KANA Express SiteManager Versie: KANA Express 14R1 Auteur: Datum: Maart 2014 KANA Maart 2014 Inhoudsopgave Over deze handleiding Overzicht Doelgroep Hoe u deze gids gebruikt Conventies Typografische conventies Symbolen 8 8 8 8 9 9 9 Basishandelingen Toegang krijgen Onderdelen van het scherm Bewerkingen uitvoeren met KANA Express 10 10 10 12 Introductie Over KANA en KANA Express Over de Sitemanager Wat is Agent Desktop? Over het Portaal 13 13 14 14 15 Kennisbank Overzicht van kennis-items Kennis-items aanmaken Taal- en kanaalonafhankelijke instellingen Kennis-items voor menu’s Kennis-items voor oplossingen Kennis-items voor links Kennis-items zoeken Kennis-items en boomstructuur bewerken Soorten kennis-items herkennen Contacten toevoegen aan de lijst met FAQ’s Kennisgids Topterm toevoegen of wijzigen Narrowterm of operator aan een topterm koppelen Kennis-item aan kennisgidsdefinitie koppelen Kennisgidsdialoog aanpassen Beschikbaarheid van kennisbronnen beperken 17 17 18 18 20 23 26 27 28 29 30 31 32 32 32 34 35 Configuratie - Instellingen KPI instellingen Rating Pagina's 36 36 36 36 Maart 2014 3 Opmaak Schermkleuren van portaal aanpassen Stylesheet van portaal aanpassen Instellingen Tabblad Portaal Tabblad Servicemanager (Agent Desktop) Tabblad Chat Outbound instellingen Chatbeveiligingsinstellingen POM-beveiligingsinstellingen Configuratie - Tabellen Gebruikersgroepen Gebruikersgroepen invoeren en wijzigen Categorieën en producten Categorieën invoeren en wijzigen Producten invoeren en wijzigen Profieltabel 1 en Profieltabel 2 Afdelingen Responstijden en escalatiemomenten Afdelingen invoeren Contacttype, contacturgentie en contactstatus Contacturgentie definiëren Talen Trefwoorden en synoniemen Trefwoorden gebruiken om contacten of urgentie toe te wijzen Responstijden Responstijden specificeren Matrix van speciale dagen raadplegen Speciale dagen Onderwerpen Bronnen Ongewenste domeinnamen Bijlagen Landen Adreszoekservice instellen Landgegevens instellen Adresregistratie instellen Chat-URL's Tabs outbound contact Skills Campagnestatussen Tabs outbound verrijken Kennisgidsdialogen Maart 2014 40 41 41 43 43 52 57 58 59 59 60 60 61 61 62 62 63 63 63 64 68 68 70 70 71 72 72 73 74 74 75 75 75 76 76 76 77 78 78 78 79 80 80 4 Webcontactformulieren Webcontactformulier toevoegen of wijzigen Objecten van anonieme of niet-anonieme variant definiëren Routeringsregels Contact flows Klantregistratieformulieren Externe tabbladen 81 81 82 84 85 87 89 Configuratie - E-mail E-mail configureren Afzenderaccounts Inleesaccounts Inkomende e-mail routeren Inleesaccounts instellen Mailtemplates Alternatieve templates gebruiken Klanten die hetzelfde e-mailadres gebruiken Ongewenste e-mail Logging eMailing eMailing Logging Brieftemplates en Faxtemplates eMail templates 90 90 91 93 93 93 94 97 97 98 98 98 99 99 100 Configuratie - Gebruikers KANA Express-beheerders Servicemedewerkers Klanten (particuliere bezoekers) Bedrijven Bedrijf invoeren Bedrijf wijzigen Contactpersonen 102 102 102 106 107 107 109 109 Configuratie - Formulieren Nieuw formulier maken Formulierveldvariabelen Bestaand formulier wijzigen Afsluitscherm Post-chat formulier Rapportage van het formuliergebruik 111 111 112 112 113 113 113 Configuratie - Campagnes Campagne overzicht Campagne toevoegen of wijzigen Campagne-instellingen opgeven of wijzigen 114 114 114 114 Maart 2014 5 Belprioriteit Verrijkprioriteit Overige instellingen voor campagnes Belresultaten 118 118 118 119 Configuratie - Scripts Stappen voor het maken van scripts Script aanmaken Nodes schrijven Nodes koppelen en script controleren Script valideren Script activeren Bestaand script kopiëren 120 120 120 120 122 123 123 124 Configuratie - Event Service Consumenten aanmelden en abonneren op events Event Service en consumenten monitoren 125 125 126 Configuratie - Chatbot Vertalingen Emoties Smalltalk Velden contactformulier Velden chatformulier Parameters voor chatbot 128 129 132 133 133 134 135 Configuratie - Hypersearch Hypersearch test Hypersearch resultaten 137 137 139 Onderhoud Gegevens verwijderen Klanthistorie, bezoekhistorie, zoekzinnen en ratings verwijderen Contactmanagement Autosuggest beheren Zoeksuggesties manipuleren Spamfilter voor zoeksuggesties instellen Door bezoeker gegeven ratings 140 140 140 141 144 145 148 149 Variabelen Variabelen voor kennis-items Variabelen voor mailtemplates Variabelen voor brief-, fax-, eMail- en eMailing-templates Variabelen voor scripts, campagnes en verrijken in de externe tabbladen Klantvariabelen voor de externe tabbladen Variabelen voor Externe tabbladen 150 150 155 167 171 174 176 Maart 2014 6 Variabelen voor pagina's 180 URL-parameters URL-parameters voor het aanroepen van KANA Express Portaal URL-parameters voor het aanroepen van KANA Express Chatbot URL-parameters voor het openen van KANA Express Agent Desktop Algemene finformatie over URL-parameters Contact flows Outbound contacten 183 183 185 188 188 192 193 Index 194 Maart 2014 7 Over deze handleiding Overzicht In deze handleiding vindt u informatie over de configuratie en het beheer van KANA Express. De hoofdstukken waaruit de handleiding bestaat, zijn als volgt ingedeeld: • Het hoofdstuk Basishandelingen bevat een beschrijving van veelvoorkomende handelingen in KANA Express. • Het hoofdstuk Inleiding bevat een algemene beschrijving van KANA Express; van de Sitemanager, de beheer- en configuratieapplicatie van KANA Express; en van Agent Desktop, de applicatie van KANA Express die wordt gebruikt om vragen van bezoekers te beantwoorden. • In het hoofdstuk Kennisbank wordt beschreven hoe u de kennisbank opbouwt en aanvult. • In de diverse Configuratiehoofdstukken wordt beschreven hoe u KANA Express inricht. • In het hoofdstuk Onderhoud wordt beschreven hoe u het systeem opschoont. • Het hoofdstuk Variabelen toont een overzicht van alle variabelen die u kunt gebruiken. • In het hoofdstuk URL-parameters vindt u een overzicht van de parameters waarmee u het KANA Express Portaal, de KANA Express Chatbot en KANA Express Agent Desktop op een specifieke manier kunt openen. Doelgroep Deze handleiding is bedoeld voor beginnende en gevorderde gebruikers van KANA Express Sitemanager, de beheer- en configuratieapplicatie van KANA Express. Deze gebruikers worden KANA Express-beheerders genoemd. Bij het opstellen van de handleiding is uitgegaan van een redelijke basiskennis van webtechnieken en procedures. Deze handleiding is niet bedoeld voor servicemedewerkers. Servicemedewerkers gebruiken Agent Desktop, de applicatie van KANA Express die wordt gebruikt om vragen van bezoekers (contacten) te behandelen. Uitgebreide informatie over Agent Desktop vindt u elders. Hoe u deze gids gebruikt Deze handleiding is opgebouwd op basis van de volgorde van de knoppen op de knoppenbalk onder in het scherm van KANA Express Sitemanager. Beginnende gebruikers kunnen de handleiding van het begin tot het einde doorlezen, voor een compleet overzicht van de mogelijkheden. Voor meer ervaren gebruikers bieden de inhoudsopgave en de index snel toegang tot de gewenste informatie. De knoppen Rapportage, Analyse, Service portal en IdeaFactory worden niet beschreven in deze handleiding. Met deze knoppen kunt u respectievelijk rapporten opvragen; analyses opvragen; het Web selfservice-portaal van KANA openen (mits u beschikt over een internetverbinding vanuit de Sitemanager); en naar de "ideeënbus" van KANA gaan. Meer informatie over de knoppen Rapportage en Analyse vindt in de handleiding 'Dashboard, Rapportage en Analyse'. Maart 2014 8 Conventies In deze handleiding worden de volgende tekstuele, typografische en symbolische conventies gebruikt om de informatie zo duidelijk mogelijk te maken. Typografische conventies Vetgedrukte woorden zijn namen van menu's, velden, opties en andere schermonderdelen van KANA Express. Ook gegevens die u zelf invoert, zijn vetgedrukt. Symbolen Na dit symbool volgt een tip Na dit symbool volgt een waarschuwing Na dit symbool volgt een verwijzing naar aanvullende informatie Maart 2014 9 Basishandelingen In dit hoofdstuk worden de belangrijkste basishandelingen in KANA Express beschreven. Het is handig als u bekend bent met deze procedures voordat u begint het programma te configureren of te gebruiken. Toegang krijgen U krijgt als volgt toegang tot de Sitemanager van KANA Express: 1. Open uw webbrowser. 2. Typ de URL van KANA Express Sitemanager op de adresregel van uw browser: <URL>/sitemanager Als KANA Express op uw eigen webserver is geïnstalleerd, heeft uw systeembeheerder een URL (Uniform Resource Locator) aan KANA Express toegekend. Als KANA Express op een webserver van KANA is geïnstalleerd, heeft KANA een URL toegekend. Raadpleeg uw systeembeheerder voor meer informatie. 3. Typ uw gebruikersnaam en wachtwoord voor de netwerkserver waarop KANA Express is geïnstalleerd. Deze gegevens kunt u opvragen bij uw systeembeheerder. 4. Typ de standaard gebruikersnaam en het standaard wachtwoord voor de Sitemanager van KANA Express. Deze gegevens krijgt u aangeleverd bij de installatie van KANA Express. Eenmaal per twee weken verschijnt na het inloggen een scherm waarin u wordt gevraagd om aan te geven of u tevreden bent over de producten en diensten van KANA. KANA gebruikt uw feedback om u beter van dienst te kunnen zijn. U kunt ook tussentijds uw tevredenheid over KANA aangeven door te klikken op de smiley-knop bovenste balk in de Sitemanager, rechts bovenin naast (de afkorting van) uw naam. in de Nadat u bent ingelogd met de standaardgegevens, kunt u de inloggegevens wijzigen. Zie KANA Express-beheerders op pagina 102 voor meer informatie. Onderdelen van het scherm Nadat u bent ingelogd, wordt de Sitemanager geopend. De Home-pagina met het logo van KANA Express verschijnt. Zodra u een menu hebt geopend, verschijnt een scherm dat vergelijkbaar is met de volgende afbeelding. De genummerde schermonderdelen in de afbeelding worden in de tabel erna toegelicht. Maart 2014 10 Nummer Schermonderdeel 1 Balk bovenin met (een afkorting van) uw naam en de volgende knoppen: Programma afsluiten. Uw tevredenheid over KANA Express doorgeven. Statistisch overzicht tonen van onder andere aantal klanten en contacten sinds de ingebruikname van KANA Express. Terug naar de Home-pagina met het logo van KANA Express. 2 Maart 2014 Knoppenbalk onderin met de volgende knoppen: • Kennisbank: hoofdmenuknop; de menu's voor het beheer van de Kennisbank verschijnen in het navigatievenster. • Configuratie: hoofdmenuknop; de menu's voor de configuratie van KANA Express verschijnen in het navigatievenster. 11 Nummer Schermonderdeel • Onderhoud: hoofdmenuknop; de menu's voor het onderhoud van KANA Express verschijnen in het navigatievenster. • Rapportages: hoofdmenuknop; de menu's voor het samenstellen van rapportages verschijnen in het navigatievenster. • Analyse: de analyse-applicatie starten. • Service portal: de databank voor klanten van KANA openen. Hier kunt u vragen stellen, storingen melden en documentatie opvragen. • ideaFactory: de 'ideeënbus' van KANA openen. In de ideaFactory kunt u uw wensen voor verbetering van KANA Express indienen en punten toekennen aan ingediende ideeën. Ideeën met de meeste punten worden verwerkt in toekomstige releases. 3 Navigatievenster aan de linkerkant met de menu's en submenu's die beschikbaar zijn in het geselecteerde hoofdmenu. 4 Hoofdvenster met de opties en velden van het submenu dat in het navigatievenster is geselecteerd. 5 Menubalk met diverse knoppen zoals Toevoegen en Wijzigen. De menubalk is onderdeel van het hoofdvenster. U opent een menu door op de knoppenbalk op de knop voor het gewenste hoofdmenu te klikken, en vervolgens in het navigatievenster op de menunaam te klikken. Menu's die uit submenu's bestaan, hebben een puntig haakje naar rechts achter de naam. Klik eerst op de menunaam om de submenu's weer te geven en klik vervolgens op de naam van het gewenste submenu om het te openen. Bewerkingen uitvoeren met KANA Express U kunt in het hoofdvenster op drie manieren bewerkingen uitvoeren: • Door tekst in te voeren in een veld. • Door een keuze te maken uit een keuzelijst (klik op • Door een item te selecteren en te klikken op een van de opties in de menubalk (zoals Tonen, Toevoegen, Wijzigen, Verwijderen, Kopiëren, Knippen, Omhoog/Omlaag verplaatsen). De beschikbare opties verschillen per menu. Maart 2014 ). 12 Introductie Over KANA en KANA Express KANA Software is een mondiale leider op het gebied van klantenserviceoplossingen. KANA levert multi-channel klantinteractie software, waaronder de totaaloplossing KANA Express. Deze op internettechnologie gebaseerde standaardoplossing kan helemaal worden aangepast aan het klantcontactproces van een organisatie en zorgt ervoor dat de belangrijkste klantcontacten snel en uniform worden afgehandeld vanuit één centrale kennisbank. Daarnaast adviseert KANA klanten bij het optimaal inrichten van een multi-channel contactcenter. Daarbij ligt de nadruk op het verbeteren van de serviceverlening via internet, e-mail, live chat en telefoon en het verlagen van de servicekosten. Betere service tegen lagere kosten met KANA Express De resultaten die u met de inzet van KANA Express kunt behalen, zijn enorm. De kern van KANA Express is een centrale kennisbank met alle vragen en antwoorden die u over alle klantcontactkanalen gebruikt. Daarmee bewerkstelligt u een uniforme uitstraling naar de klant en een consistente beantwoording van vragen. Klanten waarderen uw onderneming daardoor positiever, waardoor zij sneller geneigd zijn bij hun volgende aankoop weer bij u aan te kloppen. Tegelijkertijd dalen de totale kosten van het klantcontact. Door de inzet van een intelligente combinatie van on-line service en persoonlijk contact met het contactcenter, bereikt u een forse daling in het volume van binnenkomende contacten per e-mail en telefoon (gemiddeld 20 tot 50%). Op http://www.kana.com kunt u een aantal case studies vinden over onze klanten hebben bereikt. Web selfservice Met de module Web selfservice biedt u 24/7 klantenservice via het internet. De centrale kennisbank van KANA Express publiceert u met één druk op de knop op uw website, zodat klanten daar in het vervolg snel en gemakkelijk het antwoord op hun vraag kunnen vinden. KANA Express zorgt er middels een geheel vernieuwde matching-technologie voor dat de vraag van de klant wordt begrepen en dat direct het juiste antwoord wordt getoond. Is er geen antwoord beschikbaar, dan kan de klant een e-mail sturen. E-mail response management Voor het afhandelen van e-mails worden vaak nog systemen gebruikt die oorspronkelijk bedoeld zijn als persoonlijke e-mail client (bijv. Microsoft Outlook). De module E-mail response management zorgt ervoor dat emails worden gerouteerd naar de juiste afdeling/persoon en worden voorzien van een responstijd. Zodoende kunt u nooit e-mails kwijtraken en wordt het serviceniveau constant bewaakt. De centrale kennisbank van KANA Express wordt gebruikt om veelgestelde vragen te kunnen voorzien van een standaardantwoord. Spellingcontrole in combinatie met templates zorgen ervoor dat de communicatie met uw klanten gestructureerd en foutloos verloopt. Call management Het telefonisch beantwoorden van vragen is de duurste vorm van klantcontact. Dus hoe beter de informatie voor het afhandelen van een vraag beschikbaar is, hoe korter en dus goedkoper het contact is. En dat is exact wat u met KANA Express bereikt. De centrale kennisbank van KANA Express ondersteunt uw servicemedewerkers bij het vinden van het juiste antwoord. Voor complexe vragen kunt u scripts maken om de servicemedewerker en de klant professioneel te ondersteunen. Service chat In opkomst is het verlenen van service via chat. Vandaar dat KANA Express nu al is uitgerust met een rijk scala aan functionaliteiten op het gebied van chat. Net als bij alle andere modules van KANA Express wordt ook tijdens het chatten de centrale kennisbank gebruikt om snel en foutloos antwoord te kunnen geven op vragen. Mocht Maart 2014 13 uw servicemedewerker het antwoord op een vraag niet weten dan kan deze chat worden doorgezet naar de tweede lijn. Een servicemedewerker kan meerdere chats tegelijkertijd uitvoeren en wordt daarmee direct zeer efficiënt. Baliebezoek, post en fax Vanzelfsprekend kunt u KANA Express ook gebruiken als uw klanten vragen stellen aan een baliemedewerker of een brief of fax sturen. Voor de meeste scanoplossingen zijn adapters beschikbaar. E-mailing Met de module eMailing kunt u één bericht naar meerdere personen sturen: een mailing per e-mail. U maakt een template-bericht en selecteert de geadresseerden handmatig of groepsgewijs. De verzonden berichten worden opgeslagen ten behoeve van de klantcontacthistorie. Deze module stelt u in staat om snel in te spelen op actuele kwesties. Campagnes Met de module Campagnes kunt u telemarketingcampagnes opzetten. U maakt belscripts, selecteert de klanten die moeten worden gebeld, geeft aan welke servicemedewerkers op welke campagnes moeten worden ingezet, en stelt campagneparameters in zoals wanneer de campagnes moeten plaatsvinden, welke campagne de hoogste prioriteit heeft en dergelijke. Event Service De gegevens uit KANA Express kunnen nodig zijn voor andere applicaties, bijvoorbeeld een ERP-systeem. Periodiek, bijvoorbeeld 's nachts, vragen deze externe applicaties gegevens op uit KANA Express. Met de module Event Service kunt u real-time informatie doorgeven aan andere applicaties, in plaats van te wachten tot de informatie wordt opgevraagd. Over de Sitemanager De Sitemanager is de beheer- en configuratieapplicatie van KANA Express. Alleen beheerders van KANA Express hebben toegang hiertoe. In de Sitemanager kunt u KANA Express configureren voor gebruik binnen uw organisatie. Hier richt u het systeem in en onderhoudt u het, beheert u de kennisbank, past u de gebruikersinterface aan en bepaalt u de afhandeling van vragen (contacten). Verder kunt u met de Sitemanager rapporten en analyses opvragen. Het opvragen van rapporten en analyses wordt niet beschreven in deze handleiding, maar in de "Handleiding Dashboard, Rapportage en Analyse". Wat is Agent Desktop? Agent Desktop is de KANA Expressapplicatie die wordt gebruikt om vragen van bezoekers te beantwoorden. Alleen servicemedewerkers en KANA Express-beheerders hebben toegang hiertoe. De KANA Express-beheerder voegt de servicemedewerkers aan het systeem toe en kent hen rechten toe. Agent Desktop bevat onder meer functies voor het bekijken, selecteren, behandelen en invoeren van contacten (vragen). Het bovenste deelvenster van het beginscherm van Agent Desktop bevat een overzicht van contacten die aan de ingestelde filtercriteria voldoen. Als de servicemedewerker op één van de contacten in het overzicht klikt, verschijnt in het onderste deelvenster (het behandelvenster) links het geselecteerde contact en rechts de bijbehorende notities voor intern gebruik. Via de menubalk boven in het behandelvenster kan onder meer het contact in behandeling worden genomen, worden doorgestuurd naar een collega of gekoppeld aan een case. In de volgende afbeelding ziet u een voorbeeld van het scherm van Agent Desktop. Maart 2014 14 Als een servicemedewerker een contact in behandeling neemt, wordt in eerste instantie een trefwoord-scan uitgevoerd. Er wordt door het systeem gezocht naar trefwoorden in de vraag van de bezoeker. Vervolgens wordt in de kennisbank gezocht naar teksten met deze trefwoorden. De resultaten worden in een pop-upscherm getoond. De servicemedewerker bepaalt vervolgens welk antwoord het meest passend is. Servicemedewerkers kunnen ook zelf contacten invoeren, bijvoorbeeld na het telefonisch beantwoorden van een vraag die mogelijk voor andere bezoekers ook interessant is. Vaak wordt ook een nieuw contact aangemaakt wanneer een servicemedewerker na een zoekactie geen bevredigend antwoord heeft gevonden op een vraag van een bezoeker. In deze handleiding wordt niet verder ingegaan op de specifieke functies van Agent Desktop. Over het Portaal Het Portaal is de applicatie van KANA Express waarmee bezoekers zelf het antwoord op hun vragen kunnen opzoeken. In het Portaal wordt de kennisbank van KANA Express beschikbaar gemaakt op een internetpagina. Met het Portaal kan de bezoeker: • Navigeren door en zoeken in een database met vragen en antwoorden. • Overzichten opvragen van nieuwe, recent gewijzigde en meestgestelde vragen. • Contact opnemen met uw organisatie via een webformulier of een chat-aanvraag. In de volgende afbeelding ziet u een voorbeeld van het scherm van het Portaal. Maart 2014 15 Maart 2014 16 Kennisbank In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat de mogelijkheden zijn met de knop Kennisbank op de knoppenbalk. Beschreven wordt hoe u een kennisbank opzet door kennis-items te definiëren. Een kennis-item kan bestaan uit een menukeuze, een koppeling tussen een vraag (van een bezoeker) en een antwoord (van KANA Express) of een verwijzing naar een interne of externe webpagina. Met het definiëren van kennis-items legt u de structuur van KANA Express voor bezoekers en servicemedewerkers vast. Verder wordt beschreven hoe u de inhoud van de kennisbank onderhoudt en hoe u de kennisbank aanvult met door servicemedewerkers voorgedragen vragen en antwoorden. Tot slot vindt u informatie over de kennisgids. De kennisgids stelt u in staat om op basis van de zoekopdracht direct het resultaat ervan te tonen of, indien er meerdere mogelijke resultaten zijn, aanvullende vragen en keuzemogelijkheden voor te leggen aan de bezoeker of servicemedewerker. Op deze manier wordt het zoekresultaat van de zoekopdracht verfijnd. Overzicht van kennis-items Wanneer u het menu Kennis-items van de knop Kennisbank opent, verschijnt een venster dat in twee delen is verdeeld. Het bovenste gedeelte toont een overzicht van bestaande kennis-items, hiërarchisch gerangschikt in een boomstructuur. Zie ook Soorten kennis-items herkennen. U kunt dit overzicht in een andere taal tonen. Klik hiervoor op de afkorting van de gewenste taal in de rechterbovenhoek van het bovenste gedeelte van het venster. Bij het zoeken of wijzigen van kennis-items wordt de taal gebruikt die u hebt geselecteerd. Het onderste gedeelte van het venster toont de eigenschappen en de tekst van het kennis-item dat u in het bovenste gedeelte hebt geselecteerd. U ziet: • Een menubalk met de knop Afdrukken om het kennis-item af te drukken. • Instellingen voor de beschikbaarheid van het kennis-item en algemene eigenschappen. Deze basisinstellingen en gegevens zijn taal-onafhankelijk. • Tabs voor verschillende talen. Een kennis-item kan tekst in meerdere talen hebben. Voor elke taal heeft het kennis-item een tab. Een taal-tab is wit van kleur als de taal inactief is, lichtblauw als de taal actief is, en donkerblauw als de taaltab is geselecteerd. • Tabs voor verschillende kanalen. Een kennis-item heeft een tab Algemeen die altijd is ingevuld en die voor alle kanalen geldt. Daarnaast heeft een kennis-item tabs voor specifieke kanalen. Kennis-items kunnen namelijk per kanaal afwijkende tekst en instellingen hebben. Bijvoorbeeld, een oplossingskennis-item kan voor het kanaal E-mail een vrij uitgebreide antwoordtekst hebben, en voor het kanaal Balie slechts een paar steekwoorden. Een kanaal-tab is lichtblauw van kleur als het kennis-item voor het betreffende kanaal afwijkend is. In Agent Desktop gelden de volgende regels: Maart 2014 • Bij de behandeling van activiteiten wordt altijd de algemene versie getoond. • Bij een reactie wordt altijd eerst gekeken of voor het kanaal (bijvoorbeeld bij inkomende email of bij chat) een afwijkende versie is aangemaakt. Zo niet, dan wordt de algemene versie getoond. 17 • Bij de behandeling worden de oplossingen aangeboden die zijn vastgelegd bij het kanaal dat overeenkomt met de 'bron-uit' van het contact. Als er geen afwijkend antwoord is, wordt de algemene versie getoond. Kennis-items aanmaken KANA Express kent drie soorten kennis-items: voor menukeuzes, voor oplossingen en voor links (koppelingen). In grote lijnen bestaat het aanmaken van een kennis-item uit de volgende stappen: 1. Taal- en kanaalonafhankelijke instellingen opgeven. 2. Bepalen welk type kennis-item u gaat maken: menu, oplossing of link. 3. Een taal kiezen en algemene instellingen opgeven (op het tabblad voor die taal en op het tabblad Algemeen). 4. Voor elke andere taal die u wilt gebruiken de algemene instellingen opgeven. 5. Afwijkende kanaalinstellingen opgeven op de tabbladen voor andere kanalen, voor elke taal die u wilt gebruiken. Taal- en kanaalonafhankelijke instellingen Na deze paragraaf volgen drie paragrafen die per soort kennis-item aparte instructies geven voor het aanmaken ervan. Er zijn echter instellingen die voor alle soorten kennis-items hetzelfde zijn en die niet afhangen van de geselecteerde taal of het geselecteerde kanaal. Om de taal- en kanaalonafhankelijke instellingen niet telkens opnieuw te hoeven beschrijven, zijn zij in de volgende tabel opgenomen. Bij de instructies per soort kennis-item wordt naar deze tabel verwezen. Veld Beschrijving Actief bij zoeken Als u deze optie inschakelt, wordt het kennis-item gevonden bij zoekacties op basis van hele zinnen, trefwoorden en in Agent Desktop. Actief bij FAQ Als u deze optie uitschakelt, zal dit kennis-item nooit in de top-10 van de FAQ’s staan. Actief Als u deze optie inschakelt, is het kennis-item beschikbaar. Desgewenst activeert u het kennis-item alleen voor een periode die loopt van de begindatum die u invoert, tot en met de einddatum die u invoert. Dit is met name handig bij tijdelijke acties of naamswijzigingen. Gebruik hiervoor de vier velden achter deze optie, voor achtereenvolgens de begindatum, begintijd, einddatum en eindtijd. Notatie is afhankelijk van tijdsinstelling van de applicatie (alleen te wijzigen door KANA). Als u deze optie uitschakelt, is het kennis-item niet beschikbaar. Dit is handig als u eerst een aantal kennis-items wilt aanmaken voordat u de kennis-items activeert. Onderwerp Maart 2014 Selecteer hier het onderwerp waarop het kennis-item betrekking heeft, bijvoorbeeld Applicaties (zie Onderwerpen op pagina 74). 