Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, editie 2014 (2,54 MB)

NOVEMBER 2014
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
Editie 2014
Inleiding
Belangrijke wijzigingen van
toepassing vanaf 1 januari 2014
De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ)
heeft recentelijk de editie 2014 van de
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
voor grote en middelgrote rechtspersonen gepubliceerd. De aangepaste
richtlijnen zijn van toepassing op verslagjaren die beginnen op of na 1 januari
2015, tenzij anders is aangegeven.
Financiële instrumenten
In deze factsheet treft u een overzicht
aan van de belangrijkste gewijzigde
bepalingen voortvloeiend uit de editie
2014. Wij gaan hierbij niet in op aanpassingen die betrekking hebben op
bijzondere bedrijfstakken. Volledigheidshalve begint deze factsheet met een
samenvatting van de belangrijkste
wijzigingen in de richtlijnen die op
verslagjaar 2014 voor het eerst van
toepassing zijn.
We sluiten de factsheet af met een
overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de Richtlijnen voor kleine rechtspersonen die tegelijkertijd met de
Richtlijnen voor grote en middelgrote
rechtspersonen worden gepubliceerd.
1 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
In Richtlijn 290 zijn bepaalde aspecten
van hedgeaccounting en embedded
derivaten gewijzigd:
• De bepaling van ineffectiviteit bij
toepassing van kostprijshedgeaccounting van meer complexe hedgerelaties. In dergelijke complexe
hedgerelaties wordt voorgesteld om
de ineffectiviteit op gelijke wijze te
bepalen als bij reëlewaardehedgeaccounting en kasstroomhedgeaccounting. Zo’n kwantitatieve
ineffectiviteitsmeting is alleen nodig
indien blijkt dat de kritische kenmerken van het hedgeinstrument en
de afgedekte positie verschillen.
Bij kostprijshedgeaccounting wordt
de ineffectiviteit alleen verwerkt
indien en voor zover dit een (cumulatief) verlies betreft.
• Het scheiden van embedded derivaten van het basiscontract bij kostprijswaardering. Dit leidt bij een lagere
reële waarde van het embedded
derivaat tot een verlies dat moet
worden verwerkt. Een voorbeeld van
een embedded derivaat betreft een
extendible lening waarbij de bank de
mogelijkheid heeft om na een aantal
jaren de lening nog een aantal vooraf
overeengekomen jaren te verlengen
tegen een vooraf vastgestelde rente.
Contractueel heeft de bank de optie
tot verlenging, de onderneming kan
met ongunstige voorwaarden
geconfronteerd worden.
Inhoud
Inleiding1
Belangrijke wijzigingen van
toepassing vanaf 1 januari 2014
1
Belangrijke wijzigingen van
toepassing vanaf 1 januari 2015;
eerdere toepassing aanbevolen
5
Ontwerp-Richtlijnen9
Wijzigingen in de RJk-bundel
10
Ten slotte
11
© 2014 KPMG Accountants N.V.
Er is dan sprake van een lening
enerzijds en een geschreven optie
op een renteswap (swaption)
anderzijds die afzonderlijk dient
te worden verwerkt.
• De toelichting van kasstroominformatie rondom hedgeaccounting, onder
andere het toelichten van de verplichting om onderpand te storten als de
waarde van het derivaat negatief is.
Tevens wordt verduidelijkt dat de keuze
van de waarderingsgrondslag voor de
subcategorie derivaten waarvoor
hedgeaccounting wordt toegepast
gemaakt kan worden per afzonderlijke
hedgestrategie, zodat het bijvoorbeeld
mogelijk is om voor valutaderivaten
reëlewaardehedgeaccounting toe
te passen en voor rentederivaten
kostprijshedgeaccounting.
2 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
Bruto- of netto verantwoording van
opbrengsten
Richtlijn 270.105a tot en met 105d gaat
in op de vraag of opbrengsten bruto dan
wel netto moeten worden verantwoord.
