Zienswijze - Waddenvereniging

Ministerie van Economische Zaken
DG Natuur en Regio
t.a.v. mevrouw mr. S.N.M. van Dijk
Postbus 20401
2500 EK DEN HAAG
Aantekenen
Datum:
27 juni 2014
Kenmerk:
EG/AWo/WvdH/14134
Betreft:
Zienswijze garnalenvisserij
Uw kenmerk: DGNR-RRE/14100103
Geachte mevrouw Van Dijk,
Naar aanleiding van uw brief van 12 juni 2014 betreffende de aanvraag voor een vergunning op
grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) door diverse garnalenvissers
doe ik u hierbij namens de Waddenvereniging, Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer,
Het Groninger Landschap, It Fryske Gea, Stichting WAD, Landschap Noord-Holland,
Vogelbescherming Nederland, Stichting De Noordzee, het Wereld Natuur Fonds en de Vereniging
Zeeuwse Milieufederatie een zienswijze toekomen.
In deze zienswijze beperken wij ons tot de hoofdlijnen van de aanvraag en de daarbij behorende
Passende Beoordeling (PB).
Onze belangrijkste conclusie is, dat op basis van deze aanvraag en de bijgevoegde ‘Passende
beoordeling’ de vergunning moet worden geweigerd, omdat significante negatieve effecten op de
betrokken Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten.
1. Omvang van het project
In de aanvraag en de passende beoordeling is de omvang van het project onvoldoende
gespecificeerd. Op basis van de huidige beschikbare gegevens is het onmogelijk om zelfs maar
een betrouwbare inschatting van de omvang en precieze aspecten van het project te maken. Er
wordt niet aangegeven wat de visserijintensiteit is. Hiervoor ontbreekt ook een heldere berekening
of model. In ieder geval zou aangegeven moeten worden welke oppervlakte van de verschillende
habitattypen, binnen de periode waarin de aangevraagde vergunning geldig is, bevist worden en
met welke intensiteit. Dit gekoppeld aan hersteltijden van de diverse habitattypen. Bovendien moet
duidelijk zijn in welke periodes gebieden wel of niet bevist worden. Hierover is ook geen informatie
aangeleverd. Bovendien is zelfs onduidelijk binnen welk Natura 2000 gebied welk deel van de
activiteiten plaatsvinden. Zonder een goede kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling van de
activiteiten is het onmogelijk gefundeerde uitspraken te doen over de kans op significant negatieve
effecten op de diverse instandhoudingsdoelen van de verschillende Natura 2000 gebieden.
Ook valt op dat er vanuit gegaan wordt dat de visserijintensiteit niet vergroot is. Wij wijzen hierbij
op het artikel van Tulp c.s., waarin duidelijk wordt aangetoond dat de garnalenvisserij in de
Westelijke Waddenzee sterk is toegenomen.1
1
Tulp et al., Ontwikkelingen van vis en visserij in de Nederlandse Waddenzee, Levende Natuur, mei 2012
Tevens kan de vraag gesteld worden of de visserij door de diverse vissers met verschillende
methoden wel als één project te kwalificeren is. Er wordt gevist in verschillende gebieden (zelfs in
verschillende Natura 2000-gebieden), met verschillende vismethodes en de vissers hebben
verschillende vergunningen (zoals GK of GV) voor het vissen in een specifiek gebied, waarop de
Natuurbeschermingswetvergunning moet aansluiten om onduidelijkheden te voorkomen.
Weliswaar is de PB voorzien van een tabel2 met de visintensiteit per gebied, maar die tabel is uit
2008 en dermate verouderd, dat daar geen conclusies aan verbonden kunnen worden ten aanzien
van de visintensiteit.
2. Passende beoordeling
De passende beoordeling vertoont diverse tekortkomingen. Een aantal stippen wij hieronder aan.
Passende beoordeling niet passend
In de aangeleverde PB wordt vermeld dat er bij de beoordeling van de garnalenvisserij is
uitgegaan dat de garnalenvisserij wordt uitgeoefend volgens de randvoorwaarden uit VIBEG en
VISWAD ( zie PB p. 21 onderaan). Nu deze vergunningaanvraag de maatregelen uit VIBEG en
VISWAD expliciet uitsluit, is de impact van de garnalenvisserij te beperkt beoordeeld en kan deze
beoordeling niet als ‘passend’ worden beschouwd. De aanvraag en de PB sluiten niet op elkaar
aan.