18 Veld Beschrijving Wanneer de servicemedewerker een contact in behandeling neemt, de kennisbank raadpleegt en de oplossing of de 'oplossing en vraag' kopieert, wordt het onderwerp ervan automatisch weergegeven in het Contactdetailscherm of het afsluitscherm. Dit geldt niet voor chat contacts. Daarvoor moet de optie Onderwerp tonen op afsluitscherm op pagina 54 ingeschakeld zijn. Gebruikersgroepen Selecteer hier de gebruikersgroepen waaraan u het kennis-item wilt koppelen (zie ook Gebruikersgroepen op pagina 60). Het kennis-item zal alleen worden getoond aan bezoekers die deel uitmaken van de geselecteerde gebruikersgroep(en). External ID Hier kunt u een tekst van maximaal 1024 tekens invoeren ter identificatie van het kennis-item. De waarde die u hier invoert, kunt u gebruiken als opstartparameter om KANA Express op te starten met dit kennis-item. (Zie Variabelen voor scripts, campagnes en verrijken in de externe tabbladen op pagina 171.) Aangemaakt Hier worden automatisch de datum en tijd ingevuld waarop het kennis-item is aangemaakt, met daarachter de initialen van de auteur. Gewijzigd Hier worden automatisch de datum en tijd ingevuld waarop het kennis-item is gewijzigd, met daarachter de initialen van de KANA Express-beheerder. Bron Hier wordt automatisch de oorsprong van het kennis-item ingevuld. Er zijn vier mogelijkheden: Categorieën • Beheerder – het kennis-item is aangemaakt door de KANA Expressbeheerder. • E-mail – het kennis-item is ontstaan uit een e-mail die is toegevoegd als FAQ. • Internet – het kennis-item is ontstaan uit een contact dat is toegevoegd als FAQ. • Medewerker – het kennis-item is aangemaakt door een servicemedewerker op basis van een contact dat is toegevoegd als FAQ. Deze optie is alleen beschikbaar als het profiel is ingeschakeld (zie Instellingen op pagina 43) Selecteer hier de categorieën waaraan u het kennis-item wilt koppelen (zie ook Categorieën invoeren en wijzigen op pagina 62). Het kennis-item zal alleen worden getoond aan bezoekers die de betreffende categorieën hebben geselecteerd in hun profiel. Maart 2014 19 Veld Beschrijving Producten Deze optie is alleen beschikbaar als het profiel is ingeschakeld (zie Instellingen op pagina 43) Selecteer hier de producten waaraan u het kennis-item wilt koppelen (zie ook Producten invoeren en wijzigen op pagina 62). Het kennis-item zal alleen worden getoond aan bezoekers die de betreffende producten hebben geselecteerd in hun profiel (zie Inlogprocedure voor bezoekers op pagina 44). Als u bijvoorbeeld product A en product B van categorie 1 selecteert, wordt het kennis-item getoond aan bezoekers die product A óf product B in hun profiel hebben geselecteerd. Als u product C van categorie 1 en product D van categorie 2 selecteert, wordt het kennis-item alleen getoond aan bezoekers die zowel product C als product D in hun profiel hebben geselecteerd. Kennis-items voor menu’s Als een bezoeker een menukennis-item selecteert, verschijnt er een lijst (menu) met opties. Door te klikken op een van de opties krijgt de bezoeker toegang tot het volgende niveau in de menustructuur. Dit kan een antwoord op de vraag zijn (oplossingskennis-items), een webpagina (linkkennis-items) of een volgende lijst (menukennis-items), met opnieuw verschillende opties. Door steeds de gewenste optie(s) te selecteren vindt de bezoeker uiteindelijk het antwoord op zijn vraag. Bij een menukennis-item kunt u voor de kanalen Web en Chatbot afwijkende instellingen voor contactmanagement opgeven. U kunt geen afwijkende tekst opgeven. Uiteraard kunt u wel tekst in verschillende talen invoeren op de taal-tabbladen. U maakt een menukennis-item als volgt aan: 1. Open het menu Kennisgids van de knop Kennisbank. In het hoofdvenster verschijnen de bestaande kennis-items, hiërarchisch gerangschikt. 2. Klik met de rechtermuisknop op het kennis-item waaronder u een nieuw kennis-item wilt aanmaken (het geselecteerde kennis-item wordt blauw gemarkeerd) en selecteer in het contextmenu Toevoegen. Een andere mogelijkheid is dat u met de linkermuisknop klikt op het item waaronder u een nieuw kennis-item wilt aanmaken en in de menubalk klikt op Toevoegen. Er verschijnt een formulier: Maart 2014 20 3. Vul boven en onder het omkaderde gedeelte de taal- en kanaalonafhankelijke instellingen van het nieuwe kennis-item in met behulp van de tabel in Taal- en kanaalonafhankelijke instellingen op pagina 18. 4. Selecteer op het tabblad Algemeen de optie MENU. 5. Klik op de tab van de gewenste taal en vul de algemene gegevens van het nieuwe kennis-item in met behulp van de volgende tabel. Maart 2014 21 Veld Beschrijving Tekst kennis-item Geef hier de titel van het menukennis-item op, bijvoorbeeld Word. Trefwoorden Hier kunt u trefwoorden aan het kennis-item koppelen die op basis van de tekst van het kennis-item niet automatisch gekoppeld zouden worden. Vragen die bezoekers op de site invoeren en binnenkomende contacten die servicemedewerkers ontvangen, worden doorzocht op basis van de trefwoordenlijst, waarna een suggestie wordt gedaan voor een antwoord of oplossing. Aan de vraag Hoe kan ik Word upgraden? zou u bijvoorbeeld het trefwoord Handleiding (met synoniem Help) kunnen koppelen. Als vervolgens in een ingetypte vraag of binnenkomend contact het woord handleiding (of Help) voorkomt, verschijnt het huidige kennis-item ook als mogelijk antwoord voor de bezoeker of als mogelijke oplossing voor de servicemedewerker. Klik op het vergrootglas om de lijst met trefwoorden te openen (zie Trefwoorden en synoniemen op pagina 70). Selecteer in de lijst de trefwoorden die u wilt koppelen en klik op Akkoord om de selectie te bevestigen. 6. Vul op de tab Algemeen de overige algemene gegevens van het nieuwe kennis-item in met behulp van de volgende tabel. Veld Beschrijving Introductietekst Geef hier de inleidende tekst van het menukennis-item op, bijvoorbeeld Wat is uw Word-probleem?. Contactmanagement Als u Nee selecteert, hebben bezoekers bij dit kennis-item niet de mogelijkheid om een contact aan te maken via een webformulier. Als u Ja selecteert, hebben bezoekers bij dit kennis-item wel de mogelijkheid om een contact aan te maken via een webformulier. Er verschijnen extra opties om aan te geven in welke vorm de mogelijkheid wordt aangeboden. • Kies Via menu om de mogelijkheid van het aanmaken van een contact aan te bieden in de vorm van een optie in het menu. De tekst van het kennis-item zou in dat geval bijvoorbeeld Stel een vraag aan de sales-afdeling kunnen zijn. • Kies Via knop om de mogelijkheid van het aanmaken van een contact aan te bieden in de vorm van een contactknop onder het menu. Als u Ja selecteert, verschijnen bovendien extra opties (zie de volgende regels van deze tabel) om te bepalen hoe deze contacten worden toegewezen en Maart 2014 22 Veld Beschrijving welk webformulier verschijnt als de bezoeker heeft aangegeven een vraag te willen stellen. Toewijzing Dit veld verschijnt als bij Contactmanagement de optie Ja is geselecteerd. Kies Automatisch om voor de contacttoewijzing de routeringsregels te volgen. (Zie Routeringsregels op pagina 84.) Kies Afdeling en selecteer een afdeling en medewerker om te zorgen dat een specifieke medewerker contacten behandelt die via een webformulier over dit kennis-item zijn aangemaakt. Webform variant Dit veld verschijnt als bij Contactmanagement de optie Ja is geselecteerd. In dit veld kiest u voor dit kennis-item het formulier dat moet worden getoond aan de bezoeker. U kunt kiezen uit het standaardformulier of een variant. De varianten maakt u aan in het submenu Webcontactformulieren (zie Webcontactformulieren op pagina 81). Chat actief Dit veld verschijnt als bij Contactmanagement de optie Ja is geselecteerd. Als u deze optie inschakelt, kan de bezoeker bij dit kennis-item op een knop klikken om een chatsessie te activeren. Voordat deze knop verschijnt, controleert het systeem of er een servicemedewerker beschikbaar is of in de wachtrij geplaatst kan worden. 7. Herhaal stap 5 en 6 voor elke taal waarvoor u het kennis-item wilt aanmaken. 8. Voer de volgende stappen uit als u voor de kanalen Web of Chatbot afwijkende instellingen voor contactmanagement wilt opgeven: a. Klik op de tab voor het gewenste kanaal. Er verschijnt een selectievakje in de tab. b. Klik op het selectievakje in de tab om de tab te activeren. De kanaaltab is nu voor alle talen geactiveerd. c. Vul de velden in (zie stap 6, u kunt echter geen afwijkende Introductietekst opgeven). d. Klik op de tab voor de volgende gewenste taal en vul de velden in. Herhaal dit voor alle gewenste talen. e. Herhaal de voorgaande stappen voor elk gewenst kanaal. 9. Klik in de menubalk op Toevoegen om de instellingen te bevestigen. Kennis-items voor oplossingen Als een bezoeker een oplossingskennis-item selecteert (meestal een vraag), verschijnt er een antwoord (oplossing). Maart 2014 23 Bij een oplossingskennis-item kunt u voor alle kanalen een afwijkende oplossingstekst opgeven. Verder kunt u voor de kanalen Web en Chatbot afwijkende instellingen voor contactmanagement opgeven. Op de taaltabbladen kunt u tekst in verschillende talen invoeren. U maakt een oplossingskennis-item als volgt aan: 1. Open het menu Kennisgids van de knop Kennisbank. In het hoofdvenster verschijnen de bestaande kennis-items, hiërarchisch gerangschikt. 2. Klik met de rechtermuisknop op het kennis-item waaronder u een nieuw kennis-item wilt aanmaken (het geselecteerde kennis-item wordt blauw gemarkeerd) en selecteer in het contextmenu Toevoegen. Een andere mogelijkheid is dat u met de linkermuisknop klikt op het item waaronder u een nieuw kennis-item wilt aanmaken en in de menubalk klikt op Toevoegen. Er verschijnt een formulier. 3. Vul boven en onder het omkaderde gedeelte de taal- en kanaalonafhankelijke instellingen van het nieuwe kennis-item in met behulp van de tabel in Taal- en kanaalonafhankelijke instellingen op pagina 18. 4. Selecteer op het tabblad Algemeen de optie OPLOSSING. 5. Klik op de tab van de gewenste taal en vul de algemene gegevens van het nieuwe kennis-item in met behulp van de volgende tabel. Veld Beschrijving Tekst kennis-item Geef hier de titel van het oplossingskennis-item op. Bij een oplossingskennisitem is dit meestal een vraag, bijvoorbeeld Hoe moet ik automatisch pagina's nummeren in Word?. Trefwoorden Hier kunt u trefwoorden aan het kennis-item koppelen die op basis van de tekst van het kennis-item niet automatisch gekoppeld zouden worden. Zie Kennis-items voor menu’s op pagina 20 voor een uitgebreide toelichting. 6. Vul op de tab Algemeen de overige algemene gegevens van het nieuwe kennis-item in met behulp van de volgende tabel. Veld Beschrijving Oplossing Typ hier het antwoord op de vraag in de tekst van het kennis-item, bijvoorbeeld Kies de optie Paginanummers in het Word-menu Invoegen. Er geldt geen lengterestrictie voor het antwoord. U kunt in deze tekst ook variabelen gebruiken voor informatie die onderhevig is aan veranderingen. Denk aan namen van agenten en afdelingen, aanmaakdata, percentages en links naar externe systemen. De variabelen die u hier gebruikt, worden 'vertaald' zodra in Agent Desktop op 'Oplossing overnemen' wordt geklikt. Zie Variabelen voor kennis-items op pagina 150 voor een overzicht van de beschikbare variabelen. De variabelen worden pas goed zichtbaar in Agent Desktop. Let daarom op het kanaal en de gebruikersgroep. Maart 2014 24 Veld Beschrijving Het tekstvak is een HTML-editor. Als u in het tekstvak klikt, verschijnt de knoppenbalk van de editor om de tekst van de oplossing te bewerken. De editor biedt de meest gangbare opmaakfuncties. Direct tonen Als u deze optie inschakelt, zien bezoekers na het selecteren van de tekst van het kennis-item (de vraag) direct het antwoord op de vraag. Rating actief Als u deze optie inschakelt, wordt bezoekers gevraagd een oordeel te geven over het antwoord. Zie Rating op pagina 36. Contactmanagement Hiermee bepaalt u of bezoekers bij dit kennis-item de mogelijkheid hebben om via een webformulier een contact aan te maken. Als u Ja selecteert, verschijnen de opties Toewijzing, Webform variant en Chat actief. Zie Kennis-items voor menu’s op pagina 20 voor een uitgebreide toelichting. 7. Herhaal stap 5 en 6 voor elke taal waarvoor u het kennis-item wilt aanmaken. 8. Voer de volgende stappen uit als u voor de overige kanalen afwijkende tekst en/of instellingen wilt opgeven: a. Klik op de tab voor het gewenste kanaal. Er verschijnt een selectievakje in de tab. b. Klik op het selectievakje in de tab om de tab te activeren. De kanaaltab is nu voor alle talen geactiveerd. c. Vul de velden in (zie stap 6, u kunt echter geen afwijkende Introductietekst opgeven). d. Klik op de tab voor de volgende gewenste taal en vul de velden in. Herhaal dit voor alle gewenste talen. e. Herhaal de voorgaande stappen voor elk gewenst kanaal. 9. Klik in de menubalk op Toevoegen om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 25 Kennis-items voor links Als een bezoeker een linkkennis-item selecteert, verschijnt er een webpagina van de KANA Express-site of een externe site. Bij een linkkennis-item kunt u voor de kanalen Web en Chatbot afwijkende instellingen voor contactmanagement opgeven. Op de taal-tabbladen kunt u tekst in verschillende talen invoeren. U maakt een linkkennis-item als volgt aan: 1. Open het menu Kennisgids van de knop Kennisbank. In het hoofdvenster verschijnen de bestaande kennis-items, hiërarchisch gerangschikt. 2. Klik met de rechtermuisknop op het kennis-item waaronder u een nieuw kennis-item wilt aanmaken (het geselecteerde kennis-item wordt blauw gemarkeerd) en selecteer in het contextmenu Toevoegen. Een andere mogelijkheid is dat u met de linkermuisknop klikt op het item waaronder u een nieuw kennis-item wilt aanmaken en in de menubalk klikt op Toevoegen. Er verschijnt een formulier. 3. Vul boven en onder het omkaderde gedeelte de taal- en kanaalonafhankelijke instellingen van het nieuwe kennis-item in met behulp van de tabel in Taal- en kanaalonafhankelijke instellingen op pagina 18. 4. Selecteer op het tabblad Algemeen de optie LINK. 5. Klik op de tab van de gewenste taal en vul de algemene gegevens van het nieuwe kennis-item in met behulp van de volgende tabel. Veld Beschrijving Tekst kennis-item Geef hier de titel van het linkkennis-item op. Bij een linkkennis-item is dit meestal een verwijzing naar een site of pagina, bijvoorbeeld Naar de website van Microsoft. Trefwoorden Hier kunt u trefwoorden aan het kennis-item koppelen die op basis van de tekst van het kennis-item niet automatisch gekoppeld zouden worden. Zie Kennis-items voor menu’s op pagina 20 voor een uitgebreide toelichting. 6. Vul op de tab Algemeen de overige algemene gegevens van het nieuwe kennis-item in met behulp van de volgende tabel. Veld Beschrijving Direct tonen Als u deze optie inschakelt, zien bezoekers na het selecteren van de tekst van het kennis-item (de vraag) direct het antwoord op de vraag. Externe link Als u een verwijzing wilt maken naar een externe website, geeft u hier de volledige URL op. U kunt hier ook verwijzen naar een (toegankelijke) netwerkschijf, bijvoorbeeld F:/<map>/<bestand>. Interne link Hier kunt u een link opnemen naar een ander kennis-item. Hierdoor wordt het mogelijk om kennis-items op verschillende plaatsen te gebruiken zonder deze steeds opnieuw te moeten invoeren. Klik op het vergrootglas en Maart 2014 26 Veld Beschrijving selecteer de kennis-items waarnaar u een verwijzing wilt opnemen. Weergave externe link Selecteer in de keuzelijst de gewenste weergave van de webpagina waarnaar u verwijst: • Standaard - de webpagina verschijnt in het frame van het hoofdmenu (waar meestal de oplossing verschijnt). • Framevullend - de webpagina verschijnt in hetzelfde frame als KANA Express. De zoekopties verdwijnen hiermee van het scherm. • Nieuwe browser - de webpagina verschijnt in een nieuw browservenster. • Maximale browser - de webpagina verschijnt schermvullend in een nieuw browservenster. Rating actief Als u deze optie inschakelt, wordt bezoekers gevraagd een oordeel te geven over het antwoord. Zie Rating op pagina 36. Contactmanagement Hiermee bepaalt u of bezoekers bij dit kennis-item de mogelijkheid hebben om via een webformulier een contact aan te maken. Als u Ja selecteert, verschijnen de opties Toewijzing, Webform variant en Chat actief. Zie Kennis-items voor menu’s op pagina 20 voor een uitgebreide toelichting. 7. Herhaal stap 5 en 6 voor elke taal waarvoor u het kennis-item wilt aanmaken. 8. Voer de volgende stappen uit als u voor de kanalen Web of Chatbot afwijkende instellingen voor contactbeheer wilt opgeven: a. Klik op de tab voor het gewenste kanaal. Er verschijnt een selectievakje in de tab. b. Klik op het selectievakje in de tab om de tab te activeren. De kanaaltab is nu voor alle talen geactiveerd. c. Vul de velden in (zie stap 6, u kunt echter geen afwijkende links opgeven). d. Klik op de tab voor de volgende gewenste taal en vul de velden in. Herhaal dit voor alle gewenste talen. e. Herhaal de voorgaande stappen voor elk gewenst kanaal. 9. Klik in de menubalk op Toevoegen om de instellingen te bevestigen. Kennis-items zoeken U kunt specifieke kennis-items vinden door te zoeken op basis van het nummer van het kennis-item, een of twee trefwoorden, gebruikersgroep, categorie, product, enzovoort. U kunt ook zoeken op combinaties daarvan. Daarnaast kunt u aangeven waarin moet worden gezocht, bijvoorbeeld in de tekst van kennis-items, of in interne of externe links. Dit doet u als volgt: 1. Open het menu Kennisgids van de knop Kennisbank. Maart 2014 27 2. Klik in de menubalk op Zoeken. Boven in het hoofdvenster verschijnt een zoekvenster. 3. Geef de gewenste selectiecriteria op. 4. Klik op Zoeken. Onder de selectiecriteria verschijnt een lijst met kennis-items die voldoen aan de criteria. Als u Interne links hebt geselecteerd in de keuzelijst Zoeken in, toont de linkerkolom kennis-item het IDnummer van het kennis-item dat een verwijzing bevat naar een ander kennis-item. In de rechterkolom kennis-item wordt het ID-nummer weergegeven van het kennis-item waarnaar wordt verwezen. Als u Interne links verwijzingen hebt geselecteerd in de keuzelijst Zoeken in, toont de linkerkolom kennisitem het ID-nummer van het kennis-item waarnaar een ander kennis-item met een interne link verwijst. De rechterkolom kennis-item toont het ID-nummer van het kennis-item met de interne link. Wanneer dit meerdere kennis-items zijn, worden de ID-nummers gescheiden door een komma. 5. Selecteer een kennis-item in de lijst en klik in de menubalk op Tonen. U keert terug naar het overzicht van kennis-items. Het gevonden kennis-item wordt lichtrood weergegeven. 6. Bewerk het kennis-item desgewenst (zie Kennis-items en boomstructuur bewerken). Kennis-items en boomstructuur bewerken In het menu Kennis-items van de knop Kennisbank kunt u zowel de boomstructuur van de bestaande kennisitems bewerken, als de bestaande kennis-items zelf bewerken. Als u een kennis-item hebt geselecteerd, kunt u: • Het kennis-item slepen en neerzetten. Hulpmiddelen bij het verslepen zijn een stippellijn om de plek aan te geven waar het kennis-item terechtkomt, en een lichtblauwe markering om aan te geven onder welk ander kennis-item het versleepte kennis-item terechtkomt. • Dubbelklikken op het kennis-item. Hiermee opent u het kennis-item zodat u het kunt wijzigen. • Rechtsklikken op het kennis-item. Er verschijnt een contextmenu met bewerkingsopties. • Klikken op een van de opties in de menubalk. Het contextmenu van een kennis-item en de menubalk bieden vrijwel dezelfde opties: Optie Beschrijving Zoeken Zie Kennis-items zoeken op pagina 27. Deze optie is alleen beschikbaar via de menubalk. Toevoegen Zie Kennis-items aanmaken op pagina 18. Wijzigen Hiermee opent u het kennis-item zodat u de tekst en gegevens van het kennisitem kunt veranderen. Zie Kennis-items aanmaken op pagina 18 voor informatie over de velden. Verwijderen Hiermee opent u het kennis-item om het te verwijderen. Klik in de menubalk van het formulier op Boom verwijderen om het kennis-item te verwijderen. Knippen Hiermee verplaatst u een kennis-item. Nadat u op Knippen hebt geklikt, geeft u Maart 2014 28 Optie Beschrijving het kennis-item als volgt een nieuwe plaats in de boomstructuur: selecteer het kennis-item waaronder u het kennis-item wilt neerzetten en klik in de menubalk of in het contextmenu op Plakken. Kopiëren Hiermee kopieert u een kennis-item. Nadat u op Kopiëren hebt geklikt, geeft u de kopie als volgt een nieuwe plaats in de boomstructuur: selecteer het kennis-item waaronder u de kopie wilt neerzetten en klik in de menubalk of in het contextmenu op Plakken. Het gekopieerde kennis-item neemt de gebruikersgroep(en) over van het bovenliggende kennis-item. Plakken Hiermee zet u een geknipt of gekopieerd kennis-item neer op een andere plaats in de boomstructuur. Selecteer het kennis-item waaronder u het geknipte of gekopieerde kennis-item wilt neerzetten en klik in de menubalk of in het contextmenu op Plakken. Soorten kennis-items herkennen U kunt de verschillende soorten kennis-items herkennen aan de symbolen bij de naam: Maart 2014 29 Contacten toevoegen aan de lijst met FAQ’s Servicemedewerkers kunnen na behandeling van een contact aangeven dat zij dit willen laten opnemen in de lijst met FAQ's. U, de KANA Express-beheerder, bepaalt uiteindelijk welke contacten daadwerkelijk in de lijst worden opgenomen. Om een contact op te nemen in de lijst met FAQ's gaat u als volgt te werk: 1. Open het menu Contact 2 FAQ van de knop Kennisbank. Boven in het hoofdvenster verschijnt een zoekvenster. 2. Geef in het zoekvenster de selectiecriteria op. U kunt selecteren op basis van afdeling, servicemedewerker, status, onderwerp, periode (Datum t/m) en bron. Daarnaast kunt u in de keuzelijst Standaard antwoord aangeven of u wilt zoeken naar contacten die beantwoord zijn met een standaardantwoord (selecteer Ja), contacten die beantwoord zijn met een niet-standaard antwoord (selecteer Nee) of beide (selecteer Alle). U kunt ook specifiek zoeken naar contacten waarvan servicemedewerkers hebben aangegeven dat ze moeten worden opgenomen in de lijst met FAQ's. Schakel het vakje FAQ-gemarkeerd in. 3. Klik in het zoekvenster op Zoeken. Er verschijnt een lijst met contacten die aan de selectiecriteria voldoen. De vinkjes in de kolom FAQ geven aan welke contacten servicemedewerkers willen opnemen in de lijst met FAQ’s. 4. Selecteer een contact dat u in de lijst wilt opnemen en klik in de menubalk op Behandelen. De gegevens van het contact verschijnen op het scherm. Klik op SCAN TREFWOORDEN om op basis van de in de vraag gemarkeerde trefwoorden te zoeken naar vergelijkbare items in de kennisbank. U kunt in het rechterdeelvenster Gevonden verwijzingen ook handmatig trefwoorden opgeven. Het systeem zoekt eerst naar items met beide trefwoorden en daarna, als dat geen resultaat geeft, naar items met een van beide trefwoorden. Gevonden items verschijnen in het rechterdeelvenster. Als u hierop klikt, verschijnt de kennisbank in een pop-upvenster. 5. Klik in de menubalk op Naar kennisbank als u na het bekijken van de gegevens besluit het contact op te nemen in de lijst met FAQ's. Er verschijnt een venster met kennis-items. 6. Selecteer het kennis-item waaronder u het contact wilt plaatsen en klik in de menubalk op Toevoegen. Er wordt een nieuw, leeg kennis-item geopend. Zie Kennis-items aanmaken op pagina 18 voor verdere instructies. Maart 2014 30 Kennisgids De kennisgids stelt KANA Express in staat om een ’gesprek’ (dialoog) aan te gaan met bezoekers of servicemedewerkers. Op basis van wat een bezoeker of servicemedewerker vraagt, toont KANA Express direct het resultaat van de zoekopdracht of stelt KANA Express een aanvullende vraag met keuzemogelijkheden om de zoekopdracht te verfijnen. Op basis van de keuzes die de bezoeker of servicemedewerker vervolgens maakt, toont KANA Express ofwel het resultaat van deze nieuwe zoekopdracht ofwel stelt KANA Express opnieuw een aanvullende vraag met keuzemogelijkheden. Op deze manier wordt de zoekopdracht verfijnd. De kennisgids is een verzameling van wat in KANA Expresskennisgidsdefinities worden genoemd. Zo’n definitie bestaat uit een unieke combinatie van een aantal termen die in een matrix wordt vastgelegd. Deze termen heten toptermen, narrowtermen en operators. Een topterm is een hoofdcategorie waar informatie over beschikbaar is, bijvoorbeeld een rekening. Een narrowterm is een onderverdeling van zo’n topterm, bijvoorbeeld betaal, internet of spaar. Een operator is een activiteit die op een topterm (al dan niet in combinatie met een narrowterm) kan worden uitgevoerd, zoals afsluiten en opzeggen. De wijze waarop deze termen en operators in de matrix aan elkaar zijn verbonden, bepaalt het resultaat van de zoekopdracht. Met andere woorden, op basis van de zoekzin (bijvoorbeeld ’rekening openen’) worden alle potentiële cellen (dit kan er maar één zijn) in een of meer matrices bepaald. De inhoud van deze cel(len) wordt vervolgens aan de bezoeker of servicemedewerker getoond. Het opbouwen van de kennisgids begint met het definiëren van toptermen. Vanuit een topterm definieert u vervolgens de bijbehorende narrowtermen en operators. Tot slot geeft u in een matrix per combinatie van topterm, narrowterm en operator aan of en zo ja, welke kennis-item of items aan de bezoeker moeten worden getoond. Bijvoorbeeld: Stel de kennisgids bevat een matrix met de topterm "Rekening", met de narrowtermen "Betaal", "Internet" en "Spaar" en de operators "Afsluiten" en "Opzeggen". Zie Kennis-item aan kennisgidsdefinitie koppelen op pagina 32 voor een voorbeeld van zo’n matrix. Zodra een bezoeker het woord "rekening" typt en op Zoeken klikt, zoekt KANA Express dat woord op in de kennisgids. Vervolgens ziet de bezoeker de vraag: "Wat voor rekening bedoelt u?" met een keuze uit "Betaal", "Internet" en "Spaar". Kiest de bezoeker "Internet", dan verschijnt de tekst "Ik wil een internetrekening" met een keuze uit "afsluiten" en "opzeggen". Kiest de bezoeker "afsluiten" dan toont KANA Express het zoekresultaat of de zoekresultaten die in de matrix gekoppeld zijn aan de combinatie van de drie gekozen termen, in dit voorbeeld "rekening", "internet" en "afsluiten". U kunt de kennisgids zowel voor bezoekers als voor servicemedewerkers aan- of uitzetten. Zie Tabblad Portaal op pagina 43 en Tabblad Servicemanager (Agent Desktop) op pagina 52. KANA Express corrigeert onder meer spelfouten en breidt de zoekopdracht uit met synoniemen. Mocht de bezoeker uit het voorgaande voorbeeld "rekeniing" typen, dan zal het zoekresultaat identiek zijn. Maart 2014 31 Topterm toevoegen of wijzigen 1. Open het menu Kennisgids van de knop Kennisbank. In het hoofdvenster verschijnen de bestaande toptermen binnen de kennisgids, in alfabetische volgorde. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer de topterm en klik op Wijzigen. Er verschijnt een formulier. 3. Typ of wijzig de gegevens met behulp van de volgende tabel. Veld Beschrijving Topterm Typ of wijzig de naam voor de topterm in de verschillende talen. Beschrijving Een logische beschrijving van de Kennisgids. Hiermee kan een beheerder de verschillende Kennisgidsen beter onderscheiden. Gebruikersgroepen Selecteer de gebruikersgroepen die gebruik mogen maken van deze topterm. Standaard zijn alle gebruikersgroepen geselecteerd. 4. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen om de nieuwe of gewijzigde topterm op te slaan. U kunt toptermen ook verwijderen. Selecteer hiervoor de topterm en klik op Verwijderen in de menubalk. Narrowterm of operator aan een topterm koppelen Narrowtermen en operators worden op precies dezelfde manier aan een topterm gekoppeld. 1. Open het menu Kennisgids van de knop Kennisbank. In het hoofdvenster verschijnen de bestaande toptermen binnen de kennisgids, in alfabetische volgorde. 2. Klik op de topterm waaraan u een narrowterm of operator wilt koppelen en klik in de menubalk op Kennisgidsmatrix. De matrix wordt weergegeven. Deze kan leeg of reeds gevuld zijn. 3. Klik in de menubalk op Narrowterm toevoegen of Operator toevoegen in de menubalk. Er verschijnt een formulier. 4. Typ de naam voor de narrowterm of operator in de diverse talen en klik op Toevoegen. In het onderste gedeelte van het venster wordt een preview getoond. Hier ziet u hoe bezoekers en servicemedewerkers het dialoogvenster zullen zien. U kunt de preview in elke taal weergeven. U kunt narrowtermen en operators ook wijzigen of verwijderen . Kennis-item aan kennisgidsdefinitie koppelen Aan elke unieke combinatie van topterm, narrowterm en operator (een cel in de matrix) kunt u een kennis-item koppelen. Dit item wordt dan het resultaat van de zoekopdracht. Kennis-items die u koppelt aan een kennisgidsdefinitie, kunnen afkomstig zijn uit de KANA Express-kennisbank of uit een externe kennisbron. 1. Open het menu Kennisgids van de knop Kennisbank. In het hoofdvenster verschijnen de bestaande toptermen binnen de kennisgids, in alfabetische volgorde. 2. Klik op de gewenste topterm en klik in de menubalk op Kennisgidsmatrix. De matrix voor de gekozen topterm verschijnt. Hieronder ziet u een voorbeeld van een matrix. Maart 2014 32 3. Klik in de gewenste cel. Er verschijnt een formulier met de volgende opties: Optie Beschrijving Kennisbron gebruiken Schakel deze optie in als u een kennisbron wilt gebruiken. Als u deze optie niet inschakelt, wordt de geselecteerde kennisgidsdefinitie niet gebruikt. Met andere woorden, u biedt deze mogelijkheid niet aan de bezoeker of servicemedewerker. De matrixcel is nu leeg. Kennisbron Selecteer hier de kennisbron die u wilt gebruiken: de kennisbank van KANA Express of een externe kennisbron. Als u in de keuzelijst KANA ExpressKennisbron hebt geselecteerd als kennisbron, verschijnt het veld Kennis-item ID. Vul hier het nummer in van het kennis-item dat u wilt koppelen aan de geselecteerde kennisgidsdefinitie. U kunt een kennis-item ook overnemen uit het overzicht van kennis-items. Het overzicht roept u via het pijltje op. Selecteer vervolgens het juiste kennis-item en klik op Kopiëren .Als u in de keuzelijst Kennisbron een externe kennisbron hebt geselecteerd, verschijnt het veld Extern ID. Vul hier het nummer in van het item dat u wilt koppelen aan de geselecteerde kennisgidsdefinitie. Het nummer van het kennis-item wordt in de matrixcel getoond. Zoekopdracht (standaard) Schakel deze optie in als u voor de geselecteerde kennisgidsdefinitie een zoekopdracht wilt laten uitvoeren gebaseerd op de drie termen. De matrixcel bevat nu een vergrootglas. Zoekopdracht met specifieke termen Schakel deze optie in als u voor de geselecteerde kennisgidsdefinitie een zoekopdracht wilt laten uitvoeren gebaseerd op specifieke termen. U kunt de zoektermen invullen in het invoerveld dat verschijnt als u deze optie selecteert. 4. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 33 Kennisgidsdialoog aanpassen De volgende afbeelding toont de matrix waarin u de kennisgidsdialoog kunt aanpassen. Voor elke matrix kunt u de kennisgidsdialoog aanpassen voor bezoekers en/of servicemedewerkers. 1. Open het menu Kennisgids van de knop Kennisbank. In het hoofdvenster verschijnen de bestaande toptermen binnen de kennisgids. 2. Klik op de gewenste topterm en klik in de menubalk op Matrix dialogen. Er verschijnt een venster dat in twee delen is verdeeld. In het bovenste gedeelte kunt u wijzigingen aanbrengen in de kennisgidsdialoog voor het portaal en/of Agent Desktop. In het onderste gedeelte van het venster ziet u hoe de (gewijzigde) dialoog eruit ziet voor bezoekers (op het tabblad Portaal) en voor servicemedewerkers (op het tabblad Agent Desktop). 3. Breng in het bovenste deel van het venster de gewenste wijzigingen aan: Als u de dialoog wilt aanpassen voor het portaal of voor Agent Desktop, brengt u respectievelijk wijzigingen aan in de kolom Portaal of in de kolom Servicemanager (Agent Desktop). Als u de dialoog voor zowel het portaal als Agent Desktop wilt aanpassen, brengt u wijzigingen aan in de kolom Standaard. Klik in de cel die overeenkomt met de vraag die of het zinsdeel dat u wilt wijzigen. Breng vervolgens de wijzigingen aan in het formulier dat verschijnt. 4. Klik in de menubalk op Wijzigen om de wijzigingen te bevestigen. 5. Herhaal stap 3 en 4 voor alle vragen en zinsdelen van de dialoog die u wilt aanpassen. Maart 2014 34 Beschikbaarheid van kennisbronnen beperken Standaard zijn externe kennisbronnen beschikbaar voor alle gebruikersgroepen, alle talen en alle kanalen (zoals e-mail of chatbot). Maar het kan handig zijn om te zorgen dat een externe kennisbron niet zomaar door iedereen is te raadplegen. Bijvoorbeeld, een Engelstalige bezoeker heeft weinig baat bij een Nederlandstalige kennisbron, of het is niet de bedoeling dat een anonieme bezoeker informatie kan bekijken die voor geregistreerde klanten is bestemd. Daarom is het mogelijk om de beschikbaarheid van een kennisbron te beperken tot de gebruikersgroepen, talen en kanalen die u selecteert. 1. Open het menu Kennisbronnen van de knop Kennisbank. 2. Selecteer de kennisbron waarvan u de beschikbaarheid wilt wijzigen en klik op Wijzigen. 3. Wijzig de gegevens met behulp van de volgende tabel. Veld Beschrijving Gebruikersgroepen Met deze drie opties bepaalt u voor welke gebruikersgroepen, talen en kanalen de kennisbron beschikbaar is. Talen Kies Alle om de kennisbron voor alle gebruikersgroepen, talen of kanalen beschikbaar te maken. Kanalen Kies De volgende en selecteer items in de keuzelijst die verschijnt, om de kennisbron alleen beschikbaar te maken voor de geselecteerde items. Houd CTRL ingedrukt om meerdere items te selecteren. 4. Klik in de menubalk op Wijzigen om de wijzigingen te bevestigen. Maart 2014 35 Configuratie - Instellingen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat de mogelijkheden zijn met het menu Instellingen dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. Met de submenu’s van het menu Instellingen stelt u de uiterlijke kenmerken van KANA Express in, zoals look & feel van de gebruikersinterface, het formaat van pop-upvensters en de indeling van het hoofdscherm. Verder legt u hier de belinstellingen vast voor telemarketingcampagnes in de module Campagnes. (Zie Configuratie - Campagnes op pagina 114 voor meer informatie over telemarketingcampagnes.) KPI instellingen Het submenu KPI instellingen toont de instellingen van Key Performance Indicators die voor analysedoeleinden worden gebruikt. Dit submenu wordt beschreven in de handleiding 'Dashboard, Rapportage en Analyse'. Rating Bij een kennis-item met een rating kan een bezoeker een oordeel geven over het antwoord. Deze oordelen zijn op te vragen in rapporten. Met het submenu Rating stelt u in uit welke mogelijkheden de bezoeker kan kiezen bij het geven van zijn oordeel. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Rating in het menu Instellingen van de knop Configuratie. 2. Gebruik de opties in de menubalk om "antwoordmogelijkheden", dat wil zeggen de oordelen waaruit bezoekers kunnen kiezen, toe te voegen, te wijzigen, te verwijderen en omhoog of omlaag te verplaatsen. Pagina's Met het submenu Pagina’s kunt u de indeling, inhoud en functionaliteit van pagina's en formulieren in KANA Express instellen. U kunt de titels, inleidende teksten, helpteksten, schermteksten, buttons en meldingsteksten wijzigen. U kunt velden in formulieren verplicht of onzichtbaar maken en Alt-teksten opgeven. Het hangt af van de pagina of het formulier welke van deze functies beschikbaar zijn. Voor alle pagina’s en formulieren kunt u tevens een vertaling invoeren. De algemene werkwijze voor het bijwerken van pagina’s en formulieren is als volgt: 1. Open het submenu Pagina's in het menu Instellingen van de knop Configuratie. Er verschijnt een lijst met pagina's en formulieren. Dit zijn de pagina's die u kunt bewerken. Aan de linkerkant ziet u de ID-nummers en de systeemnamen van de pagina's, aan de rechterkant de titels die de bezoeker van KANA Express ziet. 2. Klik op de punthaken in de menubalk om door de lijst te bladeren en selecteer de pagina die u wilt wijzigen. 3. Klik in de menubalk op Wijzigen. Er verschijnt een lijst met de objecten die u in de geselecteerde pagina kunt selecteren, wijzigen, verplaatsen of vertalen. 4. Selecteer het object dat u wilt wijzigen en klik in de menubalk op Wijzigen. 5. Bepaal de eigenschappen van het object met behulp van de volgende tabel. Houd er rekening dat niet alle opties op alle pagina's beschikbaar zijn. Maart 2014 36 Optie Beschrijving Schermtekst Tekst waaruit het doel van het object blijkt. Bijvoorbeeld de naam van het veld of de knop, of een instructie aan de gebruiker. Als u geen schermtekst opgeeft voor een object, komt het object op dezelfde regel als het voorgaande object. Deze functionaliteit is beschikbaar voor de volgende combinaties van twee objecten, namelijk • postcode + plaatsnaam • straatnaam + huisnummer Hiermee zorgt u dat deze gegevens juist wel of juist niet op één regel komen. Alt-tekst De tekst die verschijnt wanneer de cursor over een veld wordt verplaatst. verplicht Selecteer deze optie om invullen van het veld verplicht te maken. zichtbaar Selecteer deze optie om het veld in het formulier op te nemen. zoeken Selecteer deze optie om te zorgen dat de inhoud van het veld doorzoekbaar is. adresveld Selecteer deze optie om aan te geven dat u dit veld wilt kunnen gebruiken om een adres vast te leggen via de adreszoekservice. Zie Adreszoekservice instellen op pagina 76 en Adresregistratie instellen op pagina 77. Als u dit veld deselecteert, wordt de eventuele bestaande adresregistratie ook verwijderd. Kolombreedte (%) Als u hier een percentage invult, wordt het formulierveld als kolom getoond in het klantenscherm en in het e-mailscherm. Het percentage geeft aan hoeveel ruimte de kolom in beslag mag nemen. Als de kolomkoppen samen niet op 100% uitkomen, dan verdeelt KANA Express de kolommen naar verhouding. Het is niet handig om van alle formuliervelden een kolom te maken, want dat past niet op het scherm. 6. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik in de menubalk op Akkoord om deze te bevestigen. 7. U kunt desgewenst de volgorde van de objecten wijzigen: selecteer een object en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag. 8. Klik in de menubalk op Terug om terug te gaan naar het pagina-overzicht. In de volgende tabel vindt u een korte toelichting op de pagina’s. Pagina-ID Systeemnaam Beschrijving 1 Registratie NAWgegevens De onderdelen van het klantenoverzicht in Agent Desktop en het scherm voor de registratie van klantgegevens op het Portaal. Maart 2014 37 Pagina-ID Systeemnaam Beschrijving 2 Registratie bedrijfsgegevens De onderdelen van het bedrijvenoverzicht in Agent Desktop. 3 Selecteer een geregistreerd product De onderdelen van het scherm in het portaal om een profiel te kiezen. 7 Inloggen klant De onderdelen voor het scherm waarmee bezoekers zich aanmelden. 8 Klant inloggegevens vergeten De onderdelen van het scherm dat verschijnt als een klant zijn of haar inloggegevens is vergeten en op Inloggegevens vergeten heeft klikt. 9 Hoofdscherm De algemene onderdelen van het KANA Express-hoofdscherm. 10 Inloggen servicemedewerker De onderdelen voor het scherm waarmee servicemedewerkers zich aanmelden. 11 Hoofdscherm zoekmenu servicemedewerker De onderdelen van de kennisbank in Agent Desktop. 13 Contactoverzicht servicemedewerker Deze pagina heeft geen functie in deze versie van KANA Express. 14 Servicemedewerker inloggegevens vergeten De onderdelen van het scherm dat verschijnt wanneer een servicemedewerker de inloggegevens voor Agent Desktop is vergeten. 16 Contact aanmaken servicemedewerker Deze pagina heeft geen functie in deze versie van KANA Express. 17 Profiel klant wijzigen De onderdelen van het scherm waarmee de bezoeker een profiel kan kiezen en wijzigen. 19 Registratie profiel klant De pagina waarmee de bezoeker een gebruikersprofiel opgeeft. 25 Profielschets 2 (Sitemanager) De naam die is gekoppeld aan profieltabel 5,08 cm in de Sitemanager. 26 Profielschets 1 (Sitemanager) De naam die is gekoppeld aan profieltabel 1 in de Sitemanager. Maart 2014 Denk aan de mogelijkheid om velden wel/niet op dezelfde regel te zetten door middel van het niet/wel opgeven van schermteksten. 38 Pagina-ID Systeemnaam Beschrijving 27 en 28 Contact aanmaken anonieme klant De onderdelen van het formulier dat de bezoeker invult bij het stellen van een vraag. Contact aanmaken klant Enkele bijzonderheden over deze pagina’s: Denk aan de mogelijkheid om velden wel/niet op dezelfde regel te zetten door middel van het niet/wel opgeven van schermteksten. U kunt het veld waarin de bezoeker zijn of haar vraag typt, aan- of uitzetten. Als u voor het object Schermtekst vraag instelt dat het veld niet zichtbaar of niet verplicht is, dan wordt een streepje getoond in het vraagveld van het contact. U kunt bezoekers de mogelijkheid geven om maximaal vijf bijlagen mee te sturen met een webcontactformulier in dat het veld zichtbaar moet zijn als u het veld wilt activeren. Als u aangeeft dat het veld verplicht is, moeten bezoekers een bijlage meesturen met het webcontactformulier. U kunt instellen dat bezoekers altijd een ontvangstbevestiging ontvangen. Selecteer hiervoor de optie verplicht voor het object Schermtekst ontvangstbevestiging contact. De bezoeker moet dan dit selectievakje op het webcontactformulier inschakelen om het formulier te kunnen verzenden. Voor de routering van de vraag kunt u een dropdown keuzelijst definiëren waaruit de gebruiker een keuze mag of moet maken. Bijvoorbeeld een lijst getiteld "Kies uw provincie", bestaande uit een lijst provincienamen. Per item uit de lijst (in het voorbeeld dus per provincie) stelt u in naar welke afdeling of servicemedewerker het formulier wordt doorgestuurd als de gebruiker dit item kiest. U definieert als volgt een keuzelijst voor de routering: 1. Klik in de menubalk op de punthaak > om naar de volgende pagina met objecten te gaan. 2. Selecteer het object Schermtekst routering en klik in de menubalk op Wijzigen. 3. Typ bij Schermtekst de titel van de lijst, en selecteer desgewenst de optie om de keuzelijst verplicht te maken. 4. Klik in de menubalk op Routing. 5. Klik in de menubalk op Toevoegen, geef de tekst van het lijstitem op en de afdeling en/of servicemedewerker die u daaraan wilt koppelen en klik weer op Toevoegen. 6. Herhaal de vorige stap voor elk item dat u aan de lijst wilt toevoegen. Maart 2014 39 Pagina-ID Systeemnaam Beschrijving 29 Contactbevestiging klant De onderdelen voor de bevestiging die de bezoeker ontvangt na het invullen van een webcontactformulier. 30 Contactoverzicht klant De onderdelen van het contactoverzicht van de ingelogde bezoeker. 31 Contactdetail klant De onderdelen van het overzicht met contactdetails van de ingelogde bezoeker. 32 Helpscherm De onderdelen van het helpscherm op het portaal. 36 Registratie profiel anoniem De pagina waarmee een anonieme bezoeker een gebruikersprofiel opgeeft. 37 Rating De onderdelen van het scherm waarmee bezoekers een oordeel over een antwoord kan geven. 38 Chat aanvraag anonieme klant De onderdelen van een pre-chatformulier dat een klant invult voordat de chatdialoog start, zodat de servicemedewerker tijdens de chat sneller toekomt aan het beantwoorden van de eigenlijke vraag. Om pagina 38 te gebruiken, moet u de optie Pre-chat voorkant aanzetten op het tabblad Chat in het submenu Parameters. 39 Chatvenster notificaties Frontzijde De onderdelen van een formulier om de standaardteksten die het systeem bij een chat weergeeft, aan te passen aan het publiek van de site. Tracking code In een aantal pagina's voor het portaal, de chatbot en Agent Desktop kunt u bovendien een tracking code opnemen. De tracking code zorgt ervoor dat statistieken van de pagina kunnen worden opgevraagd en geanalyseerd met een webanalytics tool. Hiermee is het mogelijk om het gedrag van het portaal, de chatbot en Agent Desktop te meten en op te nemen in de webanalytics van de gehele website. Op de pagina's 1, 3, 7, 8, 9, 11, 19, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 36, 37, 38 en 39 kunt u een tracking code opnemen door het object TRACKING CODE te vullen met een tracking script. Opmaak KANA Express wordt standaard geleverd met een default portaal dat door middel van een iframe in de website van de klant kan worden opgenomen. Met het submenu Opmaak kunt u de schermkleuren in KANA Express aanpassen aan uw eigen huisstijl en zo de stylesheet voor het portaal naar wens aanpassen. Maart 2014 40 Schermkleuren van portaal aanpassen Het gaat hierbij om de kleur van bijvoorbeeld links, tekst, kaders en achtergrond. Om de kleuren aan te passen, moet u beschikken over de 6-cijferige codes van de kleuren die op uw eigen website worden gebruikt. Raadpleeg indien nodig het huisstijlhandboek van uw organisatie of uw webbeheerder. Er zijn op internet ook verschillende shareware-applicaties verkrijgbaar waarmee u de kleurcodes van uw bedrijfssite kunt inlezen. Verder geeft u met dit submenu aan welke afbeeldingen u wilt weergeven in het bovenste gedeelte van een chatdialoogvenster, bijvoorbeeld een achtergrondafbeelding met daaroverheen een kleinere afbeelding van het bedrijfslogo. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Opmaak in het menu Instellingen van de knop Configuratie. 2. Vul in de lijst met schermonderdelen de gewenste kleurcodes in. 3. Geef aan of u kleurverloop wilt van de achtergrond van de menubalk, de knoppenbalk en het tekstzoekkader. Als u kleurverloop wilt, vult u bij Lichte achtergrond en Donkere achtergrond van het schermonderdeel de kleurcodes in voor een lichte en een donkere versie van de gewenste kleur. Als u geen kleurverloop wilt, vult u voor de lichte achtergrond en de donkere achtergrond dezelfde kleurcode in. 4. Geef de kleuren op voor de Autosuggest-functionaliteit: Typ in het veld Tekst kleur suggesties de kleurcode voor de tekstkleur van suggesties die verschijnen als de bezoeker op het portaal een zoekzin typt, en typ in het veld Kleur van suggesties de kleurcode van de achtergrondkleur die een suggestie krijgt als de bezoeker de muisaanwijzer op de suggestie plaatst. 5. Geef onder Chat aan welke achtergrondafbeelding u boven aan het chatdialoogvenster wilt weergeven, en welke kleinere afbeelding u daarbovenop wilt weergeven: klik op Upload (498 x 110 px) voor de achtergrondafbeelding of op Upload (201 x 41 px) voor de bovenliggende afbeelding, klik op Bladeren om het afbeeldingsbestand te selecteren en klik vervolgens op Start upload. 6. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Met het submenu Opmaak kunt u de schermkleuren in KANA Express aan uw huisstijl aanpassen. Het gaat hierbij om de kleur van bijvoorbeeld links, tekst, kaders en achtergrond. Om de kleuren aan te passen, moet u beschikken over de 6-cijferige codes van de kleuren die op uw eigen website worden gebruikt. Raadpleeg indien nodig het huisstijlhandboek van uw organisatie of uw webbeheerder. Er zijn op internet ook verschillende shareware-applicaties verkrijgbaar waarmee u de kleurcodes van uw bedrijfssite kunt inlezen. Stylesheet van portaal aanpassen Met de geavanceerde optie kunnen beheerders van KANA Express een aangepaste stylesheet maken en publiceren. Zij doen dit door de standaard stylesheet voor het portaal in een CSS-editor te bewerken. In de editor kan alleen tekst worden worden bewerkt. Nadat een aangepaste stylesheet is gegenereerd, kan de sheet worden opgeslagen en daarna worden gepubliceerd. De aangepaste stylesheet wordt pas na publicatie door het portaal gebruikt. Dit betekent dat het uiterlijk van het portaal pas dan wordt veranderd. Ga als volgt te werk om een aanpaste stylesheet te definiëren en te publiceren: 1. Open het submenu Opmaak in het menu Instellingen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Geavanceerd. Er wordt een nieuw scherm geopend dat bestaat uit een nieuwe menubalk en een venster voor de CSS-editor. In de rechterbovenhoek van de menubalk wordt de status van de aangepaste stylesheet weergegeven. De status is Concept (rood gemarkeerd) of Gepubliceerd (groen gemarkeerd). Maart 2014 41 3. Bewerk de inhoud van de huidige stylesheet. Om het effect van uw wijzigingen te zien, kunt u een voorbeeld genereren van het portaal waarop de aangepaste stylesheet is toegepast. Klik hiertoe in de menubalk op Voorbeeld. Als u klikt op Voorbeeld afsluiten, keert u terug naar de CSS-editor. In het voorbeeld ziet u zowel de opgeslagen als de niet-opgeslagen wijzigingen aan de aangepaste stylesheet. 4. Klik op de knop Terug naar standaard als u alle wijzigingen die u in de CSS-editor hebt aangebracht ongedaan wilt maken en de standaard stylesheet (opnieuw) in de editor wilt laden. U bevestigt dit door op Ja te klikken in het berichtvak dat wordt geopend. Klik op Annuleren als u het ongedaan maken wilt annuleren. 5. U slaat de wijzigingen op door op Aangepaste stylesheet opslaan te klikken. Dit kan rechtstreeks in de menubalk, maar ook in het submenu Voorbeeld. Er wordt zo een aparte stylesheet gedefinieerd en opgeslagen, waardoor de ongewijzigde standaard stylesheet beschikbaar blijft. Onder de menubalk verschijnt het bericht 'Aangepaste stylesheet opgeslagen'. U ziet dat de status van de stylesheet Concept blijft, ondanks het feit dat de sheet is opgeslagen. 6. Klik in de menubalk op Publiceren. Er wordt een berichtvenster geopend. Klik op Annuleren om terug te keren naar de conceptversie van de stylesheet. Klik op Ja om de publicatie te bevestigen. Het bericht 'Aangepaste stylesheet gepubliceerd' wordt weergegeven. Rechtsboven in de menubalk verandert de status nu van Concept naar Gepubliceerd. De aangepaste stylesheet wordt vanaf nu door het portaal gebruikt. Door extra wijzigingen aan de gepubliceerde aangepaste stylesheet op te slaan, worden deze wijzigingen direct gepubliceerd indien er bevestigend wordt gereageerd op de melding die verschijnt. Ga als volgt te werk om terug te keren naar de standaardinstelling wanneer u het menu Geavanceerde opmaak nog niet hebt afgesloten: 1. Klik in de menubalk op Publicatie ongedaan maken. Er wordt een berichtvenster geopend. Klik op Annuleren om terug te keren naar de gepubliceerde versie van de stylesheet. Klik op Ja om het ongedaan maken van de publicatie te bevestigen. Het bericht 'Publicatie aangepaste stylesheet ongedaan gemaakt' wordt weergegeven en de inhoud van de stylesheet wordt in de CSS-editor geladen. De status verandert van Gepubliceerd naar Concept. of Klik op Terug naar standaard. Er wordt een berichtvenster geopend. Klik op Annuleren om terug te keren naar de gepubliceerde versie van de stylesheet. Klik op Ja om het ongedaan maken van alle wijzigingen te bevestigen en de standaard stylesheet (opnieuw) in de editor te laden. Het bericht 'Styling portaal teruggezet naar standaard' wordt weergegeven en de inhoud van de standaard stylesheet wordt in de CSS-editor geladen. De status verandert van Gepubliceerd naar Concept. Ga als volgt te werk om terug te keren naar de standaardinstelling wanneer u het menu Opmaak opnieuw opent: 1. Open het submenu Opmaak in het menu Instellingen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Geavanceerd. De standaard stylesheet wordt in de CSS-editor geladen. 3. Klik op Terug naar standaard. Er wordt een berichtvenster geopend. Klik op Annuleren om af te breken. Klik op Ja om het ongedaan maken van alle wijzigingen te bevestigen. Het bericht 'Styling portaal teruggezet naar standaard' wordt weergegeven. Maart 2014 42 Instellingen Met het submenu Parameters stelt u de algemene kenmerken van KANA Express in, die de globale werking van het systeem bepalen. De opties van dit submenu zijn verdeeld over drie tabbladen. Met de opties op het tabblad Portaal stelt u aspecten van het webportaal in, zoals het formaat van pop-upvensters en de inlogprocedure voor bezoekers. Met de opties op het tabblad Servicemanager (Agent Desktop) stelt u mogelijkheden in waarover servicemedewerkers beschikken bij gebruik van Agent Desktop, zoals het mogen versturen van bijlagen. Met de opties op het tabblad Chat stelt u de mogelijkheden in die de chatmodule biedt, waaronder de wachtrij-instellingen. Meer gedetailleerde kenmerken, zoals kleuren en opmaak stelt u in met de andere submenu’s in het menu Instellingen van de knop Configuratie. Zie Rating op pagina 36Pagina's op pagina 36 en Opmaak op pagina 40. Tabblad Portaal Op het tabblad Portaal worden groepen verwante opties weergegeven, gescheiden door doorgetrokken strepen. U vindt hier groepen opties voor symbolen voor kennis-items, inlogprocedure voor bezoekers, formaat en functie van pop-upvensters, beginpagina voor bezoekers, cookies en bronnen die een bezoeker mag inzien. U gaat als volgt naar het tabblad Portaal: 1. Open het submenu Parameters in het menu Instellingen van de knop Configuratie en klik in het hoofdvenster op de tab Portaal. Symbolen voor kennis-items In het portaal dat bezoekers te zien krijgen, worden kennis-items voorafgegaan door een symbool. U stelt als volgt in welk kennis-itemsymbool wordt weergegeven: Maart 2014 43 1. Op het tabblad Portaal staan in het eerste gedeelte (boven de eerste streep) achter Kennis-itemsymbool diverse symbolen. Selecteer het keuzerondje bij het gewenste symbool. 2. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instelling te bevestigen. Inlogprocedure voor bezoekers KANA Express heeft drie typen gebruikers: bezoekers (klanten), servicemedewerkers en KANA Expressbeheerders. De inlogprocedure voor servicemedewerkers en KANA Express-beheerders is standaard ingesteld (zie Toegang krijgen op pagina 10). De inlogprocedure voor bezoekers wordt ingesteld door u, de KANA Expressbeheerder. U stelt de inlogprocedure voor bezoekers als volgt in: 1. Selecteer op het tabblad Portaal in het tweede gedeelte (tussen de eerste en de tweede streep) de gewenste opties, met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Registreren Als u deze optie inschakelt, kunnen bezoekers van het Portaal zelf een inlognaam en wachtwoord opgeven en zich zo registreren. Als u deze optie uitschakelt, moet u, de KANA Express-beheerder, nieuwe bezoekers registreren, dat wil zeggen voorzien van een inlognaam en wachtwoord. Anoniem Als u deze optie inschakelt, kunnen bezoekers het Portaal bezoeken zonder inlognaam en wachtwoord. Na het inloggen kunnen deze anonieme bezoekers zich alsnog registreren indien de opties Registreren en Inloggen zijn ingeschakeld. Als u deze optie uitschakelt, kunnen bezoekers het Portaal niet bezoeken zonder eerst in te loggen. Inloggen Als u deze optie inschakelt, moeten bezoekers inloggen om toegang te krijgen tot het Portaal. Als u deze optie uitschakelt, mogen bezoekers anoniem inloggen. De optie kan niet worden uitgeschakeld als Registreren is ingeschakeld. Profiel Als u Profiel aan inschakelt, moeten bezoekers bij de registratie een uitgebreid profiel vastleggen. Als u Profiel uit inschakelt, hoeven bezoekers bij de registratie geen profiel vast te leggen. Als u Profiel multi inschakelt, mogen bezoekers meerdere profielen vastleggen. In dit geval moeten zij tijdens het inloggen een keuze uit de profielen maken. Toon profielinformatie bij zoekresultaten Als u deze optie inschakelt, wordt het profiel dat aan een kennis-item is gekoppeld, getoond in de zoekresultaten. Kennis-item actieve Mogelijk hebt u een kennisbank met meerdere talen. Met deze optie kunt u in- of Maart 2014 44 Optie Beschrijving talen controleren uitschakelen of het verplicht is om kennis-items in elke taal in te voeren en bij te houden (in geval van wijzigingen van bestaande kennis-items). Als u deze optie uitschakelt, heeft dat consequenties voor het beheer: mogelijk lopen de verschillende taalversies dan niet synchroon. Toon profiel op portaal Als u deze optie inschakelt, wordt het profiel van de bezoeker op het portaal weergegeven, zodat de bezoeker met behulp daarvan selecties kan maken. Inlogscherm actief Als u deze optie inschakelt, wordt bij het inloggen altijd eerst het inlogscherm weergegeven. Als u deze optie uitschakelt, wordt het inlogscherm niet weergegeven en komen bezoekers direct in het systeem als anonieme bezoekers. Profiel vooraf vragen Als u deze optie inschakelt, moeten anonieme bezoekers bij het inloggen bepaalde producten of categorieën kiezen. Deze optie kan alleen worden ingeschakeld als Profiel aan of Profiel multi is ingeschakeld. Als u deze optie uitschakelt, krijgen anonieme bezoekers direct toegang tot KANA Express en zijn alle producten en categorieën automatisch geselecteerd. Later kan het profiel worden verfijnd. 2. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Zie Cookies op pagina 49 voor informatie over het gebruik van cookies bij de inlogprocedure. Nadat u voor het eerst als KANA Express-beheerder bent ingelogd, kunt u de inloggegevens van alle gebruikers wijzigen, inclusief die van uzelf. Raadpleeg Externe tabbladen op pagina 89. Formaat en functie van pop-upvensters U kunt de indeling en de functie van de pop-upvensters NAW, Profiel en Helpscherm gedeeltelijk zelf instellen. Pop-upvensters worden niet automatisch voorzien van een schuifbalk als er te veel informatie in staat. Let er daarom op dat u het formaat ruim instelt. U stelt het formaat en de functie van pop-upvensters als volgt in: 1. Geef op het tabblad Portaal in het derde gedeelte (tussen de tweede en de derde streep) de gewenste breedte en hoogte op (in pixels) bij Pop-up NAW, Pop-up Profiel en Pop-up Helpscherm. 2. Selecteer de gewenste opties in de keuzelijsten bij Pop-up NAW en Pop-up Profiel: Button niet tonen wil zeggen dat de button van het pop-upvenster niet wordt weergegeven in de knoppenbalk. Inzien wil zeggen dat gegevens in het pop-upvenster wel kunnen worden ingezien, maar niet gewijzigd. Wijzigen wil zeggen dat de gegevens in het pop-upvenster kunnen worden gewijzigd. 3. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 45 Beginpagina voor bezoekers Hier kunt u instellen hoe de beginpagina voor bezoekers van KANA Express Web selfservice wordt ingedeeld en welke elementen worden weergegeven. Ook kunt u de lengte van bepaalde velden instellen. In de volgende afbeelding ziet u een voorbeeld van een beginscherm. U stelt de indeling en inhoud van de beginpagina van KANA Express als volgt in: 1. Selecteer op het tabblad Portaal in het vierde gedeelte (tussen de derde en de vierde streep) de gewenste opties, met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Menu-opmaak U kunt kiezen uit menu of portaal. Bij de instelling menu worden in het hoofdvenster alleen de secties weergegeven. Dit zijn de eerste niveaus in de kennisbank. Bij de instelling portaal worden zowel de secties als de onderliggende kennis-items weergegeven, waardoor de bezoeker direct een overzicht heeft van de beschikbare onderwerpen. Dit zijn de eerste en tweede niveaus in de kennisbank. FAQ's in portaal Als u deze optie inschakelt, wordt linksboven in het scherm een lijst met FAQ's (Frequently Asked Questions, veelgestelde vragen) weergegeven, afgestemd op het profiel van de bezoeker. Als u deze optie uitschakelt, wordt geen lijst met FAQ’s weergegeven, maar een link naar de FAQ’s. Het is ook mogelijk om helemaal geen FAQ’s weer te geven, zelfs geen link. U Maart 2014 46 Optie Beschrijving > van het submenu Pagina's in het menu Instellingen van de knop Configuratie. Aantal FAQ's Hier kunt u opgeven hoeveel FAQ's (Frequently Asked Questions) u in de lijst wilt opnemen. De FAQ's worden automatisch geselecteerd. Top FAQ op basis laatste De lijst met FAQ’s, bijvoorbeeld de top-10 FAQ’s of de top-5, komt tot stand in samenhang met het aantal malen dat bezoekers na het vinden van een antwoord hebben geklikt op de knop Vraag beantwoord. Door alleen van de laatste x weken (bijvoorbeeld 4 weken) te laten meewegen hoe vaak op Vraag beantwoord is geklikt, kunt u de lijst FAQ’s actueel houden. Vul hiertoe bij weken een aantal weken in. Zoeken op zinnen Als u Ja kiest, kunnen bezoekers zoekacties uitvoeren op basis van volledige zinnen. Kiest u Nee, dan is dit type zoekopdracht niet mogelijk. Geef bij Invulbox de maximale lengte van de zoekzin op. Geef bij Aantal op hoeveel resultaten u maximaal per pagina wilt laten weergeven na een zoekactie. Let daarbij op de beschikbare ruimte in het hoofdvenster (zie Formaat en functie van pop-upvensters op pagina 45). Zoeken met kennisgids Selecteer Ja als u de kennisgids wilt activeren voor bezoekers. Kies Nee als u deze wilt uitschakelen. Deze optie is alleen actief als de module Hypersearch is geactiveerd. Autosuggest Autosuggest houdt in het kort het volgende in: als de bezoeker op het portaal een zoekzin (vraag) typt, verschijnen tijdens het typen suggesties. Door een suggestie te selecteren, komt de bezoeker snel bij relevante kennis-items. (Zie Autosuggest beheren op pagina 144.) De optie Autosuggest is alleen zichtbaar als Zoeken op zinnen en Zoeken met kennisgids zijn ingeschakeld. U stelt als volgt in hoe de autosuggestfunctie zich op het portaal gedraagt: Geef bij Max. regels op hoeveel suggesties maximaal worden getoond. Stel deze optie in op 0 (nul) als u Autosuggest wilt uitschakelen. Geef bij Max. karakters op hoeveel tekens van de suggesties zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld, bij de waarde 35 wordt de tekst van suggesties na 35 tekens afgekapt. Geef bij Min. aantal keer gevraagd op hoeveel keer een zoekzin door bezoekers moet zijn gebruikt voordat de zoekzin beschikbaar is als autosuggest-suggestie. Maart 2014 47 Optie Beschrijving Titel verlengen onder Als u hier bijvoorbeeld de waarde 10 opgeeft, wordt bij zoekresultaten (kennisitems) die minder dan tien tekens lang zijn, het bijbehorende menu tussen haakjes weergegeven, om de inhoud te verduidelijken. Sectiebox Geef hier de maximale lengte in pixels op van de sectiebox, het veld dat wordt gebruikt om een zoekactie in de kennisbank te beperken. De sectiebox bevat bijvoorbeeld een keuzelijst waarmee de bezoeker de categorie selecteert waarin hij wil zoeken. Zoeken trefwoorden Kies hier Nee als u niet wilt dat bezoekers in de kennisbank kunnen zoeken op basis van trefwoorden. Kies 1 of 2 om aan te geven dat zoeken op basis van één trefwoord of twee trefwoorden mogelijk is. Geef bij Invulbox de maximale lengte van een trefwoord op. Geef bij Aantal op hoeveel resultaten u maximaal per pagina wilt laten weergeven na een zoekactie. Let daarbij op de beschikbare ruimte in het hoofdvenster (zie Formaat en functie van pop-upvensters op pagina 45). Rating Als u deze optie inschakelt, kunt u per kennis-item een tevredenheidsonderzoek activeren of deactiveren. Bij een kennis-item met een rating kan een bezoeker een oordeel geven over het antwoord. De waarderingen per kennis-item worden bewaard en zijn op te vragen via het submenu Door bezoeker gegeven rating in het menu Onderhoud van de knop Onderhoud. Zie Door bezoeker gegeven ratings op pagina 149. U kunt de beschikbare antwoordmogelijkheden voor ratings instellen met het submenu Rating in het menu Instellingen van de knop Configuratie Contactoptie bij zoekresultaten Als u deze optie inschakelt, verschijnt onder aan lijsten met zoekresultaten de knop Stel een vraag. Als bezoekers op deze knop klikken, wordt een formulier geopend waarin zij een vraag kunnen stellen die vervolgens naar een restmedewerker van de betreffende afdeling wordt verzonden. Deze optie is handig als een lijst met zoekresultaten niet het gewenste antwoord op een vraag oplevert. Taalselectie mogelijk door klant Als u deze optie inschakelt, kunnen bezoekers klikken op de taalcodes rechtsboven in het venster, om de gebruikersinterface en de content in een andere taal weer te geven (voor zover de content in de andere taal beschikbaar is). Volg categorie van gekozen kennis-item Als u deze optie inschakelt, wordt de lijst met FAQ’s aangepast aan de categorie van het gekozen kennis-item. Een volgende zoekactie van de bezoeker vindt plaats binnen de categorie van het reeds gevonden item. Maart 2014 48 Optie Beschrijving Schakel deze optie uit als u wilt dat volgende zoekacties op alle categorieën van de kennisbank worden uitgevoerd. Overigens kan de bezoeker altijd een andere categorie selecteren om in te zoeken of aangeven dat hij in Alle categorieën wil zoeken. Extern - contact info tonen Als u deze optie inschakelt, heeft de servicemedewerker de mogelijkheid om de contacthistorie voor een case te tonen bij het doorsturen van een contact naar een externe contactpersoon. Standaard is deze optie uitgeschakeld. Webform: Max. grootte bijlage Geef hier de maximale bestandsgrootte op voor bijlagen die bezoekers meesturen met webcontactformulieren. Standaard is deze optie ingesteld op 512 KB. Extensies Geef hier op welke extensies bijlagen mogen hebben die meegestuurd worden bij webcontactformulieren. U kunt meerdere extensies, gescheiden door een komma, opgeven. 2. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Cookies Een cookie is informatie die door een website op de harde schijf van een bezoeker wordt geplaatst, zodat bij een volgend bezoek bepaalde gegevens over die bezoeker al bekend zijn. Ook KANA Express maakt gebruik van cookies. Ga als volgt te werk om het gebruik van cookies in te stellen (zie ook Inlogprocedure voor bezoekers op pagina 44): 1. Schakel op het tabblad Portaal in het vijfde gedeelte (tussen de vierde en de vijfde streep) Cookie bij inloggen in of uit. Als u deze functie inschakelt, wordt er tijdens het inloggen een cookie op de pc van de bezoeker geplaatst. Als deze bezoeker de volgende keer inlogt, worden gebruikersnaam en wachtwoord automatisch ingevuld. 2. Schakel Auto login in of uit. Deze functie is alleen beschikbaar als Cookie bij inloggen is ingeschakeld. Als u deze functie inschakelt, worden de gebruikersnaam en het wachtwoord van bekende bezoekers automatisch ingevuld in het inlogscherm en kan op basis daarvan worden ingelogd. 3. Schakel Cookie anoniem in of uit. Als u deze functie inschakelt, worden de NAW-gegevens van anonieme bezoekers tijdens het invullen van een vragenformulier opgeslagen. Bij een volgende vraag van dezelfde bezoeker worden deze gegevens automatisch in het formulier geplaatst. 4. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Bronnen Als een klant op het portaal inlogt, kan de klant zijn eigen gegevens bekijken. In KANA Express kunt u instellen welke informatiebronnen de klant na het inloggen mag inzien. Bijvoorbeeld de eigen contacten die via e-mail tot stand zijn gekomen, contacten van anderen uit hetzelfde bedrijf of bijlagen. U stelt als volgt in welke bronnen de klant na het inloggen kan bekijken: Maart 2014 49 1. Selecteer op het tabblad Portaal in het zesde gedeelte (onder de vijfde streep) de gewenste opties, met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Te tonen bronnen Gebruik deze keuzelijst om aan te geven welke bronnen van contacten zichtbaar zijn voor de klant, bijvoorbeeld contacten die zijn voortgekomen uit campagnes, of contacten die via internet tot stand zijn gekomen. Klik op een contactbron om deze te selecteren. Als u meerdere bronnen wilt selecteren, houdt u CTRL ingedrukt en klikt u op de gewenste bronnen. Inzien contacten bedrijf Als u deze optie inschakelt, kan de klant ook contacten inzien van andere medewerkers van het bedrijf van de klant. Via de knop Bedrijven kunt u de weergave van contacten activeren of deactiveren. Schakel Default bij toevoegen bedrijf in als u het inzien van contacten standaard wilt aanzetten voor nieuwe bedrijven. Alle bijlagen tonen Als u deze optie inschakelt, kan de klant bijlagen inzien die hij zelf heeft verzonden, bijlagen die hij heeft ontvangen, en bijlagen die aanwezig zijn in het systeem maar nooit zijn verzonden. Een voorbeeld van dat laatste is een formulier dat de klant aan de balie heeft ingevuld, en dat vervolgens is gescand en aan het elektronische dossier toegevoegd. Als u deze optie uitschakelt, kan de klant alleen bijlagen inzien die hij zelf heeft verzonden. 2. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Canonical links Voor de juiste indexatie van kennis-items in het portaal in Google kunt u Canonical Links definiëren. Door een prefix en suffix te definiëren, wordt de link als een meta-tag opgenomen. Dit zorgt ervoor dat Google deze metatag als URL in haar index opneemt in plaats van de URL uit de adresbalk (met sessie parameter). U stelt de canonical links als volgt in: 1. Vul op het tabblad Portaal in het zevende gedeelte (onder de zesde streep) de velden Canonical Links Prefix en Canonical Links Suffix in. 2. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Tijdzones KANA Express ondersteunt het gebruik van tijdzones. De tijdzone die u kiest, zal actief zijn in de gehele applicatie; zowel in Agent Desktop als in de Sitemanager. Met deze instelling bepaalt u of er in de communicatie tussen bezoeker en agent altijd een standaardtijdzone wordt gebruikt, of dat de tijdzone moet worden bepaald aan de hand van de browser van de bezoeker of de agent. Voorbeelden Maart 2014 50 Een bezoeker woonachtig in San Francisco (VS) stelt om 10.18 uur lokale tijd een vraag via een webformulier aan de beheerder van een Spaanse website. • De tijdzone voor San Francisco is UTC-08:00. • De tijdzone voor Spanje is UTC+01:00. Voorbeeld 1 Stel dat de Spaanse beheerder de volgende tijdzone-instellingen heeft gekozen: • Standaardtijdzone UTC+01:00 • Gebruik de standaardtijdzone: 'gebruik altijd deze tijdzone' De Spaanse beheerder ontvangt de vraag van de bezoeker uit San Francisco om 19.18 uur lokale tijd, en in de ontvangstbevestiging aan de bezoeker uit San Francisco wordt ook 19.18 uur vermeld. Voorbeeld 2 Stel dat de Spaanse beheerder de volgende tijdzone-instellingen heeft gekozen: • Standaardtijdzone UTC+01:00 • Standaardtijdzone gebruiken:'gebruik deze tijdzone als er geen beschikbaar is via de browser' De Spaanse beheerder ontvangt de vraag van de bezoeker uit San Francisco om 19.18 lokale tijd, maar in de ontvangstbevestiging aan de bezoeker uit San Francisco wordt 10.18 vermeld. U stelt als volgt de gewenste tijdzone in: 1. Kies in het veld Standaardtijdzone de tijdzone die hoort bij uw regio, bijvoorbeeld (UTC+01:00) Amsterdam.... 2. Kies in het veld Standaardtijdzone gebruiken een van onderstaande opties. Optie Beschrijving gebruik deze tijdzone als er geen beschikbaar is via de browser Hiermee wordt bij het insturen van een webformulier de tijdzone van de bezoeker gebruikt. gebruik altijd deze tijdzone Hiermee geeft u aan dat de standaardtijdzone altijd moet worden gebruikt. Bij het insturen van een e-mail is niet te bepalen in welke tijdzone de klant zich begeeft en wordt de standaardtijdzone gebruikt. Gebruik de variabele #time_offset in combinatie met de variabelen voor responsdatum en responstijd zodat de klant weet voor welke tijdzone de getoonde tijdsindicatie geldt, bijvoorbeeld 8 april 2013, 20:00 (UTC+01:00). Zie Variabelen op pagina 150. Houd er rekening mee dat wanneer de tijdzone is gewijzigd, deze pas actief is nadat de gebruiker opnieuw inlogt. Maart 2014 51 Tabblad Servicemanager (Agent Desktop) Op het tabblad Servicemanager (Agent Desktop) worden twee groepen opties weergegeven, gescheiden door een doorgetrokken streep. U vindt hier opties voor de weergave van de kennisbank in Agent Desktop en opties voor het instellen van Agent Desktop. U gaat als volgt naar het tabblad Servicemanager (Agent Desktop): 1. Open het submenu Parameters in het menu Instellingen van de knop Configuratie en klik in het hoofdvenster op het tabblad Servicemanager (Agent Desktop). Weergave van de kennisbank Hier kunt u instellen hoe de kennisbank in Agent Desktop (die wordt gebruikt door de servicemedewerkers) wordt ingedeeld en welke elementen worden weergegeven. Ook kunt u de lengte van bepaalde velden instellen. 1. Selecteer op het tabblad Servicemanager (Agent Desktop) onder de doorgetrokken streep de gewenste opties, met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Menu-opmaak U kunt kiezen uit menu of portaal. Bij de instelling menu worden in het hoofdvenster alleen de secties weergegeven. Dit zijn de eerste niveaus in de kennisbank. Bij de instelling portaal worden zowel de secties als de onderliggende kennis-items weergegeven, waardoor direct een overzicht wordt getoond van de beschikbare onderwerpen. Dit zijn de eerste en tweede niveaus in de kennisbank. FAQ's in portaal Als u deze optie inschakelt, wordt linksboven in het scherm een lijst met FAQ's (Frequently Asked Questions, veelgestelde vragen) weergegeven. Als u deze optie uitschakelt, wordt geen lijst met FAQ’s weergegeven, maar een link naar de FAQ’s. Het is ook mogelijk om helemaal geen FAQ’s weer te geven, zelfs geen link. U stelt dit in met het object BUTTON FAQ-lijst Hoofdscherm van het submenu Pagina's in het menu Instellingen van de knop Configuratie. Aantal FAQ's Hier kunt u opgeven hoeveel FAQ's (Frequently Asked Questions) u in de lijst wilt opnemen. De FAQ's worden automatisch geselecteerd. Zoeken op zinnen Als u Ja kiest, kunnen servicemedewerkers zoekacties uitvoeren op basis van zinnen. Als u Nee kiest, is dit type zoekactie niet mogelijk. Geef bij Invulbox de maximale lengte in pixels van de zoekzin op. Geef bij Aantal op hoeveel resultaten u maximaal wilt laten weergeven na een zoekactie. Let daarbij op de beschikbare ruimte in het hoofdvenster (zie Formaat en functie van pop-upvensters op pagina 45). Zoeken met kennisgids Maart 2014 Kies Ja als u de kennisgids wilt activeren voor servicemedewerkers. Kies Nee als u deze wilt uitschakelen. 52 Optie Beschrijving Titel verlengen onder Als u hier bijvoorbeeld de waarde 10 opgeeft, wordt bij zoekresultaten (kennisitems) die minder dan tien tekens lang zijn, het bijbehorende menu tussen haakjes weergegeven, om de inhoud te verduidelijken. Sectiebox Geef hier de maximale lengte in pixels op van de sectiebox, het veld dat wordt gebruikt om een zoekactie in de kennisbank te beperken. De sectiebox bevat bijvoorbeeld een keuzelijst waarmee de servicemedewerker de categorie selecteert waarin hij wil zoeken. Zoeken trefwoorden Kies hier Nee als u niet wilt dat servicemedewerkers in de kennisbank kunnen zoeken op basis van trefwoorden. Kies 1 of 2 om aan te geven dat zoeken op basis van één trefwoord of twee trefwoorden mogelijk is. Geef bij Invulbox de maximale lengte in pixels op elk trefwoord. Geef bij Aantal op hoeveel resultaten u maximaal wilt laten weergeven na een zoekactie. Let daarbij op de beschikbare ruimte in het hoofdvenster (zie Formaat en functie van pop-upvensters op pagina 45). Volg categorie van gekozen kennis-item Als u deze optie inschakelt, wordt de lijst met FAQ’s aangepast aan de categorie van het gekozen kennis-item. Een volgende zoekactie van de servicemedewerker vindt plaats binnen de categorie van het reeds gevonden item. Schakel deze optie uit als u wilt dat volgende zoekacties op alle categorieën van de kennisbank worden uitgevoerd. Overigens kan de servicemedewerker altijd een andere categorie selecteren om in te zoeken of aangeven dat hij in Alle categorieën wil zoeken. Agent Desktop configureren KANA ExpressAgent Desktop is de module die door servicemedewerkers wordt gebruikt om vragen van bezoekers te beantwoorden. U kunt voor deze module een aantal globale instellingen opgeven. U stelt de basisconfiguratie van Agent Desktop als volgt in: 1. Selecteer op het tabblad Servicemanager (Agent Desktop) onder de doorgetrokken streep de gewenste opties, met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Servicemanager (Agent Desktop) - Wachtwoord vergeten optie tonen Als u deze optie inschakelt, bevat het inlogscherm voor de servicemedewerker een optie om per e-mail het wachtwoord op te vragen als de servicemedewerker het wachtwoord is vergeten. Als deze optie is uitgeschakeld, moet de servicemedewerker het wachtwoord op Maart 2014 53 Optie Beschrijving een andere manier (bijvoorbeeld telefonisch) bij de beheerder opvragen. Servicemanager (Agent Desktop) - Wachtwoord wijzigen ingeschakeld Als u deze optie inschakelt, kan de servicemedewerker zijn wachtwoord wijzigen in Agent Desktop. Doet u dit niet, dan is wijzigen niet mogelijk. De naam in Agent Desktop is geen hyperlink meer. Servicemanager (Agent Desktop) - Kennisgids antwoordsuggestie Als u deze optie inschakelt, wordt Hypersearch gebruikt bij het zoeken naar mogelijke antwoorden op een vraag van een klant. Met stijlattributen (vet, onderstreping en kleur) wordt aangegeven hoe relevant de gevonden resultaten zijn. Schakel deze optie uit als geen gebruik moet worden gemaakt van Hypersearch bij het zoeken. Servicemanager (Agent Desktop) - Onderwerp verplicht Bij elke vraag die een servicemedewerker in behandeling neemt, kan een onderwerp worden opgegeven. Hier bepaalt u of het opgeven van een onderwerp verplicht, optioneel of uitgeschakeld (uit) is. Onderwerp tonen op afsluitscherm Als u deze optie inschakelt, wordt het onderwerp alleen in het afsluitscherm getoond en niet in het behandelvenster in Agent Desktop. U kunt deze optie alleen inschakelen als u de optie Servicemanager Afsluitscherm hebt ingeschakeld en de optie Servicemanager (Desktop Agent) Onderwerp verplicht niet hebt uitgeschakeld. Als u ook de optie Servicemanager (Agent Desktop) - Direct naar afsluitscherm hebt geselecteerd, is het onderwerp dat u hebt geselecteerd in de keuzelijst Default onderwerp Afsluitscherm contact al ingevuld wanneer de servicemedewerker direct naar het afsluitscherm gaat. Servicemanager (Agent Desktop) - Geregistreerd zoeken Als u deze optie inschakelt, wordt bij het aanmaken van een nieuw contact de keuzelijst voor de kennisbank weergegeven. De servicemedewerker kan een contact aanmaken door eerst de kennisbank te gebruiken. Direct contact aanpassen Als u deze functie inschakelt, heeft de servicemedewerker de mogelijkheid een vraag (contact) door te sturen naar een andere afdeling en de status aan te passen, zonder de vraag eerst in behandeling te nemen. Toon preview antwoord bij lopende contacten Als u deze optie inschakelt, kan de servicemedewerker een preview van het antwoord bekijken in het startscherm. Servicemanager (Agent Desktop) - Call back Als u deze functie inschakelt, heeft de servicemedewerker de mogelijkheid om de responstijd te wijzigen voor contacten met een bron die u hebt geselecteerd in de keuzelijst Responstijd wijzigbaar voor. De datum en het tijdstip waarop de klant uiterlijk een antwoord moet krijgen, kunnen dan met de klant worden afgesproken. Maart 2014 54 Optie Beschrijving Servicemanager (Agent Desktop) - Afsluitscherm Als u deze functie inschakelt, verschijnt het afsluitscherm nadat de servicemedewerker een contact heeft afgehandeld. Servicemanager (Agent Desktop) - Direct naar afsluitscherm Deze optie is alleen beschikbaar als u de optie Servicemanager - Afsluitscherm hebt ingeschakeld. Als u deze optie inschakelt, wordt bij het aanmaken van een nieuw contact de keuzelijst van het afsluitscherm weergegeven. De servicemedewerker heeft de mogelijkheid om de handelingen voor het registreren van een contact over te slaan en direct naar het afsluitscherm te gaan. Dit is bedoeld voor het geval servicemedewerkers vaak eenzelfde, snel te beantwoorden vraag krijgen, bijvoorbeeld "Wat zijn de openingstijden?". Op de achtergrond wordt voor de klant een leeg contact geregistreerd, waarbij vraag en antwoord niet zijn ingevuld. Alleen het onderwerp is vermeld. In de keuzelijst default onderwerp Afsluitscherm contact selecteert u wat het onderwerp moet zijn dat standaard wordt vermeld in deze gevallen. Uit welke onderwerpen u hier kunt kiezen, bepaalt u met het submenu Onderwerpen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. De inhoud van het afsluitscherm stelt u in door met het menu Formulieren van de knop Configuratie een formulier te maken. Tabblad Servicemanager (Agent Desktop) - NAWgegevens Kies Wijzigen als u wilt toestaan dat servicemedewerkers klantgegevens wijzigen. Of stel deze optie in op Niet wijzigen als dat niet is toegestaan. Als de optie Niet wijzigen is ingesteld, wordt de knop Klant toevoegen niet langer weergegeven in Agent Desktop. Servicemedewerkers kunnen geen klanten bewerken of nieuwe klanten toevoegen. Adres opzoeken Selecteer dit veld als u de adreszoekservice voor Agent Desktop wilt activeren zodat adressen op de profielen van de klant en van het bedrijf automatisch worden aangevuld. Bijvoorbeeld, als een servicemedewerker de landcode en de postcode en het huisnummer van een klant intypt, worden de straat- en plaatsnaam automatisch ingevuld. Zie Adreszoekservice instellen op pagina 76. Verplichte spellingcontrole (uitgaande mail) Als u deze optie inschakelt, wordt de spelling automatisch gecontroleerd van alle uitgaande e-mailberichten die via de voorbeeldeditor worden gestuurd. De servicemedewerker kan deze functionaliteit niet uitschakelen. !Dit geldt niet voor berichten die extern worden doorgestuurd. Default urgentie bij aanmaken contact Maart 2014 Als u deze optie inschakelt, wordt de urgentie van een nieuw contact automatisch ingesteld op de eerste urgentie in de lijst. Deze optie is alleen van toepassing voor de contacten die de servicemedewerker aanmaakt in Agent Desktop. 