Er is verduidelijkt dat bedragen die de
rechtspersoon voor eigen rekening
ontvangt als opbrengsten dienen te worden verwerkt. Bedragen die de rechtspersoon voor derden ontvangt worden
niet als opbrengsten verwerkt. Tevens
zijn indicatoren toegevoegd aan de hand
waarvan beoordeeld kan worden of
bedragen voor eigen rekening worden
ontvangen en dus bruto moeten worden
verwerkt:
• De rechtspersoon heeft de primaire
verantwoordelijkheid voor de levering
of de uitvoering, bijvoorbeeld doordat
hij jegens de afnemer verantwoordelijk is voor de geleverde diensten.
• De rechtspersoon heeft voorraadrisico.
• De rechtspersoon heeft vrijheid van
handelen bij het bepalen van de prijs,
ook als dat indirect is bijvoorbeeld
door additionele goederen of diensten te verstrekken.
• De rechtspersoon heeft het kredietrisico over het door de afnemer
verschuldigde bedrag.
De betreffende richtlijnen zijn eveneens
van toepassing op belastingen anders
dan belastingen naar de winst. Voorbeelden van dergelijke belastingen zijn
omzetbelasting, accijnzen en toeristenbelasting. Voor BPM geldt in afwijking
hiervan een specifieke Richtlijn 271.201a
waarin wordt aanbevolen dat dealers en
andere autobedrijven met het oog op
de onderlinge vergelijkbaarheid BPM
opnemen als onderdeel van de nettoomzet. Voor importeurs van auto’s heeft
de RJ geen voorkeur uitgesproken. In de
jaarrekening moet de verwerking van
BPM en het bedrag worden toegelicht.
© 2014 KPMG Accountants N.V.
In het geval de rechtspersoon een
enkelvoudige en een geconsolideerde
jaarrekening opstelt, wordt aanbevolen
de opgave op te nemen in de geconsolideerde jaarrekening.
Vermelding accountantshonoraria
Richtlijn 390.3 behandelt enkele
vraagstukken omtrent de toepassing
van artikel 2:382a BW vermelding
accountantshonoraria. Dit artikel is
van toepassing op vennootschappen die
aan criteria groot voldoen zoals bedoeld
in artikel 2:397 lid 1 BW. Het artikel
vereist vermelding van de accountantshonoraria die in het boekjaar ten laste
zijn gebracht van de rechtspersoon,
haar dochtermaatschappijen en andere
maatschappijen waarvan hij de financiële gegevens consolideert, uitgesplitst
naar honoraria voor:
•
•
•
•
In de praktijk zijn er twee verschillende
methoden voor de vermelding van
accountantshonoraria:
• ten laste van het boekjaar waarin
de werkzaamheden zijn verricht;
• ten aanzien van het boekjaar waarop
de werkzaamheden betrekking
hebben.
De tweede methode wordt door de
RJ aanbevolen in ontwerp-Richtlijn
390.301a.
de controle van de jaarrekening;
andere controleopdrachten;
adviesdiensten op fiscaal terrein; en
andere adviesdiensten.
Verwerking en toelichting van
aanpassing en terugvordering van
bonussen en winstdelingen
Aangezien de beoordeling van de
onafhankelijkheid van de externe
accountant erbij is gebaat, verdient
het aanbeveling om ook de honoraria
van het netwerk van de accountantsorganisatie in de opgave te betrekken.
Ter illustratie is een voorbeeld opgenomen, dit voorbeeld is exclusief
vergelijkende cijfers. Met ingang van 1 januari 2014 is op
grond van een wetswijziging in Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek en de Wet
op het financieel toezicht Richtlijn 271
Personeelsbeloningen gewijzigd.
Op grond hiervan hebben naamloze
vennootschappen en banken in de
vorm van besloten vennootschappen en
coöperaties of onderlinge waarborgmaatschappijen die vallen onder de Wft
de bevoegdheid tot aanpassing en
terugvordering van bonussen en
winstdelingen van bestuurders.
