimtelijke kwaliteit
Afwisseling wel en niet te versterken deeltrajecten
Gegeven de ambitie voor de ruimtelijke kwaliteit, die in het MER is geformuleerd, adviseert de Commissie
bij de besluitvorming aan te geven welke maatregelen mogelijk zijn om meer continuïteit in de vormgeving
van de gehele dijk te realiseren dan wel de overgangen van versterkte en niet versterkte dijkdelen te
‘verzachten’.
Zoals door de Commissie ook is onderkend, heeft na het uitbrengen van de Startnotitie een heroverweging
van de omvang van het dijkversterkingstraject plaatsgevonden. Door onder andere de financiële crisis en
de daaruit voortvloeiende bezuinigingen is de lengte van het te versterken dijktraject verkort. Het
dijkversterkingstraject bestaat nu uit een aantal te versterken deeltrajecten met daartussen trajecten die
niet worden versterkt. Door de inperking is geen synergie meer mogelijk met enkele andere initiatieven in
het gebied.
Binnen de versterkte deeltrajecten zijn door het waterschap diverse varianten voor de dijkversterking
afgewogen, waarbij de ruimtelijke kwaliteit nadrukkelijk een rol heeft gespeeld. Daarbij is mede aandacht
besteed aan de overgangen van de ene sectie naar de andere sectie binnen een deeltraject, in relatie tot
de omgeving. Omdat de diverse aspecten, die samen de ruimtelijke kwaliteit bepalen, per deeltraject in
een andere verhouding tot elkaar staan, is niet voor het dijkversterkingstraject als geheel overal hetzelfde
profiel toegepast. Per deeltraject is juist een afweging gemaakt van varianten waarbij de diverse belangen
zo min mogelijk geschaad worden.
Als voorbeeld kan genoemd worden de aansluiting tussen de secties van de Molenpolderdijk en de
Spuidijk Piershil westelijk; vanaf het Binnenspui in Goudswaard tot aan de inlaat naar Piershil. Bij de
vormgeving van het profiel van de dijk is vanuit landschappelijk oogpunt ervoor gekozen het buitentalud op
eenzelfde manier te verflauwen zodat een doorgaande lijn langs dit deeltraject wordt gerealiseerd. Een
tweede voorbeeld is de Spuidijk landelijk Korendijk (secties 2 en 3), waar een afweging tussen
landschappelijke wenselijkheid en de gevolgen voor de bebouwing en bedrijven aan de binnenzijde van de
dijk ertoe geleid hebben de versterking deels buitenwaarts uit te voeren in combinatie met een constructie.
Vanwege de verkorting van het dijkversterkingstraject is het wel zo dat het gehele traject nu bestaat uit wel
en niet te versterken delen. Het is niet te voorkomen dat er overgangen ontstaan. Het waterschap zal de
uitvoerend aannemer in het contract stimuleren de overgangen tussen wel en niet versterkte delen zo
vloeiend mogelijk te maken, zonder dat de functies langs het traject daar nadeel van ondervinden.
Bomen
De Commissie signaleert, dat op een aantal plaatsen bij de voorgestelde dijkversterking beeldbepalende
en/of waardevolle bomen verdwijnen. De Commissie adviseert bij de besluitvorming de mogelijkheden te
beschouwen tot het sparen van als beeldbepalend en/of waardevol aangemerkte bomen, al dan niet met
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 57 -
technische aanpassingen in het ontwerp en/of aanvullende (beheer)maatregelen. Gezien de grote
landschappelijke betekenis van veel bomenrijen langs dijken, adviseert de Commissie een
landschapsarchitectonische visie op te stellen voor de compensatie van te kappen bomenrijen.
Het is niet mogelijk de bomen langs de trajecten Spuidijk Piershil oostelijk en Spuidijk landelijk Korendijk
(sectie LK1) te behouden. De werkzaamheden maken het noodzakelijk de bomen te verwijderen.
Het waterschap Hollandse Delta heeft verder als gedragsregel bij dijkversterkingsprojecten dat op en in de
1
directe nabijheid van de dijk geen nieuwe beplanting aangebracht (of teruggebracht) wordt . Daarbij gaat
het om meer dan alleen de ‘kop’ van de dijk. Het gaat o.a. ook om de berm en de beheerstrook ernaast;
deze behoren ook tot de waterkering (Figuur 1).
