Protocol Borstkliniek AZ Monica Dit is het Protocollenboek versie 2014/1 van de Borstkliniek AZ Monica. Hieraan werkten alle leden van het team van de borstkliniek mee. Conform het Koninklijk Besluit betreffende het Multidisciplinair Oncologisch Consult maakt dit protocol onderdeel uit van het multidisciplinair oncologisch handboek, dat elk ziekenhuis met een oncologisch zorgenprogramma nodig heeft. Dit impliceert dat alle patiënten met een borstpathologie in AZ Monica volgens de richtlijnen van dit protocol behandeld worden. Elke afwijking in de behandeling wordt besproken op het MOC van de Borstkliniek AZ Monica. Bij opmerkingen of vermeende fouten, gelieve contact op te nemen met de coördinator van de Borstkliniek AZ Monica : [email protected] ©2014 niets uit deze uitgave mag op enigerlei wijze verspreid of veranderd worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de leden van de werkgroep. INHOUDSOPGAVE 1 1.1 Diagnose......................................................................................................................... 4 Anamnese ................................................................................................................................. 4 1.2 Klinisch onderzoek .................................................................................................................... 4 1.3 Beeldvorming............................................................................................................................ 4 1.4 Histologie .................................................................................................................................. 5 1.5 Staging ...................................................................................................................................... 6 2 2.1 Behandeling .................................................................................................................... 7 Behandeling van niet-invasieve borstcarcinomen: .................................................................. 7 2.2 Behandeling van DCIS ............................................................................................................... 7 2.3 Chirurgie van invasieve borstcarcinomen ................................................................................ 9 2.4 Chirurgie van het lokaal recidief ............................................................................................. 11 2.5 Behandeling van een inoperabel borstcarcinoom ................................................................. 11 2.6 Zorgpad borstkliniek ............................................................................................................... 12 2.7 Follow-up ................................................................................................................................ 17 2.8 Borstcarcinoom bij mannen ................................................................................................... 17 3 3.1 Anatomopathologisch onderzoek .................................................................................. 18 Algemene maatregel .............................................................................................................. 18 3.2 Anatomopathologsch verslag ................................................................................................. 18 4 4.1 Systematische behandeling ........................................................................................... 23 Primaire behandeling (uitsluitend M0 tumoren) ................................................................... 23 4.2 Selectie voor algemene therapie ............................................................................................ 24 5 5.1 Radiotherapie ............................................................................................................... 29 thoraxwandbestraling ............................................................................................................ 29 5.2 okselbestraling........................................................................................................................ 29 5.3 mammaria interna en mediaan subclavia bestraling ............................................................. 30 5.4 borstbestraling ....................................................................................................................... 30 5.5 boostbestraling ....................................................................................................................... 31 6 6.1 Plastische chirurgie ....................................................................................................... 32 Borstreconstructie na mastectomie ....................................................................................... 32 6.2 Partiële borstreconstructie na tumorectomie........................................................................ 33 6.3 Aanverwante plastische chirurgie ingrepen ........................................................................... 33 Bijlagen ................................................................................................................................... 34 1 Diagnose Basis is de triple diagnostiek. Deze omvat : kliniek; beeldvorming; histologie. 1.1 1.2 Anamnese internistische pathologie; chirurgie; medicatie; allergie; abusus (alcohol, tabak, medicatie); GPA; borstvoeding; menses, menarche/menopauze; familiaal risico voor borst, ovarium, en andere carcinomen met vermelding van de leeftijd van de familieleden bij de diagnose van borstcarcinoom; navragen of reeds genetisch onderzoek in familie bij hoogrisico patiënten; voelbare / niet voelbare nodus, mastitiskenmerken, intrekking tepel, vochtverlies tepel; algemene klachten. Klinisch onderzoek Dit omvat klinisch onderzoek van de borsten, axillaire regio, sub –en supraclaviculaire regio, abdominale organomegalie. 1.3 Beeldvorming Mammografie/echo bilateraal blijft de standaard 1.1.1. Mammografie bilateraal: Bijkomend kan een : Vergrotingsopnames: micro-calcificaties Spotcompressie opnames: indien een densiteit op de mammografie te zien is. Mammografie hernomen worden , bij een vermoeden van een artefact. Ter beoordeling van een: klierrijke borst; voelbaar letsel; niet voelbaar letsel dat wel mammografisch afwijkingen heeft; echo axillae met FNAC wordt aangeraden bij klinisch verdachte klieren t.h.v. de axilla en preoperatief bij een sentinelklierprocedure. Diagnose 1.1.2. Echografie borsten : 4 1.1.3. NMR: ( best te plannen dag7-14 van de cyclus) Een NMR wordt niet routinegewijs aanbevolen bij de preoperatieve evaluatie bij een patiënt . Dit wordt wel gedaan in de volgende indicaties: wanneer er discrepantie is i.v.m. de uitgebreidheid van het borstletsel tussen het klinisch onderzoek /mammografie/echografie; bij een groot borstcarcinoom ter uitsluiting van bilateraliteit en/of satellietletsels; bij een invasief lobulair carcinoom; distorsie op de mammografie/ dense mammografie; ter uitwerking bij BRCA + patiënten; bij neo-adjuvante chemo; bij mammografie met uitgebreide microcalcificaties ter uitsluiting van invasiviteit; bij kapselvorming /lekkage van borstprothesen (NMR met specifiek opnames ter beoordeling van de prothesen); differentiatie tussen littekenweefsel na borstsparende chirurgie met RT en recidief; multiple benigne tumoren in de borst; bloederig tepelverlies zonder afwijkingen op mammo/echo. NMR wordt niet routinegewijs gedaan bij beninge pathologie van de borst, wordt niet routinegewijs gedaan als staging van het borstcarcinoom. 1.4 Histologie BORSTBIOPSIE: 1. Tru-cut: bij nodulaire letsels, asymmetrie; intracystische vegetaties; echografisch zichtbare letsel/distorsies. 2. Mammotoom: verdachte cluster micro-calcificaties; intracystische vegetaties; elk verdacht letsel dat enkel op mammografie en niet op echo te zien is; 4. Fine needle aspiration (FNAC): banale cysten met klinisch klachten differentieel diagnose cysten/vast weefsel Diagnose 3. Open biopsie of tumorectomie: wanneer tru cut /mammotoom technisch niet mogelijk zijn; wanneer tru cut /mammotoom inconclusief is; wanneer tru cut mammotoombiopt ADH/ ALH/ LCIS geeft als diagnose; wanneer discordantie tussen diagnose van trucut bioptie/mammotoom en kliniek/ beeldvorming; wanneer evolutie van een eerder op APD bevestigd benigne letsel; bij een papillair letsel; bij een phyllodes tumor; bij radial scar; bij intracystische vegatatie; bij weigering van de patiënte voor een tru cut biopt/mammotoomprocedure. 