Het gaat hierbij om:
• de aanpassing van een ‘onredelijke’
bonus van bestuurders en dagelijks
beleidsbepalers naar een passende
hoogte. Open naamloze vennootschappen dienen op grond van artikel
383c lid 6 de geëffectueerde aanpassingen (‘redelijkheidstoets’) en/of
terugvorderingen (‘claw-back’) toe
te lichten;
• de verplichting voor een beursgenoteerde vennootschap om
waardevermeerderingen die een
bestuurder realiseert op (certificaten
van) aandelen en opties in mindering
te brengen op de bezoldiging;
• de bevoegdheid om een bonus van
bestuurders en dagelijks beleidsbepalers die is betaald op basis van
onjuiste informatie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.
Voorbeeld accountantshonoraria
KPMG
accountants
N.V.
Onderzoek van de jaarrekening
Andere controleopdrachten
Adviesdiensten op fiscaal terrein
Andere niet-controlediensten
Totaal
Totaal
KPMGnetwerk
Overige
KPMGnetwerk
100
10
110
-
-
-
10
-
10
2
-
2
112
10
122
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving | 3
© 2014 KPMG Accountants N.V.
Pensioenvoorziening
directeuren-grootaandeelhouder
De RJ heeft in Richtlijn 271.318 en
318a bepaald dat voorzieningen voor
pensioenregelingen voor directeurengrootaandeelhouder (DGA’s) die in eigen
beheer worden gehouden niet langer
worden gewaardeerd volgens fiscale
grondslagen. In plaats hiervan dienen
deze gewaardeerd te worden op basis
van een in Nederland algemeen aanvaardbare actuariële waarderings- methodiek, gebaseerd op het principe van
de ‘beste schatting’. Belangrijkste reden
hiervoor is dat door lage rentestanden
en leeftijdsterugstellingen de waardering van de pensioenvoorziening anders
te laag wordt weergegeven.
4 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
De RJ stelt dat de wijziging voor
waardering overeenkomstig Richtlijn
140 als een stelselwijziging dient te
worden verwerkt, maar vergelijkende
cijfers hoeven niet te worden aangepast.
het geval een gebeurtenis bekend is
waardoor de (vastgestelde) jaarrekening
in ernstige mate tekortschiet in het
geven van het wettelijk vereiste inzicht,
een mededeling dient te worden gedaan
aan de AFM.
Beursgenoteerde ondernemingen
Vrijstelling tussenconsolidatie vervallen
Melding aan AFM als jaarrekening in
ernstige mate tekortschiet
Naar aanleiding van de wetswijziging
in artikel 2:362 lid 6 BW zijn, als onderdeel van de Wijzigingswet financiële
markten 2014, enkele aanpassingen
doorgevoerd in Richtlijn 100. De wijzigingen zijn uitsluitend van toepassing op beursgenoteerde ondernemingen. Hierin is opgenomen dat in
Naar aanleiding van een nieuwe
bepaling in artikel 2:408 lid 4 BW,
als onderdeel van de Wijzigingswet
financiële markten 2014 zijn enkele
aanpassingen doorgevoerd in Richtlijn
217. De tussenconsolidatievrijstelling
voor beursgenoteerde ondernemingen
is met ingang van boekjaar 2014
vervallen.
© 2014 KPMG Accountants N.V.
Belangrijke wijzigingen van toepassing vanaf
1 januari 2015; eerdere toepassing aanbevolen
Onderhanden projecten
In de praktijk lijkt enige onduidelijkheid
te bestaan over de wijze waarop
publiek-private concessieovereenkomsten dienen te worden verwerkt in de
jaarrekening. Als gevolg hiervan is in
Richtlijn 221 een nieuwe paragraaf 5
opgenomen. Hiermee is IFRIC 12
geïmplementeerd in de Richtlijnen.
Reden voor de nieuwe paragraaf is dat
genoemde concessieovereenkomsten
steeds meer voorkomen en er in de
praktijk behoefte bestaat aan bepalingen
over de verwerkingswijze ervan bij de
concessienemer. In die gevallen waarin
de concessienemer een bepaalde
infrastructuur bouwt en/of onderhoudt,
deze gedurende langere periode
exploiteert en de infrastructuur na afloop
van die periode wordt overgedragen aan
de concessiegever, wordt de vergoeding
Concessiegever
(overheid)
van de concessiegever verwerkt tegen
reële waarde en – afhankelijk van de
concessieovereenkomst – verwerkt
als een financieel actief of een immaterieel actief.