Figuur 1
Zone dijk waar plaatsen bomen ongewenst is vanuit veiligheid van de waterkering
De bomen worden ook om landschappelijke redenen niet op de binnenberm teruggeplaatst. Om de bomen
buiten het profiel van de waterkering te houden, zou een overhoogte op de binnenberm aangebracht
moeten worden van minimaal 1,0 m, gezien de hoogte en het monumentale karakter tot waar de bomen
zouden moeten kunnen uitgroeien. Vanuit landschappelijk oogpunt is deze overhoogte echter niet
gewenst, omdat het hoogteverschil tussen kruin en berm kleiner wordt en daarmee de herkenbaarheid van
de kruin nog meer vermindert.
Daarnaast kiest het waterschap er niet voor om de bomen terug te plaatsen aan de binnenzijde van de
nieuwe sloot. Landschappelijk staat een bomenrij dan zover van de dijk vandaan, dat de visuele koppeling
tussen beide er eigenlijk niet meer is. Bovendien moeten de bomen dan op landbouwgrond worden
teruggeplaatst, hetgeen een extra ruimtebeslag en teveel schaduwwerking op gewassen met zich
meebrengt. Dit vindt het waterschap niet gewenst.
Het waterschap wil de bomen terugplaatsen op de binnendijken in de Hoeksche Waard en heeft daar de
volgende locaties bij voor ogen. Voor de compensatie is een locatie aangewezen voor de Klemsedijk, nabij
Strijen.
3.2
Natuur
Dijkweiland / glanshaverhooiland
De Commissie signaleert dat de begroeiing van het dijktraject 4 bestaat uit waardevol glanshaverhooiland
waar zeer waarschijnlijk weide- of akkervogels als witte kwikstaart en graspieper broeden. In het MER is
aangegeven, dat het Waterschap bestaande functies en waardevolle elementen zoveel mogelijk wil
behouden. Gegeven deze ambitie adviseert de Commissie bij de besluitvorming aan te geven of, en zo ja
welke mogelijkheden aanwezig zijn de zoden van genoemde glanshaverhooilanden weg te halen en
(elders) terug te plaatsen, alsook genoemd dijkweiland te behouden of te compenseren.
1
Waterschap Hollandse Delta. Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem. 9 april 2013.
5 februari 2014, versie 2.0
- 58 -
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
Het waterschap zal de aannemer in het contract aanmoedigen de verwijderde grasmat zoveel mogelijk her
te gebruiken. Voor zover het glanshaverhooiland valt binnen de EHS wordt het oppervlak dat verloren gaat
door het aanbrengen van een harde bekleding al gecompenseerd. Dat is opgenomen in het
compensatieplan dat is opgesteld voor de dijkversterking (in combinatie met de dijkversterking Hoeksche
Waard Zuid) (zie ook hierna).
Het volledig behouden van het dijkweiland is niet mogelijk. In afstemming met het
Hoogwaterbeschermingsprogramma is bepaald dat het voor de veiligheid van de waterkering noodzakelijk
is om grote delen van de dijk aan de buitenzijde te voorzien van een harde bekleding.
Compensatie EHS
De Commissie constateert, dat in het MER is aangegeven dat momenteel onderzoek plaatsvindt naar de
manier waarop de benodigde compensatieopgave EHS moet worden ingevuld. De Commissie adviseert
het compensatieplan ook in het projectplan Spui-Oost op te nemen en verder uit te werken.
Het waterschap heeft de compensatie voor de EHS uitgewerkt. Om het versnipperde verlies aan EHS op
een robuuste manier te compenseren, zijn de opgaven voor de EHS van de dijkversterkingsprojecten Spui
Oost en Hoeksche Waard Zuid gecombineerd. In overleg met provincie Zuid-Holland zijn de locaties voor
de compensatie bepaald. Daarbij is de wens van Hoekschewaards Landschap gehonoreerd; de
compensatie vindt voor een deel plaats door herinrichting van een voormalig gors langs het Spui. (Het
andere deel vindt plaats nabij de Buttervlietpolder, gezamenlijk met de compensatie van dijkversterking
Hoeksche waard Zuid). Het compensatieplan is opgenomen in een bijlage bij het Projectplan Waterwet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 59 -
4
VERVOLGSTAPPEN
Vaststelling Projectplan door het waterschap, goedkeuring door GS van Zuid-Holland
Gezien de beperkte aanpassingen in het Projectplan Waterwet gaat Provincie Zuid-Holland akkoord met
het niet opnieuw in procedure brengen van het gewijzigde Projectplan Waterwet als ontwerp-Projectplan
Waterwet.