5 Nadelen FNAC: vals negatieve waarde: ongeveer 7%; niet betrouwbaar bij letsels <1 cm; vals positieve waarde; atypische cellen bij 88% van de puncties bij fibroadenoma’s; moeilijk onderscheid tussen ADH/DCIS; geen onderscheid tussen DCIS/IDC. BIOPSIE VAN EEN AXILLAIRE KLIER: Gebeurt bij voorkeur door middel van FNAC. BESLUITVORMING: 1.5 Wanneer een letsel op klinisch onderzoek en beeldvorming pathogonomisch is voor een BIRADS 2 of een banale cyste zonder klachten, is een histologische diagnose niet aangewezen. Wanneer kliniek en beeldvorming en histologie goedaardig letsel aantonen: een volledige excisie is niet aangewezen wanneer geen klinische klachten of geen snelle groei. Wanneer kliniek en beeldvorming en histologie een maligne letsel aantonen is een volledige uitwerking aangewezen waarna eventueel bespreking op het MOC , met nadien start behandeling. Bij twijfel of discordantie tussen de 3 pijlers: volledige excisie is aangewezen. Staging Labo met stolling en ca 15.3. Eventueel hormonen te bepalen bij twijfelen pre/postmenopausaal. RX thorax echo lever (MRI (CT) lever ter uitwerking ) botscan (+ gerichte RX, ev. MRI (CT) van de hot spots) CT Thorax (voor mediastinale klieren; zeker vanaf T3, gefixeerde tumor, recidief of voelbare klieren) Pet-scan : is niet routinematig aangewezen; kan nuttig zijn bij de evaluatie van metastasen bij een lokaal gevorderd borstcarcinoom en een hoog risico op micro/macrometastasen. Diagnose Echo lever, Total body scan , RX-thorax heeft een lage opbrengst en hoeft niet routinegewijs bij vrouwen met een stadium 1 borstcarcinoom. 6 2 Behandeling 2.1 Behandeling van niet-invasieve borstcarcinomen: 2.1.1 Vroege precursor en hoogrisico letsels 2.2 Wanneer pleomorfe lobulaire carcinoma in situ of lobulair carcinoma in situ met comedonecrose wordt aangetroffen in een dikke naald biopsie, is diagnostisch excisie aangewezen. Indien atypische lobulaire hyperplasie of atypie van het ductaalepitheel voorkomt aan de snijvlakken van een resectiestuk is een nieuwe excisie niet nodig. Wanneer lobulaire carcinoma in situ of atypische ductale hyperplasie voorkomt aan de snijvlakken wordt een nieuwe excisie niet aangeraden. Wanneer atypische lobulaire hyperplasie/lobulaire carcinoma in situ, atypisch ductaalepitheel of een atypische intraductale proliferatie die doet denken aan atypische ductale hyperplasie wordt aangetroffen in een dikke naald biopsie is diagnostische excisie aangeraden. Een jaarlijkse follow-up mammografie is geïndiceerd na een diagnose van lobulair carcinoma in situ of atypische ductale hyperplasie. Behandeling van DCIS 2.2.1 Borstsparende chirurgie 1. Indicaties: wanneer het carcinoom 3 cm; wanneer het carcinoom uni focaal is; wanneer de snijranden vrij zijn; wanneer een mooi esthetisch resultaat mogelijk is; wanneer de patiënt hiermee akkoord is. 2. Techniek: Bij borstsparende chirurgie mogen de snijranden geen transectie van DCIS vertonen bij pathologisch onderzoek. Bij borstsparende chirurgie worden oncoplastische reconstructietechnieken aangeboden wanneer men vermoedt dat men geen correcte cosmesis zal verkrijgen. Brede excisie van het de voelbare nodus/brede excisie rond de harpoen. Markeren van het stuk. Bij harpoen stukradiografie. Clips in de tumorectomieholte. Hemostase. Spoelen v d holte. Sluiten v d huid intradermaal met monocryl 4-0. De tumor moet in toto verwijderd worden en mag peroperatief niet ingesneden worden. De incisie gebeurt t.h.v. de borst best t.h.v de tumor waarbij tunnelen wordt vermeden. Bij een niet voelbaar letsel moet preoperatief een harpoenlocalisatie gebeuren. Preoperatief moet van deze lokalisatie een oblique en cranio-caudale mammografie en een echo gemaakt worden. De radioloog plaatst tevens een stip op de huid. Peroperatief wordt een stukradiografie uitgevoerd. Vriescoupe is hier niet aangewezen. De tumor wordt steeds gemarkeerd met twee draden of harpoen en 1 draad . De tumor wordt gefixeerd alvorens transport naar het labo. De tumorectomieholte wordt gemarkeerd met clips voor de radiotherapie. Behandeling Van Nuys prognostic index < 7 7 2.2.2 Ablatio borst 1. Indicaties: wanneer gezwel >3 cm; wanneer het een multifocaal carcinoom betreft; wanneer meerdere snijranden transectie van DCIS vertonen; wanneer geen mooi esthetisch resultaat mogelijk is; wanneer recidief; wanneer reeds bestraling van de borst in de voorgeschiedenis. Van Nuys prognostic index >7 2. Techniek: Bij een ablatio wordt met de patiënte steeds de mogelijkheid van reconstructieve chirurgie besproken, tenzij bij belangrijke co morbiditeit. Ellipsvormige incisie t.h.v. de huid. Ontwikkelen bovenste en onderste huidflap. Verwijderen v d borst met de fascia v d Musculus Pectoralis major. Hemostase. Plaatsen van een redon subcutaan Redon wordt vastgemaakt met een polysorb 2-0. Sluiten subcutis v het mastectomielitteken met polysorb 3-0. Sluiten v d huid intradermaal met een biosyn 3-0. 2.2.3 Sentinelklierprocedure 2. Techniek: Inspuiten van patent blauw peri-areolair v d borst. Ontsmetten en steriel afdekken borst + oksel. Incisie t.h.v de huid. Opzoeken met de neoprobe van de sentinelklier met de hoogste radioactiviteit. Excisie 1 radioactieve en blauwe klier. Opsturen voor vriescoupe. Vriescoupe is negatief. Hemostase. Redon. Sluiten v d oksel t.h.v. de subcutis met een polysorb 3-0 en t.h.v de huid met een biosyn 4-0. Ééndags/tweedagsprotocol kan. Bij het niet aankleuren van de sentinelklieren op de dynamische opnames van de lymfoscintigrafie kan een tweede inspuiting met radioactief technetium gegeven worden. De sentinelklieren worden peroperatief met een vriescoupe en DEP-preparaat onderzocht. Wanneer de sentinelklieren niet aankleuren op vriescoupe/Dep, volgt een volledige okselklierdissectie. Bij micrometastasen / ITC volgt geen okselklierdissectie. Wanneer een patiënt 1 of 2 sentinelklieren heeft met een macrometastase en als patiënt een borstamputatie krijgt moet een volledige okselklierdissectie uitgevoerd worden. Wanneer de sentinelklieren op vriescoupe/Dep geen macrometastase aantonen, volgt geen okselklierdissectie en wordt gewacht op de paraffinecoupes. 2.2.4 Volledige okselklierdissectie Is niet aangewezen bij DCIS als eerste okseloperatie. Behandeling 1. Indicaties: wanneer een ablatio met of zonder reconstructie gepland is; tumor in de borst ≥ 5 cm; wanneer klinisch onderzoek / RX groot vermoeden voor invasiviteit aantoont; contra-indicatie: DCIS waarbij borstsparende chirurgie gepland is met ‘whole breast’ radiotherapie. 8 2.2.5 Radiotherapie Na borstsparende chirurgie wordt radiotherapie indien het risico erg laag wordt ingeschat en na bespreking op het MOC. Bij ouderlingen > 65 jaar kan radiotherapie eventueel overwogen worden, te bespreken op het MOC. Niet aangewezen na een ablatio. 2.2.6 Hormonale therapie Adjuverende hormonale therapie is aangewezen. 2.3 Chirurgie van invasieve borstcarcinomen 2.3.1 Borstsparende chirurgie 1. Indicaties: wanneer carcinoom 3 cm; wanneer het carcinoom uni focaal is; wanneer de snijranden vrij zijn; wanneer een mooi esthetisch resultaat mogelijk is; wanneer de patiënt hiermee akkoord is. T1 N0,N1 T2 N0,N1-2 Bij borstsparende chirurgie wordt een minimale radiale excisie marge aanbevolen waarbij er geen transsectie is van de snijranden bij pathologisch onderzoek 2. Techniek: Brede excisie van het de voelbare nodus/brede excisie rond de harpoen. Markeren van het stuk. Bij harpoen stukradiografie. Clips in de tumorectomieholte. Hemostase. Spoelen v d holte. Sluiten v d huid intradermaal met monocryl 4-0. De tumor moet in toto verwijderd worden en mag peroperatief niet ingesneden worden. Incisie van borst en oksel gebeurt via twee aparte incisies. De incisie gebeurt t.h.v. de borst best t.h.v de tumor waarbij tunnelen wordt vermeden. Bij een niet voelbaar letsel moet preoperatief een harpoen lokalisatie gebeuren. Preoperatief moet van deze lokalisatie een oblique en cranio-caudale mammografie en een echo gemaakt worden. De radioloog plaatst tevens een stip op de huid. Peroperatief wordt een stukradiografie uitgevoerd. Vriescoupe is hier niet aangewezen. De tumor wordt steeds gemarkeerd met twee draden of harpoen en 1 draad. De tumor wordt gefixeerd alvorens transport naar het labo. De tumorectomieholte wordt gemarkeerd met clips voor de radiotherapie. 2.3.2 Mastectomie (met volledige okselklierdissectie) 1. Indicaties: wanneer gezwel >3 cm; wanneer het een multifocaal carcinoom betreft; Behandeling Bij borstsparende chirurgie worden oncoplastische reconstructietechnieken aangeboden wanneer men vermoedt dat men geen correcte cosmesis zal verkrijgen. 9 wanneer meerdere snijranden ingenomen zijn; wanneer geen mooi esthetisch resultaat mogelijk is; wanneer recidief; wanneer reeds bestraling van de borst in de voorgeschiedenis. 2. Contra-indicaties: T4, N2, N3, inflammatoire tumor; gemetastaseerd borstcarcinoom; uitzondering is de mastectomie de propriëté. 