Vraag en antwoord (zorgaanbieders)

Vragen bijeenkomsten zorgaanbieders (april 2014)
Zorgcontinuïteit/passend en dekkend aanbod

Voor de naleving van het woonplaatsbeginsel zou het helpen als gemeenten standaard bij elke opdracht
voor jeugdhulp, aangeven wat de gevolgde regels zijn voor het woonplaatsbeginsel. De aanbieders
krijgen zo ook beter zicht op het geldend gezag.
De VNG en het Rijk hebben een stappenplan gepubliceerd dat voor specifieke gevallen inzichtelijk maakt
hoe het woonplaatsbeginsel dient te worden uitgelegd. Het biedt duidelijkheid over de uitleg van het
beginsel in specifieke gevallen. Dit schema kunnen partijen gebruiken om bij elke opdracht voor jeugdhulp
het woonplaatsbeginsel juist in te vullen. Op www.voordejeugd.nl is de mindmap met stappen opgenomen
(http://www.voordejeugd.nl/attachments/article/1373/Mindmap%20op%20A0-formaat.pdf).

Hoe is continuïteit van zorg in 2015 geregeld als de financierende gemeente veranderd door verhuizing
van de gezaghebbende ouder(s) of overplaatsing van voogdij-jongere naar een andere gemeente?
Het zogenaamde woonplaatsbeginsel bepaalt welke gemeente verantwoordelijk is voor de kosten van
jeugdhulpverlening in het nieuwe stelsel. Op www.voordejeugd.nl is een mindmap gepubliceerd, waarin
deze en andere specifieke gevallen worden verduidelijkt.
(http://www.voordejeugd.nl/attachments/article/1373/Mindmap%20op%20A0-formaat.pdf).

Alle diagnose-behandelingcombinaties (DBC’s) worden eind 2014 afgerekend naar de zorgverzekeraars.
Gaan we op 1 januari weer DBC’s openen en de zorg voortzetten op basis van de minuten staffels en het
NZa tarief?
Momenteel wordt met betrokken partijen (VNG, ZN, DBC-O, GGZ NL en VWS) bekeken hoe dit het beste
georganiseerd kan worden. Ook wordt daarbij bekeken hoe dan omgegaan wordt met het door de
verzekeraars afgesproken tarief.

Hoe zit het nu met jongeren die ouder zijn dan 18 maar waarvan de behandeling gestart is voor het
bereiken van de 18. Is dat meegenomen in de gelden die VWS berekend heeft?
Ja, dit is meegenomen. Ofwel in de budgetten die vanuit de Wmo en Wlz overgaan, ofwel voor specifieke
gevallen als doorlopende zorg onder de Jeugdwet.

Wat wordt het vangnet voor deze pleegouders c.q. pleegkinderen, waar de overheid zegt dat de zorg
voor 2 jaar gegarandeerd wordt en gecontinueerd moet worden? Als door het sluiten van groepen een
groter beroep wordt gedaan op (pleeg)gezinnen voor opvang, wat staat daar als ondersteuning
tegenover?
Pleeggezinnen bepalen zelf hoeveel kinderen zij opvangen en wat zij aankunnen. Er kan geen beroep op
hen worden gedaan zonder dat zij daarmee instemmen. Begeleiding van pleeggezinnen is maatwerk. In
overleg tussen de zorgaanbieder en de pleegouders worden in het pleegcontract afspraken vastgelegd
over de aard en omvang van de begeleiding. Ook daar hebben zij dus zelf grote inspraak in. Daarnaast
hebben pleegouders een instemmingsrecht op het hulpverleningsplan voor zover het hun rol daarin
betreft.
Toegang op orde

Wat zijn de wettelijke (minimale) kaders voor verwijzing en de verhouding tussen verwijzingen en
verordeningen van gemeenten voor de niet vrij toegankelijke zorg?
Er gelden eisen bij de toegang en in die zin dus ook bij de bepaling welke niet vrij toegankelijke jeugdhulp
nodig is. Hierover verschijnt in mei een factsheet op deze website. Nu staan de eisen bij de toegang
grotendeels ook in de factsheet Jeugdwet. In de verordening moet vóór 1 november door de
gemeenteraad zijn vastgesteld hoe wordt bepaald welke jeugdhulp niet vrij toegankelijk is. Zie hiervoor de
modelverordening en de ledenbrief van de VNG. In juni worden ook Regionale werkbijeenkomst
modelverordeningen Jeugd en Wmo gehouden om gemeenten te ondersteunen.