Het Projectplan Waterwet wordt vastgesteld door Waterschap Hollandse Delta, met inachtneming van de
ingediende zienswijzen. Hoe de zienswijzen zijn verwerkt in het Projectplan Waterwet, en de overige
vergunningen, is verwoord in deze Nota van Beantwoording.
Als het Projectplan Waterwet is vastgesteld wordt het voor goedkeuring naar Gedeputeerde Staten van
Zuid-Holland gezonden. Uiterlijk tegelijkertijd met het bekendmaken van de definitieve besluiten wordt
iedereen die een zienswijze heeft ingediend, geïnformeerd over wat daarmee is gedaan.
Beroep
Als het Projectplan Waterwet is goedgekeurd, wordt dit bekend gemaakt. Het goedkeuringsbesluit, het
Projectplan Waterwet en de andere vergunningen liggen gedurende zes weken ter inzage. Gedurende zes
weken vanaf de dag na die waarop de stukken ter inzage zijn gelegd kan beroep worden ingesteld bij de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In beginsel kunnen uitsluitend degenen die tijdig een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpProjectplan Waterwet, tegen het definitief vastgestelde plan beroep instellen. Ook belanghebbenden aan
wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend, kunnen beroep
indienen. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd.
Crisis- en herstelwet
Op de vaststelling van het Projectplan Waterwet is afdeling 2 van Hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet
van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in het beroepschrift moeten aangeven welke
beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen
nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Belanghebbenden worden verzocht in het
beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.
Voorbereiding contract uitvoering, aanbesteding
Het waterschap bereidt het contract voor op grond waarvan de uitvoering van de dijkversterking wordt
aanbesteed aan een aannemer. De uitvoering zal niet starten voordat de hierboven genoemde besluiten
onherroepelijk zijn; dat wil zeggen dat eventueel ingesteld beroep is afgehandeld.
Daarnaast zal de aannemer aanvullend een aantal (uitvoerings)vergunningen moeten aanvragen voordat
de dijkversterking kan worden uitgevoerd. Te zijner tijd wordt de omgeving hierover geïnformeerd via de
lokale media.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 61 -
5
COLOFON
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
Opdrachtgever
Project
Dossier
Omvang rapport
Auteur
Bijdrage
Interne controle
Projectleider
Projectmanager
Datum
Naam/Paraaf
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
Waterschap Hollandse Delta
Nota van Beantwoording
BA7994-102-100
63 pagina's
Machteld van Boetzelaer
WSHD, Serban Schouten
"WSHD" en "RHDHV" en paraaf
Ronald Hoevers
Huib van der Kolk
5 februari 2014
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
5 februari 2014, versie 2.0
- 63 -
BIJLAGE 1
Toelichting gekozen oplossing Goudswaard versus ‘buitenomvariant’
!
"
#
$
%
#'
(% %
(
&
&
%
&
(
%
(
(%
%
#
$
%
)* +# +,#
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
-!* #
-#.. / * #
.#
. 0( # 123 #
bijlage 1
-1-
Te versterken primaire waterkering en daaronder de variant buitenom met keersluis
•
•
$
'
%
(4
% (
+&
(
&
.&
#
#
•
$
!
#5
%
•
%
#6
(% &
#7
$
(%
% 7
889!
#
#
•
((
(%
#
$
;3!:< ;3!:< -
(
- &
-++!
&
"# =
- "
* -#--- %
)
(% &
(
* --#---
bijlage 1
-2-
)
(
7 &
> ? 5
#$
%
#$
(%
1:+,, ! - ! - &
$5@
%
#$
(%
0( # 123 #
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
!
$
8
=
!
A
* , #
*
*
#-.
* -# * #-..#+.+
* #--* #--* -#,
*
# -
$
;3!:< -
%
8
9
7
9
7
60
!
#
.
-
-
* , .#.
* + # .
* .# -.
* -#.
*
#+
*
# +
* ,.# .
* #
*
#
*
# .
* ,.# ,
* +#-,
" #"$$
> ?
,
)
- # :
* &+
#
,-) #
,-,-,-,--
A B *+2%
A B * .&
A B* &
A B* &
B*
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
B +
# #
B+
B ,B+
B +.