3. Techniek: De okselklieren moeten en bloc verwijderd worden. De top van de oksel wordt gemarkeerd met een lange draad. Ellipsvormige incisie t.h.v. de huid. Ontwikkelen bovenste en onderste huid flap. Verwijderen v d borst met de fascia v d Musculus Pectoralis major. Opzoeken van de rand van de Musculus Pectoralis Major, Musculus pectoralis minor, Musculus Lattissimus Dorsi en vena axillaris. Vrijwaren v d Nervus thoracicus longus en de Nervus thoracodorsalis. Verwijderen van al het okselvet en bloc, in één stuk met de borst en de klieren van Rotter. Okseltop wordt gemarkeerd met een lange draad. Hemostase. Plaatsen van een redon subcutaan (=mediaal) en van een redon t.h.v de oksel (=lateraal). Redons worden vastgemaakt met een polysorb 2-0. Sluiten subcutis v het mastectomielitteken met polysorb 3-0. Sluiten v d huid intra-dermaal met een biosyn 3-0. Een okselklierdissectie bevat gemiddeld 10 okselklieren. Dissectie gebeurt tot caudaal van de vena axillaris. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt wanneer zich een verdacht okselklierpakket bevindt craniaal van de vena axillaris. Dit wordt omzichtig verwijderd. 2.3.3 Sentinelklierprocedure 2. Contra-indicaties: T3 , T4 ; mastitis carcinomatosa ; zwangere vrouwen. Behandeling 1. Indicties: tumoren T1, T2,N0 MO; na neo-adjuvante pre-operatieve therapie waarbij een downstaging bekomen werd tot T1, T2 N0 M0 multicentrische tumoren; na tumorectomie; DCIS op indicatie. 10 3. Techniek: Inspuiten van patent blauw peri-areolair van de borst. Ontsmetten en steriel afdekken borst + oksel. Incisie t.h.v de huid. Opzoeken met de neoprobe van de sentinelklier met de hoogste radioactiviteit. Excisie 1 radioactieve en blauwe klier. Opsturen voor vriescoupe. Vriescoupe is negatief. Hemostase. Redon. Sluiten v d oksel t.h.v de subcutis met een polysorb 3-0 en t.h.v de huid met een biosyn 4-0. Ééndags/tweedagsprotocol kan. Bij het niet aankleuren van de sentinelklieren op de dynamische opnames van de lymfoscintigrafie kan een tweede inspuiting met radioactief technetium gegeven worden. De sentinelklieren worden peroperatoir met een viescoupe en DEP-preparaat onderzocht. Wanneer de sentinelklieren niet te vinden zijn, volgt een volledige okselklierdissectie. Bij micrometastasen / ITC volgt geen okselklierdissectie. Wanneer de sentinelklieren op vriescoupe/Dep een macrometastase aantonen, volgt geen volledige okselklierdissectie en wordt gewacht op de paraffinecoupes. Wanneer een patiënt 1 of 2 sentinelklieren heeft met een macrometastase op de definitieve kleuring, waarbij zij borstsparende chirurgie met radiotherapie krijgt, kan een okselklierdissectie in sommige gevallen achterwege gelaten worden. Dit wordt besproken op het MOC. Wanneer zij een borstamputatie krijgt moet een volledige okselkliedissectie uitgevoerd worden. Bij meerdere klinisch verdachte klieren , kan bij een negatieve vriescoupe toch besloten worden om een volledige okselklierdissectie te doen. 2.5 Chirurgie van het lokaal recidief wordt steeds voorafgegaan door een bespreking op het MOC; recidief na borstsparende chirurgie: mastectomie; met eventueel gelijktijdige reconstructie, te bespreken op het MOC; recidief na mastectomie: uitgebreide resectie met vrije snijranden van de resectie. Het defect kan eventueel gesloten worden d.m.v. oncoplatische technieken; recidief oksel na sentinelklierprocedure : volledige okselklierdissectie; recidief oksel na volledige okselklierdissectie: brede excisie van de tumormassa; neoadjuvante behandeling wordt besproken op het MOC. Behandeling van een inoperabel borstcarcinoom T4 tumoren; tru cut biopt/mammotoombiopt of open biopsie indien punctie inconclusief, dit ter bepaling type carcinoom + receptoren, Neu-oncogen, Ki 67%; staging aangewezen; steeds te bespreken op het MOC; bij locally advanced tumoren: kan een downstaging met hormono/chemotherapie . Behandeling 2.4 11 Zorgpad borstkliniek Figuur 1: Zorgpad Borstkliniek Behandeling 2.6 12 Behandeling Figuur 2: Zorgpad Borstkliniek 13 Figuur 3: Zorgpad totale okselklieruitruiming Zorgpad Totale okselklieruitruiming/borstoperatie bij borstkanker Multidisciplinaire interventies Controles/instructies Controleren aanwezigheid RX/medisch dossier Lezen instructies in medisch dossier Nagaan aanwezigheid uitslagen préop onderzoeken Vragenlijst anesthesie aanwezig en ingevuld Informed consent aanwezig en getekend door patiënt Interventies Par. Dag 0 pré -OK Afdelingsverpleegkundige Par. Dag 1 Afdelingsverpleegkundige Controles/instructies Controles/instructies Par. Dag 3 Afdelingsverpleegkundige Controles/instructies Par. Dag 4 Afdelingsverpleegkundige Controles/instructies Par. Dag 5 Afdelingsverpleegkundige Controles/instructies Borstdrain Borstdrain Borstdrain Okseldrain Patiënt heeft identificatiebandje aan Tumorectomie: redon NIET aan vacuüm + debiet Indien debiet< 50cc/24u redon uit Indien debiet< 50cc/24u redon uit Indien debiet< 50cc/24u redon uit Indien debiet< 50cc/24u redon uit Volledigheid medisch/verpleegkundig dossier Mastectomie: mediale redon WEL aan vacuüm + debiet Einddebiet noteren Einddebiet noteren Einddebiet noteren Aanwezigheid voldoende etiketten Okseldrain WEL aan vacuüm+ debiet Okseldrain Okseldrain Okseldrain Controle borstverband: indien niet doorbloed, niet verversen Interventies Radiografiëen aanwezig bij dossier Interventies TED kousen aan op indicatie Nuchter houden voor ingreep/ onderzoek vanaf 24u Scheren van borst en oksel Okseldrain: controle en noteren debiet ( voor ochtendzorg) Borstwonde: verversing verband indien doorbloed Indien patiënt eet en drinkt, 's middags infuus uit Pré operatieve parameters zijn genomen Aanbrengen TAG bij vertrek OK Medisch/verpleegkundig dossier aanwezig bij vertrek OK Medicatie Etiketten zijn aanwezig bij vertrek Ok Per Os: Radiografiëen zij aanwezig bij vertrek OK Sociale dienst contacteren(op indicatie besluit brief) Indien Harpoenprocedure: aanvraag meegeven Dafalgan 1g/ 6uur op vraag Comprimé xanax 0,5mg (volgens standing order Borstverpleegkundige anesthesist.) Thuismedicatie volgens instructies anaesthesist Formulier thuismedicatie meegeven met patiënt Voorschrift Kiné meegeven Na verwijdering: ontsmetten met hacdil+depper Na verwijdering: ontsmetten met hacdil+depper op wonde+ steriele opsite Na verwijdering: ontsmetten met hacdil+depper op wonde+ steriele opsite Borstdrain: Ontsmetten redon met Hacdil Okseldrain: Ontsmetten redon met Hacdil Okseldrain: Ontsmetten redon met Hacdil Okseldrain: Ontsmetten redon met Hacdil Na verwijdering: ontsmetten met hacdil+depper op wonde+ steriele opstie Wonde: ontsmetten met hacdil+depper op wonde+mepore+ciccaplaie Wonde: ontsmetten met hacdil+depper op wonde+mepore+ciccaplaie Wonde: ontsmetten met hacdil+depper op wonde+mepore+ciccaplaie Okseldrain: Ontsmetten redon met Hacdil Borstwonde: ontsmetten met Hacdil+steristrips Borstwonde: nakijken, steristrips ter plaatse laten Borstwonde: nakijken, steristrips ter plaatse laten Wonde: ontsmetten met hacdil+depper op wonde+mepore+ciccaplaie Par. Medicatie Idem dag 1 Psycholoog Medicatie Idem dag 1 Kiné Kiné Lymfedrainage Lymfedrainage Lymfedrainage Voorzichtige mobilisaties Voorzichtige mobilisaties Voorzichtige mobilisaties Sociale dienst Consult volgens noden patIënt Naboram Consult patiënt volgens orders borstchirurg Bezoek patiënt Interventies Borstwonde: Nieuwe steristrips+afdekken met steriele opsite Medicatie Idem dag 1 Stop Pantomed Kiné Lymfedrainage Voorzichtige mobilisaties Borstverpleegkundige Consult patiënt volgens orders borstchirurg Sociale dienst Consult patiënt volgens orders borstchirurg Borstchirurg Controles/instructies Borstdrain WEL aan vacuüm+ debiet Interventies Borstdrain: Ontsmetten redon met Hacdil Kiné IM: Diclofenac 1A/6 uur op aanvraag (max. 4 per dag) SC: Fraxiparine 0,4 ml Per OS: Afdelingsverpleegkundige WEL aan vacuüm+ debiet Interventies Borstdrain: Ontsmetten redon met Hacdil Pantomed 40mg Medicatie Dag 0 post -OK WEL aan vacuüm+ debiet Medicatie Thuismedicatie volgens instructies arts Afspraak ambulante consultatie binnen 5 werkdagen Ontslagbrief huisarts+radiografieën meegeven met patiênt Interventies Borstdrain: Ontsmetten redon met Hacdil Idem dag 1 Consult volgens noden patIënt Borstchirurg Consult patiënt Tumorectomie: redon NIET aan vacuüm + debiet volgen Mastectomie: mediale redon WEL aan vacuüm + debiet volgen Par. Controles/instructies Borstdrain TED kousen aanpassen op indicatie Mailen Naboram: aanmelding patiënt Dag 2 Afdelingsverpleegkundige Patiënt is nuchter Borstdrain: controle en noteren debiet ( voor ochtendzorg) Diabetespatiënt: glucosedagprofiel(GDP) Resultaat GDP doorbellen naar anesthesist Par. Consult patiënt Okseldrain WEL aan vacuüm+ debiet volgen Nabloeding controleren Pijn (VAS- score) Bloedruk/pols/Temp/ Zuurstofsaturatie (op indicatie arts) Interventies Borstwonde: Kleefverband/ velcro blijft ter plaatse Diabetespatiënt: glucosedagprofiel(GDP) Na 4 uur post ok voeding zoals gewenst door patiënt Aanvraag kiné voor start dag 2 Medicatie IV: Paracetamol 1A/ 6uur IM: Diclofenac 1A/ 6uur Per OS: Pantomed 40 mg Thuismedicatie volgens instructies arts Borstchirurg