Handleidingen

NL
5+
jaar
4+
Nederlands
30 +
5. Nu worden de kaarten, die op tafel liggen, van de ploeg die zojuist aan de beurt was
afgerekend.
spelers minuten
®
Als er bijvoorbeeld 7 kaarten op tafel liggen, zet de ploeg haar pion 7 vakken vooruit
op het speelbord (zie ook “Strafpunten”). Na het afrekenen gaan alle kaarten, ook die
uit de hand, terug in de deksel van de doos.
6. De volgende ploeg is nu aan de beurt en trekt 10 kaarten uit de bank, waarna het
spel op dezelfde wijze wordt voortgezet.
7. De spelers binnen een ploeg wisselen bij elke beurt van rol.
WOORD - EN BEELDSPEL
Inhoud van het spel: 1 spelbord, 1 zandloper, 6 pionnen, 300 kaarten met
afbeeldingen en woorden.
Alias junior is een grappig en leerzaam spel, dat in minimaal twee groepen van twee
personen gespeeld wordt.
Bij het spelen, moet je proberen zo snel mogelijk te raden wat er op de kaart van je
ploeggenoot staat.
Om je te helpen geeft je ploeggenoot aanwijzingen, door de verborgen afbeelding (en
het woord) te beschrijven, zonder het woord zelf te noemen. Bij elk goed antwoord,
mag de pion van de ploeg één vakje vooruit. De ploeg die als eerste het laatste vakje
bereikt, heeft gewonnen. Een ploeg kan alleen winnen als alle ploegen evenveel beurten
gespeeld hebben.
Verloop van het spel:
8. De ploeg die als eerste de finishvlag bereikt heeft gewonnen.
Goede antwoorden:
Een woord moet in de juiste vorm geraden worden. Als het beschreven woord
“hockeyspeler” is,
is het woord “ijshockey” niet het goede antwoord. Spelers moeten het juiste antwoord
raden van het verborgen woord.
Regels voor de definitie:
Je mag het woord of delen ervan niet gebruiken om te beschrijven. Bijvoorbeeld als
er op de kaart een “brandweerauto” staat, mag je geen omschrijving geven zoals “een
auto die brand blust”. Je mag wel het volgende zeggen: “Een voertuig voor blussen
van vuur” . Tegengestelden mogen ook gebruikt worden, voor “groot” kun je b.v. “het
tegengestelde van klein” zeggen.
Je mag spreken zoveel je wilt, zolang je maar bijkomende aanwijzingen geeft.
1. Schud alle kaarten en leg ze ondersteboven in de vakken in de doos: dit is de “bank”.
Strafpunten:
2. Door loting bepaal je welke ploeg begint.
Als een ploeg een fout maakt, (zie Goede antwoorden en Regels voor definitie) wordt
het antwoord niet goedgekeurd en moet de ploeg een vakje achteruit zetten. De kaart
gaat direct terug in de deksel van de doos.
3. Bij de eerste ronde kies je zelf welke speler van je ploeg begint met het beschrijven
van de afbeeldingen en woorden. In een volgende ronde worden de rollen omgewisseld.
De speler die beschrijft, trekt 10 kaarten uit de bank en houdt deze op een stapel,
verborgen voor zich. De zandloper wordt omgekeerd en het beschrijven begint, (zie
Regels voor de definitie).
Zodra hij of zij het goede antwoord hoort, wordt de geraden kaart open op tafel gelegd,
dit wordt de “scorekaarten” van de ploeg. Nu kan hij of zij het volgende woord beginnen
te beschrijven.
4. Als de tijd verlopen is, roepen de andere ploegen “stop”! Nu mogen de andere
groepen proberen het woord dat men aan het beschrijven was, te raden. De ploeg die
als eerste het goede antwoord geeft, behaalt 1 punt en zet haar pion één vakje vooruit
op het speelbord. De kaart gaat terug in de deksel van de doos (waarin alle afgerekende
kaarten gaan).
Als je een woord te moeilijk vindt, mag je het overslaan; je ploeg verliest dan wel 1
punt en moet dus een vakje achteruit.
Beknopte spelregels:
1. De ploegen spelen om beurt in de richting van de wijzers van de klok en bij elke
ronde is het een andere speler die de woorden omschrijft.
2. Aantal geraden woorden = aantal vakjes die je vooruit mag op het speelbord.
3. Aantal fouten of overgeslagen woorden = aantal vakjes die je achteruit moet.
4. De ploeg die als eerste aan de finish komt, heeft gewonnen.
Veel plezier!
Ontdek de Tactic spelletjes op
Internet: www.tactic.net
Tactic is een gedeponeerd merk door Nelostuote
Oy, Finland. Alle rechten zijn voorbehouden.
01101
B