5
$5@
* #+- #--* # --#--* # ,# +* #.,.# -* ,,-# *
# -&"'&(" #
bijlage 1
-3-
BIJLAGE 2
Rapportage Akoestisch onderzoek N217
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
LW-AF20140050
classificatie Openbaar
bijlage 2
-1-
HaskoningDHV Nederland B.V.
MEMO
Aan
Van
Kopie
Dossier
Project
Betreft
:
:
:
:
:
:
Heleen Sarink (WSHD)
Petra Jansen
Ronald Hoevers, Sigrid Schut (WSHD)
BA7994-102-111
Dijkversterking Spuidijk
Akoestisch onderzoek Spui Oost
Ons kenmerk
Datum
Status
Classificatie
:
:
:
:
MD-AF20140143/SE
5 februari 2014
Definitief
Klant vertrouwelijk
Waterschap Hoeksche Waard is voornemens om de dijk langs het Spui te versterken. Ten gevolge van deze
dijkversterkingswerkzaamheden zal de ligging van de N217 wijzigen.
Volgens de Wet geluidhinder dienen de wijzigingen aan de wegvakken te worden getoetst aan de regelgeving en de
grenswaarden van deze wet.
Doel van het onderzoek is te bepalen of sprake is van “reconstructie” zoals omschreven in de Wet geluidhinder.
Indien sprake is van reconstructie dan wordt onderzocht welke geluidbeperkende maatregelen getroffen kunnen
worden. Indien de maatregelen niet mogelijk zijn of stuiten op bezwaren dan wordt aangegeven voor welke
geluidgevoelige objecten een hogere waarde dient te worden vastgesteld.
Deze memo vormt het verslag van het globale akoestisch onderzoek. In de onderstaande tekst wordt kort ingegaan
op de Wet geluidhinder.
HaskoningDHV Nederland B.V.
Wettelijk kader
Reken en meetvoorschrift geluid 2012
In het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (Rmg2012) is bepaald hoe de geluidbelastingen op geluidgevoelige
objecten bepaald moeten worden. Daarbij geldt dat in het rapport de te toetsen geluidbelastingen als afgeronde
waarden moeten worden gepresenteerd. Verschillen tussen geluidbelastingen moeten echter worden berekend uit
niet-afgeronde waarden, en pas daarna afgerond worden. Bij het afronden van geluidbelastingen of van verschillen
tussen geluidbelastingen wordt een waarde die precies op 0,50 eindigt afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal
(art. 1.3 Rmg2012).
Aftrek conform art. 110g Wgh
Volgens art. 110g Wgh dient de berekende geluidbelasting vanwege het wegverkeer te worden gecorrigeerd
voordat wordt getoetst aan de grenswaarden in de Wgh. In art. 3.4 Rmg2012 is de aftrek van art. 110g Wgh
omschreven. Deze aftrek is:
a. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer
bedraagt;
b. 5 dB voor de overige wegen.
Voor N217 geldt zowel een aftrek van 2 dB als 5 dB. Deze aftrek is in de resultaten verwerkt.
Reconstructie van een weg
In art. 1 Wgh is de volgende definitie van een reconstructie van een weg opgenomen:
een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in
art. 77, eerste lid, onder a, en art. 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidbelasting vanwege de weg in het
toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidbelasting die op grond
van art. 100 dan wel het bepaalde krachtens art. 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare
geluidbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd.
Er is sprake van “reconstructie” als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:
•
•
Er moet sprake zijn van een fysieke wijziging op of aan de weg. Het gaat dan bijvoorbeeld om een wijziging van
het profiel, de wegbreedte, de hoogteligging, het wegdek, het aantal rijstroken, de aanleg van kruispunten, de
aanleg van aansluitingen, op- en afritten, wijzigingen van de maximumsnelheid.
Ten gevolge van de wijziging(en) en de verwachte groei van het verkeer in de eerste tien jaar na de
wijziging(en) moet er sprake zijn van een toename van de geluidbelasting ten opzichte van de grenswaarde
met (afgerond) 2 dB of meer.
Om dit te kunnen bepalen moet dus eerst voor elke geluidgevoelig object de geldende “grenswaarde” worden
bepaald. Vervolgens wordt bezien of deze grenswaarde in de toekomstige situatie, doorgaans het 10e jaar na
openstelling van de gewijzigde weg, afgerond met tenminste 2 dB wordt overschreden.