55 Optie Beschrijving Print vrije velden bij printen contact Als u deze optie inschakelt, worden bij het afdrukken van een contact ook de ingevulde vrije velden afgedrukt. Houd er rekening mee dat er maximaal 200 tekens per vrij veld worden afgedrukt. Servicemanager (Agent Desktop)- Bijlagen verzenden Selecteer Nee als u niet wilt toestaan dat servicemedewerkers bijlagen meesturen met de antwoorden die zij geven. Selecteer Ja, vrije keuze als de servicemedewerkers lokaal opgeslagen bestanden als bijlage mogen meesturen. Selecteer Ja, beperkte keuze als servicemedewerkers alleen bijlagen uit een bepaalde centrale map mogen meesturen. (In het submenu Bijlagen in het menu Tabellen van de knop Configuratie stelt u deze map in.) Selecteer Beide als servicemedewerkers zowel lokaal opgeslagen, als centraal opgeslagen bijlagen mogen versturen. Servicemanager (Agent Desktop) - Max. grootte bijlagen Geef hier op hoeveel MB aan bijlagen servicemedewerkers maximaal mogen meesturen met een antwoord dat zij geven. Max. aantal contacten in overzicht Geef hier op hoeveel contacten per pagina moeten worden weergegeven in het contactenoverzicht. U kunt maximaal 100 en minimaal 8 contacten per pagina laten weergeven. Max. aantal klanten in overzicht per pagina Geef hier op hoeveel klanten per pagina moeten worden weergegeven in het klantenoverzicht en de klantenverzendlijst. U kunt maximaal 100 en minimaal 8 klanten per pagina laten weergeven. Klant wijzigen Selecteer deze optie als u voor alle servicemedewerkers wilt toestaan dat zij contacten kunnen verplaatsen van de ene klant naar de andere. Woorden toevoegen aan woordenboek Selecteer deze optie als u voor alle servicemedewerkers wilt toestaan dat zij woorden toevoegen aan het woordenboek dat wordt gebruikt voor spellingcontrole. Originele antwoord behouden Als u deze optie inschakelt, worden de antwoorden die servicemedewerkers aan klanten sturen, opgeslagen zonder de opmaak van de mailtemplate. Standaard is deze optie uitgeschakeld en worden de complete e-mails opgeslagen, inclusief opmaak, aanhef en handtekening. Direct filter tonen Als u deze optie inschakelt, verschijnt bij het openen van het klantenoverzicht direct een pop-upvenster waarin servicemedewerkers de klant(en) kunnen zoeken die ze willen weergeven in het overzicht. Responstijd wijzigbaar voor Selecteer in de keuzelijst de bronnen waarvoor de servicemedewerker de responstijd mag wijzigen. 2. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 56 Tabblad Chat Op het tabblad Chat vindt u opties voor het instellen van de chatmodule, waaronder de wachtrij-instellingen. U gaat als volgt te werk: 1. Open het submenu Parameters in het menu Instellingen van de knop Configuratie en klik in het hoofdvenster op de tab Chat. 2. Selecteer de gewenste opties met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Pre-chat portaal Als u gebruikmaakt van de chatfunctionaliteit van KANA Express, geeft u met deze optie aan wat er gebeurt als een bezoeker op de chatknop klikt. Schakel deze optie in als eerst een formulier moet verschijnen met vragen aan de bezoeker. Dit formulier is pagina ID 38, "Chat aanvraag anonieme klant" in het submenu Pagina’s van het menu Instellingen (zie Pagina's op pagina 36). Schakel deze optie uit als direct het chatvenster van de klant moet verschijnen. Post-Chat afsluitscherm aan / uit Als u deze optie inschakelt, verschijnt bij de bezoeker het Post-chat afsluitscherm zodra de chatsessie is beëindigd (zie Post-chat formulier op pagina 113). Chat emoticons Als u deze optie inschakelt, kan zowel de bezoeker als de servicemedewerker gebruikmaken van emoticons in het chatcommunicatievenster. Chat - Typen wanneer chat is geaccepteerd Als u deze optie inschakelt, moet een chat door een servicemedewerker worden geaccepteerd voordat een bezoeker kan typen in het chatcommunicatievenster. Standaard is deze optie uitgeschakeld. Chat - maximale responstijd Geef hier op hoeveel seconden de servicemedewerker de tijd heeft om in een chatsessie te reageren op een vraag van een klant. Als dit aantal seconden wordt overschreden, wordt de tijdsduur voor de chatsessie rood om de servicemedewerker daarop te attenderen. Chat - wachtrij Schakel het vakje Actief in als u een wachtrij wilt toestaan voor chatsessies. Schakel Maximale wachtrij in om aan te geven dat er een maximum aantal chats in de wachtrij is toegestaan. Het maximum wordt bepaald aan de hand van de verwachte acceptatietijd en de snelheid waarmee chatverzoeken binnenkomen (Erlang wachtrijtheorie) . In het veld #chats om doorlooptijd te bepalen vult u dan het aantal chats in voor de berekening van de gemiddelde doorlooptijd. Houd er rekening mee dat dit aantal per wachtrij geldt. In het veld Max acceptatietijd in sec geeft u aan wat de maximale verwachte acceptatietijd mag zijn voordat aan de bezoeker wordt aangegeven dat de wachtrij vol is. Als u een wachtrij hebt ingesteld, moet u ook een tijdschema opgeven. Vul in de Maart 2014 57 Optie Beschrijving velden Maandag tot en met Zondag de tijden in waarop de wachtrij actief is. Door bijvoorbeeld de eindtijd vóór sluitingstijd in te stellen, kunt u de wachtrij aan het einde van de dag afbouwen. Chat Dashboard - Rijen per pagina Hier stelt u het aantal rijen per pagina in. 3. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Outbound instellingen Met het submenu Outbound instellingen geeft u voor telemarketingcampagnes instellingen op die betrekking hebben op het bellen. Bijvoorbeeld op welke tijdstippen er wordt gebeld, hoeveel pogingen mogen worden gedaan om de gewenste respondent aan de lijn te krijgen. Het gaat hier om algemene belinstellingen voor alle campagnes. Bij het aanbieden van de belvoorraad aan servicemedewerkers krijgen terugbelafspraken voorrang. Zie Configuratie - Campagnes op pagina 114 voor meer informatie over telemarketingcampagnes. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Outbound instellingen in het menu Instellingen van de knop Configuratie. 2. Geef de gewenste instellingen op, met behulp van de volgende tabel. Optie Beschrijving Maximum aantal belpogingen Stel hier in hoeveel pogingen mogen worden gedaan om iemand aan de lijn te krijgen. Na het maxium aantal pogingen zal KANA Express het nummer niet meer aan een servicemedewerker presenteren als een te bellen nummer. Bedenk dat bijvoorbeeld in gesprek zijn of beantwoording door een antwoordapparaat gelden als poging. Omslagpunt prioriteit belvoorraad De belvoorraad is het resterende aantal nummers dat nog niet is gebeld. Stel hier in bij welke grootte van de belvoorraad een campagne voorrang moet krijgen zodat deze binnen korte tijd wordt afgerond. Maar let op: terugbelafspraken krijgen altijd voorrang op andere prioriteiten. Opties voor Begin- en eindtijd ochtend, middag en avond Vul hier de openingstijden van het callcenter in (de uren dat er wordt gebeld). Geef een begin- en eindtijd op in 24-uursnotatie voor elk van de dagdelen ochtend, middag en avond. Terugbelafspraak mogelijk tot Klanten kunnen aangeven liever op een ander moment te worden teruggebeld, bijvoorbeeld later in de week of na de vakantie. Hier kunt u opgeven hoe ver in Maart 2014 58 Optie Beschrijving de toekomst een dergelijke terugbelafspraak mag liggen. U kunt maximaal 90 dagen opgeven. Door een limiet te stellen aan de periode waarin een terugbelafspraak kan worden gemaakt, wordt voorkomen dat het systeem bij doorlopende campagnes toestaat dat bijvoorbeeld een afspraak wordt gemaakt voor over een jaar. 3. Klik in de menubalk op Opslaan om de instellingen te bevestigen. Chatbeveiligingsinstellingen Als uw organisatie over de chatmodule beschikt, is het belangrijk om chatsessies af te schermen. Chats worden gestart vanuit het portaal, Agent Desktop of de browser van een bezoeker. Daarom moet de chatservice beschikbaar zijn via internet. Beschikbaarheid via internet betekent echter dat het voor hackers mogelijk is om in te breken op een chatsessie en zo toegang te krijgen tot het KANA Express-systeem. Dit voorkomt u door de chatwebservice te beveiligen. De beveiliging bestaat uit een authenticatie met een gebruikersnaam en wachtwoord. Doordat een hacker de gebruikersnaam en het wachtwoord niet kent, is het niet meer mogelijk om in te breken op de chatsessie. De authenticatie wordt door het KANA Express-systeem zelf gebruikt. Het is dus niet zo dat er een persoon aan te pas moet komen om telkens een gebruikersnaam en wachtwoord voor een chatsessie in te voeren. Ga als volgt te werk om de chatbeveiliging in te stellen: 1. Open het submenu Chat Beveiligings Instellingen in het menu Instellingen van de knop Configuratie. 2. Vul een gebruikersnaam en wachtwoord in. 3. Klik in de menubalk op Opslaan om de instellingen te bevestigen. POM-beveiligingsinstellingen Als uw organisatie gebruikmaakt van de adreszoekservice, is het belangrijk om uw site af te schermen. De adreszoekservice houdt in dat adressen die handmatig gedeeltelijk zijn ingevoerd, automatisch worden aangevuld. Omdat de adreszoekservice wordt gebruikt in Agent Desktop of op het Portaal moet de service beschikbaar zijn via internet. Beschikbaarheid via internet betekent echter dat het voor hackers mogelijk is om in te breken en toegang te krijgen tot het KANA Express-systeem. Dit voorkomt u door de adreszoekservice te beveiligen. De beveiliging bestaat uit een authenticatie met een gebruikersnaam en wachtwoord. Doordat een hacker de gebruikersnaam en het wachtwoord niet kent, is het niet meer mogelijk om in te breken. De authenticatie wordt door het KANA Express-systeem zelf gebruikt. Het is dus niet zo dat er een persoon aan te pas moet komen om een gebruikersnaam en wachtwoord in te voeren telkens wanneer een adres moet worden opgezocht. Ga als volgt te werk om de beveiliging van de adreszoekservice in te stellen: 1. Open het submenu POM Beveiligings Instellingen in het menu Instellingen van de knop Configuratie. 2. Vul een gebruikersnaam en wachtwoord in. 3. Klik in de menubalk op Opslaan om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 59 Configuratie - Tabellen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat de mogelijkheden zijn met het menu Tabellen dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. Met de submenu’s van het menu Tabellen stelt u de basisgegevens van het systeem in, zoals afdelingen, trefwoorden en responstijden. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u tabellen invoert in KANA Express. De tabellen in KANA Express bevatten informatie over uw organisatie, zoals producten, gebruikersgroepen, afdelingen, medewerkers, enzovoort. Door tabellen in te voeren, maakt u KANA Express geschikt voor gebruik in uw organisatie: u maakt van een standaardapplicatie een applicatie die is aangepast aan uw situatie. Gebruikersgroepen Gebruikersgroepen zijn groepen bezoekers met belangrijke gemeenschappelijke kenmerken, zoals medewerkers, klanten van een bepaald bedrijf of personen die werken met hetzelfde besturingssysteem. Door kennis-items te koppelen aan gebruikersgroepen, bepaalt u welke informatie aan de verschillende bezoekers wordt getoond. Raadpleeg Kennis-items aanmaken op pagina 18 voor informatie over het koppelen van kennis-items aan gebruikersgroepen. Er zijn twee standaard gebruikersgroepen: • Extern: alle bezoekers die zichzelf in KANA Express hebben geregistreerd. • Anoniem: alle bezoekers die anoniem zijn ingelogd (zie Inlogprocedure voor bezoekers op pagina 44). Geregistreerde bezoekers worden standaard gekoppeld aan de gebruikersgroep Extern.. Daarnaast maakt u nieuwe externe gebruikersgroepen aan voor groepen externe bezoekers, en u maakt interne gebruikersgroepen aan voor bijvoorbeeld groepen servicemedewerkers. Interne gebruikersgroep koppelen aan externe gebruikersgroep Het is prettig wanneer servicemedewerkers bij het beantwoorden van vragen alleen kennis-items kunnen raadplegen of gebruiken die relevant zijn voor de gebruikersgroep van de klant die de vraag stelt. Er is dan minder kans dat een verkeerd antwoord wordt gegeven. Bovendien zijn antwoorden sneller te vinden. Bijvoorbeeld, als een servicemedewerker een vraag van een particuliere klant beantwoordt, heeft de servicemedewerker geen kennis-items voor zakelijke klanten nodig. Dit regelt u door interne gebruikersgroepen (groepen servicemedewerkers) te koppelen aan externe gebruikersgroepen (groepen klanten). Bij het behandelen van een contact ziet de servicemedewerker in de Kennisbank dan: • Kennis-items voor de externe gebruikersgroep van de klant. • Kennis-items voor de interne gebruikersgroepen waartoe de servicemedewerker behoort en die aan de externe gebruikersgroep zijn gekoppeld. • Kennis-items voor interne gebruikersgroepen waartoe de servicemedewerker behoort en die aan geen enkele externe gebruikersgroep zijn gekoppeld. Raadpleeg een KANA consultant als u meer informatie wilt over het koppelen van interne gebruikersgroepen aan externe gebruikersgroepen. Maart 2014 60 Gebruikersgroepen invoeren en wijzigen U kunt zelf gebruikersgroepen toevoegen, wijzigen en verwijderen. Ga hiervoor als volgt te werk: 1. 2. 3. 4. Open het submenu Gebruikersgroepen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een gebruikersgroep en klik op Wijzigen. Geef de naam van de gebruikersgroep op. Schakel de optie Selecteerbaar in als u de gebruikersgroep selecteerbaar wilt maken op de klantkaart en op het portaal. 5. Als het een interne gebruikersgroep betreft, bijvoorbeeld medewerkers binnen uw vestiging: a. Schakel de optie Intern in. Er verschijnt een keuzelijst. b. Koppel desgewenst de interne gebruikersgroep aan een of meer externe gebruikersgroepen door de externe gebruikersgroepen te selecteren in de keuzelijst (zie Interne gebruikersgroep koppelen aan externe gebruikersgroep op pagina 60). Met de toetsen CTRL en SHIFT kunt u meerdere selecties maken. 6. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. U kunt gebruikersgroepen ook verwijderen of omhoog/omlaag verplaatsen. Selecteer hiervoor de betreffende gebruikersgroep en klik op de gewenste optie in de menubalk. Categorieën en producten Twee belangrijke tabellen in KANA Express zijn Categorieën en Producten. Wanneer bezoekers zich aanmelden bij KANA Express, kunnen zij opgeven welke productcategorieën en producten voor hen van belang zijn. Op basis hiervan wordt een gebruikersprofiel gemaakt. Dit profiel wordt vervolgens gekoppeld aan bepaalde kennisitems (vragen en antwoorden), waardoor bezoekers alleen informatie te zien krijgen die relevant is voor hun situatie. Hierdoor kunnen zij snel en eenvoudig de gewenste informatie vinden. Categorieën zijn groepen producten met gemeenschappelijke kenmerken. Bij een ICT-bedrijf zouden bijvoorbeeld de volgende categorieën en producten kunnen worden gedefinieerd: Computer Desktop Notebook Handheld Besturingssysteem Windows 98 Windows 2000 Windows XP Software Word 2000 Excel 2000 Exact Telebanking Wanneer bezoekers zich registreren bij KANA Express, maken zij een keuze uit de aangeboden categorieën en producten. Op basis van deze selectie wordt een gebruikersprofiel gemaakt. Dit gebruikersprofiel bepaalt Maart 2014 61 vervolgens welke menu's, vragen en antwoorden relevant zijn voor de bezoeker. Vragen en antwoorden die niet relevant zijn, worden niet weergegeven. Bijvoorbeeld: De vraag "Kan Word 2000 werken in combinatie met Windows XP?" wordt gekoppeld aan het product Word 2000 in de categorie Software en aan het product Windows XP in de categorie Besturingssystemen. Bezoeker A heeft bij registratie aangegeven dat hij een pc met Windows XP en Word 2000 heeft. Bezoeker B heeft aangegeven dat hij een pc met Windows 2000 en Word 2000 heeft. Alleen bezoeker A krijgt de bovenstaande vraag te zien, omdat hij de betreffende categorieën en producten in zijn profiel heeft geselecteerd. Categorieën invoeren en wijzigen Ga als volgt te werk om categorieën in te voeren: 1. 2. 3. 4. Open het submenu Categorieën in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een categorie en klik op Wijzigen. Vul de velden Naam en Introductietekst in. Schakel de optie Selecteerbaar in of uit. Als u de optie inschakelt, kunnen (nieuwe) bezoekers de categorie selecteren in het registratieformulier. Als u de optie uitschakelt, is de categorie niet selecteerbaar in het registratieformulier. 5. Schakel de optie Verplicht in of uit om aan te geven of de categorie verplicht moet worden geselecteerd. 6. Schakel de optie Multi-select in of uit. Als de optie is ingeschakeld, mogen bezoekers meerdere producten binnen deze categorie selecteren. Geef bij Aantal regels aan hoeveel regels er beschikbaar moeten zijn voor het selecteren van meerdere producten. 7. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. U kunt categorieën ook verwijderen of omhoog/omlaag verplaatsen. Selecteer hiervoor de categorie en klik op de gewenste optie in de menubalk. Producten invoeren en wijzigen Ga als volgt te werk om producten in te voeren of te wijzigen: 1. 2. 3. 4. 5. Open het submenu Producten in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Selecteer in de keuzelijst de categorie waaronder u het nieuwe product wilt invoeren. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een product en klik op Wijzigen. Geef de naam van het product op en selecteer, indien nodig, de gewenste categorie voor het product. Schakel de optie Selecteerbaar in of uit. Als u de optie inschakelt, kunnen bezoekers het product selecteren in het registratieformulier. Als u de optie uitschakelt, is het product niet selecteerbaar in het registratieformulier. 6. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. Maart 2014 62 U kunt producten ook verwijderen of omhoog/omlaag verplaatsen: Selecteer hiervoor het betreffende product en klik op de gewenste optie in de menubalk. Profieltabel 1 en Profieltabel 2 Bezoekers kunnen een gebruikersprofiel opgeven. Hiervoor is pagina ID 19, Registratie profiel klant opgenomen in het submenu Pagina’s in het menu Instellingen van de knop Configuratie. Dit gebruikersprofiel kunt u geheel naar eigen wens uitbreiden door met de submenu’s Profieltabel 1 en Profieltabel 2 extra tabellen te maken. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Profieltabel 1 of Profieltabel 2 in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen, vul de weergegeven velden in en klik ter bevestiging nogmaals op Toevoegen. 3. Herhaal dit voor alle onderdelen die u aan de tabel wilt toevoegen. 4. Pas eventueel de volgorde aan, door een onderdeel te selecteren en in de menubalk op Omhoog of Omlaag te klikken om het te verplaatsen. Afdelingen Vragen van bezoekers (contacten) kunnen worden verzonden naar een bepaalde afdeling of naar een bepaalde servicemedewerker van een bepaalde afdeling, op basis van de account waar het contact binnenkomt. Dit stelt u in met het submenu Inleesaccounts in het menu E-mail van de knop Configuratie. De afdelingen zelf stelt u in met het submenu Afdelingen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Per afdeling stelt u responstijden, escalatiemomenten en een tijdzone in. Ook stelt u per afdeling in naar welke andere afdelingen contacten mogen worden doorgestuurd (intern doorsturen). Responstijden en escalatiemomenten Responstijden zijn perioden waarbinnen een vraag (contact) afgehandeld moet zijn. De term responstijd wordt voor twee zaken gebruikt: • De responsuren: het aantal werkuren waarbinnen een contact moet zijn afgehandeld. • De oplossingstijd: de periode waarbinnen een contact afgehandeld moet zijn. Het systeem rekent op basis van responsuren, openingstijden, afdeling en urgentie uit op welke datum en welk tijdstip uiterlijk een antwoord moet zijn gegeven. Om de afgesproken responstijd (oplossingstijd) te halen, zijn escalatiemomenten ingesteld.Escalatiemomenten zijn momenten waarop afdelingen en/of medewerkers worden geattendeerd op het verlopen van de responstijd. Bijvoorbeeld, voor sommige escalatiemomenten verschijnt in Agent Desktop een waarschuwing in de vorm van een pictogram. Escalatiemomenten worden berekend op basis van de verstreken responsuren of op basis van de verstreken tijd. In het eerste geval wordt rekening gehouden met de openingstijden en in het tweede geval niet. Bijvoorbeeld: Er komt op vrijdagmiddag om 16.00 uur een contact binnen. De responstijd is twee dagen en de openingstijden zijn 9 uur per dag, niet in het weekend. Het eerste escalatiemoment is ingesteld op 50% van de responstijd. Maart 2014 63 Bij berekening op basis van verstreken responsuren, is het eerste escalatiemoment op maandagmiddag 16.00 uur. Er is dan immers één werkdag verstreken, dus de helft (50%) van de responstijd van twee dagen. Echter, 50% van de tijd tussen het moment dat het contact binnenkomt en het moment dat het contact moet zijn afgehandeld, valt op zondagmiddag. Bij berekening op basis van verstreken tijd, is het eerste escalatiemoment dus eerder bereikt. Om responstijden en escalatiemomenten te kunnen instellen, moet u de gegevens hebben ingevoerd voor de Responstijden en Afdelingen (zie Responstijden op pagina 72 en Afdelingen invoeren hierna) en voor de Servicemedewerkers (zie Servicemedewerkers op pagina 102). Afdelingen invoeren Voor het invoeren en wijzigen van afdelingen gaat u als volgt te werk: 1. Open het submenu Afdelingen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen als u een nieuwe afdeling wilt toevoegen. Klik op Wijzigen als u een bestaande afdeling wilt wijzigen. 3. Vul het weergegeven formulier in met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Initialen Voer een afkorting van de naam van de afdeling in (maximaal vijf letters). Beschrijving Voer de naam of een beschrijving van de afdeling in. Lijn Geef aan of het om een eerste-, tweede of derdelijnsafdeling gaat. Zo kan bij rapportages onderscheid worden gemaakt bijvoorbeeld tussen het aantal contacten dat in de eerste lijn is afgehandeld en het aantal contacten dat in de tweede lijn is afgehandeld. Standaard is deze optie ingesteld op 1e lijn. E-mail Geef het e-mailadres op waarnaar een notificatie moet worden verzonden als er een nieuwe vraag (een nieuw contact) voor de afdeling binnenkomt. Notificatie-e-mail Schakel deze optie uit als u geen melding wilt laten verzenden als een nieuwe vraag voor de afdeling binnenkomt. Responstijden uit tabel Selecteer een van de responstijden die u hebt opgegeven in de tabel Responstijden (zie Responstijden op pagina 72 en Responstijden en escalatiemomenten op pagina 63). # % notificatie naar Per afdeling kunnen zeven escalatiemomenten worden opgegeven. De eerste drie Maart 2014 64 Optie Beschrijving zijn bedoeld om een melding te verzenden naar een afdeling of medewerker (mailtemplate 8). De escalatiemomenten 4 tot en met 6 zijn bedoeld om vragen (contacten) te verplaatsen naar een andere afdeling of medewerker. Bij escalatiemoment 7 wordt meestal een excuus voor het overschrijden van de responstijd verzonden naar de betreffende bezoeker (mailtemplate 12). Voor de escalatiemomenten 2 en 3 en 4 en 6 selecteert u in de bijbehorende velden de afdeling en vervolgens de medewerker die de notificatie moet ontvangen. De escalatiepercentages zijn percentages van de responstijd. U kunt escalatiepercentages opgeven van 0 tot en met 100%. Indien u ergens een percentage 0 opgeeft, wordt de betreffende notificatie overgeslagen. Zie Responstijden en escalatiemomenten op pagina 63 . Zodra een vraag (contact) de status Afgesloten heeft, wordt het escalatieproces beëindigd. Bereken percentages over Selecteer 7x24 voor berekening van escalatiemomenten op basis van verstreken tijd. Selecteer openingstijden voor berekening van escalatiemomenten op basis van verstreken responsuren. Behandeltalen Geef aan in welke taal of talen de afdeling contacten mag afhandelen. Doorsturen contacten Selecteer Alle afdelingen om te zorgen dat contacten die op de afdeling zijn binnengekomen kunnen worden doorgestuurd naar alle afdelingen. Selecteer Alleen binnen afdelingen en selecteer afdelingen uit de lijst die verschijnt, om te zorgen dat contacten die op de afdeling staan alleen naar bepaalde afdelingen kunnen worden doorgestuurd. Met de toetsen CTRL en SHIFT kunt u meerdere selecties maken. Zie Intern doorsturen op pagina 67 voor meer informatie. Max. acceptatietijd Chat Geef aan wat de maximale verwachte acceptatietijd mag zijn voor deze afdeling voordat aan de bezoeker wordt aangegeven dat de wachtrij vol is. Als u in dit veld de waarde 0 laat staan, geldt de maximale acceptatietijd die bij de chatinstellingen is ingesteld. Zie Tabblad Chat op pagina 57. Dit veld is alleen beschikbaar als de Chatmodule actief is. Tijdzone Maart 2014 Selecteer de tijdzone voor de afdeling. De tijdzone van de afdeling wordt vergeleken met de openingstijd en speciale tijden om de SLA te berekenen. 