Verwijzing door artsen/scholen en anderen lijkt goed geregeld. Verwijzing betekent niet automatische
toegang: gemeenten bepalen toegangsregelen. Wat wordt de verhouding verwijzer –
toegangsmedewerker?
Een verwijzing, bijvoorbeeld via een school, betekent inderdaad niet automatisch toegang tot de niet vrij
toegankelijke jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. Hoe deze toegang loopt hangt er vanaf hoe een
gemeente dit heeft georganiseerd. Er kan bijvoorbeeld een wijkteam worden ingericht voor advies,
sceening en zij kunnen worden gemandateerd om door te verwijzen naar niet vrij toegankelijke hulp. Een
verwijzing via de huisarts, jeugdarts en medisch specialist moeten in het nieuwe stelsel echter wel gezien
worden als een rechtstreekse doorverwijzing naar de niet vrij toegankelijke jeugdhulp die de gemeente
heeft ingekocht. De gemeente mag hier niet nog ‘tussen’ zitten, maar kunnen hierop sturen door de
inkoopafspraken die zij maken met jeugdhulpaanbieders. Gemeenten en huisartsen dienen afspraken te
maken over hoe zij willen afstemmen en hoe de huisarts weet welke jeugdhulp is ingekocht etc. Zie
hiervoor ook de werkmap samenwerking huisartsen- gemeenten (binnenkort verschijnt een aangepaste
versie).

Gaan gemeenten zelf bepalen welke diagnoses wel of niet mogen?
De professionals bij de toegang (bijvoorbeeld in wijkteams) bepalen welke jeugdhulp nodig is en verwijzen
eventueel naar een jeugdhulpaanbieder. De gemeente moet voor passende hulp zorgen. Het kan niet zo
zijn dat bepaalde ‘diagnoses’ niet mogen. Het besluit om niet vrij toegankelijk jeugdhulp in te zetten kan
worden gemandateerd naar aanbieders.

Wat is de taak van de jeugdarts in het geheel?
Specifiek voor de Jeugdwet gaat het om doorverwijzen naar jeugdhulp (evenals de huisarts en de medisch
specialist). In algemene zin is de rol van de jeugdarts de verbinding tussen jeugdgezondheidszorg en
jeugdhulp vorm te geven en eventueel door de gemeenten te worden ingezet voor een deel van de
preventie op basis van de Jeugdwet. Zie ook de handreiking functioneel ontwerp (toegang) en de
voorbeelden uit de beleidsplannen op dit punt.

Nu vanuit zorgverzekeraar spoedzorg toegewezen (regionale functie). Hoe wordt die spoedzorg jeugd
VG/LVB per 01/01/2015 georganiseerd en gefinancierd?
Ja, spoedzorg of zorg in geval van crisis is ook onderdeel van de Jeugdwet. In het geval van crisis zal een
gemeente minimaal hebben geregeld dat een meldpunt bekend is en de juiste deskundigheid daar
aanwezig is om te oordelen wat nodig is. De gemeente is er vervolgens ook voor verantwoordelijk dat,
indien nodig, direct een crisisplaatsing gedaan kan worden. Bijvoorbeeld bij een 24-uursopvang of een
jeugdhulpaanbieder, afhankelijk van wat de jeugdige nodig heeft. Zie ook de site www.voordejeugd.nl
onder ‘Toegang op orde’.