Bezoek aan patiënt voor informatie Behandeling Dag -1 Afdelingsverpleegkundige 14 Figuur 4: Zorgpad Sentinelklierprocedure Zorgpad Sentinelklierprocedure/borstoperatie bij borstkanker Multidisciplinaire interventies Par. Dag 0 pré -OK Afdelingsverpleegkundige Par. Dag 1 Afdelingsverpleegkundige Controles/instructies Par. Dag 2 Afdelingsverpleegkundige Controles/instructies Controleren aanwezigheid RX/medisch dossier Patiënt is nuchter Borstdrain Borstdrain Lezen instructies in medisch dossier Nagaan aanwezigheid uitslagen pré-op onderzoeken Vragenlijst anesthesie aanwezig en ingevuld Informed consent aanwezig en getekend door patiënt Patiënt heeft identificatiebandje aan Volledigheid medisch/verpleegkundig dossier aanwezigheid voldoende etiketten Radiografiëen Tumorectomie: redon NIET aan vacuüm + debiet Mastectomie: mediale redon WEL aan vacuüm + debiet Okseldrain WEL aan vacuüm+ debiet Controle borstverband: indien niet doorbloed, niet verversen Indien debiet< 50cc/24u redon uit Einddebiet noteren Okseldrain Indien debiet< 50cc/24u redon uit Interventies TED kousen aanpassen op indicatie Sentinelklierprocedure: aanvraag + dossier meegeven Nuchter houden voor ingreep/ onderzoek vanaf 24 uur Diabetespatiënt: glucosedagprofiel(GDP) Resultaat GDP doorbellen naar anesthesist Interventies TED kousen aan op indicatie Scheren van borst en oksel Pré operatieve parameters zijn genomen Aanbrengen TAG bij vertrek OK Medisch/verpleegkundig dossier aanwezig bij vertrek OK Interventies Borstdrain: controle en noteren debiet ( voor ochtendzorg) Okseldrain: controle en noteren debiet ( voor ochtendzorg) Borstwonde: verversing verband indien doorbloed Indien patiënt eet en drinkt, 's middags infuus uit Medicatie Einddebiet noteren Afspraak ambulante consultatie binnen 5 werkdagen Ontslagbiref huisarts+radiografieën meegeven met patiênt Formulier thuismedicatie meegeven met patiënt Interventies Borstdrain: Ontsmetten redon met Hacdil Mailen Naboram: aanmelding patiënt Etiketten zijn aanwezig bij vertrek Ok Radiografiëen zij aanwezig bij vertrek OK Sociale dienst contacteren(op indicatie besluit brief) Indien Harpoenprocedure: aanvraag meegeven Medicatie Per OS: Per Os: Dafalgan 1g/ 6uur op vraag Thuismedicatie volgens instructies arts IM: Diclofenac 1A/6 uur op aanvraag (max. 4 per dag) SC: Fraxiparine 0,4 ml Na verwijdering: ontsmetten met hacdil+depper op wonde+ steriele opstie Okseldrain: Ontsmetten redon met Hacdil Na verwijdering: ontsmetten met hacdil+depper op wonde+ steriele opstie Borstwonde: Comprimé xanax 0,5mg (volgens standing order anesthesist.) Thuismedicatie volgens instructies anaesthesist Consult patiënt volgens orders borstchirurg Dag 0 post -OK Afdelingsverpleegkundige Controles/instructies Borstdrain Controles/instructies Borstverpleegkundige Psycholoog Par. Consult patiënt volgens orders borstchirurg Controles/instructies Ontsmetten met Hacdil+steristrips+steriele opsite Medicatie thuismedicatie volgens instructies arts Borstchirurg Consult patiënt Par. Borstverpleegkundige Consult patiënt volgens orders borstchirurg Borstchirurg Tumorectomie: redon NIET aan vacuüm + debiet volgen Consult patiënt Mastectomie: mediale redon WEL aan vacuüm + debiet volgen Sociale dienst Okseldrain WEL aan vacuüm+ debiet volgen Nabloeding controleren Consult volgens noden patIënt Pijn (VAS- score) Bezoek patiënt Bloedruk/pols/Temp/ Zuurstofsaturatie (op indicatie arts) Interventies Borstwonde: Kleefverband/ velcro blijft ter plaatse Diabetespatiënt: glucosedagprofiel(GDP) Na 4 uur post ok voeding zoals gewenst door patiënt Medicatie IV: Paracetamol 1A/ 6uur IM: Diclofenac 1A/ 6uur Per OS: thuismedicatie volgens instructies arts Borstchirurg Bezoek aan patiënt voor informatie Naboram Behandeling Dag -1 Afdelingsverpleegkundige 15 Behandeling Figuur 5: Flowchart NABORAM 16 2.7 Follow-up 2.7.1 Ductaal carcinoma in situ 1. Mastectomie (oksel): a. 6-maandelijkse controle: Anamnese en klinisch onderzoek. b. Jaarlijks mammo-echo contralaterale borst, te vergelijken met vorige opnames. 2. Borstsparende behandeling: a. 6-maandelijkse controle: Anamnese en klinisch onderzoek. b. Jaarlijks mammo-echo, te vergelijken met vorige opnames . 2.7.2 Invasief carcinoom Jaar 1 en 3 maandelijks 2: Anamnese Klinisch onderzoek RX mammo-echo jaarlijks Jaar 3 tot 6 maandelijks 5: Anamnese Klinisch onderzoek RX mammo-echo jaarlijks jaar: Anamnese Klinisch onderzoek RX mammo-echo jaarlijks Na 5 jaarlijks Bijkomende onderzoeken :(echo lever,rx-thorax, botscan) enkel op indicatie uit anamnese, klinisch onderzoek en/of labo. Labo niet routinematig, enkel op indicatie ( calcium, GOT, GPT, LDH; GGT; AF; CA 15,3). Echo baarmoeder te doen bij vaginaal bloedverlies of op indicatie. Botdensitometrie: bij gekend verhoogd risico op osteoporose; bij aromatase-inhibitoren. Genetisch onderzoek bij genetisch risico op borstkanker : Ashkenazi joden; voorgeschiedenis van ovariumcarcinoom op elke leeftijd; bij borstkankerpatiënte met een eerste graad familielid met borstkanker voor de leeftijd van 50 jaar (guidelines esmo dd 2011); twee of meer eerste of tweede graad familieleden met borstkanker, ongeacht de leeftijd; patiënte of een familielid met bilateraal borstkanker; borstkanker bij een man. Borstcarcinoom bij mannen slechts 1% van alle borstcarcinomen; borstsparende chirurgie kan in uitzonderlijke gevallen, te bespreken op het MOC, meestal een borstamputatie; sentinelklierprocedure kan bij kleinere tumoren; volledige okselklierdissectie indien contra-indicatie voor een sentinelklierprocedure; tepelreconstructie met tatoeage van de areola kan postoperatief aangeboden worden; chemotherapie/radiotherapie na bespreking op het MOC; hormonale therapie: preferentieel tamoxifen. Aromatase-inhibitoren enkel bij contra-indicatie voor tamoxifen (trombose) . 5 jaar wordt niet overschreden. Behandeling 2.8 17 3 Anatomopathologisch onderzoek 3.1 Algemene maatregel 3.1.1 Standaardaanvraagformulier (zie bijlage) administratieve gegevens klinische gegevens lokalisatie letsel type ingreep neoadjuvante behandeling bevindingen kliniek bevindingen beeldvorming eerdere histologische bevindingen – bevindingen ander labo ( bv. mammotoombiopten), met ref. en/of kopie verslag. oriëntatie specimen draden + benoeming methyleenblauw 3.1.2 Peroperatief onderzoek. Borst contraindicaties niet palpabele tumoren (letsels minder dan 1 cm) microcalcificaties sectieranden – enkel macroscopische beoordeling Sentinel cytologie (afdrukpreparaat) + vriescoupe vers en zo snel mogelijk naar labo (tot 18 u), tel 5845-5846-5863-5864-5922 of formol gefixeerd in voldoende groot recipiënt (na 18 u) noteren tijdstip fixatie. Opmerking: maximum koude ischemietijd : 1 u minimumfixatieduur 6-8 uur : stalen gefixeerd na 13 u kunnen zelfde dag niet meer ingezet worden, versnelde procedure volgende dag 3.2 Anatomopathologsch verslag 3.2.1 Invasieve carcinomen (standaardverslaggeving zie bijlage) specimen : type resectiestuk : biopsie tumorectomie mastectomie Lateraliteit: enkelvoudige – meervoudige tumoren, aantal aparte tumoren lokalisatie tepel – centraal – LSK – MSK – LIK – MIK - axillaire uitloper – onbekend Anatomopathologisch onderzoek 3.1.3 Verzending – bewaring stalen. 18 tumor : histologisch type WHO classificatie 2003 ductaal lobulair … ipsilaterale T – simultane bilaterale T : aantal en afmeting van verschillende invasieve foci diameter tumor : max. diameter bij driedimensionale meting in cm microinvasieve tumor in μm gradering volgens Ellis en Elston (Nottingham modificatie van de Bloom en Richardson methode) graad I : goed gedifferentieerd graad II : matig gedifferentieerd graad III : weinig gedifferentieerd optioneel MAI - Mitotic Activity Index : aantal mitosen x 400 in gebied 1,6 mm², aan periferie tumor Wordt niet apart vermeld in het besluit (wij tellen mitosen per 2mm2 in de score voor de differentiatiegraad te bepalen). resectieranden : transsectie – geen transsectie igv. vrije randen minimum vrije marge meten en benoemen. lymfevatinvasie : aan/afwezig predictieve factoren: ER (oestrogenen) - receptorstatus: Allred score : intensiteitsscore (score 1-2-3) + kwantitatieve score (score 1-2-34-5) Allredscore max 8/8 PR (progesteron) - receptorstatus : Allred score : intensiteitsscore (score 1-2-3) + kwantitatieve score (score 1-2-34-5) Allredscore max 8/8 Her2 NEU - c-erb-B2 : Interpretatie volgens CAP-ASCO-criteria: Score 0 : negatief. Score 1 : negatief. Score 2 : “equivocal” – zwak of focaal positief. Score 3 : positief Anatomopathologisch onderzoek bloedvatinvasie : aan/afwezig 19 Her2 NEU -score 0 en 1 : geen FISH analyse + vermelden in verslag Her2 NEU –score 2+ en 3+ : FISH analyse + vermelding in verslag. FISH-HER 2 : Amplificatie Geen amplificatie Equivocal Her 2 Neu/cep 17 ratio Her2 gene count : Her2 gene copy number /kern Ki 67 proliferatie-index : % immunoreactieve kernen “ cut off” 14 % lymfeklierstatus: sentinelnode(s) okselklieruitruiming pTNM classificatie : aantal lymfeklieren aantal lymfeklieren met metastasen max. diameter van grootste metastase in mm macrometastase (> 2mm) micrometastase (> 0,2 mm - < 2 mm) ITC (≤ 2 mm - < 200 tumorcellen in 1 doorsnede) +/- kapseldoorbraak + aantal aantal lymfeklieren / niveau aantal lymfeklieren met metastasen / niveau max. diameter van grootste metastase in mm macrometastase (> 2mm) micrometastase (> 0,2 mm - < 2 mm) ITC (≤ 2 mm - < 200 tumorcellen in 1 doorsnede) +/- kapseldoorbraak + aantal UICC TNM classification 7e editie 2009 DCIS (ductaal carcinoma in situ) = Tis (DCIS) LCIS ( lobulair carcinoma in situ) = Tis (LCIS) DCIS + LCIS = Tis (DCIS) Ziekte van Paget + Tis (Paget) DCIS zonder invasief carcinoom diameter : max. diameter DCIS in cm cfr San Antonio 013 nucleaire graad : graad 1 – lage graad graad 2 – intermediaire graad graad 3 – hoge graad VNPI (Van Nuys Prognostic Index) : zie bijlage Anatomopathologisch onderzoek 3.2.2 In situ carcinoom – Tis (standaardverslaggeving zie bijlage). 