In art. 1b,5 Wgh is beschreven dat er geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is als de wijziging van de weg
bestaat uit:
a. een snelheidsverlaging, of
b. de vervanging van de wegdeklaag door een wegdeklaag met dezelfde of een grotere geluidreducerende
werking.
Bepalen grenswaarde
Om de grenswaarde voor deze gevallen te kunnen bepalen, is het allereerst van belang om te weten of sprake is
van een in het verleden vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (in het vervolg
van dit rapport kortweg “hogere waarde” genoemd).
MD-AF20140143/SE
Klant vertrouwelijkKlant vertrouwelijk
5 februari 2014
-2-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Als geen sprake is van een eerder vastgestelde hogere waarde, is de grenswaarde gelijk aan de heersende
geluidbelasting (dat is de geluidbelasting één jaar voor de wijziging van de weg). Hierbij geldt conform de Wet
geluidhinder dat een geluidbelasting van 48 dB of lager altijd is toegestaan.
Als echter in het verleden voor de te wijzigen weg al eens een hogere waarde is vastgesteld die lager is dan de
geluidbelasting in het jaar voor wijziging, dan geldt deze hogere waarde als grenswaarde (art. 99 Wgh). Zodoende
is de geldende grenswaarde de laagste waarde van:
•
de geluidbelasting één jaar voor de fysieke ingreep;
•
een eventueel eerder vastgestelde hogere waarde, zo nodig omgerekend naar een Lden-waarde in dB (zie
onder).
e
Vervolgens wordt bezien of deze grenswaarde in de toekomstige situatie, het 10 jaar na openstelling van de weg,
en zonder geluidmaatregelen, met 2 dB (onafgerond 1,5 dB) of meer overschreden wordt.
In de volgende tabel zijn de grenswaarden voor het bepalen van het “reconstructie-effect” samengevat.
Tabel 1 Grenswaarden bij reconstructie
Situatie
Grenswaarde
Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende
geluidbelasting <=48 dB (art. 100, 1 Wgh, art. 3.3,1 48 dB
en 3.3,4 Bg)
Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende
geluidbelasting > 48 dB (art. 100, 3 Wgh, art. 3.3,3 Heersende geluidbelasting (= 1 jaar voor wijziging van de weg)*
en 3.3,4 Bg)
Laagste van:
Eerder vastgestelde hogere waarde (art. 100, 2 Wgh, •
Heersende geluidbelasting (= 1 jaar voor wijziging van de
art. 3.3,2 en 3.3,4 Bg)
hoofdweg) met een minimum van 48 dB
•
Eerder vastgestelde hogere waarde
* Als een geluidgevoelig object of weg pas na 1 januari 2007 voor het eerst is opgenomen in een bestemmingsplan, en
voor dit geluidgevoelige object of vanwege deze wegen géén hogere waarde is vastgesteld, geldt voor altijd een vaste
grenswaarde van 48 dB.
Bepalen toename
Of er sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder wordt per geluidgevoelig object bepaald. Het
kan dus zo zijn dat voor het ene object wel sprake is van reconstructie en voor het andere object niet.
MD-AF20140143/SE
Klant vertrouwelijkKlant vertrouwelijk
5 februari 2014
-3-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Uitgangspunten
Rekenmethode
De berekeningen voor de wegen zijn overeenkomstig art. 3.2 Rmg2012 uitgevoerd. Er is gebruik gemaakt van het
rekenprogramma GeoMilieu, versie 2.31. Dit rekenprogramma voldoet aan Standaard Rekenmethode 2 (SRM2)
van het Rmg2012.
Verkeersgegevens
Met betrekking tot de wegen worden de verkeersintensiteiten uitgedrukt in het gemiddeld aantal motorvoertuigen
dat in de betreffende dag-, avond- en nachtperiode per uur over de weg rijdt (weekdagjaargemiddelden).
Daar er geen gegevens beschikbaar zijn de verkeersgegevens ontleend aan het akoestisch onderzoek
“Bestemmingsplan Rembrandt” oktober 2013 van RBOI. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente
Oud Beijerland. In dit onderzoek zijn de onderstaande gegevens voor de N217 opgenomen.