Van een financieel actief is sprake indien
de rechtspersoon als vergoeding voor
de bouw- of verbeterdiensten het
onvoorwaardelijke recht heeft om van
de concessiegever geldmiddelen of een
ander financieel actief te ontvangen. Van
een immaterieel actief is sprake indien
de rechtspersoon het recht heeft om
gebruikers van de openbare dienst een
vergoeding in rekening te brengen. In de
bijlage van Richtlijn 221.5 heeft de RJ
een uitgebreid voorbeeld opgenomen,
met aandacht voor de verwerking in
balans, winst-en-verliesrekening en
kasstroomoverzicht.
vergoeding
dienstverlening
Infrastructuur
• Te bouwen
• Te onderhouden
• Te exploiteren
Concessienemer
(private onderneming)
verwerking
Vergoeding voor bouw- en verbeterdiensten
Opbrengsten- en kostenverantwoording:
RJ 221 en RJ 270
Onvoorwaardelijk
Recht om gebruikers
recht op vergoeding en/of
vergoeding in
van concessiegever
rekening te brengen
Financieel vast actief
Immaterieel vast actief
Jaarverslag
In Richtlijn 400.110c is nadere invulling
gegeven aan de wijze waarop de
informatie in het jaarverslag voldoende
ondernemingspecifiek moet zijn. De
belangrijkste wijzigingen betreffen:
• Het jaarverslag dient beperkt te zijn
tot het verschaffen van informatie
over de voornaamste risico’s en
onzekerheden.
• Het jaarverslag dient inzicht te geven
in de maatregelen die zijn getroffen
om risico’s te mitigeren en onzekerheden te adresseren.
• Het jaarverslag dient te vermelden
wat de impact is op de resultaten
en/of financiële positie die wordt
verwacht wanneer voorziene omstandigheden ten aanzien van de
beschreven voornaamste risico’s en
onzekerheden zich zouden voordoen.
• Het jaarverslag bevat een beschrijving van de effecten van risico’s en
onzekerheden die zich hebben
voorgedaan.
• Het jaarverslag vermeldt de eventuele aanpassingen in het systeem
van risicomanagement.
• Het jaarverslag bevat een beschrijving op hoofdlijnen van de bereidheid risico’s en onzekerheden al dan
niet af te dekken.
De uitgebreidheid van de beschrijving
wordt mede bepaald door de omvang
en complexiteit van de onderneming.
Het gaat niet om het geven van een
uitputtende uiteenzetting van alle
mogelijke risico’s en onzekerheden,
maar om de belangrijkste risico’s die
kunnen leiden tot onzekerheden ten
aanzien van het behalen van doelstellingen.
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving | 5
© 2014 KPMG Accountants N.V.
Discontinuïteit en ernstige onzekerheid over continuïteit
Richtlijn 170 is van toepassing in het
geval van onontkoombare discontinuïteit
van de rechtspersoon. Er is sprake van
onontkoombare discontinuïteit als
duurzame voortzetting van het geheel
van de werkzaamheden van de rechtspersoon onmogelijk is geworden
doordat de rechtspersoon niet meer
op eigen kracht aan zijn verplichtingen
kan voldoen en voldoende aanvullende
medewerking van belanghebbenden
niet kan worden verkregen. Indien de
rechtspersoon is opgericht voor bepaalde tijd of bij besluit tot voortzetting voor
bepaalde tijd en de rechtspersoon bij
afwikkeling naar verwachting aan alle
verplichtingen kan voldoen, behoeft niet
op liquidatiegrondslagen gewaardeerd
te worden.
In het geval van onontkoombare
discontinuïteit dienen de volgende
grondslagen gehanteerd te worden:
• Alle activa worden in de balans
verwerkt, ongeacht of deze eerder
zijn opgenomen en worden gewaardeerd tegen de bijvoorbeeld intern
ontwikkeld klantenbestand of
merkenrecht; (verwachte)
opbrengstwaarde.