Hoe wordt systematisch werken ingezet wanneer ouders met bijv. VG via de Wmo hulp krijgen en
kinderen via de Jeugdwet? Hoe wordt daarin samengewerkt? Hoe verder met de 18 tot 23 jarige jongere
met LVB die nog niet op zichzelf kan wonen?
Dit gebeurt doordat de (wijk)teams voor jeugd en volwassenen binnen de gemeente elkaar weten te
vinden en tijdig afstemmen. Het is aan te bevelen hier als gemeente afspraken over te maken. Als een
jongere 18 wordt valt hij in principe niet meer onder de Jeugdwet. Voor LVB-problematiek zal hij echter
vaak nog wel op de gemeente aangewezen zijn in het kader van de Wmo. Een tijdige, warme overdracht
binnen de gemeente is in dat geval van groot belang. In mei verschijnt ook de informatiekaart over 18+/op www.voordejeugd.nl over deze ‘zachte’ landing.
Inkoop

Wat is de uiterste datum waarop de budgetten voor 2015 voor de individuele instellingen helder
moeten zijn?
Over de precieze datum waarop gemeenten duidelijkheid moeten bieden aan instellingen over de
verdeling van hun budget is bestuurlijk overeengekomen dat uiterlijk 1 november de contracten
ondertekend moeten zijn. In mei krijgen gemeenten duidelijkheid over het budget dat zij vanuit het
Rijk ontvangen.

VNG vragen snel duidelijk te maken wat zij ondernemen om gemeenten te ondersteunen op het
gebied van verantwoording en financiën. De aanbieders maken zich zorgen over hoe dat geregeld
gaat worden en vernemen vooralsnog niets op deze onderwerpen.
Op www.voordejeugd.nl en www.vng.nl zijn verschillende handreikingen te vinden die de afgelopen
periode onder andere voor gemeenten zijn ontwikkeld. Die gaan specifiek in op onder andere de
invulling van verantwoording van aanbieders en de invulling van het opdrachtgeverschap door
gemeenten. Daarnaast ondersteunt de VNG op dit moment gemeenten bij het vormgeven van de
inkoop van jeugd-GGZ door middel van onder andere het geven van regionale masterclasses.

Hoe gaat het in de toekomst verder met onderaannemerschap in de jeugdzorg? Het gaat daarbij om
kleine aanbieders die via een hoofdaannemer (grotere zorgaanbieder) nu de zorg mogen
verstrekken en niet rechtstreeks. Blijft deze constructie in de toekomst wel of niet bestaan onder de
Jeugdwet?
Onderaannemerschap blijft ook in de Jeugdwet mogelijk. Het kan ook een goede manier zijn om in te
spelen op de wensen van gemeenten.

Komt er een landelijk format voor de opbouw beschrijvingen van producten en arrangementen die
worden aangeboden binnen de nieuwe Jeugdwet, zodat een goede vergelijking op bijvoorbeeld een
lokale webwinkel voor de Jeugdwet mogelijk is?
Er is geen structureel landelijk kader of format voor productbeschrijvingen. Wel zijn er verschillende
initiatieven die tot doel hebben de inzichtelijkheid van het zorgaanbod te vergroten. Daarbij kan
gedacht worden aan de afspraken tussen VNG en ZN over de j-ggz en onderzoeken die gemeenten
uitzetten naar bruikbare productbeschrijvingen en tarieven. Het ligt ook in de verwachting dat
gemeenten voor huidige AWBZ-zorg gebruik zullen maken van de huidige bekostigingssystematiek op
basis van zorgzwaartepakketten.

In de berekeningen van VWS wordt de GGZ voor een deel ontzien. Adviseert VNG om daar rekening
mee te houden of worden deze landelijke keuzen niet meegenomen?
Gemeenten besluiten zelf hoe zij de gelden die zij vanuit het sociaal deelfonds ontvangen verdelen.
Het kan dus zo zijn dat gemeenten hun middelen anders verdelen dan de landelijke ‘lijn’.

In hoeverre is de ACM bestrokken bij het toezicht op het verloop van de inkoopprocessen bij
gemeenten, of wordt dit een taak van de Transitie Autoriteit Jeugd?
Ook voor de jeugdhulp geldt de Europese regelgeving ten aanzien van mededinging. De ACM
oriënteert zich op de sector.