20 ER/PR : % cellen met nucleaire immuun reactiviteit - geen intensiteitsscore DCIS met invasief – microinvasief carcinoom diameter : max. diameter DCIS + invasief carcinoom (cm) als DCIS > 1 mm voorbij invasief carcinoom reikt resectieranden : igv. transsectie alle marges benoemen nucleaire graad : graad 1 – lage graad graad 2 – intermediaire graad graad 3 – hoge graad invasief carcinoom : crf. invasief carcinoom LCIS- klassieke type diameter : multifocaal afmetingen onbetrouwbaar - onnodig te meten resectieranden : igv. transsectie alle marges benoemen LCIS- “special type” - (pleiomorf – aporcrien LCIS – LCIS met necrose – macroacinair LCIS – zegelring LCIS): resectieranden : igv. transsectie alle marges benoemen ER/PR : % cellen met nucleaire immuun reactiviteit - geen intensiteitsscore Ziekte van Paget =/- invasief carcinoom als + invasief carcinoom : cfr. invasief carcinoom + begeleidende Ziekte van Paget vermelden. Overleg : wat met de TIL : mi te bepalen bij de TNBC (Geparsixto) Overleg : ASCO CAP guidelines Overleg : PI3K mutatie/PTEN deletie (van belang bij Her2 gerichte therapie) Anatomopathologisch onderzoek diameter : max. diameter LCIS in cm 21 3.2.3 Invasieve en in situ carcinomen na NAT( neoadjuvante therapie) (standaardverslaggeving zie bijlage) “Pre-treatment” biopsie tumortype WHO classificatie 2003 gradering tumor volgens Ellis en Elston (Nottingham modificatie van de Bloom en Richardson methode) + MAI (Mitotic Activity Index) aan/afwezigheid in situ carcinoom lymfevatinvasie : aan/afwezig bloedvatinvasie : aan/afwezig tumorviabiliteit : % necrose predictieve factoren: ER – PR – HER2/Neu – Ki 67 In situ carcinoom grootte residueel in situ carcinoom geschatte % in situ carcinoom in tumorbed histologisch type en nucleaire graad resectieranden : tumorbed + in situ carcinoom predictieve factoren: ER – PR Lymfeklieren aantal lymfeklieren aantal lymfeklieren met metastasen afmeting van de grootste metastase extranodale uitbreiding aanwezig/afwezig aantal lymfeklieren met metastasen en kenmerken van “treatment” response aantal lymfeklieren zonder metastase met kenmerken van “treatment” response y pTNM classificatie: UICC TNM classification 7e editie 2009 Optioneel: evaluatie respons in tumor en lymfeklieren volgens Pinder (zie bijlage) Anatomopathologisch onderzoek “Post-treatment” resectiestuk Invasief carcinoom grootte van het tumorbed (macro – micro) : 2 dimensies grootte residueel invasief carcinoom (TNM 7e editie 2009) geschatte % invasief carcinoom in tumorbed tumortype WHO classificatie 2003 gradering tumor volgens Ellis en Elston (Nottingham modificatie van de Bloom en Richardson methode) + MAI (Mitotic Activity Index) % necrose in invasief carcinoom ( indien beschikbaar te vgl. met “pretreatment” biopsie fibrosereactie : aan/afwezig lymfevatinvasie : aan/afwezig bloedvatinvasie : aan/afwezig resectieranden : tumorbed + invasief carcinoom predictieve factoren: ER – PR – HER2/Neu – Ki 67 22 4 Systematische behandeling 4.1 Primaire behandeling (uitsluitend M0 tumoren) Classificatie Basistherapie Therapeutisch Schema DCIS Geisoleerd letsel Tumorectomie + SNL (op indicatie) + radiotherapie* Uitgebreid letsel Mastectomie + SNL (op indicatie) + radiotherapie Borstsparende chirurgie Tumorectomie of quadrantectomie + sentinel node procedure (T 3cm) of volledig okselevidement + Radiotherapie T1N0,N1 T2N0,N1 + chemotherapie/hormonotherapie volgens indicatie OF Mastectomie bij C-I voor conservatieve therapie + radiotherapie en chemo/hormonotherapie volgens criteria. Primaire heelkunde of T3N0, N1 Neo adj therapie bespreken) Mastectomie (individueel te + Radiotherapie + chemotherapie/hormonotherapie volgens indicatie Eventueel neo-adjuvante therapie bij wens voor borstsparende ingreep of grote tumor T4 Alle N2N3 Chemo - en radiotherapie, hormonale Neo-adjuvante chemo/hormonotherapie gevolgd door radiotherapie en/of therapie heelkunde IBC Elderly Heelkunde of hormonale therapie Alle stadia Mastectomie / tumorectomie of tamoxifen alleen, of aromatase inhibitor individueel te bespreken. Mastectomie te overwegen indien adjuverende radiotherapie dient vermeden te worden. * Bij patiënten > 70 jaar en bij laag risico : multidisciplinair te bespreken Systematische behandeling T2N0,N1 (grote Std IIa) 23 4.2 Selectie voor algemene therapie 4.2.1 Adjuverende systemische therapie: Algemene principes : EC (90/600) x4 + paclitaxel (80)/qW x12 is het standaardschema in het AZ Monica. FEC valt te overwegen (na MOC voor laag – tot intermediair risico Luminaal A) Anthracyclines en taxanen worden preferentieel in sequentie gebruikt. Het te prefereren taxaan is paclitaxel in wekelijks schema (P80mg/m2/wk x12). (Sparano et al, 2008, NEJM). Taxanen worden sequentieel voorgeschreven met EC bij hoog risico patiënten (Ki67>14%, triple negatief, Her-2 : pos, Graad III, >3 positieve Ln). De 5-FU kan verlaten worden bij sekwentie van anthracyclines en taxanen . Bij triple negatieve tumoren : neo-adjuverend carbo associeren met taxol. (Sikov WM et al, CALGB 40603) In adjuvans (te overwegen) Boven de 70 jaar wordt enkel chemotherapie voorgesteld na MOC, Een geriatrisch assessment valt aan te moedigen. Onder speciale omstandigheden (voor ptn > 70jr met ongunstige prognose) kan het AC (A 50mg/m2,C600mg/m2) x4 of TC x4 (T75mg/m2, C600mg/m2) schema overwogen worden. Bij HER2+ en FISH + wordt trastuzumab (preferentieel) gestart na A of E; kan simultaan met taxanen; wordt voorgeschreven gedurende 1 jaar; Trastuzumab wordt doorgegeven tijdens RT, (cave cardiaal belaste patiënten en bij linkszijdige RT); gebruik van EPO valt te vermijden bij Herceptine gebruik. Anthracycline bevattende chemotherapie wordt nooit simultaan met radiotherapie toegediend. Systematische behandeling 24 Beleidsoptie voor de systemische adjuverende therapie: In de borstkliniek AZ Monica wordt een St Gallen aanpak met modulering naar het intermediair risicoprofiel voorgesteld. Tabel: Bepaling voor verschillende modaliteiten Modaliteit Indicatie Commentaar Endocriene therapie Bij positieve ER kleuring. ER negatief en PR positief is vermoedelijk een kleuringsartefact. HER2 gerichte behandeling ASCO/CAP HER2 positief [>30% intense en complete Combinatie van hormonale behandeling met HER2kleuring (IHC), FISH ratio >2.2+ of polysomie : > 6x]a gerichte therapie is logisch maar niet bewezen. Chemotherapy In HER2-positieve ziekte (met een HER2 Studies bewijzen het nut adjuverend herceptine gerichte behandeling) enkel aan wanneer het samen wordt gegeven met chemotherapie Meeste patiënten, In ER-positieve, HER2-negatieve ziekte Variabel : afhankelijk van risico (naast hormonale behandeling Hoog risico Zie Tabel 2 ↵ a Patienten met tumoren van <1 cm, zonder aangetaste lymfeknopen en zonder andere prognostisch ongunstige karakteristieken (vasculaire invasie) = p1TbpN0; kunnen zonder adjuverende chemotherapie. Als die tumor hormoongevoelig is, dient een hormonale behandeling voorgesteld te worden. ↵ c Medullair carcinoma, apocriene tumoren en adenoid cystic carcinoma behoeven geen adjuverende therapie gezien laag risico, ondanks triple negativiteit (zolang ze Ln – zijn en geen andere tekenen van metastatisch potentieel vertonen). ER, oestrogeen receptor; PR, progesterone receptor; ASCO, American Society of Clinical Oncology; CAP, College of American Pathologists; IHC, immunohistochemistry, Ln, lymfeknoop, LVI, lympho-vasculaire invasie. Systematische behandeling In triple-negative disease 25 Tabel: Chemo/-endocriene therapie bij patiënten met ER-positieve, HER2-negatieve ziekte indicates for Factoren die niet Indicaties voor alleen chemo-endocriene therapie nuttig zijn in de beslissing endocriene therapie Clinicopathologische gegevens ER en PR Lage ER en PR kleuring Histologische graad Graad 