• Alle verplichtingen die voldoen
aan de criteria zoals genoemd in
Richtlijn 115.105 worden in de balans
verwerkt en gewaardeerd tegen de
beste schatting van de bedragen die
noodzakelijk zijn om de verplichtingen
af te wikkelen.
• In de balans worden overlopende
posten opgenomen voor de verwachte kosten en opbrengsten
tot de verwachte datum van afwikkeling.
De overgang naar grondslagen uitgaande van onontkoombare discontinuïteit dienen prospectief te worden
verwerkt waarbij het verschil ten
opzichte van de oude grondslagen
dient te worden verwerkt in de
winst-en-verliesrekening. De vergelijkende cijfers worden niet aangepast.
Bij onontkoombare discontinuïteit
gelden additionele toelichtingseisen:
• feiten en omstandigheden die
hebben geleid tot onontkoombare discontinuïteit;
• liquidatieplan of, indien niet aanwezig, verwachte wijze van liquidatie;
• Methoden en belangrijke veronderstellingen bij waardering op liquidatiewaarde en belangrijke onzekerheden
daarbij;
• verwerkte belangrijke positieve en
negatieve waardeveranderingen
(inclusief kwijtscheldingen);
• aard en bedragen van opgenomen
kosten en opbrengsten tot aan
liquidatiedatum.
VERWERKING
Richtlijn 170 - verwerking en waardering bij liquidatiegrondslagen
Alle activa die voldoen aan de
definitie van een actief
Overlopende posten voor verwachte kosten en opbrengsten
tot aan liquidatiedatum
(ook indien nog niet eerder verwerkt)
(operationele exploitatieresultaten en
liquidatiekosten)
ACTIVA
WAARDERING
Alle verplichtingen waarbij sprake
is van waarschijnlijke uitstroom
van middelen die op betrouwbare
wijze kan worden bepaald
Verwachte opbrengst-waarde
(ook indien hoger), waardemutaties via winst-en-verliesrekening
+ herwaarderingsreserve
6 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
PASSIVA
Nominale waarde
Beste schatting van bedragen die
noodzakelijk zijn voor afwikkeling
(bij schulden veelal de nominale
waarde)
© 2014 KPMG Accountants N.V.
Vastgoedbeleggingen
Richtlijn 213.504 is tot stand gekomen
als gevolg van onduidelijkheid over de
wijze van bepalen van de herwaarderingsreserve bij vastgoedbeleggingen
die tegen actuele waarde worden gewaardeerd. Om onduidelijkheden weg
te nemen heeft de RJ voorgeschreven
hoe de herwaarderingsreserve wordt
bepaald. Op basis van artikel 2:390 lid 3
BW is de herwaarderingsreserve niet
hoger dan het verschil tussen de
boekwaarde op basis van kostprijs
en de boekwaarde op basis van actuele
waarde. Bij het bepalen van de boekwaarde op basis van kostprijs wordt
aanbevolen om rekening te houden
met cumulatieve afschrijvingen en
waardeverminderingen zoals bepaald
indien het kostprijsmodel zou zijn
toegepast. Als alternatief is het aanvaardbaar om bij het bepalen van de
boekwaarde op basis van kostprijs geen
rekening te houden met cumulatieve
afschrijvingen en waardeverminderingen. De gehanteerde methode moet
worden toegelicht. Op grond van
Richtlijn 213.902 is het, in afwijking
van Richtlijn 140 Stelselwijzigingen,
mogelijk om een eventuele wijziging
prospectief toe te passen.
