Weigering toepassing BOF bij verkrijging aandelen in vastgoed-bv

Rechtbank weigert toepassing bedrijfsopvolgingsfaciliteit bij
verkrijging aandelen in vastgoed-bv; de ‘eigen’ werkzaamheden zijn
te gering om te komen tot een onderneming
Onlangs heeft de Rechtbank
Zeeland-West-Brabant
een uitspraak gewezen
inzake de toepassing van de
bedrijfsopvolgingsfaciliteit voor de
Successiewet op de verkrijging van
aandelen in een vastgoed-bv. In
deze zaak oordeelt de Rechtbank
dat de vastgoedportefeuille van
de bv niet kan worden aangemerkt
als een “onderneming” en de
aandeelhouders van de vastgoedbv dus geen beroep kunnen
doen op de fiscaal voordelige
bedrijfsopvolgingsfaciliteit.
Neem voor meer informatie over
dit onderwerp contact op met:
Onno Adriaansens
T 06-51540667
E [email protected]
Aad Rozendal
T 06-12928834
E [email protected]
Bij de overdracht krachtens schenking of erfrecht van de aandelen in een vastgoed-bv weigert
de fiscus in veel gevallen de toepassing van de fiscaal voordelige bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.
Volgens de fiscus zijn deze faciliteiten alleen maar bedoeld voor ondernemingsvermogen en
vormt vastgoedexploitatie geen onderneming. Het belang voor aandeelhouders in vastgoed-bv’s
kan echter groot zijn. Zonder de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten kan de belastingheffing namelijk
oplopen tot 40% (inkomstenbelasting en erfbelasting) in geval van overlijden. Dit kan leiden tot
liquiditeitsproblemen waardoor het voortbestaan van het bedrijf in gevaar komt.
Indien uit de aard en de omvang van de werkzaamheden, die ten aanzien van een
vastgoedportefeuille worden verricht, duidelijk blijkt dat meer wordt gedaan dan normaal
vermogensbeheer kan toch sprake zijn van een onderneming, zo blijkt uit de uitspraken van
Hof Den Haag van 20 december 2013 en van Hof Arnhem-Leeuwarden van 8 april 2014. De
uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2014 maakt echter duidelijk
dat men dit niet moet onderschatten. De rechtbank oordeelde namelijk in deze zaak dat de
bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet niet kon worden toegepast op de verkrijging van
aandelen in een vastgoed-bv met een vastgoedportefeuille ter waarde van meer dan zes miljoen
euro. Hiertoe overwoog de Rechtbank dat:
•
de verrichte werkzaamheden het normaal vermogensbeheer niet te boven gaan; en
•
de activiteiten geen hoger rendement opleveren dan het rendement dat een actieve
belegger zou nastreven.
Deze uitspraak bevat enkele opvallende elementen. Het lijkt er in eerste instantie namelijk
op dat de aard en omvang van de werkzaamheden in deze zaak niet zodanig waren dat van
een onderneming kon worden gesproken. De beschrijving van de feiten is naar onze mening
echter vrij summier. Hoewel het beroepschrift van belanghebbende niet is gepubliceerd, lijkt
het alsof men zich onvoldoende heeft gerealiseerd dat een uitgebreide en goed doortimmerde
beschrijving van de feiten noodzakelijk is, wil men een kans hebben om de vastgoedportefeuille
als ondernemingsvermogen aangemerkt te krijgen. De bewijslast is namelijk zwaar en rust
volledig op de belastingplichtige.
Weigering toepassing BOF bij verkrijging aandelen in vastgoed-bv
Ten tweede valt op dat de Rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden die zijn uitbesteed aan een vastgoedbeheerder, zoals het innen van de huren
en het verrichten van klein dagelijks onderhoud, dienen te worden toegerekend aan de vastgoed bv. De rechtbank kwam tot dit oordeel omdat de
werkzaamheden van de beheerder wel voor rekening en risico van de vastgoed bv werden verricht. Dit aspect kan dan ook van belang zijn voor
vastgoedondernemers die de dagelijkse (onderhouds)werkzaamheden met betrekking tot hun vastgoedportefeuille hebben uitbesteed aan een
beheerder. De constatering van de Rechtbank kon de belanghebbende echter niet baten omdat de werkzaamheden volgens de Rechtbank, ook na
toerekening van de werkzaamheden van de beheerder aan de vastgoed-bv, het normaal vermogensbeheer nog steeds niet te boven gaan.
Tot slot constateert de Rechtbank dat er geen rendement wordt gerealiseerd dat hoger ligt dan dat van een gemiddelde actieve belegger. De Rechtbank
gaat er wat ons betreft ten onrechte aan voorbij dat het daadwerkelijk gerealiseerde rendement niet doorslaggevend is; van belang is het rendement
dat wordt beoogd met de verrichte werkzaamheden. Dit uitgangspunt is reeds verwoord door de Hoge Raad in 1994 (BNB 1994/319) en is recent
herhaald in de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden inzake de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (nr. 13/00473).
Al met al benadrukt deze uitspraak dat in geval van vastgoed-bv’s een zware bewijslast rust op de belastingplichtige om aannemelijk te maken
dat sprake is van ondernemingsvermogen. Het is dus van groot belang alle werkzaamheden goed en uitgebreid in beeld te brengen wil men kans
maken op toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Als men dit goed aanpakt en de feiten dit ook rechtvaardigen, blijft toepassing van de
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor vastgoed-bv’s onverminderd mogelijk. Uiteraard kunnen wij u hierin bijstaan.
Mr. drs. O. (Onno) Adriaansens en dr. A. (Aad) Rozendal zijn beiden werkzaam als belastingadviseur bij RSM Niehe Lancée Kooij. Laatstgenoemde is
tevens Hoofd Bureau Vaktechniek Fiscaal bij RSM Niehe Lancée Kooij en als docent verbonden aan de leerstoelgroep belastingrecht van de Universiteit
van Amsterdam.
Weigering toepassing BOF bij verkrijging aandelen in vastgoed-bv
De in deze nieuwsbrief opgenomen informatie is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. Hoewel bij de totstandkoming van dit nieuwsbericht de
grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen wij niet garanderen dat de daarin opgenomen informatie op de datum van ontvangst juist en volledig is of dat in de toekomst zal blijven. Op grond van deze informatie dient geen actie
ondernomen te worden zonder adequate professionele advisering. RSM Niehe Lancée Kooij kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.