3 Graad 2 Graad1 Proliferation Hoog a Intermediair Laag a Klieren Klier positief (> 4 of meer) Klier positief (1-3) Klier negatief PVI Aanwezigheid van lymphovasculaire permeatie pT >5 cm Voorkeur van de patiënt Gebruik van behandelingen Afwezigheid permeatie 2.1–5 cm alle mogelijke van lymphovasculaire ≤2 cm Voorkomen van chemotherapie gerelateerde neveneffecten Oncotype DX Hoge score Intermediare score Lage score ↵ a Conventionele methoden voor het bepalen van de proliferatieve index houden in : Ki67-index (vb. laag, ≤15%; intermediair, 16%–30%; hoog, >30%) en de beschrijving van de mitotische figuren :MAI. Systematische behandeling Multigenetische profilering Sterke ER en PR kleuring 26 Tabel: Tijdschema Tijdschema radio/chemotherapie postoperatief: zowel na tumorectomie als na mastectomie: eerst chemotherapie, optimaal gedoseerd, daarna radiotherapie Tijdschema hormono/radiotherapie: hormonale therapie mag gegeven worden tijdens de radiotherapie Tijdschema chemo/hormonotherapie: eerst chemotherapie, gevolgd door hormonale therapie Menopauze: vanaf 1 jaar na laatste maandstonden of na bilaterale ovariëctomie Controle LH, FSH en oestradiol is aan te bevelen. na het stoppen van de pil, menopauzaal vanaf 56 j. (jonger dan 55 j., menopauzale status te bepalen op basis van LH, FSH en oestradiol) LHRH agonist (gosereline, (Zoladex )) Bij vroegtijdige ziekte ter preservatie van de fertiliteit (POEM 2014) Triptorelin + exemestane /5 yr : optie voor hormonaal beleid bij de premenopauzale vrouw bij het vroegtijdig ER + mammaca (SOFT/TEXT 2014) overwegen bij persisterend hoge oestradiolwaarden tijdens tamoxifengebruik Ovariële suppressie door LHRH agonist: na 5 jaar zou de behandeling veilig gestopt kunnen worden. Beleidsoptie adjuvante chemotherapie. N+ ER-/PR-/HER- HER+ EC (90/600)ddx4a + pac EC (90/600)ddx4 + pac EC (90/600)ddx4 + pac (80)/qwx12b (80)/qwx12+Carbo AUC (80)/qwx12 +Hc/q3w x18 2/qw 6x TC(arbo)He /q3w TCd x4 12x pac (80)/qw + H/qw of 12 x Pac (80)/qw + carbo /q3w AUC2/qw NLuminal B EC (90/600)/q3wx4 + pac EC (90/600)/q3wx4 + pac EC (90/600)/q3wx4 + pac (80)/qwx12 (80)/qwx12+Carbo AUC (80)/qwx12 +H/q3w x18 Gr III, RS > 2/qw 25f, LVIg : +, TC x4 6x TC(arbo)H /q3w jonge leeft TC x4 12x pac (80)/qw + H/qw of (<35jr) 12 x Pac (80)/qw + carbo /q3w AUC2/qw Intermediair Bij MOC te bespreken Risico Systematische behandeling HER - /ER+ 27 OVERWEEG : TIL in TNB, PIK3/Pten mutatie analyse (vnl bij Her2+/ER-/PR-) a) Ecdd : epirubicine-cyclophopshamide dose dense, b)pac/qw :paclitaxel wekelijkse toediening, c)H : herceptine/trastuzumab, d)TC : Taxotere –cyclophosphamide e)TCH : taxotere-carboplatine-herceptine, f)RS : Risc score volgens oncotype dx, g)LVI : ympho-vasculaire invasie, h) Hormonale therapie : Premenopauzale dames 5jr Tam 5jr Triptorelin + exemestane 2.5 jr Tam + 2.5jr anastrozole /exemestane 5jr Tam +3jr Letrozole 10 jr Tam Postmenopauzale dames 5 a 10 tam 5jr Letrozole Adjuverend gebruik van zometa te stimuleren : ongeacht stadium : 2x/jr gedurende 3 jr. PS : BMD niet specifiek noodzakelijk; te starten na beeindigen RT Keuze van Aromataseremmers: Upfront : Letrozole Switch : exemestane of anastrozole bij Ln +, Graad III, Ki 67>14%, Her2+ of T2 Systematische behandeling PS: Bij de optie om “extended” inhibitie van het aromatase-enzym in te stellen bij dames die initieel niet of althans niet duidelijk menopauzaal waren. Vergewissing hiervan door repetitieve endocriene bepaling. 28 5 Radiotherapie 5.1 thoraxwandbestraling Bij patiënten met verhoogd risico voor lokaal herval. In zijn algemeenheid mag worden gesteld dat radiotherapie lokaal herval vermindert en een effect heeft op overleving. Behalve bij huidinvasie moet de huid niet worden blootgesteld aan 100% van de gespecifieerde tumordosis. Indicatie: na mastectomie vanaf klinische T3 letsels (groter dan 5 cm); na mastectomie vanaf pT2 (Bij kleinere T2 letsels, met verder laag risico, kan RT achterwege worden gelaten); indien okselklieren positief; indien multifocaal, zeker indien aanzienlijke foci voor invasiviteit; indien multicentrisch; indien huidinvasie, tepelinvasie, zenuwinvasie; indien positieve posterieure sectievlakken. Dosis: Patiënten jonger dan 60 jaar en /of tevens bestraling klierstreken: 50 Gy: 25 x 2 Gy Patiënten vanaf 60 jaar en enkel thoraxwand bestraling: 40 Gy: 15 x 2,67 Gy Techniek: uni isocentrische 3D techniek, met field- in field; intekening van doelvolumes en risico organen volgens RTOG atlas, verwerkt in aparte procedure. 5.2 okselbestraling Indicatiestelling is afhankelijk van de klinische en pathologische gegevens, en van de heelkundige technieken. Indicatie: Techniek: uni isocentrische 3D techniek, met field- in field; intekening van doelvolumes en risico organen volgens procap guidelines, verwerkt in aparte procedure. Radiotherapie Individueel te bespreken: een sentinel knoop procedure met aangetaste schildwachtklier niet gevolgd door een axillair evidement; onvoldoende chirurgie; N3; axilla level III wordt bestraald bij >= 4N (“breed MSP”). 29 5.3 mammaria interna en mediaan subclavia bestraling De mammaria interna knopen liggen juxta-sternaal in de intercostale ruimte vlak voor de pleura. Het doelvolume van de bestraling zijn de homolaterale,parasternale en mediaan subclaviaklierketen. De incidentie van MI knoopaantasting houdt rechtstreeks verband met de ligging, aanwezigheid van okselknoopmetastasen en de grootte van de tumor. Bij knoop-positieve patiënten is de kans dat de MI knopen aangetast zijn veel groter bij centromediane tumoren. Indicatie: indien positieve okselklieren; parastenale Lnn op scintigrafie, pet en CT geen MSP als enkel micrometastase, >= 60 jaar en lateraal gelegen tumor. Dosis: 45 Gy: 25 x 1,8 Gy Techniek: uni isocentrische 3D techniek, met field- in field; intekening van doelvolumes en risico organen volgens procap guidelines, verwerkt in aparte procedure. 5.4 borstbestraling De bestraling van de borst is onderdeel van elke borstconserverende behandeling en wordt ook toegepast bij deze patiënten die niet in aanmerking komen voor heelkunde. Hoewel het doelvolume in wezen niet zozeer verschillend is zijn er toch enkele verschillen. Ten eerste, de huid is geen deel van de bestraling na borstsparende therapie, terwijl ze dat net wel is bij LAD (lokaal gevorderd borstcarcinoom) met huidinfiltratie, satellietnodules en inflammatoire ziekte. Bij borstsparende therapie wordt energie van 6 MeV aanbevolen om zo een afdoende dosis te bereiken vanaf 5 mm onder de huid. Doelvolume: De volledige borstklier. De huid is eveneens doelvolume wanneer het gaat om een mastitis carcinomatosa of om een Morbus Paget. Radiotherapie Indicatie: borstsparende chirurgie; inoperabele borsttumoren om hygiënische redenen; na chemotherapie voor een mastitis carcinomatosa. 30 Dosis: 25x 2 GY indien ook klierbestraling; 15x 2.67 Gy indien enkel bestraling borst Hygiënische borstbestraling: 5 tot maximaal 11 x 4 Gy (fractionatie afhankelijk van ziektespreiding elders in lichaam). Techniek: uni isocentrische 3D techniek, met field- in field; intekening van doelvolumes en risico organen volgens RTOG atlas, verwerkt in aparte procedure. 5.5 boostbestraling Doelvolume: Dat een boostbestraling thv het tumorbed noodzakelijk is, is duidelijk. De lokaal recidief frequentie daalt met een factor 2 voor elke 15 Gy thv de tumorplaats. De indicatiestelling is afh v de voorgaande heelkunde en de definitieve pathologie. In geval van een kleine T met ruime vrije marges (meer dan 2 cm) kan een boost overbodig zijn. Het doelvolume wordt bepaald uitgaande van het oorspronkelijke mammogram, de pathologie vd tumor en de bereikte marges. 