Liturgie 30 maart 2014 Ochtend

Liturgie Zondagmorgen 30 maart 2014
Westerkerk
Psalm 43 : 3, 4 en 5 (OB)
3.Zend HEER', Uw licht en waarheid neder,
En breng mij, door dien glans geleid,
Tot Uw gewijde tente weder
Dan klimt mijn bange ziel gereder
Ten berge van Uw heiligheid,
Daar mij Uw gunst verbeidt.
4.Dan ga ik op tot Gods altaren,
Tot God, mijn God, de bron van vreugd;
Dan zal ik, juichend, stem en snaren
Ten roem van Zijne goedheid paren,
Die, na kortstondig ongeneugt
Mij eindeloos verheugt.
5.Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen?
Wat zijt g' onrustig in uw lot?
Berust in 's HEEREN welbehagen,
Hij doet welhaast uw heilzon dagen;
Uw hoop herleev', naar Zijn gebod;
Mijn Redder is mijn God.
Aanvangstekst:
Jesaja 53 vers 2b
Jesaja getuigt van….
De Knecht des HEREN:
Gestalte of glorie had Hij niet;
als wij Hem aanzagen,
was er geen gedaante,
dat wij Hem begeerd zouden hebben.
Psalm 31 : 5, 12 en 17 (OB)
5.'k Zal in Uw goedheid mij verblijden!
Gij hebt mij aangezien,
En hulpe willen bien,
In mijn verdrukking en mijn lijden;
Toen, in mijn zielsellende,
Uw aangezicht mij kende.
12.In Uwe hand zijn mijne tijden;
'k Verlaat mij in mijn leed,
Op U alleen, Die weet
De maat en 't einde van mijn lijden.
Red mij van wie verbolgen
Ter dood toe mij vervolgen!
17.Geloofd zij God, Die Zijn genade
Aan mij heeft groot gemaakt,
Die voor mijn welstand waakt!
Zijn oog slaat mij in liefde gade,
Hij wil mij heil bereiden,
Mij in een vesting leiden.
Psalm 25 : 7 en 8 (OB)
7.Gods verborgen omgang vinden
Zielen, waar Zijn vrees in woont.
't Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden,
Naar Zijn vreeverbond, getoond.
d' Ogen houdt mijn stil gemoed
Opwaarts, om op God te letten:
Hij, die trouw is, zal mijn voet,
Voeren uit der bozen netten.
8.Zie op mij in gunst van boven,
Wees mij toch genadig, HEER',
Eenzaam ben ik en verschoven;
Ja, d' ellende drukt mij neer.
'k Roep U aan in angst en smart;
Duizend zorgen, duizend doden,
Kwellen mijn angstvallig hart.
Voer mij uit mijn angst en noden.
Op toon Hoogte 444
’k Stel mijn vertrouwen op de Heer, mijn God.
Want in Zijn hand Ligt heel mijn levenslot.
Hem heb ik lief, Zijn vrede woont in mij.
‘k Zie naar Hem op en ‘k weet: Hij is mij steeds nabij!
Psalm 38 : 7, 8, 9 en 12 (NB)
7.Verre van mij zijn mijn vrinden,
mijn beminden
mijden mij, zien mij niet aan.
Steeds op onheil zinnend zetten
strik en netten
zij die mij naar 't leven staan.
8.Maar ik wil hun hoon niet horen,
'k sluit mijn oren
en ik houd mij doof voor hen
en ik laat geen weerwoord glippen
van mijn lippen,
of ik stom geboren ben.
9.Heer, op U wil ik vertrouwen,
op U bouwen.
Geef Gij antwoord, o mijn God.
Wil niet mijn bedreigde leven
overgeven
aan hun snoeven en hun spot.
12.Haast U mij te hulp en red mij,
Heer, ontzet mij,
o mijn heil, wees mij nabij.
Laat uw trouw mij niet begeven,
stel mijn leven
bij U veilig, handhaaf mij!
Schriftlezing:
Lukas 23 : 33 – 43
33 Toen zij op de plaats kwamen die Schedel
genoemd werd, kruisigden ze Hem daar, met de
misdadigers, de één aan de rechter- en de ander aan
de linkerzijde.