65 Optie Beschrijving Handtekening afdeling Typ de tekst die u als handtekening van een afdeling wilt instellen voor e-mails, brieven en faxen. De handtekening kan worden toegevoegd aan een e-mail template door de variabele '#department_signature' te gebruiken. De handtekening die wordt gebruikt, wordt bepaald door de afdeling waar het contact staat of wordt afgehandeld, en niet door de afdeling van de medewerker die het contact afhandelt. Het tekstvak is een HTML-editor. Als u in het tekstvak klikt, verschijnt de knoppenbalk van de editor om de tekst te bewerken. De editor biedt de meest gangbare opmaakfuncties. 4. Klik in de menubalk op Wijzigen of Toevoegen om de instellingen te bevestigen. Trefwoorden toewijzen aan afdelingen U kunt instellen dat vragen (contacten) waarin bepaalde termen voorkomen, automatisch worden gekoppeld aan de juiste afdelingen. Hiertoe moet er eerst een lijst met trefwoorden zijn gemaakt (zie Trefwoorden en synoniemen op pagina 70). U kiest per afdeling bepaalde (combinaties van) trefwoorden uit deze trefwoordenlijst. U kunt per afdeling een oneindig aantal trefwoordcombinaties aanmaken. Elke combinatie kan minimaal één en maximaal vier trefwoorden bevatten. Een koppeling tussen een vraag (contact) en een afdeling komt tot stand wanneer een vraag ALLE trefwoorden binnen een bepaalde combinatie bevat. Zie Trefwoorden gebruiken om contacten of urgentie toe te wijzen op pagina 71 voor een nadere toelichting. Maart 2014 66 Ga als volgt te werk om trefwoorden in te voeren voor een afdeling: 1. Open het submenu Afdelingen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Selecteer een afdeling en klik in de menubalk op Trefwoorden. 3. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen. De beschikbare lijst met trefwoorden verschijnt. Zie Trefwoorden en synoniemen op pagina 70. 4. Selecteer per combinatie de gewenste trefwoorden (maximaal vier) en klik ter bevestiging in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen. De trefwoordcombinaties worden toegevoegd aan de lijst. 5. Met de opties Omhoog en Omlaag in de menubalk kunt u eventueel de volgorde van de combinaties aanpassen. Er wordt gezocht van boven naar beneden. Het is ook mogelijk trefwoorden toe te wijzen aan servicemedewerkers. Zie Trefwoorden toewijzen aan servicemedewerkers op pagina 106 voor meer informatie. Intern doorsturen Intern doorsturen betekent dat servicemedewerkers een contact (vraag) of activiteit doorsturen naar een andere afdeling binnen Agent Desktop. Uit welke afdelingen servicemedewerkers kunnen kiezen bij intern doorsturen, bepaalt u door middel van de optie Doorsturen contacten voor de afdeling waar het contact of de activiteit staat. Door per afdeling het doorsturen te beperken tot bepaalde afdelingen voorkomt u dat servicemedewerkers een onwerkbaar lange lijst afdelingen te zien krijgen, of een lijst waar afdelingen in voorkomen waar de afdeling waar het contact staat niets mee te maken heeft. Belangrijk om te weten is dat de doorstuurmogelijkheden afhangen van de afdeling van het contact, niet van servicemedewerker. Als een servicemedewerker rechten heeft voor meerdere afdelingen, kan het zo zijn dat de medewerker een contact niet mag doorsturen naar een bepaalde afdeling terwijl de medewerker dat op grond van zijn rechten wel zou verwachten. Bijvoorbeeld: • De afdeling Eerste lijn mag doorsturen naar de afdeling Tweede lijn. • De afdeling Juridische Services mag doorsturen naar afdelingen Eerste lijn en Tweede lijn. • Servicemedewerker Piet hoort bij de afdeling Juridische Services. Hij heeft rechten op zijn eigen afdeling en op de afdelingen Eerste lijn en Tweede lijn. Een contact dat op de afdeling Eerste lijn staat, mag Piet alleen maar doorsturen naar de afdeling Tweede lijn, en dus niet naar de afdeling Eerste lijn of zijn eigen afdeling Juridische Services. Een contact dat op de afdeling Juridische Services staat, mag Piet doorsturen naar de afdelingen Eerste lijn en Tweede lijn. Ga als volgt te werk om een overzicht te zien van welke afdelingen naar welke afdelingen mogen doorsturen: 1. Open het submenu Afdelingen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Raadplegen doorstuurrestricties. Er verschijnt een matrix die aangeeft van welke afdeling naar welke afdeling mag worden doorgestuurd. Zie de volgende afbeelding. Maart 2014 67 Vanuit deze matrix kunt u een afdeling openen, bijvoorbeeld om de instellingen voor intern doorsturen aan te passen: selecteer de afdeling en klik op Wijzigen. Contacttype, contacturgentie en contactstatus KANA Express bevat drie tabellen voor het definiëren van vragen (contacten): • Contacttype: soorten vragen definiëren, bijvoorbeeld Opmerking, Klacht, Suggestie. • Contacturgentie: verschillende soorten urgentie definiëren, bijvoorbeeld Hoog, Gemiddeld, Laag. Desgewenst kunt u responstijden aan de gedefinieerde urgenties koppelen. Deze responstijden kunnen vervolgens gedifferentieerd aan bedrijven worden gekoppeld. • Contactstatus: statussen van vragen definiëren, bijvoorbeeld Nieuw, In behandeling en Afgesloten. Deze omschrijvingen kunnen vervolgens door bezoekers en servicemedewerkers als informatie bij een vraag worden geselecteerd en bekeken. De werkwijze voor contacttypes en -statussen is eenvoudig en behoeft geen verdere uitleg. Het definiëren van contacturgenties wordt hierna beschreven. Contacturgentie definiëren U kunt urgenties opgeven en voor elke urgentie een responstijd selecteren. De beschikbare responstijden hebt u aangemaakt in de tabel Responstijden (zie Responstijden op pagina 72). Als u bijvoorbeeld de urgentie Hoog koppelt aan de responstijd 24 uur, moeten vragen (contacten) met de urgentie Hoog worden behandeld binnen 24 uur. U kunt ook trefwoorden koppelen aan een urgentie. E-mailcontacten met deze trefwoorden krijgen dan automatisch de juiste urgentie. U zou bijvoorbeeld de naam van een belangrijk product van uw bedrijf kunnen invoeren in de lijst met trefwoorden en synoniemen (zie Trefwoorden gebruiken om contacten of urgentie toe te wijzen op pagina 71) en dit trefwoord vervolgens koppelen aan de urgentie Hoog. Vragen over dit product worden dan altijd als eerste in behandeling genomen. Voor bedrijven (in zakelijk KANA Express), ziet u een extra optie. U kunt naast de standaardkoppeling van urgenties en responstijden, nog vijf alternatieve schema’s van koppelingen tussen urgenties en responstijden maken. De urgenties die u hebt opgegeven, komen in alle schema’s voor. Maar welke responstijd u aan een urgentie koppelt, kan per schema verschillen. Bijvoorbeeld: Maart 2014 68 Responstijd Responstijd Responstijd Urgentie Default Schema 1 Schema 2 hoog 24 uur 2 uur 4 uur middel 48 uur 8 uur 24 uur laag 72 uur 24 uur 36 uur Vervolgens koppelt u bedrijven aan schema’s (zie Bedrijven op pagina 107). Sommige bedrijven krijgen Schema 1, andere Schema 2, enzovoorts. Verder is het mogelijk om de urgentie van een contact in Agent Desktop aan te geven met een afwijkende kleur van de tekst en achtergrond. U kunt bijvoorbeeld contacten met de urgentie Hoog in rode letters laten weergeven. Ga als volgt te werk om urgenties te definiëren, daaraan standaardresponstijden te verbinden, maximaal vijf urgentie-/responstijdenschema’s te definiëren, en urgentiekleuren te definiëren: 1. 2. 3. 4. Open het submenu Contacturgentie in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Klik in de menubalk op Toevoegen. Typ de naam die u aan de urgentie wilt geven in het veld Urgentie-omschrijving. Selecteer in het veld Responstijd de responstijd die u standaard ("default") wilt gebruiken voor deze urgentie. Voor particulieren is dit altijd de responstijd die bij de betreffende urgentie hoort. Voor bedrijven is dit de responstijd voor deze urgentie als er geen schema en geen vaste responstijd aan het bedrijf is gekoppeld. 5. Selecteer in de velden Schema 1 tot en met Schema 5 de responstijden die u aan de urgentie wilt koppelen. Als u geen waarde invult, wordt de standaardresponstijd gebruikt. 6. Als u andere kleuren dan de standaardkleuren wilt gebruiken om de urgentie aan te geven, specificeert u als volgt de kleuren van de tekst en de achtergrond van het contact voor de kolom Urgentie in het contactoverzicht: • Typ in het veld Tekst kleur de hexadecimale code van de kleur van de letters. • Typ in het veld Achtergrond kleur de hexadecimale code van de kleur van de achtergrond. 7. Klik in de menubalk op Toevoegen. 8. Selecteer de zojuist gedefinieerde urgentie en klik in de menubalk op Trefwoorden. 9. Klik in de menubalk op Toevoegen. De beschikbare lijst met trefwoorden verschijnt. Zie Trefwoorden en synoniemen op pagina 70. 10. Selecteer de trefwoorden (maximaal vier) die u aan de urgentie wilt koppelen en klik ter bevestiging in de menubalk van de trefwoordenlijst op Toevoegen. 11. Klik in de menubalk op Terug om terug te gaan naar het urgentiedefinitiescherm. Herhaal deze stappen voor elke urgentie die u wilt definiëren. Bij nieuwe contacten kent het systeem een urgentie toe op basis van de trefwoorden die in het contact worden aangetroffen. In het geval van een bedrijf wordt de responstijd toegekend uit het schema dat aan het bedrijf is Maart 2014 69 gekoppeld. Heeft het bedrijf geen schema, dan wordt de standaard responstijd van het bedrijf gebruikt. Bevat het contact geen trefwoord, dan krijgt het de responstijd die bij de afdeling hoort. Wanneer u in een bestaand schema andere responstijden selecteert, leidt dit niet tot een herberekening van de responstijd van contacten van bedrijven waarvoor dat schema van toepassing is. Servicemedewerkers kunnen de responstijd handmatig wijzigen. Maar als daarbij de responstijd korter zou worden dan de huidige, dan wordt de wijziging niet doorgevoerd. Talen Indien u over meerdere talen beschikt, kunt u hier instellen welke talen beschikbaar zijn voor selectie in andere menu’s. Per taal kunt u voor het portaal ook een datum- en tijdnotatie kiezen. De notaties waaruit u kunt kiezen, zijn afhankelijk van de geselecteerde taal. Neem contact op met KANA als u de datum- en tijdnotatie wilt wijzigen voor Agent Desktop en Sitemanager. Trefwoorden en synoniemen Trefwoorden en synoniemen in KANA Express worden op een centrale plaats aangemaakt en beheerd. In de volgende afbeelding ziet u een voorbeeld van een trefwoordenlijst: Trefwoorden worden gebruikt voor de volgende doeleinden: • Zoeken met hele zinnen: door zo veel mogelijk woorden uit de zoekzin te koppelen aan trefwoorden en/of synoniemen, wordt het meest relevante antwoord gezocht. Maart 2014 70 • Kennisitems vindbaar maken: door kennis-items te koppelen aan trefwoorden en/of synoniemen die niet in het kennis-item voorkomen, wordt de vindbaarheid vergroot. • Automatisch het juiste urgentieniveau selecteren: met behulp van trefwoorden en/of synoniemen in de vraag van de bezoeker kan de urgentie worden vastgesteld. Zie Contacttype, contacturgentie en contactstatus op pagina 68. • Automatisch mogelijke antwoorden genereren: met behulp van trefwoorden en/of synoniemen in de vraag van de bezoeker kunnen mogelijke antwoorden automatisch worden gegenereerd. • Automatisch vragen (contacten) toewijzen: door trefwoorden en/of synoniemen te koppelen aan afdelingen en servicemedewerkers, worden vragen (contacten) direct doorgestuurd naar de juiste afdeling en/of persoon. Zie Trefwoorden toewijzen aan afdelingen op pagina 66 en Trefwoorden toewijzen aan servicemedewerkers op pagina 106. U maakt trefwoorden aan in het submenu Trefwoorden van het menu Tabellen. De volgende punten zijn daarbij van belang: • Elk trefwoord en synoniem moet uniek zijn. U mag een bestaand trefwoord niet elders in de lijst als synoniem invoeren en u mag een bestaand synoniem niet elders in de lijst als trefwoord invoeren. • Houd trefwoorden en synoniemen zo kort en uniek mogelijk. Gebruik bijvoorbeeld 'bel' in plaats van 'bellen' of 'gebeld', omdat u dan kunt volstaan met één trefwoord in plaats van meerdere vormen of verbuigingen van hetzelfde woord. Trefwoorden gebruiken om contacten of urgentie toe te wijzen Het is mogelijk om trefwoorden toe te wijzen aan een afdeling, een servicemedewerker of een urgentie, zodat contacten waarin die trefwoorden voorkomen, automatisch naar die afdeling, servicemedewerker en/of urgentie worden doorgestuurd. Houd daarbij rekening met het volgende: Trefwoorden worden gelezen in een sequentiële volgorde op urgentie, afdeling of servicemedewerker. Dit betekent dat: 1. Het toegewezen eerste trefwoord op de eerste regel in de lijst voor afdeling/servicemedewerker/urgentie wordt gelezen. Als er geen overeenkomst wordt gevonden, dan wordt 2. Het toegewezen eerste trefwoord op de tweede regel in de lijst voor afdeling/servicemedewerker/urgentie wordt gelezen. Als er weer geen overeenkomst wordt gevonden, wordt er in de volgende regel gezocht, enzovoort. In een e-mail, wordt er naar trefwoorden gezocht in: • de koptekst • de onderwerpregel • het adres van de afzender, d.w.z. het inleesaccount • de hoofdtekst van de e-mail Als u een e-mail doorstuurt, vermeld dan zowel het oorspronkelijke e-mailadres en het adres waaraan de email wordt doorgestuurd (bijvoorbeeld doorstuuraccount als trefwoord en oorspronkelijk adres als synoniem). Anders levert het vergelijkingsproces niet de gewenste resultaten op wanneer een klant reageert op het antwoord dat de servicemedewerker aan het oorspronkelijke adres heeft gestuurd. U kunt combinaties van trefwoorden opgeven. Er wordt alleen verbinding gemaakt tussen een vraag (contact) en een afdeling, servicemedewerker of urgentie ALLE trefwoorden in een gegeven combinatie bevat. Stel dat een afdeling of servicemedewerker de volgende drie trefwoordcombinaties heeft: Maart 2014 71 Trefwoord 1 Trefwoord 2 Trefwoord 3 hypotheek tweede huis tweede huis huis hypotheek Trefwoord 4 De vraag: “Kan ik een tweede hypotheek nemen op mijn huis?" wordt door de trefwoordcombinatie ´hypotheek´, ´tweede´ en ´huis´ automatisch gekoppeld aan de afdeling, de servicemedewerker of urgentie. De afdeling of servicemedewerker zal de vraag automatisch ontvangen en verder moeten behandelen. De vraag "Kan ik een tweede hypotheek nemen?" wordt echter niet aan de afdeling, de servicemedewerker of de urgentie gekoppeld, omdat de vraag bij alle drie de trefwoordcombinaties slechts een deel van de trefwoorden bevat. Als een vraag aan geen van de beschikbare afdelingen kan worden gekoppeld, wordt deze doorgestuurd naar een restmedewerker. Restmedewerkers behandelen vragen (contacten) die niet automatisch aan servicemedewerkers of afdelingen kunnen worden gekoppeld. Responstijden Voor een goede service aan uw klanten is het belangrijk dat vragen (contacten) worden opgelost binnen de afgesproken tijd. Daarom biedt KANA Express de mogelijkheid om per afdeling of per urgentie vaste responstijden in te stellen. (Zie Responstijden en escalatiemomenten op pagina 63.) U specificeert een responstijd en koppelt die vervolgens aan een afdeling of urgentie. Als een responstijd bijvoorbeeld 24 uur is en de daaraan gekoppelde afdeling 8 uur per dag bereikbaar is, betekent dit dat een vraag (contact) binnen drie dagen moet worden opgelost. Er kunnen echter speciale dagen zijn met afwijkende openingstijden, zoals nationale feestdagen. Als daar geen rekening mee wordt gehouden, kan het zijn dat een escalatiestap afloopt op een niet-werkdag. Daarom kunt u aangeven met welke 'speciale dagen' u rekening wilt houden bij een bepaalde responstijd. Zie Speciale dagen op pagina 74 voor informatie over het aanmaken van speciale dagen. Op de responstijdenpagina kunt u een matrix opvragen met een overzicht van speciale dagen en responstijden. Responstijden specificeren Ga als volgt te werk om responstijden op te geven: 1. Open het submenu Responstijden in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen om een nieuwe responstijd toe te voegen. Selecteer een responstijd in de lijst en klik op Wijzigen als u een bestaande responstijd wilt wijzigen. 3. Vul het weergegeven formulier in met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Beschrijving Voer de naam of een beschrijving van de responstijd in. Maart 2014 72 Optie Beschrijving Responstijden Geef de responstijd op in uren (eerste veld) en minuten (tweede veld). [dagen van de week] Geef voor elke dag van de week op wanneer de afdeling bereikbaar is, door de openingstijd en de sluitingstijd in te vullen. Speciale dagen Hier worden de gedefinieerde toekomstige speciale dagen getoond, met de daarvoor geldende openingstijden. Selecteer de speciale dagen waar u rekening mee wilt houden bij de responstijd. Met het selectievakje Alle dagen (de)selecteren kunt u in één keer alle getoonde speciale dagen selecteren of deselecteren. 4. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. De responstijden die u hebt ingevoerd, kunt u vervolgens koppelen aan afdeling (zie Afdelingen op pagina 63) en aan urgentie (zie Contacttype, contacturgentie en contactstatus op pagina 68. Servicemedewerkers kunnen de responstijd niet zelf wijzigen, behalve als de KANA Express-beheerder Servicemanager (Agent Desktop) Call Back heeft ingeschakeld en in de keuzelijst Responstijd wijzigbaar voor heeft aangegeven voor welke contactbronnen de servicemedewerker de responstijd kan wijzigen (zie Agent Desktop configureren op pagina 53). Het is niet noodzakelijk om responstijden te koppelen aan een urgentie. Indien de tabel met responstijden niet is gekoppeld aan een urgentie, wordt automatisch de tabel met responstijden gebruikt die gekoppeld is aan de afdeling. Matrix van speciale dagen raadplegen U kunt een matrix opvragen van de gedefinieerde speciale dagen. De rijen van de matrix tonen de speciale dagen; de kolommen tonen de responstijden; de cellen tonen de openingstijden die gelden voor een combinatie van speciale dag en responstijd. Vanuit de matrix kunt u de speciale dagen en de responstijden wijzigen. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Responstijden in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Raadplegen speciale dagen. Een matrix met speciale dagen verschijnt. 3. Pas desgewenst een filter toe op de weergave van speciale dagen, door in het veld Filter het gewenste filter te kiezen: • Actuele dagen (standaardinstelling) toont alleen speciale dagen die in de toekomst liggen. • Alle dagen toont alle speciale dagen die ooit zijn gespecificeerd. 4. Klik op de omschrijving van de speciale dag als u een speciale dag wilt wijzigen. Zie Speciale dagen op pagina 74 voor instructies. 5. Klik op de omschrijving van de responstijd als u een responstijd wilt wijzigen. Zie Responstijden specificeren op pagina 72 voor instructies. Maart 2014 73 Speciale dagen Voor een goede service aan uw klanten is het ongewenst dat een escalatiestap afloopt op een moment dat er niemand aanwezig is die actie kan ondernemen. Dat kan zich voordoen op speciale dagen met afwijkende openingstijden, zoals nationale feestdagen of vakantieperiodes. Daarom kunt u optioneel "speciale dagen" specificeren en aangeven bij welke responstijden rekening moet worden gehouden met de openingstijden die op deze speciale dagen gelden. De responstijden koppelt u vervolgens aan een afdeling of urgentie (zie Responstijden op pagina 72). Ga als volgt te werk om speciale dagen op te geven: 1. Open het submenu Speciale dagen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Pas desgewenst een filter toe op de weergave van speciale dagen, door in de menubalk naar het veld Filter te gaan en het gewenste filter te kiezen: • Actuele dagen (standaardinstelling) toont alleen speciale dagen die in de toekomst liggen. • Alle dagen toont alle speciale dagen die ooit zijn gespecificeerd. 3. Klik in de menubalk op Toevoegen als u een nieuwe speciale dag wilt toevoegen. Selecteer een dag in de lijst en klik op Wijzigen als u een bestaande speciale dag wilt wijzigen. 4. Vul het weergegeven formulier in met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Beschrijving Voer de naam of een beschrijving van de speciale dag in. Voor elke gedefinieerde taal kunt u een omschrijving invoeren. Datum Klik op de kalenderknop en selecteer de datum van de speciale dag. Tijden Geef de bereikbaarheid op door de openingstijd en de sluitingstijd in te vullen. Als uw bedrijf op de speciale dag is gesloten, geeft u 00:00 - 00:00 op als tijden. Responstijden Selecteer de responstijd waarvoor de speciale dag van toepassing is. Met de toetsen CTRL en SHIFT kunt u meerdere responstijden selecteren. 5. Klik in de menubalk op Wijzigen of Toevoegen om de instellingen te bevestigen. Onderwerpen Met dit submenu kunt u de mogelijke onderwerpen van de verschillende kennis-items definiëren. De onderwerpen die gekoppeld worden aan kennis-items zijn bedoeld voor rapportagedoeleinden. Klanten kunnen geen onderwerp selecteren. Servicemedewerkers kunnen dit wel. Zodra zij een oplossing (of oplossing en vraag) kopiëren uit de kennisbank, wordt het bijbehorende onderwerp automatisch ingevuld, waarmee het contact geclassificeerd wordt. Servicemedewerkers kunnen dit onderwerp handmatig wijzigen. Verder worden de onderwerpen gebruikt in het afsluitscherm (zie Servicemanager (Agent Desktop) - Direct naar afsluitscherm op pagina 55 en Onderwerp tonen op afsluitscherm op pagina 54). Maart 2014 74 Bronnen Met dit submenu kunt u de standaardbenaming van de bron of afkomst van vragen (contacten) en antwoorden wijzigen. Vragen hangen samen met inkomende bronnen, en antwoorden met uitgaande bronnen. Er zijn vele mogelijke bronnen, bijvoorbeeld Beheerder, Brief in, Brief uit, Internet en Chat. In Agent Desktop wordt de inkomende bron van een contact automatisch vermeld. Verder kunt u in dit submenu bij een inkomende bron (aangegeven met een vinkje in de kolom Inkomend) instellen welke uitgaande bron daar standaard bij hoort. In Agent Desktop wordt bij een contact dan tevens de uitgaande bron voor het antwoord automatisch vermeld zodat de servicemedewerker deze niet handmatig hoeft te selecteren. Overigens kan de servicemedewerker altijd een andere uitgaande bron selecteren. Dit doet u als volgt: 1. 2. 3. 4. 5. Open het submenu Bronnen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Selecteer een bron en klik op Wijzigen. Typ in het veld Omschrijving de gewenste benaming. Selecteer bij een inkomende bron in het veld Bron uit de bijbehorende standaard uitgaande bron. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Ongewenste domeinnamen Het is mogelijk om bezoekers op basis van de domeinnaam in hun e-mailadres automatisch te rangschikken onder het bedrijf waartoe ze behoren (zie Bedrijven op pagina 107). Met het submenu Ongewenste domeinnamen kunt u domeinnamen opgeven of wijzigen waarvan u niet wilt dat ze gekoppeld kunnen worden aan bedrijven, denk bijvoorbeeld aan domeinnamen zoals @hotmail.com. Als u een domeinnaam wilt toevoegen of wijzigen, verschijnt het veld Omschrijving. Hierin voert u de ongewenste domeinnaam in, voorafgegaan door het teken @. Bijlagen Het is mogelijk dat servicemedewerkers bijlagen meesturen bij het beantwoorden van contacten. In hoeverre dat is toegestaan, kunt u instellen in het submenu Parameters in het menu Instellingen (zie Agent Desktop configureren op pagina 53). In het submenu Bijlagen in het menu Tabellen geeft u de centraal opgeslagen bijlagen op, die mogen worden meegestuurd. In Agent Desktop staan de bijlagen vermeld in dezelfde volgorde als in de Sitemanager. U kunt de volgorde van de bijlagen aanpassen, zodat bijvoorbeeld de recentste of meestgebruikte bijlagen bovenaan staan. Ga als volgt te werk om bijlagen toe te voegen of te wijzigen: 1. 2. 3. 4. Open het submenu Bijlagen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een bijlage en klik op Wijzigen. Typ in het veld Naam een omschrijving van de bijlage. Gebruik de knop Bladeren om in het veld Bestandsnaam de locatie en bestandsnaam van de bijlage op te geven. 5. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. 6. U kunt desgewenst de volgorde van de bijlagen wijzigen: selecteer een bijlage en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag. Maart 2014 75 Landen De landen die u met dit submenu toevoegt of wijzigt, verschijnen als keuzemogelijkheden in de submenu's Klanten en Bedrijven in het menu Gebruikers van de knop Configuratie. Verder stelt u met het menu Landen de adreszoekservice in. Adreszoekservice instellen Onder 'adreszoekservice' wordt verstaan dat adresgegevens in Agent Desktop of de Portal Services automatisch worden aangevuld. Bijvoorbeeld, als een servicemedewerker de landencode, de postcode en het huisnummer van een klant intypt, worden de straat- en plaatsnaam automatisch ingevuld als de servicemedewerker naar het volgende veld gaat of op een zoekknop klikt. Wanneer het systeem meerdere adressen vindt die voldoen aan de ingevoerde gegevens, worden de adressen getoond die daar het meest op lijken. De gebruiker kan dan het juiste adres selecteren. De adreszoekservice is wereldwijd beschikbaar. De notatie van adressen en de services waarmee adressen kunnen worden opgezocht, verschillen per land. Daarom zijn de meeste instellingen die verband houden met de adreszoekservice ondergebracht in het menu Landen. Het activeren van de adreszoekservice voor Agent Desktop gebeurt echter in een ander menu. U voert de volgende stappen uit: 1. Per land de ISO-landcode en de te gebruiken adreszoekservice opgeven. 