Omgekeerde overname
In de praktijk lijkt er enige onduidelijkheid te bestaan over de wijze waarop
een omgekeerde overname in de
enkelvoudige jaarrekening dient te
worden verwerkt. Er is sprake van een
omgekeerde overname als een partij de
aandelen in een andere partij verkrijgt
tegen uitgifte van zo veel aandelen dat
de meerderheid van de stemrechten
wordt overgedragen. Hoewel de partij
Bij waardering tegen actuele waarde dient een herwaarderingsreserve
te worden gevormd
Herwaarderingsreserve
=
Boekwaarde
actuele
waarde
-
Boekwaarde
historische
kostprijs
Zonder cumulatieve afschrijvingen en
bijzondere waardevermindering
Boekwaarde historische kostprijs
Met cumulatieve afschrijvingen en
bijzondere waardevermindering
die de aandelen uitgeeft in juridisch
opzicht als de verkrijgende partij kan
worden aangemerkt, wordt de partij
waarvan de aandeelhouders de overwegende zeggenschap genieten in de
nieuwe combinatie als verkrijgende
partij aangemerkt. In de Richtlijnen
214.342 en 216.109 is verduidelijkt
dat voor een omgekeerde overname
in de enkelvoudige jaarrekening twee
verwerkingswijzen mogelijk zijn:
genomen partij wordt opgenomen
tegen nettovermogenswaarde, die
wordt bepaald door haar activa en
verplichtingen tegen reële waarde te
waarderen. De uitgegeven aandelen
door de in juridisch opzicht verkrijgende partij worden verwerkt tegen de
reële waarde. Als goodwill wordt
verwerkt het verschil tussen de
nettovermogenswaarde en de reële
waarde van de uitgegeven aandelen.
1 Verwerking volgens de economische
vorm, waarbij de verkrijgende partij
dezelfde is als in de geconsolideerde
jaarrekening. De verkrijgende partij
wordt tegen nettovermogenswaarde
opgenomen in de enkelvoudige
jaarrekening. De activa en passiva
van de verkrijgende partij worden
geherwaardeerd tegen de reële
waarde. Het verschil tussen de
nettoactiva en overnamesom dient
als goodwill te worden verwerkt.
Deze verwerking sluit het beste aan
bij toepassing van combinatie 3.
2 Verwerking volgens de juridische
vorm. De in juridisch opzicht over-
Als de economische realiteit van de
transactie inhoudt dat de in juridisch
opzicht verkrijgende partij die de
aandelen uitgeeft, niets anders is dan
een voortzetting van de in juridisch
opzicht overgenomen partij, dan is
alleen de eerste verwerkingswijze
toegestaan.
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving | 7
© 2014 KPMG Accountants N.V.
Fusie en overname tussen ondernemingen onder gemeenschappelijke
leiding
In Richtlijnen 216.503 en 214.622 is
verduidelijkt op welke wijze een fusie en
overname tussen ondernemingen onder
gemeenschappelijke leiding in de
jaarrekening van de verkrijgende partij
dient te worden verwerkt. Hiervoor
kunnen de volgende methoden
worden toegepast: de ‘purchase
accounting’-methode, de ‘pooling of
interest’-methode en de ‘carry over
accounting’-methode. Volgens de
‘purchase accounting’-methode worden
de activa en passiva van de overgenomen partij op overnamemoment
geherwaardeerd. Bij toepassing van de
‘pooling of interest’-methode wordt de
overname op basis van boekwaarden
van de overgenomen partij verwerkt
met terugwerkende kracht vanaf het
begin van het boekjaar inclusief aanpassing van de vergelijkende cijfers. In geval
van ‘de carry over accounting’-methode
wordt de overgenomen partij tegen
boekwaarde verwerkt op overnamemoment zonder aanpassing van de
vergelijkende cijfers.