1. Externe boost: De fotonen kunnen aanleiding geven tot onnodige blootstelling van een groot deel van normale borst en long en hartweefsel. Electronen kunnen verantwoordelijk zijn voor belangrijke vroege en late huidreacties. Hoog-energetische electronen (> 9 MeV) gebruikt bij diepliggende tumoren kunnen de huidoppervlakte blootstellen aan 90 tot 100% van doeldosis. Dosis: 5 x 2,6 Gy met electronen t.h.v. tumorbed; 5 x 2 Gy met fotonen t.h.v. gehele borst bij mastitis carcinomatosa of thv het tumorbed bij diepliggende tumoren waarbij geen indicatie voor PDR. 2. Interne boost: Deze heeft als voordeel dat een hogere boost dosis wordt geleverd door een kleiner doelvolume bloot te stellen. Boost d.m.v. curietherapie (15 Gy) (1 of 2 lagen +/- 5 tot 9 naalden). De techniek wordt voornamelijk gebruikt bij een dieper gelegen tumorbed, indien contra-indicatie voor curietherapie (narcose of indien tumorbed niet implanteerbaar is) wordt een externe boost toegepast. Dosis: 15 Gy dmv. PDR brachytherapie bij patiënten ouder dan 75 jaar, T1, graad I of II en ER+, PR+. Radiotherapie 3. Geen boost: 31 6 Plastische chirurgie 6.1 Borstreconstructie na mastectomie Contra indicaties: Comorbiditeit waardoor een langere narcose niet mogelijk is; slechte prognose; radiotherapie (in geval van implantaatreconstructie). Evidence over borstreconstructie: heeft geen invloed op detectie recidief, ziektevrij interval of overleving; heeft een positieve invloed op levenskwaliteit; indien primair : heeft geen significante invloed op tijdstip start adjuvante radiotherapie of chemotherapie. Tijdstip: Primair : in dit geval is een huidsparende mastectomie mogelijk Voordelen: 1. Slechts 1 ingreep 2. Beter esthetisch resultaat Nadelen: 1. Weinig beslissingstijd voor patiënt 2. Extra operatietijd niet steeds beschikbaar Secundair : ten vroegste 6 maanden na chirurgie of beëindigen radiotherapie Types na tissue expander met definitieve expander prothese gecombineerd met myocutane latissimus dorsi flap Voordelen Korte narcose Technisch eenvoudiger Nadelen Minder esthetisch en functioneel resultaat Minder goede symmetrie, waardoor meer kans op contralaterale symmetrisatie procedure Risico op wondproblemen (↑ bij radiotherapie) Risico op kapselcontractuur (↑ bij radiotherapie) Risico op implantaatruptuur Risico op implantaatmalpositie Autologe reconstructie Types gesteelde flappen (o.a. TRAM) vrije flappen met spier (o.a. vrije TRAM, TUG) vrije flappen zonder spier (o.a. DIEP, SGAP) Voordelen geen implantaat gebonden problemen, cfr supra beter esthetisch en functioneel resultaat evolueert mee met lichaamsgewicht Plastische chirurgie Types reconstructie : Implantaat reconstructie : 32 Nadelen Lange narcose Tweede litteken ter hoogte van donorsite Risico op flapfalen Technisch moeilijker Infrastructuur noodzakelijk Praktische richtlijnen : 6.2 Elke patiënte die een mastectomie dient te ondergaan wordt geïnformeerd over de mogelijkheden van borstreconstructie, indien er geen oncologische contra-indicatie is. Elke patiënte die informeert naar borstreconstructie wordt hiervoor doorverwezen naar de plastisch chirurg verbonden aan de borstkliniek. Partiële borstreconstructie na tumorectomie Contra-indicaties: risico op positieve snederanden; T4 tumoren; multicentrische tumoren; inflammatoire tumoren; Indicaties: tumorectomie van > 20% van borstvolume; tumorectomies mediaal en onderpool. Rationale: misvorming van de borsten na borstsparende behandeling is moeilijk te behandelen; laattijdige conversie naar mastectomie wordt moeilijk geaccepteerd door patiënten. Technieken : locoregionale flappen : MLD-flap, TDAP-flap ea; mammaplastie technieken : inferior pedicle, Lejour, ea. Aanverwante plastische chirurgie ingrepen Littekencorrecties: om esthetische redenen; om hygiënische redenen; om applicatie externe prothese te vergemakkelijken; om dragen BH te vergemakkelijken. Tepel – en tepelhofreconstructie: vanaf 6 maanden na reconstructie; onder lokale verdoving. Contralaterale borst: na mastectomie : borstverkleining; na borstreconstructie : mastopexie, vergroting, verkleining om symmetrie te verbeteren. Lipofilling: correctie kleine defecten na borstsparende chirurgie of borstreconstructie. Plastische chirurgie 6.3 33 Bijlagen Bijlagen 1. Standaard aanvraagformulier Bijlagen 2. Standaard verslaggeving Bijlagen Bijlagen 3. TNM Classificatie (UICC 7e editie -2009) T primary tumour Tx Primary tumor cannot be assessed T0 No evidence of primary tumor Tis Carcinoma in situ: Tis (DCIS) ductal carcinoma in situ Tis (LCIS) lobular carcinoma in situ Tis (Paget) Paget's disease of the nipple with no tumor Note: Paget’s disease associated with a tumour is classified according to the size of the tumour T1 Tumor 2 cm or less in greatest dimension T1mic microinvasion 0.1 cm or lessin greatest dimension T1a More than 0.1 cm but not more than 0.5 cm or less in greatest dimension T1b More than 0.5 cm but not more than 1.0 cm in greatest dimension T1c More than 1 cm but not more than 2 cm in greatest dimension T2 Tumor more than 2 cm but not more than 5 cm in greatest dimension T3 Tumor more than 5 cm in greatest dimension T4 Tumor of any size with direct extension to chest wall or skin T4a Extension to chest wall T4b Edema (including peau d'orange) or ulceration of the skin of breast or satellite skin nodules confined to same breast T4d Inflammatory carcinoma Note: chest wall includes ribs, intercostal muscles and serratus anterior muscle but not pectoral muscle Bijlagen T4c Both T4a and T4b pT pathological tumour classification the pT categories correspond to the T categories N regional lymph nodes Nx Regional lymph nodes cannot be assessed (e.g. previously removed) N0 No regional lymph node metastasis N1 Metastasis in movable ipsilateral axillary lymph node(s) level I,,II N2 Metastasis in fixed ipsilateral axillary lymph node(s) or in clinically apparent (=detected by clinical examination or by imaging studies excluding lymphoscintigraphy) ipsilateral internal mammary lymph node(s) in the absence of clinically evident axillary lymph node(s) N2a - N2b metastasis in axillary lymph node(s) fixed to one another or to other structures only in clinically apparent internal mammary lymph node(s) and in the absence of clinically evident axillary lymph node(s) N3 Metastasis in ipsilateral infraclavicular lymph node(s) with or without axillary lymph node involvement; or in clinically apparent ipsilateral internal mammary lymph node(s) in the presence of clinically evident axillary lymph node metastasis; or metastasis in ipsilateral supraclavicular lymph node(s) with or without axillary or internal mammary lymph node involvement N3a - N3b metastasis in infraclavicular lymph node(s) metastasis in internal mammary and axillary lymph node(s) metastasis in supraclavicular lymph node(s) pN pathological lymph nodes The pathological classification requires the resection and examination of at least 6 or more low axillary lymph nodes of level I. If the lymph nodes are negative, but the number ordinarily Bijlagen N3c examined is not met, classify as pN0. Examination of one or more sentinel lymph nodes may be used for pathological classification. If classification is based solely on sentinel node biopsy without subsequent axillary lymph node dissection it should be designated (sn) for sentinel node, e.g. pN1 (sn) pNx Regional lymph nodes cannot be assessed (e.g. previously removed, not removed for pathologic study) pN0 No regional lymph node metastasis PN1mi Micrometastasis (larger than 0.2 mm, but none larger than 2 mm in greatest dimension) pN1 Metastasis in 1-3 ipsilateral axillary lymph node(s), and/or in ipsilateral internal mammary nodes with microscopic metastasis detected by sentinal lymph node dissection but not clinically apparent pN1a Metastasis in 1-3 axillary lymph node(s), including at least one larger than 2 mm in greatest dimension pN1b Internal mammary lymph nodes with microscopic metastasis detected by sentinel lymph node dissection but not clinically apparent pN1c Metastasis in 1-3 axillary lymph nodes and internal mammary lymph nodes with microscopic metastasis detected by sentinel lymph node dissection but not clinically apparent pN2 Metastasis in 4-9 ipsilateral axillary lymph nodes, or in clinically apparent ipsilateral internal mammary lymph node(s) in the absence of axillary lymph node metastasis pN2a Metastasis in 4-9 axillary lymph nodes, including alt least one that is larger than 2 mm pN2b Metastasis in clinically apparent internal mammary lymph node(s) in the absence of axillary lymph node metastasis pN3 Metastasis in 10 or more ipsilateral axillary lymph node(s); or in ipsilateral infraclavicular lymph nodes; or in clinically apparent ipsilateral internal mammary lymph nodes in the presence of one or more positive axillary lymph nodes; or in more than 3 axillary lymph nodes with clinically negative, microscopic metastasis in internal mammary lymph nodes; or in ipsilateral supraclavicular lymph nodes pN3a pN3b Metastasis in 10 or more axillary lymph node(s) (at least one larger than 2 mm) or metastasis in infraclavicular lymph nodes Metastasis in clinically apparent internal mammary lymph node(s); or metastasis in more than 3 axillary lymph nodes and in internal mammary lymph nodes with microscopic metastasis detected by sentinel lymph node dissection but not clinically apparent Metastasis in supraclavicular lymph node(s) M distant metastasis Mx Presence of distant metastasis cannot be assessed M0 No distant metastasis Bijlagen pN3c M1 Distant metastasis (includes metastasis to ipsilateral supraclavicular lymph node(s) pM pathological metastasis the pM categories correspond to the M categories Stage grouping: Stage 0 Tis N0 M0 Stage I T1 N0 M0 Stage IIA T0 N1 M0 T1 N1 M0 N0 M0 T2 N1 M0 T3 N0 M0 T0 N2 M0 T1 N2 T2 N2 M0 bron: TNM Interactive UICC/Wiley-Liss/MedAscend, Dr. L.H. Sobin M0 T3 N1, N2 M0 Stage IIIB T4 N0 N1 N2 M0 Stage IIIC Any T N3 M0 Stage IV any T any N M1 T2 Stage IIB Stage IIIA note: T1 includes Tmic 4. Prognostische factoren Gradering van