Tabel 2
Etmaalintensiteiten
Weg(vak)
Etmaalintensiteiten (mvt/etmaal)
Heersend
Toekomstig
9656
10250
N217
Tabel 3
Overzicht verdeling verkeer
Verdeling uur
%daguur
6.4
%avonduur
3.85
Verdeling motorvoertuigen in dag-, avond- en nachtperiode
%nachtuur
0.98
%LV
93.7
%MV
5.8
%ZV
0.5
%uur: percentage motorvoertuigen per beoordelingsperiode
%LV, %MV, %ZV: percentage lichte, middelzware, zware motorvoertuigen
Snelheden en verharding
De maximumsnelheid op het oostelijk deel van de Spuidijk bedraagt 50 km/uur. Op het westelijke deel geldt een
maximumsnelheid van 80 km/uur. De snelheidswijziging ligt tussen de woning Spuidijk 26 en Spuidijk 28, hier gaat
de snelheid richting het westen van 50 km/uur naar 80 km/uur. Voor de N217 is uitgegaan van een verharding
bestaande uit dicht asfaltbeton
De emissieparameters voor deze wegdektypen zijn ontleend aan de CROW-publicatie 316 "De wegdekcorrectie
voor geluid van wegverkeer 2012”. Op de website http://www.stillerverkeer.nl worden de actuele
wegdekcorrectiefactoren van verschillende wegdektypen bijgehouden met het toepassingsbereik waarbinnen de
wegdekcorrectiefactoren mogen worden toegepast.
Rekenpunten
Op vier bestaande geluidgevoelig objecten binnen de geluidzone van de weg is een rekenpunt gelegd. De
geluidbelastingen zijn berekend voor alle bouwlagen. Op de begane grond is er gerekend op een hoogte van 1,5
meter. De rekenhoogte voor de 1e verdieping is 4,5 meter. Vervolgens is er een verdiepingshoogte aangehouden
van 3 meter.
MD-AF20140143/SE
Klant vertrouwelijkKlant vertrouwelijk
5 februari 2014
-4-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Resultaten
Ten opzichte van de huidige situatie zal de N217 na de dijkversterking 0,5 meter tot 1 meter verder van de
geluidgevoelige objecten af komen te liggen. Tevens zal de weg tot maximaal 1 meter hoger komen te liggen. Uit de
resultaten blijkt dat de bij geen van de onderzochte geluidgevoelige objecten de geluidbelastingen met 2 dB of meer
toeneemt. In de onderstaande tabel zijn de geluidbelastingen weergegeven.
Tabel 4
Geluidbelastingen ten gevolge van de N217 (incl. aftrek art. 110g)
Geluidbelastingen in Lden
Adres
Rekenhoogte
2014
2024
Toename
Spuidijk 22-24
1.5
59.6
58.5
-1.1
Spuidijk 22-24
4.5
60.1
59.8
-0.4
Spuidijk 22-24
1.5
60.9
59.8
-1.2
Spuidijk 22-24
4.5
61.7
61.3
-0.3
Spuidijk 22-24
1.5
65.6
64.5
-1.1
Spuidijk 22-24
4.5
65.7
65.2
-0.5
Spuidijk 26
1.5
58.0
57.6
-0.4
Spuidijk 26
4.5
58.8
58.7
-0.2
Spuidijk 26
1.5
54.8
54.4
-0.4
Spuidijk 26
4.5
55.5
55.5
-0.1
Spuidijk 26
1.5
53.0
52.7
-0.3
Spuidijk 26
4.5
54.7
54.5
-0.3
Spuidijk 28
1.5
58.6
59.2
0.6
Spuidijk 28
4.5
59.6
60.0
0.4
Spuidijk 28
1.5
57.2
57.1
-0.1
Spuidijk 28
4.5
57.6
58.0
0.4
Spuidijk 28
1.5
52.4
52.1
-0.2
Spuidijk 28
4.5
53.4
53.9
0.5
Spuidijk 30-32
1.5
57.3
57.4
0.1
Spuidijk 30-32
4.5
57.8
57.9
0.1
Spuidijk 30-32
1.5
54.3
54.5
0.2
Spuidijk 30-32
4.5
55.1
55.3
0.2
Rekenpunt
De geluidbelasting neemt maximaal met 0.6 dB toe. Er is derhalve geen noodzaak om aanvullend onderzoek te
doen.
MD-AF20140143/SE
Klant vertrouwelijkKlant vertrouwelijk
5 februari 2014
-5-
HaskoningDHV Nederland B.V.
BIJLAGE 1
LOCATIE REKENPUNTEN
MD-AF20140143/SE
Klant vertrouwelijkKlant vertrouwelijk
5 februari 2014
-6-