Professionals, zoals speltherapeuten/psychomotorisch therapeuten bieden soms/veelal therapie
aan die vergoed wordt vanuit de aanvullende pakketten van zorgverzekeraars. Bij de
psychomotorisch therapeuten is het zo dat zij via de beroepsverenigingen contracten zijn met de
meeste verzekeraars (met een aantal niet). Echter, het hangt dan dus af van de cliënt hoe die is
verzekerd wat hij/zij vergoed krijgt. Krijgen zorgaanbieder de middelen uit de aanvullende
verzekering ook over en hoe adviseert het Ministerie ons om te gaan met de zorg die binnen
aanvullende verzekeringen wordt geleverd?
De gemeente heeft een jeugdhulpplicht, wat onder meer betekent dat deze moet zorgen voor een
kwantitatief en kwalitatief passend aanbod. Het is aan gemeenten om te bepalen of zij daarvoor ook
zorgvormen inkopen die tot nu geen deel uitmaakten van het basispakket, maar bijvoorbeeld van het
aanvullende pakket. De gemeente is daarin vrij, mits zij passende hulp en/of zorg biedt.
Het vertrekpunt van de transitie is dat de middelen voor die zorg worden overgeheveld zoals die tot
op heden uit de publieke middelen betaald werden, dit betreft alleen de middelen voor de zorg die nu
in het basispakket opgenomen is. Middelen voor zorg die door verzekeraars in het aanvullende pakket
wordt aangeboden zijn niet overgeheveld. Dit zijn middelen die verzekeraars zelf innen via hun
premie’s voor die aanvullende verzekeringen en zijn geen publieke middelen.
Gemeenten kunnen straks op basis van de inschatting van de professionals op onderdelen andere
keuzes maken dan de zorgverzekeraar. Het kan voorkomen dat gemeenten vormen van zorg niet meer
inkopen, maar ook dat ze juist andere vormen van zorg inkopen, zolang ze maar voorzien in een
passend aanbod. Daarmee zullen wijzigingen in het aanbod optreden.
Wat betreft jullie vraag om advies: het is aan de gemeente is om passende hulp in te komen.
In sommige gevallen kan zorg uit het aanvullende pakket passende hulp zijn of kan er een preventieve
werking van uitgaan.
Het is aan de gemeenten om zich daarover op basis van gesprekken met professionals een oordeel
over te vormen en te besluiten of ze dit wel of niet willen inkopen.
Gegevensuitwisseling en privacy

Hoe zal het nieuwe stelsel zorgen voor minder regeldruk in uitvoering- en verantwoordingssystematiek?
Om de kosten en de administratieve lasten voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zo
laag mogelijk te houden is er voor gekozen om een vaste set aan beleidsinformatie landelijk te verzamelen
en te ontsluiten. Zie voor meer informatie hierover de pagina over beleidsinformatie.

Wat verwachten de gemeenten op het gebied van registratie van zorgaanbieders? Welke gegevens
kunnen/moeten uitgewisseld? Hoe wordt omgegaan met privacy?
Het Jaardocument Jeugdhulp biedt gemeenten informatie. Gemeenten zijn daarnaast vrij om aanvullende
verantwoordingseisen aan aanbieders te stellen. Hierbij worden zij onder andere ondersteund door middel
van de handreiking over verantwoording.
Jeugd-AWBZ/PGB

Hoe zit het met zorgcontinuïteit voor OTS-voogdijpupillen met een persoonsgebonden budget (PGB)?
Wat als het PGB van ‘niet professionele zorg’ wordt ingekocht (bijvoorbeeld de buurvrouw)?
In de nieuwe Jeugdwet zijn jeugdigen met een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, of die
zijn opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging, uitgesloten van het ontvangen van
een PGB. Het overgangsrecht op continuïteit van zorg geldt echter ook voor hen. Gemeenten zijn verplicht
de continuïteit van zorg voor de duur van de indicatie (maximaal één jaar) te garanderen bij dezelfde
aanbieder, indien redelijkerwijs mogelijk. Dit zullen gemeenten in moeten kopen.
De voogd of gezinsvoogd is in dit specifieke geval degene die de zorg kan aanwijzen. Hiermee maakt het in
feite geen verschil meer of dit via een PGB of een contract met een instelling gebeurt. Alleen voor dat
eerste zou de Jeugdwet aangepast moeten worden. Als de PGB wordt besteed aan een zorgverlener uit het
sociale netwerk (dus niet een professional in dienst van een instelling) dan zal de gemeente deze
zorgverlener moeten contracteren (via een instelling of als zzp’er).
Op de website www.voordejeugd.nl is recent de handreiking PGB verschenen die is opgesteld door de
transitiebureaus Jeugd en Wmo.
(http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/Handreiking%20Pgb%20in%20de%20Wmo%20en%20de
%20Jeugdwet.pdf).