M
M
100%
100%
D1
D2
D1
D2
100%
100%
K
K
Waardering activa
en verplichtingen
overgenomen
Aanpassen
vergelijkende
cijfers
Goodwill
‘Purchase accounting’
Reële waarde
overnamedatum
Nee
Ja
‘Pooling of interest’
Boekwaarde begin
vergelijkende boekjaar
Ja
Nee
‘Carry over accounting’
Boekwaarde
overnamedatum
Nee
Nee
Methode
8 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
Consolidatie
Als gevolg van de aanpassingen van
de internationale standaarden over de
geconsolideerde jaarrekening zijn
Richtlijnen 214.303 en 217.203 tot stand
gekomen. Ten aanzien van de beoordeling of financiële instrumenten die
potentiële stemrechten bevatten en
direct kunnen worden uitgeoefend,
resulteren in invloed van betekenis of
feitelijk beleidsbepalende invloed is in
Richtlijn 214.303 bepaald dat alle feiten
en omstandigheden verbonden aan
dergelijke instrumenten in de beschouwing dienen te worden betrokken en
wordt de intentie van het management
en de financiële mogelijkheid niet langer
uitgesloten. In Richtlijn 217.202a is
bepaald dat naast stemrechten ook
andere rechten zoals beschermingsrechten meewegen in de beoordeling
of er sprake is van beleidsbepalende
invloed. Beschermingsrechten zijn
rechten die de houder beschermen
zonder de houder beleidsbepalende
invloed te geven. Voorbeelden van
beschermingsrechten zijn het recht om
in te stemmen met beslissingen zoals
grote investeringen die in het kader van
normale bedrijfsvoering niet zijn vereist,
de uitgifte van aandelen of obligaties,
bestuurdersbeloningen of transacties
met andere aandeelhouders.
Personeelsbeloningen: Wet normering bezoldiging topfunctionarissen
publieke en semipublieke sector
In Richtlijn 271 is paragraaf 7 aangepast
naar aanleiding van de gewijzigde tekst
van de Wet normering bezoldiging
topfunctionarissen publieke en semipublieke sector. De aanpassing betreft
een samenvatting van de toelichtingsvereisten van de WNT.
© 2014 KPMG Accountants N.V.
Ontwerp-Richtlijnen
Voorzieningen, niet in de balans
opgenomen verplichtingen en niet in
de balans opgenomen activa
Richtlijn 252.429 gaat in op de verwerkingswijze van overheidsheffingen.
Dit zijn heffingen die door de overheid
worden opgelegd, anders dan heffingen
die vallen onder Richtlijn 272 Belastingen naar de winst en boetes. De RJ
biedt hierbij een keuze tussen verwerking (1) in de periode waarop de heffing
betrekking heeft, en (2) op het moment
dat aan alle voorwaarden voor de heffing
is voldaan. De gehanteerde methode
moet worden toegelicht.
Voorbeeld: Onroerendezaakbelasting
(OZB), die wordt gebaseerd op het
eigendom van de onroerende zaak per
1 januari van een jaar. Verwerkingswijze 1 komt neer op het verwerken
van de last gedurende het kalenderjaar
(= periode waarop de OZB-heffing
betrekking heeft); verwerkingswijze 2
komt neer op het verantwoorden
van de volledige last op 1 januari
(= moment waarop aan alle voorwaarden van de OZB-heffing is voldaan).
Personeelsbeloningen: ontslagvergoedingen
Commerciële stichtingen en
verenigingen
Als gevolg van aanpassingen in de
internationale standaarden over ontslagvergoedingen zijn in Richtlijn 271
paragraaf 5 Ontslagvergoedingen
ontwerp-alinea’s ter verduidelijking
opgenomen. Allereerst is verduidelijkt
dat onder ontslagvergoedingen alleen
vergoedingen worden verstaan die
worden toegekend in ruil voor de
beëindiging van het dienstverband.
Vergoedingen in ruil voor arbeidsprestaties zijn geen ontslagvergoedingen.
Een verplichting dient te worden
opgenomen als de rechtspersoon zich
aantoonbaar onvoorwaardelijk heeft
verbonden om een ontslagvergoeding
te betalen (zoals een onherroepelijk
aanbod richting werknemer, ongeacht
of de werknemer het aanbod al of niet
heeft aanvaard). Als het ontslag echter
onderdeel is van een reorganisatie,
dient de verplichting te worden opgenomen als onderdeel van de reorganisatievoorziening in overeenstemming met
de bepalingen daarvoor in Richtlijn 252.
De waardering van ontslagvergoedingen
dient plaats te vinden met inachtneming
van de aard van de vergoeding.
In RJ-Uiting 2014-7: ‘ontwerp-Richtlijn
630 Commerciële stichtingen en
verenigingen’ is de tekst op een aantal
punten verduidelijkt:
• onder welke voorwaarden stichtingen
en verenigingen onder Titel 9 Boek 2
BW vallen;
• indeling van het eigen vermogen. Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving | 9
© 2014 KPMG Accountants N.V.