Geen zekerheid uitsluiten significante effecten
Volgens het Europese Hof van Justitie mogen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, op grond
van de uitkomsten van een PB, slechts toestemming geven voor het betreffende plan of project
“indien zij de zekerheid hebben verkregen dat die activiteit geen schadelijke gevolgen heeft voor
de natuurlijke kenmerken van het gebied. Dit is het geval wanneer er wetenschappelijk gezien
redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn.”3 Bijgevolg moet de PB, wil
het de basis vormen voor het toestaan van het betreffende plan of project, resulteren in “volledige,
precieze en definitieve constateringen en conclusies die elke redelijke wetenschappelijke twijfel
over de gevolgen [..] voor de betrokken speciale beschermingszone wegnemen.”4 Bevat de PB
dergelijke constateringen en conclusies niet, dan moet toestemming aan de betrokken activiteiten
onthouden worden.
Overeenkomstig de constante jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State, moet uit de PB blijken dat significante negatieve effecten van de garnalenvisserij zijn
uitgesloten. Ondanks de verwijzing naar verschillende onderzoeken in de PB zijn significante
effecten van de garnalenvisserij op de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura
2000-gebieden onvoldoende uitgesloten. Immers, de genoemde onderzoeken geven daarvoor
onvoldoende uitsluitsel of zijn methodologisch onvoldoende om hierover een conclusie te kunnen
trekken. Onderzoek naar de effecten van de garnalenvisserij in de betreffende Natura 2000gebieden was een voorwaarde in de vergunning voor de garnalenvisserij voor de periode 20092014. Dit onderzoek heeft echter nog niet tot beschikbare resultaten geleid. Op grond van het
voorzorgbeginsel dient daarom te worden aangenomen dat significante effecten niet zijn
uitgesloten. Gedegen onderzoek dat het tegendeel zou kunnen bewijzen is immers niet uitgevoerd.
Onzorgvuldige conclusies
Daarnaast valt op dat in de PB wel op zeer vrije wijze omgegaan wordt met de conclusies die in
onderliggende onderzoeken worden getrokken. Opvallend is in dit verband het Imares onderzoek
‘Ecologische ontwikkeling in een voor menselijke activiteiten gesloten gebied in de Nederlandse
Waddenzee5. Bepaalde conclusies zijn gewoon niet goed overgenomen. Dit onderzoek stelt:
1. Dat het onderzoek te beperkt is om uitspraken te kunnen doen over de significantie van
2
PB blz. 20
HvJ EG 7 september 2004, C-127/02, r.o. 59.
4
Ibid., r.o. 69.
5
Imares C129/13
3
effecten
2. Dat ondanks deze beperking, er toch sterke aanwijzingen zijn dat de hoeveelheid schelpen,
soortenrijkdom en aantallen per vierkante meter in de gesloten gebieden hoger is.
Ook bij andere onderzoeken trekt men in de PB ten onrechte de conclusie dat er geen significante
effecten zijn, terwijl die onderzoeken in veel gevallen zelf melden, dat het onderzoek onvoldoende
is om er conclusies aan te kunnen verbinden.
Ook ontbreken in deze PB de laatste onderzoeksgegevens, bijvoorbeeld ten aanzien van de
resultaten van onderzoeken in het kader van de beheerplanontwikkeling voor de betrokken Natura
2000-gebieden of het garnalencongres van de Waddenacademie in maart 2014. Niet alleen
ontbreken onderzoeksgegevens van voor de datum van de PB (december 2013) maar ontbreken
in de aanvraag ook gegevens van nadien. Er bestaat dus grote twijfel over het wetenschappelijke
gehalte van deze PB.
Ten onrechte effecten garnalenvisserij verdisconteerd in aanwijzing tot N2000-gebied
De PB stelt bovendien ten onrechte dat de effecten van de garnalenvisserij al in de aanwijzing tot
N2000-gebied zijn verdisconteerd. Deze stelling gaat ten eerste voorbij aan het niet voor niets
opnemen van herstelopgaven in de aanwijzingsbesluiten, zoals voor de Noordzeekustzone
(H1110B) en Waddenzee (H1110A), ten tweede aan de sterk afgenomen hoeveelheid vis6 en ten
derde aan de sterke toename van de relatieve visserijdruk door de garnalenvisserij en de hoge
bijvangst van die visserij.