Welke (L)VG zorg wordt overgeheveld naar de Wlz en welke naar de Jeugdwet? Hoe staat het met het
overgangsrecht voor de cliënten met een ZZP LVG of VG indicatie?
De exacte afbakening van de Wlz en de Jeugdwet is te vinden in de brochure ‘Kinderen met een beperking’
op www.voordejeugd.nl.

Is er al duidelijkheid over de afbakening tussen Jeugdwet en Wlz voor de zorg die wordt geleverd in
KDC’s?
De afbakening tussen de Wlz en Jeugdwet is voor zover mogelijk bekend. Dit betekent dat KDC’s voor hun
individuele geval kunnen bekijken wat dit voor hen betekent. Daarbij kunnen zij de lijst van zogenaamde Hcodes gebruiken die op de website www.voordejeugd.nl te vinden is.

Wat als LVB-jongeren 18- buiten de leerplicht vallen/besluit door de leerplichtambtenaar, wie gaat dan
de opvang tussen 8.00-17.00 uur betalen?
Alle zorg voor LVG- jongeren valt per 2015 onder de Jeugdwet, ouders kunnen bij de gemeente terecht als
het gaat om hulp en ondersteuning. Als een LVB-jongere 18-min niet (meer) leerplichtig is, is er wel wat
aan de hand. Zo’n jongere verblijft dan mogelijk in een LVB-instelling (Jeugdwet), voor behandeling van zijn
ernstige gedragsproblematiek. Veelal wordt in dat behandeltraject ook meegenomen een mogelijke
terugkeer naar onderwijs.

De eerstelijns medische zorgkosten farmaceutische en tandheelkundige kosten die voor de jeugd LVB
(AWBZ) voor rekening zijn in de zorginstelling, hoe gaan die in 2015 betaal worden? Door gemeenten?
De vraag lijkt te gaan over LVB-jongeren die met een indicatie ZZP LVG verblijven in een instelling voor LVBbehandeling en verblijf. Deze ZZP’s LVG gaan tot 18 jaar over naar de jeugdwet/gemeenten.

Kinderen die nu een VG4/5/6/ hebben met een indicatie verblijf zonder behandeling krijgen die in 2015
met de WLZ een indicatie met handeling?
Een kind dat nu een AWBZ-indicatie heeft voor een ZZP VG 4/5/6 valt daarmee straks onder de Wlz. Daar is
in 2015 geen nieuwe (Wlz)indicatie voor nodig, want het overgangsrecht Wlz regelt dit al.
Communicatie

Is er landelijk voorlichtingsmateriaal beschikbaar over de Jeugdwet dat wij als instellingen kunnen
gebruiken in onze communicatie naar ouders en cliënten?
Het beschikbare informatiemateriaal over de nieuwe Jeugdwet is te vinden op deze website
www.voordejeugd.nl. Op korte termijn komt een communicatie toolkit beschikbaar op de bovengenoemde
website die ook door aanbieders gebruikt kan worden.
Toezicht en verantwoording (kwaliteit)

Hoe verhouden landelijke kwaliteitsafspraken (eisen) zich tot gemeentelijke beleidsvrijheid m.b.t.
inkoop/aanbesteding van de basis (jeugd)zorg en de daarbij horende verantwoordingssystematiek?
De Jeugdwet stelt een aantal landelijke kwaliteitseisen. Deze sluiten zo veel mogelijk aan bij reeds
geldende kwaliteitswetgeving in de zorg. Gemeenten kunnen deze eisen zelf eventueel verder invullen.
Het Jaardocument Jeugdhulp is het primaire kanaal voor verantwoordingsinformatie, waaronder
informatie over de kwaliteit. Wel zijn gemeenten vrij om aanvullende verantwoording af te spreken met
individuele aanbieder om als opdrachtgever de dienstverlening zo goed mogelijk te kunnen monitoren.