2. Per soort adres (particulier adres, zakelijk bezoekadres en zakelijk postadres) en per land de KANA Express-adresvelden koppelen aan gegevens van de adreszoekservice. Hierbij bepaalt u welke velden handmatig moeten worden ingevuld en welke velden automatisch worden ingevuld door de adreszoekservice. 3. De adreszoekservice activeren voor het profiel van de klant en de bedrijfskaart in Agent Desktop. De volgende tabel geeft een overzicht van de stappen, de locatie in de software waar u de stappen uitvoert, en de plaats in deze handleiding waar u meer informatie vindt. Stap Locatie in de software Zie ISO-landcode en adreszoekservice opgeven. Configuratie (knop) > Tabellen (menu) > Landen (submenu) Landgegevens instellen op pagina 76 KANA Express-adresvelden koppelen aan gegevens van de adreszoekservice. Configuratie (knop) > Tabellen (menu) > Landen (submenu) > Adresregistratie (knop) Adresregistratie instellen op pagina 77 Adreszoekservice activeren in Agent Desktop. Configuratie (knop) > Instellingen (menu) > Parameters (submenu) > Servicemanager (Agent Desktop) (tabblad) Agent Desktop configureren op pagina 53 Landgegevens instellen Ga als volgt te werk om landen toe te voegen of te wijzigen voor gebruik op het profiel klant en de bedrijfskaart: 1. Open het submenu Landen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Maart 2014 76 2. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een land en klik op Wijzigen. 3. Typ in de velden achter Omschrijving de naam van het land in de diverse geactiveerde talen. 4. Schakel het selectievakje Standaard in als dit land standaard vooraf moet worden ingevuld op nieuwe profielen van klanten en bedrijfskaarten (er kan nog wel een ander land worden geselecteerd). 5. Selecteer in het veld Iso3 de ISO-code van het land. Deze code is nodig voor de adreszoekservice. 6. Selecteer in het veld Adreszoekservice de service die wordt gebruikt in Agent Desktop en op het Portaal om gedeeltelijk ingevulde adressen aan te vullen. 7. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. 8. U kunt desgewenst de landvolgorde wijzigen: selecteer een land en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag. Adresregistratie instellen De adresregistratie is de plaats waar u de adresvelden die in KANA Express worden gebruikt, koppelt aan gegevens waar de adreszoekservice mee werkt. Deze koppeling legt u per land vast. Het adresregistratievenster heeft een tabblad voor elk van de drie soorten adressen die in KANA Express kunnen worden vastgelegd: particuliere adressen, zakelijke bezoekadressen en zakelijke postadressen. Deze adressen zijn gerelateerd aan Pagina 1 "Registratie NAW-gegevens" en Pagina 2 "Registratie bedrijfsgegevens" van Configuratie > Instellingen > Pagina's. Elk van de tabbladen in het adresregistratievenster heeft drie kolommen: • Objectnaam: de velden die in KANA Express worden gebruikt om een adres vast te leggen. De velden waaruit u kunt kiezen, zijn de velden (van Pagina 1 en 2) waarbij via Configuratie > Instellingen > Pagina's het veld adresveld is geselecteerd. • Invoer: het gegeven dat in het overeenkomstige KANA Express-veld handmatig moet worden ingevuld als input voor de adreszoekservice. • Uitvoer: het gegeven dat de adreszoekservice invult in het overeenkomstige KANA Express-veld. Bijvoorbeeld: Objectnaam Invoer ZipCode postcode HouseNumber housenr Uitvoer Street street City locality VarField# country In dit voorbeeld moet een servicemedewerker die een klantkaart invult de postcode en het huisnummer intypen. Vervolgens vult de adreszoekservice de staatnaam, de plaatsnaam en het land in. Maart 2014 77 In dit voorbeeld zijn onder Uitvoer de gegevens die al handmatig zijn ingevoerd (postcode en huisnummer) ongemoeid gelaten. U kunt er ook voor kiezen om deze gegevens eveneens te vermelden in de kolom Uitvoer. De adreszoekservice zal de invoer in deze velden dan overschrijven. Op deze manier krijgt u een uniforme notatie van gegevens in plaats van bijvoorbeeld postcodes waarvan de letters soms in hoofdletters staan en soms in kleine letters. Ga als volgt te werk om de adresregistratie in te stellen: 1. Open het submenu Landen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Selecteer in de lijst het land waarvoor u de adresregistratie wilt instellen. 3. Klik in de menubalk op Adresregistratie. Er verschijnt een venster met tabbladen voor diverse adressoorten. 4. Klik op het tabblad voor het soort adres dat u wilt instellen. 5. Selecteer in de velden in de kolom Objectnaam de velden die in KANA Express worden gebruikt om een adres vast te leggen. Bijvoorbeeld, op het tabblad Particulier selecteert u de velden met behulp waarvan op de klantkaart het adres wordt vastgelegd. 6. Selecteer in de velden in de kolom Invoer de gegevens die handmatig moeten worden ingevoerd om overige adresgegevens automatisch op te zoeken. 7. Selecteer in de velden in de kolom Uitvoer de gegevens die de adreszoekservice moet invullen. 8. Herhaal de voorgaande drie stappen voor elk soort adres waarvoor u adresregistratie wilt instellen. 9. Klik in de menubalk op Opslaan om de instellingen te bevestigen. Chat-URL's Het is mogelijk dat servicemedewerkers tijdens een chatsessie willen doorverwijzen naar een website. In het submenu Chat Urls kunt u een omschrijving en het adres definiëren van websites waarnaar vaak wordt verwezen. De servicemedewerkers kunnen de gedefinieerde websites eenvoudig invoegen tijdens de chatsessie en zo typefouten in het adres van de website voorkomen. Als u een website wilt toevoegen of wijzigen, vult u in het veld Chat Urls een omschrijving van de site in. In het veld Url typt u de URL van de site, bijvoorbeeld http://www.kana.nl. Tabs outbound contact De functionaliteit voor outbound contact tabs is opgenomen in de functionaliteit Externe tabbladen. Raadpleeg daarom voor algemene informatie Externe tabbladen op pagina 89 Raadpleeg Variabelen voor scripts, campagnes en verrijken in de externe tabbladen op pagina 171 voor een overzicht van de variabelen die beschikbaar zijn voor de tabbladen scripts, campagne en verrijken. Skills In dit submenu benoemt u vaardigheden of kwaliteiten van servicemedewerkers, bijvoorbeeld "verkoopgerichtheid", en geeft u aan welke servicemedewerkers deze vaardigheid of kwaliteit bezitten. Onder Aantal gelinkte agents ziet u per vaardigheid hoeveel servicemedewerkers die vaardigheid bezitten. In het menu Campagnes van de knop Configuratie kunt u vervolgens aangeven welke van de gedefinieerde vaardigheden van belang zijn voor een telemarketingcampagne. Mede op basis daarvan wordt bepaald welke medewerkers op de campagne worden ingezet. U kunt als volgt een vaardigheid toevoegen of wijzigen: Maart 2014 78 1. Open het submenu Skills in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen als u een nieuwe vaardigheid wilt toevoegen of klik op Wijzigen als u een bestaande vaardigheid wilt veranderen. 3. Vul het weergegeven formulier in met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Beschrijving Voer een beschrijving in van de vaardigheid. Actief Selecteer dit veld als de vaardigheid nodig is in een lopende campagne. Deselecteer dit veld als de vaardigheid niet nodig is in een lopende campagne, maar u de vaardigheid wel wilt bewaren voor later gebruik. Toon alleen actieve agenten Selecteer dit veld als u alleen actieve servicemedewerkers wilt tonen in de lijst van beschikbare outbound agents. Deselecteer dit veld als u actieve en niet-actieve servicemedewerkers wilt tonen in de lijst. Beschikbare outbound agents Dit is een lijst van servicemedewerkers voor wie in het submenu Servicemedewerkers van het menu Gebruikers is aangegeven dat zij outbound activiteiten mogen uitvoeren. Een groen bolletje geeft aan dat de servicemedewerker actief is. Selecteer het vakje voor de naam van de servicemedewerker om aan te geven dat deze de gedefinieerde vaardigheid bezit. 4. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. Campagnestatussen Er zijn vijf standaardstatussen voor telemarketingcampagnes: nieuw, huidig, on hold, geannuleerd en gesloten. Als u een nieuwe campagne aanmaakt, krijgt deze de status nieuw. Als u een campagne live zet, krijgt deze de status huidig. Voor gebruik door u als KANA Express-beheerder kunt u uw eigen statusbenamingen toevoegen aan de vijf standaardstatussen. Onderliggend hebben deze echter dezelfde gevolgen als een van de vijf standaardstatussen. Als u een status wilt toevoegen of wijzigen, typt u in het veld Status de gewenste naam. Selecteer het veld Actief als de status moet worden getoond in de rest van het systeem. Status Beschrijving Nieuw De campagne is aangemaakt. Er worden in Agent Desktop nog geen participanten aangeboden. Huidig De campagne draait. Zolang deze status van toepassing is, kunnen participanten worden aangeboden. Hierbij wordt rekening gehouden met de met actieve agenten, hun skills, de beldagen en de bellijsten. Maart 2014 79 Status Beschrijving On hold De campagne is on hold gezet. Het belscript kan worden afgerond voor de reeds aangeboden participant, maar er worden geen nieuwe participanten aangeboden. Geannuleerd De campagne is geannuleerd. Het belscript kan worden afgerond voor de reeds aangeboden participant, maar er worden geen nieuwe participanten aangeboden. Afgesloten De campagne is afgesloten. Het belscript kan worden afgerond voor de reeds aangeboden participant, maar er worden geen nieuwe participanten aangeboden. Tabs outbound verrijken De functionaliteit voor het verrijken van Tabs outbound is opgenomen in de functionaliteit Externe tabbladen. Raadpleeg daarom voor algemene informatie Externe tabbladen op pagina 89 Raadpleeg Variabelen voor scripts, campagnes en verrijken in de externe tabbladen op pagina 171 voor een overzicht van de variabelen die beschikbaar zijn voor de tabbladen scripts, campagnes en verrijken. Kennisgidsdialogen KANA Express bevat een kennisgids die u in staat stelt een ’gesprek’ (dialoog) aan te gaan met bezoekers of servicemedewerkers om zo het zoekresultaat van hun zoekopdracht te verfijnen. Zo’n gesprek kan bestaan uit aanvullende vragen en zinsdelen met keuzemogelijkheden. Deze aanvullende vragen en zinsdelen zijn gedefinieerd in de tabel Kennisdialogen. De keuzemogelijkheden worden bepaald door de inhoud van de kennisgidsmatrix. Raadpleeg Kennisgids op pagina 31 voor meer informatie en een voorbeeld van een dialoog. De tabel Kennisdialogen toont de vragen en zinsdelen met de bijbehorende omschrijving. U kunt zelf geen vragen en zinsdelen toevoegen of verwijderen. U kunt wel een vraag of zinsdeel en de bijbehorende vertalingen voor de talen die u wilt ondersteunen, wijzigen. Ook kunt u vragen en zinsdelen aanpassen voor het portaal en/of voor Agent Desktop. Een preview van de dialoog toont hoe deze eruit ziet voor bezoekers en servicemedewerkers. Vragen en zinsdelen kunnen bestaan uit alleen tekst (bijvoorbeeld "Ik bedoel iets anders") of uit tekst en tags (bijvoorbeeld "Ik wil een [narrowterm][topterm] [Choice]". De tags worden omsloten door [ en ]. De combinatie van tags bepaalt of er wel of geen spatie tussen staat. De volgende tabel toont de mogelijke tags met voorbeelden: Tag Beschrijving Resultaat [choice] Legt een keuze voor aan de bezoeker. De keuzemogelijkheden worden bepaald door de inhoud van de kennisgidsmatrix. Bedoelt u Maart 2014 betaal internet 80 Tag [topterm] Beschrijving Resultaat Voorbeeld: Bedoelt u [choice] spaar Vult de topterm in op basis waarvan de dialoog is gestart. Ik wil een rekening Voorbeeld: Ik wil een [topterm] [choice] [narrowterm] Vult de narrowterm in die de bezoeker heeft geselecteerd. Voorbeeld: Ik wil een [narrowterm][topterm] [choice] [operator] Vult de operator in die de bezoeker heeft geselecteerd. Voorbeeld: Wat voor [topterm] wilt u [operator] [choice] afsluiten opzeggen Ik wil een internetrekening afsluiten opzeggen Wat voor rekening wilt u afsluiten? betaal internet spaar Houd er rekening mee dat er tussen tags soms wel en soms geen spaties moeten voorkomen. Dit verschilt per taal. Ga als volgt te werk om een vraag of zinsdeel in één om meer talen te wijzigen: 1. Open het submenu Kennisdialogen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Wijzig de vraag of het zinsdeel in de gewenste kolom: Als u de dialoog wilt aanpassen voor het portaal of voor Agent Desktop, brengt u respectievelijk wijzigingen aan in de kolom Portaal of in de kolom Servicemanager (Agent Desktop). Als u de dialoog voor zowel het portaal als Agent Desktop wilt aanpassen, brengt u wijzigingen aan in de kolom Standaard. Klik in de cel die overeenkomt met de vraag die of het zinsdeel dat u wilt wijzigen. Breng vervolgens de wijzigingen aan in het formulier dat verschijnt. 3. Klik in de menubalk op Wijzigen om de wijzigingen te bevestigen. U keert terug naar het hoofdvenster. Onder in het venster kunt u zien hoe de aangepaste dialoog eruit ziet. Webcontactformulieren Van elk contactformulier bestaan altijd twee varianten: een anonieme en een niet-anonieme. Dit zijn de pagina’s met ID 27 en 28 (zie Pagina's op pagina 36). Zodra u bij een kennis-item de webformvariant ’Standaard’ kiest (zie Kennis-items voor menu’s op pagina 20), wordt de anonieme variant gebruikt voor bezoekers die niet zijn ingelogd op het portaal, en de niet-anonieme variant voor bezoekers die wel zijn ingelogd. U kunt aan een kennis-item ook een andere webformvariant koppelen. Welke varianten dat zijn, definieert u in het submenu Webcontactformulieren.Denk bijvoorbeeld aan een vragen-, klachten- of aanvraagformulier. Ook van deze varianten bestaat telkens een anonieme en een niet-anonieme variant. En ook deze varianten worden respectievelijk aan niet-ingelogde of ingelogde bezoekers getoond. Webcontactformulier toevoegen of wijzigen 1. Open het submenu Webcontactformulieren in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Maart 2014 81 2. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer het formulier dat u wilt wijzigen en klik op Wijzigen. Er verschijnt een formulier. 3. Typ of wijzig de gegevens met behulp van de volgende tabel. Veld Beschrijving Beschrijving Typ of wijzig de naam voor de variant in de diverse talen. URL Typ of wijzig de URL naar een alternatief, extern formulier. Zodra u een URL hebt ingevoerd, is het niet-externe webcontactformulier niet meer toegankelijk. De URL wordt actief wanneer u bij het betreffende kennis-item het juiste webcontactformulier hebt geselecteerd in de keuzelijst Webform variant onder Contactmanagement (zie Kennis-items aanmaken op pagina 18). Weergave Selecteer in de keuzelijst de gewenste weergave van het externe webcontactformulier. Er zijn twee mogelijkheden: Zelfde venster - het formulier verschijnt in het zelfde venster. Nieuw venster - het formulier verschijnt in een nieuw venster. Dit is alleen mogelijk als bij het kennis-item de optie Contact via scherm-URL is geselecteerd onder Contactmanagement. 4. Klik in de menubalk op Opslaan om het nieuwe of gewijzigde formulier op te slaan. Objecten van anonieme of niet-anonieme variant definiëren Per webcontactformulier kunt u een anonieme en een niet-anonieme variant definiëren. De basis voor deze variant is het standaardformulier (ID’s 27 en 28). Ga als volgt te werk om een anonieme of niet-anonieme variant voor een webcontactformulier te maken: 1. Open het submenu Webcontactformulieren in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Selecteer het webcontactformulier waarvoor u een anonieme en/of niet-anonieme variant wilt definiëren en klik in de menubalk op Wijzigen. Er verschijnt een formulier. 3. Klik in de menubalk op Anoniem of Niet-Anoniem. De objecten van het standaardformulier worden getoond. Per object ziet u of deze zichtbaar is op het standaardformulier en of het een verplicht veld is. Hieronder ziet u een voorbeeld van de objecten voor de anonieme variant: Maart 2014 82 4. Selecteer het object waarvan u bepaalde instellingen wilt wijzigen en klik in de menubalk op Wijzigen. Er verschijnt een formulier. 5. Typ of wijzig de gegevens met behulp van de volgende tabel. Veld Beschrijving Schermtekst Dit is de naam van het object zoals het op het formulier wordt getoond. Typ of wijzig de naam in de verschillende talen. Alt-tekst Dit is de tekst die verschijnt wanneer de cursor over een veld wordt verplaatst. Typ of wijzig de naam in de verschillende talen. Verplicht Selecteer dit vakje als dit veld verplicht moet worden ingevuld. Zichtbaar Selecteer dit vakje als u dit veld op het formulier wilt tonen. Laat u dit vakje leeg, dan is het veld onzichtbaar. Type veld Hier geeft u aan of het veld een tekst- of datumveld is, of als selectievakje (checkbox) moet worden weergegeven. Lengte van het invoerveld Hier vult u het maximale aantal toegestane tekens in. 6. Klik in de menubalk op Akkoord om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 83 7. Herhaal stappen 4 tot en met 6 voor elk object waarvan u de instellingen wilt wijzigen. Met de knoppen Omhoog en Omlaag kunt u de volgorde van de objecten op het formulier aanpassen. De velden Alt-tekst, Verplicht, Zichtbaar, Type veld en Lengte van het invoerveld zijn niet altijd beschikbaar. Routeringsregels Er kunnen op meerdere plaatsen regels worden vastgelegd die de toewijzing van contacten bepalen. De volgorde waarin die regels worden toegepast, staat vast en is als volgt: Volgorde Toewijzing op basis van City 1 Bedrijf Submenu Bedrijven van het menu Gebruikers (als aan het bedrijf een afdeling of medewerker is gekoppeld) 2 • Pagina-ID 27, "Contact aanmaken anonieme klant" • Submenu Pagina's van het menu Instellingen • Submenu Pagina's van het menu Instellingen • Pagina-ID 28, "Contact aanmaken klant" • Submenu Webcontactformulieren van het menu Tabellen • Webcontactformulier (als Schermtekst routering is ingesteld, zie Pagina's op pagina 36) 3 Routeringsregels Submenu Routeringregels van het menu Tabellen 4 Trefwoorden: eerst op medewerker dan op afdeling Knop Trefwoorden op de menubalk voor: Submenu Servicemedewerkers van het menu Gebruikers. Submenu Afdelingen van het menu Tabellen. 5 Restmedewerker Submenu Servicemedewerkers van het menu Gebruikers, tab Inbound Bij een nieuw contact via het portaal of de chatbot zoekt het systeem in de hierboven aangegeven volgorde naar een passende toewijzingsregel. Zodra er een match is, stopt het zoeken naar een toewijzingsregel en wordt het contact toegewezen. Deze paragraaf beschrijft hoe u de routeringregels instelt, die dus als derde aan de beurt zijn wanneer het systeem zoekt naar een toewijzingsregel die van toepassing is. Routeringregels zijn bedoeld om een standaardroutering te bepalen specifiek voor contacten via de kennisbank. Bij het aanmaken of wijzigen van kennis-items kan de contentmanager dan met de optie Automatisch voor het veld Toewijzing bepalen dat de routering van contacten vanuit het kennis-item moet verlopen volgens de routeringregels (zie Kennis-items voor menu’s op pagina 20). Toewijzing op basis van routeringregels is heel flexibel: Maart 2014 84 • U kunt zo veel routeringregels instellen als u wilt. • Binnen de groep routeringregels kunt u de onderlinge volgorde van de routeringregels wijzigen en zo bepalen in welke volgorde het systeem de routeringregels doorzoekt naar een passende toewijzingsregel. • U kunt op basis van de parameters gebruikersgroep, taal, kanaal en onderwerp algemene en specifieke routeringregels instellen. • U kunt in een routeringregel één parameter of een combinatie van parameters gebruiken. Bij de parameter "onderwerp" gaat het om het item dat is geselecteerd in het veld Onderwerp van het kennis-item, op basis van de items in het submenu Onderwerpen van het menu Tabellen. Ga als volgt te werk om een routeringregel toe te voegen of te wijzigen: 1. Open het submenu Routeringregels in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen als u een routeringregel wilt toevoegen. Selecteer een routeringregel in de lijst en klik op Wijzigen als u een routeringregel wilt wijzigen. 3. Typ in het veld Naam een omschrijving van de routeringregel. 4. Gebruik de parametervelden Gebruikersgroepen, Talen, Kanalen en Onderwerpen om in te stellen voor welke gebruikersgroepen, talen, kanalen en onderwerpen de routeringsregel geldt: • Kies voor de genoemde parametervelden De volgende en selecteer een of meer items in de lijst die verschijnt om de routeringregel alleen voor de geselecteerde items te laten gelden. • Of kies voor de genoemde parametervelden Alle als u geen specifieke keuze wilt maken. 5. Kies bij Toewijzing de afdeling waaraan en de servicemedewerker aan wie het contact moet worden toegewezen. 6. Klik in de menubalk op Wijzigen of Toevoegen om de instellingen te bevestigen. 7. Selecteer de routeringregel en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag tot de routeringregel op de juiste plaats staat. Contact flows Een contact flow dient om servicemedewerkers werk uit handen te nemen bij de registratie van een specifiek soort contacten, bijvoorbeeld het afhandelen van doorgegeven verhuizingen. U legt algemene gegevens vast zoals het onderwerp van het contact, zodat de servicemedewerker die gegevens niet meer hoeft te selecteren. U bepaalt ook of klantgegevens moeten worden vastgelegd, of en hoe het contact moet worden vastgelegd en of een afsluitscherm moet worden doorlopen, zodat de servicemedewerker direct naar de volgende stap wordt geleid en overbodige stappen automatisch overslaat. Als klantregistratie een onderdeel van de flow is, kunt u daarvoor een speciaal klantregistratieformulier aanmaken zodat alleen die gegevens worden gevraagd die van belang zijn voor het specifieke soort contact waarop de flow betrekking heeft. Voor elke contact flow die u definieert, verschijnt een knop op het startscherm van de servicemedewerker. De volgorde van de knoppen op het startscherm komt overeen met de volgorde waarin de contact flows in de Sitemanager zijn vermeld. Als u een contact flow aanmaakt of wijzigt, is de (gewijzigde) flow direct beschikbaar in Agent Desktop. Het venster waar u een contact flow definieert, is verdeeld in drie delen: • Algemene eigenschappen: hier bepaalt u hoe de contact flow op het startscherm wordt gepresenteerd. • Klant- en contacteigenschappen: hier selecteert u de basisgegevens van het contact. Maart 2014 85 • Flow-eigenschappen: hier bepaalt u welke stappen moeten worden doorlopen. De mogelijke stappen zijn 1) klantregistratie, 2) contactregistratie, en 3) afsluitscherm. De onderlinge volgorde van deze stappen ligt vast, maar het is niet verplicht om alle stappen te doorlopen. U kunt bijvoorbeeld de klantregistratie overslaan. Ga als volgt te werk om een contact flow toe te voegen of te wijzigen: 1. Open het submenu Contact flows in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen als u een nieuwe contact flow wilt toevoegen, of selecteer een contact flow in de lijst en klik op Wijzigen. 3. Ga naar het gedeelte Algemene flow eigenschappen en vul de velden in met behulp van de volgende tabel. Optie Beschrijving Naam De naam van de contact flow op het startscherm van Agent Desktop. Vul voor elke taal een naam in. Alt-tekst De omschrijving van de contact flow die verschijnt als mouse-over. Actief Selecteer dit veld om te zorgen dat de contact flow beschikbaar is op het startscherm van de Servicemedewerker. Pictogram Het pictogram van de contact flow op het startscherm van Agent Desktop. 1. Klik op Upload. Er verschijnt een dialoog. 2. Klik op Browse en selecteer het gewenste pictogram. 3. Klik op Start upload. Het pictogram wordt weergegeven. 4. Ga naar het gedeelte Contact en klant eigenschappen en selecteer instellingen voor de volgende gegevens: • Inkomende bron: vereist U kunt kiezen uit Klantbezoek of Telefoon in, of een afgeleide hiervan. • Gebruikersgroep: verplicht, bepaalt of de servicemedewerker deze contact flow mag gebruiken. U kunt alleen niet-interne gebruikersgroepen kiezen. • Taal: verplicht, bepaalt of de servicemedewerker deze contact flow mag gebruiken. • Onderwerp: op dit onderwerp worden de contacten van deze flow geregistreerd. • Contacttype: op dit contacttype worden de contacten van deze flow geregistreerd. • Urgentie: op deze urgentie worden de contacten van deze flow geregistreerd. • Afdeling: op deze afdeling worden de contacten van deze flow geregistreerd. 5. Ga naar het gedeelte Contact flow eigenschappen en selecteer de stappen waaruit de contact flow moet bestaan. Zie de volgende tabel voor nadere instructies. Maart 2014 86 Stap Instructies Klantregistratie Als klantgegevens moeten worden geregistreerd: 1. Selecteer het veld Klantregistratie. 2. Selecteer in de keuzelijst het klantregistratieformulier dat past bij het soort contact waarop de contact flow betrekking heeft. Formulieren voor contact flows maakt u aan met het submenu Klantregistratieformulieren van het menu Tabellen. Zie Klantregistratieformulieren op pagina 87. Contact registratie Als contactgegevens moeten worden geregistreerd: 1. Selecteer het veld Contact registratie. 2. Selecteer de manier waarop het contact moet worden geregistreerd: Afsluitscherm • Kies 2A. Contact toevoegen als het contact via het contactbehandelscherm moet worden aangemaakt. • Kies 2B. Kennisbank en klik op het vergrootglas om een kennis-item te selecteren, als het contact via de kennisbank moet worden aangemaakt. • Selecteer 2C. Externe tabbladen en selecteer een extern tabblad in de lijst, indien de servicemedewerker naar de corresponderende website of applicatie moet worden geleid. Raadpleeg Externe tabbladen op pagina 89. Als er een afsluitscherm moet worden doorlopen: 1. Selecteer het veld Afsluitscherm. 2. Selecteer in de keuzelijst het afsluitscherm dat past bij het soort contact waarop de contact flow betrekking heeft. Afsluitschermen maakt u aan met het menu Formulieren. Zie Afsluitscherm op pagina 113. 3. Klik in de menubalk op Wijzigen of Toevoegen om de instellingen te bevestigen. 