Daarbij komt, dat er nog onvoldoende onderzoek is gedaan naar de overlevingskans van vissen
die door middel van zeeflap of brievenbus niet in de netten terecht komen.
Visserij op wadplaten niet beoordeeld
Volgens de Derde Nota Waddenzee is ruim een kwart van het litoraal van de Waddenzee gesloten
voor bodemberoerende visserij. In deze gebieden is garnalenvisserij op de wadplaten niet
toegestaan. In de onderhavige aanvraag worden deze gebieden niet uitgesloten van de aanvraag.
In de PB wordt meerdere malen aangegeven dat er niet of nauwelijks op de wadplaten wordt
gevist. Het is onduidelijk welke omvang (in ha.) en intensiteit de visserij heeft die zogenaamd
nauwelijks plaatsvindt volgens de PB. Daarnaast wordt er van uitgegaan dat garnalenvissers
mosselbanken niet bevissen, terwijl niet duidelijk blijkt hoe het vissen op en nabij die
mosselbanken wordt voorkomen.
Zeegras
De PB concludeert ook ten onrechte dat de garnalenvisserij niet strijdig is met de herstelopgave
van zeegras, doordat er slechts sporadisch in habitattype 1140 wordt gevist7.
Garnalenvisserij heeft duidelijke negatieve effecten op de overlevingskans van zeegras. Doordat er
bij hoog water wordt gevist, is het voor vissers niet mogelijk om eventueel aanwezig zeegras te
vermijden. Er wordt immers niet van te voren een inventarisatie uitgevoerd.
De gevolgen van garnalenvisserij voor de herstelopgaven en natuurwaarden van habitattype 1140
zijn niet in kaart gebracht. Tegelijkertijd zijn de natuurwaarden van wadplaten hoog.
Onvoldoende afstemming met ontbreken beleid Wester- en Oosterschelde
Bovendien merken wij nog op, dat voor de gebieden Noordzeekustzone, Vlakte van Raan en
Waddenzee mogelijk significante negatieve effecten kunnen worden voorkomen door het
toepassen van de mitigatie volgens VIBEG en VISWAD, maar dat dit voor de Ooster- en
Westerschelde niet mogelijk omdat daar dergelijke afspraken niet bestaan en ook niet in
ontwikkeling zijn. Voor die gebieden zal de PB dus onomstotelijk die significante negatieve effecten
moeten uitsluiten. Daar voldoet deze PB niet aan.
Vismethoden
De effecten van de klossenpees, de bordentrawl en de seewing zijn onvoldoende kwantitatief en
kwalitatief beoordeeld op hun effecten op de verschillende instandhoudingsdoelstellingen van
7
PB, p. 46.
Natura 2000 gebieden Waddenzee en Noordzeekustzone. Ook voor de andere Natura 2000gebieden is onduidelijk wat voor impact deze vismethodes hebben. Het vissen zonder brievenbus
of zeeflap geeft daarnaast een extra en onnodige belasting op de natuurwaarden. Vissen zonder
deze voorzieningen zou niet vergund moeten worden. In de PB wordt bij de beoordeling van de
effecten van de garnalenvisserij uitgegaan van vissen met zeeflap. De effecten van
garnalenvisserij zonder zeeflap of brievenbus zijn niet passend beoordeeld in deze PB, als dat al
zou kunnen nu de zeeflap wettelijk verplicht is
Cumulatie
Nu deze aanvraag later is ingediend dan de eerdere aanvraag betreffende garnalenvisserij hadden
in deze aanvraag en de bijbehorende PB ook de effecten van de gezamenlijke garnalenvisserij
beoordeeld moeten worden.
Bij de accumulatietoets van de PB wordt een toetsing van de cumulatieve effecten met de
handmatige kokkelvisserij achterwege gelaten omdat er geen overlap plaatsvindt. Dit gaat uit van
een verkeerde interpretatie van de cumulatie. Het gaat immers niet om eventuele ruimtelijk overlap
maar het gaat om de gezamenlijke effecten op de instandhoudingsdoelstellingen8. De PB schiet
hier te kort.