Uitvoerende organisaties van jeugdbescherming en jeugdreclassering moeten per 1 januari 2015
gecertificeerd zijn. Momenteel is er alleen een conceptnormenkader. In dit normenkader staat
aangegeven dat de aanbieder samen met een gemeenten resultaatindicatoren heeft benoemd. Hoe
kunnen partijen die nog geen uitvoerder zijn, maar wel in deze richting ambities hebben, voldoen aan
deze eisen?
Bij organisaties die, doordat ze nog niet als uitvoerder van jb/jr werken een nog onvoldoende
geïmplementeerd kwaliteitsmanagementsysteem hebben, is de mogelijkheid voor het voorlopig certificaat
in de wet opgenomen. Een voorlopig certificaat, met een geldigheidsduur van twee jaar, kan worden
afgegeven voor aanbieders die een nog onvoldoende geïmplementeerd kwaliteitsmanagementsysteem
hebben, maar hier gestructureerd mee bezig zijn (minimaal SMART geformuleerde plannen van aanpak
waarmee alle eisen uit het normenkader afgedekt zijn). Voor de eis betreffende de resultaatindicatoren
betekent dit dat de organisatie die nog geen contract heeft een aantoonbare aanpak moet hebben
beschreven voor de realisatie van deze norm in de toekomst.
Het voorlopige certificaat wordt door de certificerende instelling verstrekt. Dit voorlopige certificaat kan
éénmalig worden verlengd indien de uitvoerende instelling in die twee jaar niet in de gelegenheid is
geweest uitvoerende werkzaamheden te verrichten. Dit is tegelijk de enige reden voor een verlenging.

Welke kwaliteitscriteria gaan er voor de vrijwillige zorg gelden binnen de Jeugdwet?
De kwaliteitseisen die in de Jeugdwet zijn opgenomen gelden voor professionele jeugdhulpaanbieders en
gecertificeerde instellingen (zie www.voordejeugd.nl voor de handreiking) en (soms) voor het AMHK en de
toegang. Deze kwaliteitseisen zijn niet van toepassing voor vrijwilligers al moeten vrijwilligers die op
reguliere basis bij hulpverlening zijn betrokken, een VOG kunnen overleggen. Gemeenten kunnen in hun
verordening aanvullende eisen stellen aan vrijwillige zorg geleverd door het sociale netwerk.

Welke van de huidige eisen van de zorgverzekeraars t.a.v. de jeugd-ggz blijven overeind?
Zorgverzekeraars stellen in de huidige situatie verschillende eisen aan de j-ggz. Als het gaat om eisen
rondom kwaliteit of over hoe om te gaan met het hoofdbehandelaarschap is het vanaf 2015 aan
gemeenten om voor zich zelf te bepalen hoe ze hiermee omgaan. Vanuit de VNG wordt gewerkt aan
landelijke richtlijnen die de gemeentelijke regio’s kunnen ondersteunen in de zorginkoop, waarin ook een
deel van de huidige eisen die de zorgverzekeraars stellen behandeld wordt. Het is vooral van belang dat de
aanbieders met de gemeenten in gesprek gaan over de zorginkoop en de kwaliteitseisen die de gemeenten
hierbij stellen.

Hoe worden gemeentefunctionarissen toegerust om professionaliteit die nodig is om goede keuzes te
kunnen maken te verkrijgen? Hoe zijn zij toegerust om risico’s die de wetswijziging meebrengt te kunnen
ondervangen en daarmee tot ‘verantwoorde en verantwoordbare risico’s te maken?
De VNG en het Transitiebureau Jeugd ondersteunen gemeenten en gemeenteambtenaren met de
voorbereidingen op de transitie. Dat doen zij onder andere door het opstellen van factsheets en
handreikingen en het organiseren van bijeenkomsten/ masterclasses over verschillende onderwerpen en
voor verschillende doelgroepen. Ook biedt de VNG in samenwerking met zorgverzekeraars bijvoorbeeld
ondersteuning op maat bij de inkoop van j-ggz. Voor specifieke vragen kunnen gemeenten terecht bij het
Ondersteuningsteams Decentralisaties via [email protected].