Wijzigingen in de RJk-bundel
De Raad voor de Jaarverslaggeving
heeft recentelijk de editie 2014 van de
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
voor kleine rechtspersonen (RJk)
gepubliceerd. Deze editie is van kracht
voor verslagjaren die aanvangen op of na
1 januari 2015. De belangrijkste gewijzigde bepalingen voortvloeiend uit editie
2014 betreffen RJk Richtlijn B14
Personeelsbeloningen.
In RJk Richtlijn B14.110 is opgenomen
dat het niet is toegestaan dat de
voorziening voor pensioenregelingen
voor directeuren-grootaandeelhouder
die in eigen beheer wordt gehouden,
wordt gewaardeerd volgens fiscale
grondslagen. De voorziening moet
10 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
worden gewaardeerd volgens algemeen aanvaarde actuariële grondslagen,
gebaseerd op het principe van de ‘beste
schatting’. Eventuele stelselwijzigingen
die hiervan het gevolg zijn, moeten
worden verwerkt conform RJk Richtlijn
A3.1 (maar vergelijkende cijfers hoeven
niet te worden aangepast). Artikel 2:396
lid 6 BW is echter wel van toepassing
voor kleine rechtspersonen die hun
jaarrekening nog steeds volgens fiscale
grondslagen mogen opstellen. Dat
betreft dan de gehele jaarrekening,
niet slechts de pensioenen.
Daarnaast zijn in RJk Richtlijn B14
ontwerp-alinea’s 122 tot en met 127
opgenomen ter verduidelijking van de
verwerking en waardering van ontslagvergoedingen. Deze aanpassingen
komen overeen met de aanpassingen
in de bundel voor grote en middelgrote
rechtspersonen die hiervoor nader zijn
toegelicht.
© 2014 KPMG Accountants N.V.
Ten slotte
Bronvermelding
De informatie in deze factsheet is in
belangrijke mate ontleend aan het
Ten Geleide bij de edities 2013 en 2014
van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Nadere informatie
Uw KPMG-contactpersoon informeert
u graag nader over de informatie zoals
opgenomen in deze publicatie en
de gevolgen daarvan voor uw onderneming.
Over KPMG
KPMG biedt dienstverlening op het gebied van audit, tax en advisory. We werken
voor een brede groep opdrachtgevers: grote (inter)nationale ondernemingen,
middelgrote bedrijven, non-profitorganisaties en overheden. De ingewikkelde
problematiek van onze klanten vraagt om een multidisciplinaire aanpak die helpt
orde te scheppen in de complexiteit. Onze professionals blinken uit in hun eigen
specialisme, maar werken tegelijkertijd nauw samen om zo de toegevoegde
waarde te bieden die onze klanten helpt om te excelleren. Daarbij putten we uit
een rijke bron van kennis en ervaring, opgedaan in uiteenlopende organisaties en
markten.
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving | 11
KPMG
Laan van Langerhuize 1
1186 DS AMSTELVEEN
T +31 (0)20 656 78 90
Najat el Bouyakoubi
T +31 (0)20 656 70 51
[email protected]
Wiert Smid
T +31 (0)20 656 79 67
[email protected]
www.kpmg.nl
De in dit document vervatte informatie is van algemene aard en is niet toegespitst op de
specifieke omstandigheden van een bepaalde persoon of entiteit. Wij streven ernaar juiste en
tijdige informatie te verstrekken. Wij kunnen echter geen garantie geven dat dergelijke informatie
op de datum waarop zij wordt ontvangen nog juist is of in de toekomst blijft. Daarom adviseren wij
u op grond van deze informatie geen beslissingen te nemen behoudens op grond van advies van
deskundigen na een grondig onderzoek van de desbetreffende situatie.
© 2014 KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer
33263683, is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn
aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten
voorbehouden. De naam KPMG, het logo en ‘cutting through complexity’ zijn geregistreerde
merken van KPMG International.