Wij merken in aanvulling op het voorgaande nog op, dat de PB de cumulatie (de samenhang met
de effecten van andere plannen of projecten) onvoldoende meeweegt. De juridische onderbouwing
in paragraaf 3.4 van de PB delen wij niet ten aanzien van het verwaarlozen van gecompenseerde
effecten en het achterwege laten van de cumulatie met ‘verwaarloosbare’ effecten. Ook kunnen
plannen en projecten niet buiten beschouwing blijven indien die reeds zijn uitgevoerd en dienen
ook de effecten van plannen en projecten in de beoordeling te worden betrokken waarvan de
effecten nog niet volledig zijn gerealiseerd. De cumulatie is verder ook niet volledig. Cumulatie is
bijvoorbeeld achterwege gebleven ten aanzien van de uitstoot van stikstof door de vissersschepen
in cumulatie met de uitstoot door andere bronnen. Ten aanzien van cumulatie van de (huidige
vorm) van boomkorvisserij en garnalenvisserij zijn wij van mening dat cumulatie van beide
activiteiten zeker zal leiden tot significante effecten en zeker niet kunnen worden uitgesloten, zoals
in de PB verwoord is. Ten onrechte is, gezien het bovenstaande, bijvoorbeeld de
mosselzaadvisserij buiten de cumulatietoets gehouden.
Daarnaast merken wij tot slot nog op dat er wetenschappelijk geen consensus bestaat de mogelijk
significante negatieve effecten door garnalenvisserij op bepaalde Natura 2000
instandhoudingsdoelen. Diverse voorbeelden hiervan zijn te vinden in de NEA Waddenzee en
Noordzeekustzone.9
3. Vergunningverlening
De bovenvermelde organisaties waarderen de al eerder tot stand gekomen afspraken in het kader
van VIBEG en de inzet om te komen tot afspraken in het kader van VISWAD, en vinden dat deze
afspraken deel uit moeten maken van alle vergunningen voor garnalenvisserij in de Waddenzee en
Noordzeekustzone. Deze aanvraag respecteert deze gezamenlijke afspraken, om te komen tot
een duurzame visserij met respect voor de natuur, tussen overheid, natuurorganisaties en vissers
echter in het geheel niet. Deze afspraken zijn noodzakelijk om de achteruitgang van de natuur te
stoppen en de natuur de kans te bieden zich op bepaalde punten te herstellen in de betreffende
Natura 2000-gebieden. In juridische zin zijn deze afspraken noodzakelijk. Voor de Westerschelde
en Oosterschelde ontbreken dergelijke afspraken. Ook daar zouden dergelijke afspraken
noodzakelijk zijn om significante negatieve effecten te voorkomen.
Het vissen op garnalen zonder respect voor bepaalde randvoorwaarden is niet mogelijk zonder
significant negatieve effecten op de diverse instandhoudingsdoelen. De onderhavige aanvraag
vertoont vele tekortkomingen en toont geen enkel respect voor de gemaakte afspraken. Significant
8
PB, p. 94 e.v..
Nadere effectenanalyse Natura 2000-gebieden Waddenzee en Noordzeekustzone, deelrapport cumulatie, Jongbloed
ed.al,30 december 2011, Imares rapport C174/11, Arcadis rapport 075486183:H.
9
negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de verschillende Natura 2000-gebieden zijn
daarom niet uit te sluiten. Wij verzoeken u dan ook de aangevraagde vergunningen niet te
verlenen.
Wij geven u daarbij in overweging dat u aanvullend de vergunning ook kunt weigeren op grond van
een algemene belangenafweging. Dit is bevestigd in de uitspraak van de Raad van State over de
mechanische pierenwinning in de Waddenzee10.
Indien u onverhoopt toch overweegt over te gaan tot vergunningverlening, dan is het ons inziens
noodzakelijk onderstaande in acht te nemen.
VIBEG/VISWAD
De natuurorganisaties gaan er van uit dat u de afspraken uit het VIBEG akkoord zal borgen in elke
vergunning die voor garnalenvisserij verleend wordt. Wij wijzen erop dat er, zonder de afspraken
uit het VIBEG akkoord, in ieder geval geen zekerheid bestaat dat significante effecten op de
verschillende Natura 2000 waarden van Natura 2000-gebied ‘Noordzeekustzone’ en Natura 2000gebied ‘De Vlakte van de Raan’ kunnen worden uitgesloten. Ook de afspraken, zoals die voor het
Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ zullen moeten worden vastgesteld in het VISWAD traject zijn
essentieel om de kans op mogelijk significant negatieve effecten op de Natura 2000 waarden te
kunnen uitsluiten.