Waar kunnen we een klacht indienen als gemeenten aanbieders slecht op de hoogte houden?
In principe is het verstandig klachten of onduidelijkheden op tijd aan te geven bij gemeenten zelf. Als
onvoldoende communicatie van gemeenten het inkoopproces frustreert, kunt u overwegen hierover een
melding te maken bij de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ). U zult in dat geval wel uw zorgen ten aanzien van
continuïteit van zorg moeten kunnen onderbouwen. De TAJ beoordeelt vervolgens de casus en kan
eventueel een rol spelen als adviseur of bemiddelaar.
Sociaal Domein en de Jeugdwet


Welke overkoepelende ideeën zijn op er nationaal niveau over integratie van beleid met Wmo,
Participatiewet, armoedebeleid en passend onderwijs?
Welke ideeën bestaan er over het afstemmen van de zorg, tussen onderwijs en daarbuiten in de wijk
etc.?
De integratie van het beleid zal vooral op regionaal/ lokaal niveau gaan plaatsvinden en is een van de
uitgangspunten van de genoemde wetten ( meer eigenkracht en gebruik maken van sociale netwerken,
integrale zorg etc). Door het stelsel drastisch te vereenvoudigen, in ieder geval voor de Jeugdwet, kan dit
vereenvoudigd worden.
Het ‘hoe’ is aan mensen op lokaal/regionaal niveau. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om dat in te
richten op de wijze die bij de couleur locale past. De transformatiedoelen zoals die in de Jeugdwet
genoemd staan weerspiegelen die uitgangspunten en zijn ook weer verwoord in de Jeugdbakens, de
bakens van de Wmo etc. Het is vooral van belang dat mensen die op lokaal/regionaal niveau met elkaar
samenwerken rond kinderen en gezinnen met elkaar in gesprek gaan hoe ze die uitgangspunten van de
wetten, concreet handen en voeten gaan geven. Vanuit de diverse transitiebureaus krijgen gemeenten en
hun samenwerkingspartners daar ondersteuning bij. En we zorgen ervoor dat voorbeelden/ideeën waarin
al concreet handen en voeten gegeven wordt aan het afstemmen van zorg onderwijs etc over het voetlicht
gebracht worden.

Is het huidige tijdspad wel realistisch?
Ja, het huidige tijdspad is realistisch. Daarbij is het wel belangrijk dat gemeenten zich richten op de dingen
die echt noodzakelijk zijn om hun zaken op 1 januari 2015 op orde te hebben. Het Transitiebureau
ondersteunt hen daarbij onder andere met de recent opgestelde focuslijst
(http://www.voordejeugd.nl/images/pdf/overige/Focuslijst_2014.pdf).

Is de regelgeving zoals die nu onder de GGZ van toepassing is, dat straks ook? Bijvoorbeeld regels van
NZa, CVZ, DBC-Onderhoud.
Regelgeving rondom kwaliteit van zorg en dergelijke (welke in de huidige situatie van toepassing is op
zorgaanbieders) blijft van toepassing. Daarom blijven voor de jeugd GGZ ook de WGBO en de wet-BIG
gelden. Ook blijft de Wet bpoz respectievelijk de Wvggz van kracht. Daarnaast zijn kwaliteitregels,
cliëntenrechten en bepalingen voor klachtrecht die nu gelden voor de geestelijke gezondheidszorg
doorvertaald naar de Jeugdwet. De IGZ blijft toezicht houden op de jeugd-ggz. Regels van de NZa, CVZ en
DBCO zijn formeel vanaf 2015 niet meer kracht. De gemeenten hebben toegezegd de komende 3 jaar op
basis van DBC’s te blijven financieren. De VNG is nu met NZa, CVZ en DBCO in gesprek over de eventuele
rol van die partijen vanaf 2015. De VNG bekijkt ook of het voor de afhandeling van administratie en
facturatie van de jeugd GGZ mogelijk is om aan te sluiten bij de bestaande landelijke structuur, de Vecozo
database van de verzekeraars.