34 En Jezus zei: Vader, vergeef het hun, want zij
weten niet wat zij doen. En ze verdeelden Zijn kleren
en wierpen het lot.
35 En het volk stond toe te kijken. En met hen
beschimpten ook hun leiders Hem. Zij zeiden:
Anderen heeft Hij verlost, laat Hij nu Zichzelf
verlossen als Hij de Christus is, de Uitverkorene van
God.
36 En ook de soldaten kwamen Hem bespotten en
brachten Hem zure wijn.
37 En zij zeiden: Als U de Koning van de Joden bent,
verlos dan Uzelf.
38 En er was ook een opschrift boven Hem
geschreven in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse
letters: DIT IS DE KONING VAN DE JODEN.
39 En een van de misdadigers die daar hingen,
lasterde Hem en zei: Als U de Christus bent, verlos
dan Uzelf en ons.
40 Maar de andere antwoordde en bestrafte hem:
Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis
ondergaat?
41 En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf
overeenkomstig wat wij gedaan hebben, maar Deze
heeft niets onbehoorlijks gedaan.
42 En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U
in Uw Koninkrijk gekomen bent.
43 En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u,
heden zult u met Mij in het paradijs zijn.
Gezang 177 : 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7
1.Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten,
in deze zee verzinken mijn gedachten:
o liefde die, om zondaars te bevrijden,
zo zwaar moest lijden.
2.'k Zie U, God zelf, in eeuwigheid geprezen,
tot in de dood als mens gehoorzaam wezen,
in onze plaats gemarteld en geslagen,
de zonde dragen.
3.O allerheiligst, onuitspreeklijk wonder:
de Rechter zelf gaat aan het recht ten onder.
O wreed geding; wie kan geheel doorgronden
de vloek der zonden.
4.God is rechtvaardig, ja, een God der wrake;
en Hij is liefde, Hij wil zalig maken.
zie hier de schalen die ten volle wegen
en vloek en zegen.
5.Dit breekt mijn trots. Waar zou ik nog op bogen?
Ik lig in 't stof, maar God komt mij verhogen,
nu ik van vijand Gods en tegenstander
in vriend verander.
6.Daar Ge U voor mij hebt in de dood gegeven,
hoe zou ik naar mijn eigen wil nog leven?
Zou ik aan U voor zulk een bitter lijden
mijn hart niet wijden?
7.Laat mij, o Heer, uw wond're wijsheid prijzen,
dwaasheid en ergernis voor wereldwijzen,
laat mij uw kruis dat sterken zwakheid noemen
als sterkte roemen.
Tekst:
Preek
Lukas 23 : 35a
En het volk stond toe te kijken.
“Toeschouwers” op……”Golgotha”!
Gezang 189 : 1, 2, 3 en 4
1.Mijn Verlosser hangt aan 't kruis,
hangt ten spot van snode smaders.
Zoon des Vaders,
waar is toch uw almacht thans,
waar uw goddelijke glans?
2.Mijn Verlosser hangt aan 't kruis,
en Hij hangt er mijnentwegen,
mij ten zegen.
Van de vloek maakt Hij mij vrij,
en zijn sterven zaligt mij.
3.Mijn Verlosser hangt aan 't kruis.
Zou ik dan in droeve dagen
troost'loos klagen?
Als ik naar zijn kruis mij richt,
valt mijn eigen last mij licht.
4.Mijn Verlosser hangt aan 't kruis!
'k heb mij, Heer, voor dood en leven
U gegeven.
Laat mij dan in vreugd en pijn
met U in gemeenschap zijn.
Psalm 118 : 8 en 10 (NB)
8.De steen, dien door de tempelbouwers
veracht'lijk was een plaats ontzegd,
werd tot verbazing der beschouwers
ten hoeksteen door God zelf gelegd.
Dit werk is door Gods alvermogen,
door 's Heren hand alleen geschied.
Het is een wonder in onz' ogen.
Wij zien het, maar doorgronden 't niet.
10.De Heer is God, zijn gunst verheugde
ons oog en hart met vrolijk licht.
Nu worde 't offer onzer vreugde
op zijn altaren aangericht.
Gij zijt mijn God, U zal ik prijzen,
o God, U roemen wijd en zijd.
Laat aller lof ten hemel rijzen;
Gods liefde duurt in eeuwigheid.