Een belangrijk onderdeel van de VISWAD/VIBEG afspraken is het instellen van gesloten gebieden
Gesloten gebieden voor bodemberoerende visserij dragen bij aan het herstel van de bodem; van
wezenlijk belang voor de kustzone waarvoor een Natura 2000 hersteldoelstelling vastligt.
Vermindering van de visserijdruk zal bijdragen aan de vermindering van de bijvangst en
bodemberoering. Dit is noodzakelijk om significant negatieve effecten te kunnen uitsluiten. Ook
uitbreiding van het weekendverbod zal mogelijk tot een vermindering van de visserijdruk kunnen
bijdragen
Daarnaast wijzen wij u op het feit dat als u onverhoopt zou overgaan tot het verlenen van een
vergunning zonder aanvullende maatregelen zoals onder andere vastgelegd in het VIBEG
akkoord, dit in strijd met uw huidige beleid is omdat u partij bent bij dit akkoord.
Onderzoeksgebieden
Als er sprake is van vergunningverlening, is het ook belangrijk om gebieden voor onderzoek
eveneens vast te leggen in alle vergunningen. Immers voorkomen moet worden dat door de
garnalenvisserij lopend wetenschappelijk onderzoek wordt gefrustreerd.
Artikel 20 gebieden
Om verschillende redenen hebt u op grond van artikel 20 Nbwet de toegang tot gebieden geheel of
gedeeltelijk beperkt. Onder andere in het kader van VIBEG, in het kader van het mosselconvenant
of op grond van de aanwezige kwetsbare natuurwaarden, zoals rust en ruiplaatsen van
zeehonden.
De aanvraag en de PB houden onvoldoende rekening met deze gesloten gebieden. Als u al
overweegt om op grond van deze aanvraag een vergunning te verlenen dient u er ons inziens ook
voor zorg te dragen, dat in de gebieden met een toegangsbeperking, om welke reden dan ook,
geen garnalenvisserij wordt toegestaan.
Wadplaten
Visserij op de wadplaten is in de PB niet beoordeeld en kan dus op basis van deze PB ook niet
vergund worden
Volgens de PB leidt “bijvangst” van mosselen tot slijtage van het net, en de kans op onveilige
situaties doordat het net volloopt met schelpdieren. Blijkbaar komt bijvangst, ondanks het verbod in
de vergunning, dus toch voor. Het bevissen van mosselbanken leidt dus tot schade aan de
10
Raad van State, 21 maart 2012, 201100548/1/R2 en 201100550/1/R2
mosselbank, en tot schade voor de betrokken visser. Aangezien de wadplaten volgens de PB
slechts sporadisch bevist worden, en hierdoor economisch waarschijnlijk van marginaal belang is,
terwijl de herstelopgaven voor mosselbanken en zeegrasvelden gehinderd worden, is het – als al
tot vergunningverlening zou kunnen worden overgegaan - een extra argument om de
garnalenvisserij tot het sublitoraal te beperken.
Bijvangst
De vergunningsaanvraag probeert expliciet zonder het gebruik van zeeflap te mogen vissen onder
vervanging van de zeeflap door de brievenbus. Dit is, zoals aangegeven, niet passend beoordeeld,
strijdig met de regelgeving en kan dus ook niet vergund worden. De brievenbus als alternatief voor
de zeeflap kan niet de bedoeling zijn. De brievenbus moet als aanvulling op de zeeflap dienen.
Betrekken laatste stand van onderzoek
U zult in ieder geval – voor zover er sprake kan zijn van vergunningverlening – de laatste stand
van het onderzoek mee moeten nemen in uw beslissing.
Hoogachtend,
Namens de Waddenvereniging, Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Het Groninger
Landschap, It Fryske Gea, Stichting WAD, Landschap Noord-Holland, Vogelbescherming
Nederland, Stichting De Noordzee, het Wereld Natuur Fonds en de Vereniging Zeeuwse
Milieufederatie.
Arjan Berkhuysen,
Directeur Waddenvereniging