invasieve borsttumoren ( Ellis - Elston methode) Kernpleiomorfisme Mitotic count >75% van de tumor 1 minimale variatie in vorm en 1 grootte 0-7 mitosen/10 hpf 1 10 - 75% 2 matige variatie vorm/grootte 2 >15 mitosen/10 hpf 2 <10% 3 uitgesproken vorm/grootte variatie 3 >15 mitosen/10 hpf 3 Bijlagen Tubulus formatie Gecombineerde histologische graad Graad I = gedifferentieerd goed 3 - 5 Graad II = gedifferentieerd matig 6 - 7 Graad III = gedifferentieerd slecht 8 - 9 Gradering van DCIS Nucleaire graad : volgens ECWGBSP (European Commission Working Group of Breast Screening Pathology) Graad 1 (lage graad) Graad 2 (intermediaire graad) Graad 3 (hoge graad) Cytologische graad: volgens Silverstein : Lage graad zonder necrose Lage graad met necrose Hoge graad zonder necrose “Tumor Size” Invasieve carcinomen : enkelvoudige tumor – multipele synchrone ipsilaterale tumoren (multifocaal-multicentrisch) “satellietnodus” : < 5 mm afstand DCIS Bijlagen Invasief carcinoom + DCIS : WTM – “Whole tumor measurement” als DCIS > 1 mm voorbij invasieve component reikt WTM. Mitotic count - MAI Mitotic Activity Index: aantal mitosen x 400 in gebied 1,6 mm² , aan periferie tumor Conversieschaal veldgrootte-mitotic count Aantal mitosen Veldgrootte in mm 0,4 0,41 0,42 0,43 0,44 0,45 0,46 0,47 0,48 0,49 0,5 0,51 0,52 0,53 0,54 0,55 0,56 0,57 0,58 0,59 0,6 0,61 0,62 0,63 0,64 0,65 0,66 0,67 0,68 0,69 0,7 Score 1 up to 4 up to 4 up to 4 up to 4 up to 5 up to 5 up to 5 up to 5 up to 6 up to 6 up to 6 up to 6 up to 7 up to 7 up to 7 up to 8 up to 8 up to 8 up to 9 up to 9 up to 9 up to 9 up to 10 up to 10 up to 11 up to 11 up to 11 up to 12 up to 12 up to 12 up to 13 Score 2 5 to 8 5 to 9 5 to 9 5 to 10 6 to 10 6 to 11 6 to 11 6 to 12 7 to 12 7 to 13 7 to 13 7 to 14 8 to 14 8 to 15 8 to 16 9 to 16 9 to 17 9 to 17 10 to 18 10 to 19 10 to 19 10 to 20 11 to 21 11 to 21 12 to 22 12 to 23 12 to 24 13 to 25 13 to 25 13 to 26 14 to 27 Score 3 9 or more 10 or more 10 or more 11 or more 11 or more 12 or more 12 or more 13 or more 13 or more 14 or more 14 or more 15 or more 15 or more 16 or more 17 or more 17 or more 18 or more 18 or more 19 or more 20 or more 20 or more 21 or more 22 or more 22 or more 23 or more 24 or more 25 or more 26 or more 26 or more 27 or more 28 or more Van Nuys Prognostic Index (VNPI) voor DCIS Score Grootte letsel Resectiemarge Pathologische classificatie Leeftijd 1 < 15 ≥ 10 G1 -LG zonder necrose > 60 2 16 - 40 1-9 G2-LG met necrose 40 – 60 3 > 41 <1 G3-HG ± necrose < 40 Bijlagen VPNI – gecorreleerd naar leeftijd: VNPI = score cytologische graad + score resectiemarge + score afmetingen + score leefijd: VNPI = 4 - 6: gering risico voor lokaal recidief VNPI = 7 - 9: matig risico voor lokaal recidief VNPI = 10 - 12: hoog risico voor lokaal recidief Evaluatie van respons op NAT in tumor en lymfeklieren Tabel 6. Evaluatie van respons NAT in tumor en lymfeklieren vlg. Pinder Tumorrespons 1. Volledige pathologische respons : i. geen residueel invasief carcinoom ii. residueel in situ carcinoom - geen residueel invasief carcinoom 2.Partiële respons : i. minimaal residueel invasief carcinoom/vrijwel totale regressie , < 10 % residueel invasief carcinoom ii.zichtbaar effect van therapie, 10-50% residueel invasief carcinoom iii. beperkt zichtbaar effect van therapie , > 50 % residuele tumorcellulariteit i.v.g.l.m. “pretreatment” biopt ii. en iii. zijn subjectief als geen vergelijk met “pretreatment” biopt mogelijk is 3.Geen zichtbaat effect van respons Nodale respons 1. Geen metastasen en geen veranderingen in de lymfeklieren 2. Geen lymfekliermetastasen maar kenmerken van respons/down-staging, bvb. nodale fibrose 3. Lymfekliermetastasen met kenmerken van respons, bvb. nodale fibrose 4. Lymfekliermetastasen zonder kenmerken van respons n.b. : igv. verschillende graden van respons, ernstigste graad weerhouden gemiddeld 2 sentinels; aantal lymfeklieren ± blauwe verkleuring; lymfeklier meten in 3 dimensies; volledig lamelleren dwars op lengteas (slices 0,2 tot 0,3 cm dik); macroscopische aantasting; afdrukpreparaat voor cytologisch onderzoek; alle slices in vriescoupe; als grote lymfeklier : 1 slice/coupe (minimaal weefselverlies); antwoord cytologie/vriescoupe: “negatief” – cfr. def. onderzoek micrometastase macrometastase alle slices in paraffine ingebed en onderzocht d.m.v. H&E-kleuring.; indien tumorvrij op H&E altijd bijkomende immunohistochemische kleuringen (cytokeratine 8 en/of AE1 /AE3); indien ook IHC negatief definitief beschouwd als tumorvrij. Bijlagen 5. Sentinel node techniek 6. Hormoonreceptoren ER en PR : Immuunhistochemie op paraffinecoupes d.m.v. indirecte immunoperoxidase techniek ER : monoclonal Mouse Anti-human Estrogen receptor α, Clone 1 D5 – DAKO PR : monoclonal Mouse Anti-human Progesteron receptor, Clone PgR 636 –DAKO Steeds gekende externe en bij voorkeur ook interne controles (niet tumoraal epitheel) Scoringssysteem ALLRED scoresysteem (QUICK-score) : % immuunreactieve kernen + intensiteitsscore Proportiescore Intensiteitsscore 0 : geen aankleuring 0 : geen aankleuring 1 : 1% nucleaire aankleuring 1 : zwakke aankleuring 2 : 1 - 10 % nucleaire aankleuring 2 : matige aankleuring 3 : 11 – 33 % nucleaire aankleuring 3 : sterke aankleuring 4 : 34 – 66 % nucleaire aankleuring 5 : 67 – 100 % nucleaire aankleuring Maximum score 8/8 ER/PR positief vanaf score 2 7. Neu-receptorscore – HER 2 Neu Immuunhistochemie op paraffinecoupes d.m.v. indirecte immunoperoxidase techniek c-erbB 2 polyclonaal Rabbit anti human c-erbB 2 oncoproteïne – DAKO Kwaliteitscontrole: deelname NORDIQC Immunohistochemical Quality Control CAP-ASCO- criteria Score 0 : geen aankleuring in invasieve tumorcellen (“negatief”) Score 1+ : zwakke, onvolledige membraankleuring in eender welk aantal invasieve tumorcellen, of zwakke volledige membraankleuring < 10 % invasieve tumorcellen (“negatief”) Score 2+ : niet uniforme of zwakke maar volledige (circumferentiële) membraankleuring > 10 % invasieve tumorcellen of intense volledige membraankleuring < 30 % invasieve tumorcellen ( “equivocal – zwak of focaal positief) Score 3+ : sterke en volledige membraankleuring > 30 % invasieve tumorcellen (“positief”) Steeds gebruik gekende externe controles 0-1-2-3 (FISH bevestigd) artefacten : randeffect – crush effect – punctiecylinders zwakke aankleuring : zichtbaar x 40 objectief sterke aankleuring : zichtbaar x 4 – x 10 objectief Bijlagen Opgelet : FFPE tumour sample Quality controlled IHC IHC 0 or 1+ IHC 2+ or 3+ Negative HER2 test FISH 8. FISH HER 2 Opgelet : FISH bij voorkeur niet op punctiecylinders tenzij neoadjuuvante therapie. Dual colour FISH HER2/CEP17 >2,2 Positive HER2 test Trastuzumab HER2/CEP17 1,8 – 2,2 equivocal HER2 test: repeat FISH and IHC HER2/CEP17 ≥ 2,0 Trastuzumab HER2/CEP17 < 1,8 negative HER2 test: no trastuzumab Non informative HER2/CEP17 < 2,0 AND validated IHC 3+: trastuzumab 9. Definities – criteria Tumor: Multipele synchrone ipsilaterale tumoren : te verkiezen boven multifocaal – multicentrisch moeten niet per se in verschillende kwadranten liggen 2 of meer tumoren > 5 mm afstand van elkaar “satellietnodus” : tumorhaardje – uitloper < 5 mm afstand multifocaal (< 4cm) – multicentrisch (> 4 cm) TNM classificatie op grootste tumor Bijlagen Bilaterale tumoren aparte TNM-classificatie Micro-invasie: term enkel gebruikt igv. begeleidend in situ carcinoom 1 of meerdere invasieve foci < 1 mm geen enkele invasieve focus > 1 mm 1 micro-invasieve focus : afmeting in μm multipele micro-invasieve foci : aantal foci kwantifiëren en range afmetingen vermelden min. – max. meerdere foci micro-invasie : enkele grootste focus telt voor classificatie, niet som van foci. histologische type vermelden. Lymfeklieren: Macrometastase : tumor deposit > 2 mm Micrometastase : tumor deposit > 0,2 mm < 2 mm meerdere micrometastasen die niet onderling conflueren : enkel grootste bepaalt N stadium ITC :” isolated tumor cells” kleine celclusters, < 0,2 mm of niet-confluente celclusters < 200 cellen in 1 lymfeklierdoorsnede of “bijna” confluente celclusters < 200 cellen in 1 lymfeklierdoorsnede meerdere ITC clusters : niet optellen : enkel grootste meten Opmerkingen : ITC pN0 (i+) detectie ITC op H/E en/of IHC pN0 (i-) geen detectie ITC op H/E en IHC Suffux (i +) werd in vorige editie IUCC gebruikt om te benadrukken dat ITC na IHC gedetecteerd werden. Suffix (sn) toevoegen als pN stadium enkel gebaseerd is op SN-biopsie. Suffix (sn) weglaten als > 6 lymfeklieren in “sentinelprelevatie” aanwezig zijn “Lymph node count” : lymfeklieren met minstens micrometastasen tellen mee in count totaal aangetaste klieren lymfeklieren met ITC tellen niet mee in count totaal aangetaste klieren voor bepaling N stadium, moeten wel extra vermeld worden als “additional ITC involved nodes”. Bijlagen yN : lymfekliermetastase < 0,2 mm (ITC) na NAT : ypN0(+)
© Copyright 2024 ExpyDoc