4. Selecteer de contact flow in het overzicht en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag tot de contact flows in het overzicht staan vermeld in de volgorde waarin de contact flows op het startscherm van Agent Desktop moeten staan. Klantregistratieformulieren Het is mogelijk om contact flows in te stellen om de afhandeling van bepaalde soorten contacten te stroomlijnen (zie Contact flows op pagina 85). Wanneer in een contact flow klantgegevens moeten worden vastgelegd, kunt u de contactafhandeling nog verder stroomlijnen door een formulier samen te stellen dat is afgestemd op het soort contacten waarop de flow betrekking heeft. Zo zorgt u ervoor dat geen tijd wordt verspild met het invullen van gegevens die overbodig zijn voor de contact flow. U definieert een klantregistratieformulier in twee stappen. Eerst maakt u het formulier aan. U hebt dan een standaardformulier dat hetzelfde is als pagina ID 1 in het submenu Pagina's van het menu Instellingen. Maart 2014 87 Vervolgens gaat u de velden instellen. Daarbij bepaalt u de volgorde van de velden en bepaalt u per veld de naam van het veld; of het veld in de contact flow verplicht, zichtbaar en doorzoekbaar moet zijn; en hoeveel ruimte het veld als kolomkop in beslag mag nemen. Bij een contact flow met klantregistratie moet u een klantregistratieformulier selecteren. Het is daarbij niet mogelijk om pagina ID 1 te selecteren. Daarom is het handig om als eerste klantregistratieformulier een kopie van pagina ID 1 te hebben. U hoeft daarvoor alleen maar een nieuw klantregistratieformulier aan te maken, zonder de velden in te stellen. Ga als volgt te werk om een klantregistratieformulier toe te voegen of te wijzigen: 1. Open het submenu Klantregistratieformulieren in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen als u een formulier wilt toevoegen. Selecteer een formulier in de lijst en klik op Wijzigen als u de naam van het formulier wilt wijzigen. 3. Typ in het veld Naam een omschrijving van het klantregistratieformulier. 4. Klik in de menubalk op Wijzigen of Toevoegen. U keert terug naar het overzicht van klantregistratieformulieren. 5. Selecteer het (nieuwe) formulier en klik in de menubalk op Velden instellen. U ziet een lijst met de velden die in het formulier kunnen worden opgenomen. 6. Selecteer een formulierveld en klik in de menubalk op Wijzigen. 7. Bepaal de eigenschappen van het formulierveld met behulp van de volgende tabel. Optie Beschrijving Schermtekst Tekst waaruit het doel van het veld blijkt. Bijvoorbeeld de naam van het veld of een instructie aan de gebruiker. verplicht Selecteer deze optie om invullen van het veld verplicht te maken. zichtbaar Selecteer deze optie om het veld in het formulier op te nemen. Deselecteer deze optie als u het veld niet nodig hebt voor de contact flow waar het klantregistratieformulier bij hoort. zoeken Selecteer deze optie om te zorgen dat de inhoud van het veld doorzoekbaar is. Kolombreedte (%) Als u hier een percentage invult, wordt het formulierveld als kolom getoond. Het percentage geeft aan hoeveel ruimte de kolom in beslag mag nemen. Een formulier kan zeven kolomkoppen hebben. Als de kolomkoppen samen niet op 100% uitkomen, dan verdeelt KANA Express de kolommen naar verhouding. Het is niet handig om van alle formuliervelden een kolom te maken, want dat past niet op het scherm! 8. Klik in de menubalk op Akkoord om de instellingen te bevestigen. 9. Selecteer het formulierveld en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag tot het formulierveld op de juiste plaats staat. 10. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 88 Externe tabbladen Met Externe tabbladen definieert u de tabbladen die in Agent Desktop worden weergegeven voor het ophalen van gegevens uit externe systemen, bijvoorbeeld het intranet van een eigen organisatie. U kunt hierbij gebruikmaken van verschillende variabelen. Raadpleeg Variabelen voor Externe tabbladen op pagina 176 voor een overzicht van de beschikbare variabelen. Ga als volgt te werk om knoppen met een koppeling naar een website aan te maken in Agent Desktop: 1. Open het submenu Externe tabbladen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen als u een tabblad wilt toevoegen. Klik op Wijzigen om een tabbladtoewijzing te wijzigen. 3. Vul het weergegeven formulier in met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Naam Voer het opschrift voor het tabblad in. Beschrijving Voer de naam of een beschrijving in van de website waaraan het tabblad is gekoppeld. URL Voer de URL in naar de website waarmee het tabblad moet worden gekoppeld. Tabblad weergeven in Selecteer de plaats waar het tabblad moet worden geplaatst. Volgorde Geef per plaats de volgorde van de tabbladen op. Het aantal tabbladen per plaats is beperkt. Default Selecteer deze optie om het tabblad als standaard te openen. Maart 2014 89 Configuratie - E-mail In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de mogelijkheden zijn met het menu E-mail dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. Met dit menu stelt u basisgegevens voor e-mail in, zoals accounts in voor inen uitgaande e-mail en templates voor veelgebruikte soorten e-mailberichten. E-mail configureren Voordat u accounts aanmaakt, moet u de algemene werking van inkomende en uitgaande e-mail in KANA Express configureren. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Configuratie in het menu E-mail van de knop Configuratie. 2. Kies de gewenste instellingen met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Reply toewijzen aan Als een bezoeker een reactie stuurt op een antwoord dat hij van een servicemedewerker heeft ontvangen, kunt u met deze optie bepalen aan wie deze nieuwe e-mail wordt toegewezen. Reply koppelen Als een bezoeker een reactie stuurt op een bericht dat hij heeft ontvangen, kunt u met deze optie bepalen of het systeem deze twee berichten aan elkaar koppelt. Als u deze optie inschakelt, controleert het systeem eerst of het oorspronkelijke contact al is afgesloten. Zo ja, dan wordt dit gekoppeld onder het nieuwe contact (de reactie); in Agent Desktop is dit herkenbaar aan een rood plusje bij de case. Zo nee, dan wordt het nieuwe contact onder het oorspronkelijke, openstaande contact gekoppeld; in Agent Desktop is dit herkenbaar aan een grijs plusje. Als u deze optie uitschakelt, wordt de reactie als nieuw contact onder een nieuw nummer opgeslagen. Badmail verwijderen Als een e-mail niet door KANA Express kan worden ingelezen doordat deze onvolledig is (als er bijvoorbeeld geen afzender is ingevuld), blijft deze in de inlees-directory staan. Als u deze optie inschakelt, wordt mail die in de inleesdirectory blijft staan, automatisch verwijderd. Bijlagen opslaan Als u deze optie inschakelt, worden bijlagen van klanten bij e-mail automatisch opgeslagen. Omdat bijlagen virussen kunnen bevatten, is het soms raadzaam deze optie uit te schakelen. E-mail naar servicemedewerker Dit is de naam van een mailtemplate (zie Mailtemplates op pagina 94). Kies Aan om de template in te schakelen, kies Uit om deze uit te schakelen. Maart 2014 90 Optie Beschrijving E-mail naar geregistreerde klant Dit is de naam van een mailtemplate (zie Mailtemplates op pagina 94). Kies Aan om de template in te schakelen, kies Uit om deze uit te schakelen. Geslachttekst man/vrouw/onbekend Geef hier de gewenste aanhef op bij het verzenden van e-mail naar een bezoeker. 3. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Afzenderaccounts Afzenderaccounts worden gebruikt voor uitgaande e-mails, dus bijvoorbeeld voor het verzenden van antwoorden op e-mails die door bezoekers van KANA Express zijn verzonden. Het e-mailadres dat u voor een afzenderaccount opgeeft (of de bijbehorende alias), wordt gebruikt als afzenderadres bij het beantwoorden van vragen van bezoekers tenzij een alternatief afzenderadres is opgenomen in de eMail template. Bij sommige mailtemplates kan bovendien een afzenderadres worden ingesteld. Als u een e-mail maakt op basis van zo'n mailtemplate, wordt het afzenderadres uit de mailtemplate gebruikt. KANA ExpressOp basis van gebruikersgroep en afdeling bepaalt KANA Express welke afzenderaccount moet worden gebruikt. neemt de lijst met afzenderaccounts van boven naar beneden door. Zodra KANA Express een passende afzenderaccount tegenkomt, wordt die gebruikt. Bijvoorbeeld: Er zijn drie afzenderaccounts: • [email protected] voor gebruikersgroep 1 en afdeling Sales • [email protected] voor gebruikersgroep 1 en afdeling Service • [email protected] voor gebruikersgroep 1 en alle afdelingen Vanuit de afdeling Service wordt een e-mail verstuurd met gebruikersgroep 1. KANA Express gebruikt de eerste passende afzenderaccount, namelijk [email protected]. Als geen enkele afzenderaccount voldoet, gaat KANA Express op minder criteria een geschikte account zoeken. Door van boven naar beneden door de lijst te gaan, kijkt KANA Express of er een afzenderaccount is met de correcte gebruikersgroep of taal. Voldoet geen enkele account, dan wordt de bovenste gebruikt. De volgorde waarin de accounts staan vermeld, is dus van belang. Verder is van belang dat e-mailadressen die u aanmaakt in KANA Express allemaal hetzelfde domein hebben (het gedeelte na het @-teken). Voorbeeld van een domein is @kana.nl. Een geldig e-mailadres in KANA Express zou in dit voorbeeld [email protected] kunnen zijn. Het domein van het e-mailadres zorgt ervoor dat de e-mail op een bepaalde server terechtkomt en vervolgens door KANA Express kan worden verwerkt. Vraag uw systeembeheerder naar de details. Als u van uw systeembeheerder een geldige domeinnaam hebt gekregen, kunt u zelf in KANA Express de verschillende afzenderaccounts binnen dit domein aanmaken. Hiertoe gaat u als volgt te werk: 1. Open het submenu Afzenderaccounts in het menu E-mail van de knop Configuratie. Maart 2014 91 2. Klik in de menubalk op Toevoegen, of selecteer een bestaande account in de lijst en klik op Wijzigen als u accountgegevens wilt wijzigen. 3. Vul de gegevens in en kies de gewenste instellingen met behulp van de onderstaande tabel: Optie Beschrijving Naam Geef de gewenste naam van de account op, bijvoorbeeld Customer Service. Alias Geef de alias van de account op, bijvoorbeeld KANA Customer Service. Deze alias wordt in het veld Afzender geplaatst bij het beantwoorden van een e-mail. E-mail Geef hier het e-mailadres op, bijvoorbeeld [email protected]. Gebruikersgroep Selecteer de gebruikersgroep aan de ontvangende kant waarvoor u de afzenderaccount wilt gebruiken. Het kan bijvoorbeeld wenselijk zijn om antwoorden aan anonieme klanten afkomstig te laten zijn van een ander emailadres dan antwoorden aan geregistreerde klanten. Taal Selecteer de taal waarvoor de afzenderaccount bedoeld is. Afdeling Geef aan voor welke afdelingen u de afzenderaccount wilt gebruiken. • Kies Alle afdelingen om te zorgen dat de account voor alle afdelingen beschikbaar is. • Kies Alleen binnen afdelingen en selecteer afdelingen uit de lijst die verschijnt, om te zorgen dat de account alleen voor de geselecteerde afdelingen beschikbaar is. Met de toetsen CTRL en SHIFT kunt u meerdere selecties maken. Er is een verschil tussen Alle afdelingen en Alleen binnen afdelingen waarbij alle afdelingen zijn geselecteerd. In beide gevallen geldt de afzenderaccount voor alle op dat moment bestaande afdelingen. Maar als er een nieuwe afdeling bijkomt, geldt de account in het eerste geval ook voor de nieuwe afdeling en in het tweede geval niet. Reply Als u deze optie inschakelt, kan de reactie van een bezoeker op een antwoord opnieuw door KANA Express worden ingelezen en automatisch worden toegewezen aan de juiste servicemedewerker. Op deze manier kan er een dialoog ontstaan tussen servicemedewerker en bezoeker. Als u deze optie niet inschakelt, worden reacties niet toegewezen aan de medewerker die het hoofdcontact in behandeling heeft. Bevestigen Deze optie is van belang als u de optie Reply hebt ingeschakeld. Er kunnen dan op de afzenderaccount ook e-mailberichten van bezoekers worden ingelezen. Als u wilt dat daarbij een ontvangstbevestiging wordt verzonden, schakelt u de optie Bevestigen in. Handtekening Geef de tekst op die u aan het einde van e-mailberichten aan bezoekers wilt opnemen, bijvoorbeeld de naam en afdeling van de servicemedewerker. Maart 2014 92 4. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. 5. Pas desgewenst de volgorde van de afzenderaccounts aan: selecteer een account en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag. Inleesaccounts KANA ExpressInleesaccounts worden gebruikt voor inkomende e-mailberichten, dus voor het inlezen van emailberichten die door bezoekers van worden verzonden.Bezoekers die via KANA Express een vraag willen stellen, sturen hun e-mail aan het adres dat u hier instelt. Inkomende e-mail routeren Met de menu’s van de knop Configuratie zijn er verschillende manieren om aan te geven wat er moet gebeuren met inkomende e-mails: • Bij de inleesaccount opgeven of e-mails die daar binnenkomen moeten worden behandeld en zo ja, naar welke afdeling en/of servicemedewerker ze moeten worden doorgestuurd. Gebruik hiervoor het submenu Inleesaccounts van het menu E-mail. • Trefwoorden toewijzen aan een afdeling of servicemedewerker, zodat e-mails op basis van trefwoorden aan een afdeling of servicemedewerker worden doorgestuurd. Gebruik hiervoor het submenu Afdelingen van het menu Tabellen en het submenu Servicemedewerkers van het menu Gebruikers. • E-mail afkomstig van een bedrijf koppelen aan een bepaalde afdeling of servicemedewerker. Gebruik hiervoor het submenu Bedrijven in het menu Gebruikers (zie Bedrijven op pagina 107). Inleesaccounts instellen Het is belangrijk dat e-mailadressen die u aanmaakt in KANA Express allemaal hetzelfde domein hebben (het gedeelte na het @-teken). Voorbeeld van een domein is @kana.nl. Een geldig e-mailadres in KANA Express zou in dit voorbeeld [email protected] kunnen zijn. Het domein van het e-mailadres zorgt ervoor dat de e-mail op een bepaalde server terechtkomt en vervolgens door KANA Express kan worden verwerkt. Vraag uw systeembeheerder naar de details. Als u van uw systeembeheerder een geldige domeinnaam hebt gekregen, kunt u zelf in KANA Express de verschillende inleesaccounts binnen dit domein aanmaken. Hiertoe gaat u als volgt te werk: 1. Open het submenu Inleesaccounts in het menu E-mail van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen, of selecteer een bestaande account in de lijst en klik op Wijzigen als u accountgegevens wilt wijzigen. 3. Vul de gegevens in en kies de gewenste instellingen met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Naam Geef hier de gewenste naam van de account op, bijvoorbeeld Service. Alias Geef hier de alias van het e-mailadres op, bijvoorbeeld Service KANA. Deze alias wordt in het veld Afzender geplaatst bij ontvangstbevestigingen. E-mail Geef hier het e-mailadres op, bijvoorbeeld [email protected]. Maart 2014 93 Optie Beschrijving E-mailtype Selecteer hier het protocol dat wordt gebruikt voor het ontvangen van e-mail. Raadpleeg uw systeembeheerder. Inkomende bron Selecteer hier de bron van de inkomende e-mails. De standaardselectie is E-mail, maar u kunt de bron wijzigen om bijvoorbeeld ingescande brieven vanaf de scanner per e-mail naar KANA Express te kunnen sturen. Gebruikersgroepen Selecteer hier de gebruikersgroep (maximaal één) waaraan u het e-mailadres wilt koppelen. Indien er e-mail wordt ontvangen van een onbekende bezoeker, wordt deze bezoeker automatisch toegevoegd aan de geselecteerde gebruikersgroep. Op deze manier kunt u bijvoorbeeld gemakkelijk een scheiding maken tussen bezoekers afkomstig uit de particuliere en de zakelijke markt. Taal Selecteer hier de taal waarvoor het e-mailadres bedoeld is. Bevestigen Als u deze optie inschakelt, wordt na ontvangst van een e-mail van een bezoeker een ontvangstbevestiging verzonden. Handtekening Geef hier de tekst op die u aan het einde van e-mailberichten aan bezoekers wilt opnemen, bijvoorbeeld de naam en afdeling van de servicemedewerker. Accounttype Kies Niet behandelen als u e-mail gericht aan dit adres niet wilt laten behandelen. Er wordt in dit geval een e-mail verzonden naar de bezoeker, waarin verwezen wordt naar andere bronnen van informatie. Kies Behandelen als u e-mail gericht aan dit adres wilt laten behandelen. Kies Behandelen na reply als u e-mail gericht aan dit adres de eerste keer niet wilt laten behandelen. Er wordt in dit geval een e-mail verzonden naar de bezoeker, waarin dit wordt gemeld. Pas nadat de bezoeker deze e-mail beantwoordt, wordt de e-mail ingelezen in KANA Express en behandeld door de geselecteerde servicemedewerker en afdeling. Toewijzen Deze optie verschijnt als Behandelen of Behandelen na reply is gekozen als Accounttype. Kies Automatisch om de e-mail te laten toewijzen aan een servicemedewerker en afdeling op basis van routeringsregels. Kies een Afdeling en selecteer een afdeling en een Medewerker voor toewijzing aan een vaste servicemedewerker en afdeling. 4. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. Mailtemplates Mailtemplates zijn e-mails met standaard elementen zodat eenvoudig een e-mail kan worden gemaakt en verzonden naar bezoekers, externe contactpersonen, KANA Express-beheerders of servicemedewerkers. Met Maart 2014 94 behulp van templates kunnen met een enkele muisklik veelvoorkomende e-mails worden verzonden, waardoor veel tijd kan worden bespaard. Voor de mailtemplates 1, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 20 en 22 is het mogelijk een alternatieve vorm in htmlformaat te maken. Deze html-variant wordt E-mailtemplate genoemd, in plaats van mailtemplate. Hierbij kunt u opmaakelementen en afbeeldingen toevoegen, kunt u per gebruikersgroep een aparte versie maken en kunt u een specifiek afzenderadres opgeven. Raadpleeg eMail templates op pagina 100 voor informatie over het aanmaken of wijzigen van alternatieve templates, en Alternatieve templates gebruiken op pagina 97 voor informatie over het in gebruik nemen daarvan. U kunt als volgt een mailtemplate aanmaken of wijzigen: 1. Open het submenu Mailtemplates in het menu E-mail van de knop Configuratie. 2. Selecteer een template uit de lijst die verschijnt en klik in de menubalk op Wijzigen. De standaardtekst van de e-mail verschijnt. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik desgewenst op de knop Spelling om de spelling te laten controleren. 3. Klik in de menubalk op Wijzigen om de template te bevestigen. In elke template kunt u gebruikmaken van verschillende variabelen. Raadpleeg Variabelen voor mailtemplates op pagina 155 voor een overzicht van de beschikbare variabelen. Bij sommige templates kunt u ook een afzenderadres opgeven. Als u geen afzenderadres opgeeft, wordt het afzenderaccount gebruikt. Zie Afzenderaccounts op pagina 91. In de volgende tabel vindt u een overzicht van de mailtemplates en een korte toelichting. Template-ID Naam Beschrijving 1 E-mail naar klant, antwoord Antwoord naar een bezoeker die een vraag heeft gesteld via een webcontactformulier of de telefoon. 2 E-mail naar servicemedewerker Notificatiebericht naar een servicemedewerker of afdeling als er een nieuw contact is binnengekomen. 3 E-mail bij wachtwoord vergeten E-mail naar een bezoeker die het wachtwoord om in te loggen is vergeten. 4 E-mail naar geregistreerde klant E-mail naar een bezoeker die zich heeft geregistreerd. 5 E-mail als antwoord op externe mail Antwoord naar een bezoeker die een vraag heeft gesteld via email. 6 E-mail naar servicemedewerker na externe mail Notificatiebericht naar een servicemedewerker of afdeling als er een nieuw contact is binnengekomen (via doorsturen). 7 E-mail naar klant, ontvangstbevestiging ingelezen e-mail Ontvangstbevestiging naar een bezoeker die een vraag heeft gesteld per e-mail. Maart 2014 95 Template-ID Naam Beschrijving 8 E-mail naar servicemedewerker, SLA-melding E-mail om een servicemedewerker te attenderen op het verlopen van de responstijd voor een contact. 9 Fout bij importeren emails, e-mail naar klant E-mail naar een bezoeker nadat een fout is opgetreden bij het importeren van zijn of haar e-mail. 10 E-mail, accounttype niet behandelen E-mailbericht aan bezoeker wanneer het Accounttype van een inleesaccount is ingesteld op Niet behandelen. 11 E-mail, accounttype behandelen na reply E-mail naar een bezoeker als voor de inleesaccount Behandelen na reply is ingesteld bij Accounttype. 12 Notificatie-e-mail naar klant, te laat beantwoord E-mail naar een bezoeker als de responstijd voor het beantwoorden van de vraag van de bezoeker is overschreden (zie Afdelingen invoeren op pagina 64). 13 Fout bij importeren emails, e-mail naar beheerder E-mail naar de beheerder nadat een fout is opgetreden bij het importeren van e-mails. 14 E-mail naar servicemedewerker, activiteit E-mail naar een servicemedewerker om deze te laten weten dat een activiteit voor hem of haar is klaargezet. 15 E-mail naar klant, reactie E-mail om een bezoeker te laten weten dat zijn of haar vraag is ontvangen en spoedig zal worden beantwoord. Deze template is bedoeld voor een tussentijdse reactie. 16 E-mail chatverslag naar geregistreerde klant E-mail met chatverslag naar een geregistreerde bezoeker. De servicemedewerker kan een voorbeeld van dit chatverslag zien in Agent Desktop. 17 E-mail chatverslag naar klant E-mail met chatverslag naar een bezoeker. De servicemedewerker kan een voorbeeld van dit chatverslag zien in Agent Desktop. 18 E-mail contact naar contactpersoon E-mail om een vraag ter beantwoording door te sturen naar een externe contactpersoon. 19 E-mail activiteit naar contactpersoon E-mail om een activiteit ter afhandeling door te sturen naar een externe contactpersoon. 20 E-mail antwoord contactpersoon naar Antwoord aan de bezoeker van een externe contactpersoon. Maart 2014 96 Template-ID Naam Beschrijving klant 21 E-mail inloggegevens naar medewerker E-mail naar een servicemedewerker die de inloggegevens is vergeten. 22 E-mail ontvangstbevestiging op internetcontact Ontvangstbevestiging naar een bezoeker als voor een webcontactformulier is ingesteld dat een ontvangstbevestiging verplicht is. Alternatieve templates gebruiken Wanneer u e-mailtemplates hebt gemaakt als alternatieve templates voor de mailtemplates 1, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 20 of 22, moet u deze nog in gebruik nemen. Dit doet u door gebruikersgroepen te koppelen aan eMail templates. Ga als volgt te werk om alternatieve templates in gebruik te nemen: 1. Open het submenu Mailtemplates in het menu E-mail van de knop Configuratie. 2. Selecteer een template uit de lijst die verschijnt en klik in de menubalk op Wijzigen. 3. Klik in de menubalk op Alternatieve templates. Er verschijnt een nieuw scherm met een lijst van gebruikersgroepen. 4. Selecteer een gebruikersgroep en klik in de menubalk op Wijzigen. Er verschijnt een nieuw scherm. 5. Selecteer in de keuzelijst eMail template de template die u aan deze gebruikersgroep wilt koppelen. 6. Vul eventueel een afzenderadres in. Als u dit veld leeg laat, wordt ofwel het afzenderadres gebruikt dat bij de afzenderaccounts is ingesteld, ofwel het afzenderadres uit het 'Aan-adres'. 7. Klik in de menubalk op Wijzigen. De lijst van gebruikersgroepen verschijnt weer. De naam van de gekoppelde e-mailtemplate staat in de kolom eMail template omschrijving en in de kolom Afzenderadres ziet u het door u opgegeven adres. 8. Herhaal stap 4 tot en met 7 voor elke gebruikersgroep waarvoor u een specifieke eMail template en/of afzenderadres wilt gebruiken. Als u een e-mailtemplate en een afzenderadres koppelt aan de gebruikersgroep Alle, worden die gebruikt voor alle gebruikersgroepen waaraan niet een andere eMail template of afzenderadres is gekoppeld. KANA Express Agent Desktop bepaalt als volgt welke template moet worden gebruikt: eerst gaat KANA Express na of er aan de specifieke gebruikersgroep een alternatieve e-mailtemplate is gekoppeld. Zo niet, dan gaat KANA Express na of er in het algemeen aan 'alle' gebruikersgroepen een alternatieve eMail template is gekoppeld. Zo niet, dan gebruikt KANA Express de gewone mailtemplate. Klanten die hetzelfde e-mailadres gebruiken Herkenning van klanten gebeurt in KANA Express op basis van e-mailadres. Het komt echter voor dat klanten een e-mailadres delen. Bijvoorbeeld, de zoon gebruikt het e-mailadres van zijn moeder om contact op te nemen. Het is belangrijk dat het voor Agent Desktop direct duidelijk is wanneer dat het geval is en van welke klant het contact afkomstig is, zodat informatie niet naar een verkeerde klant wordt gestuurd. Daarom is de Pre- en suffixmodule ontwikkeld. Deze module biedt de volgende mogelijkheden: Maart 2014 97 • Op het profiel van de klant kan aan elk e-mailadres een prefix en/of suffix worden toegekend, bijvoorbeeld het klantnummer. Het prefix en suffix worden niet automatisch toegekend. Bij ontvangst van een bericht van de klant worden het toegekende prefix en suffix aan het e-mailadres toegevoegd, en bij verzending van een bericht aan de klant worden het prefix en suffix weer van het e-mailadres verwijderd. • In Agent Desktop wordt duidelijk aangegeven wanneer meerdere klanten de mogelijke afzender zijn van een ontvangen contact: in het contactoverzicht staat dan ‘MEERDERE OPTIES’ vermeld in plaats van de klantnaam. • Wanneer de servicemedewerker een contact met meerdere mogelijke afzenders in behandeling neemt, verschijnt een scherm waarin de servicemanager de juiste klant kan selecteren of kan aangeven dat het om een nieuwe klant gaat. Wanneer uw organisatie prefixen en suffixen bij e-mailadressen wil gebruiken, vraagt u KANA om de Pre- en suffix-module te implementeren. Als beheerder van KANA Express hoeft u de module verder niet in te stellen. Wel zult u de pre- en suffixen tegenkomen op de klantprofielen in Sitemanager Ongewenste e-mail U kunt e-mailadressen opgeven, bijvoorbeeld de adressen van verzenders van KANA Expressspam, waarvan emails niet mogen worden ingelezen in . Het is ook mogelijk om domeinnamen op te geven waarvan geen e-mails mogen worden ingelezen; zie daarvoor Ongewenste domeinnamen op pagina 75. U kunt als volgt adressen opgeven of wijzigen waarvan u e-mail wilt weren: 1. 2. 3. 4. Open het submenu Ongewenste e-mail in het menu E-mail van de knop Configuratie. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een e-mailadres en klik op Wijzigen. Voer in het veld Omschrijving het e-mailadres in. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen om het adres te bevestigen. Logging Met het submenu Logging kunt u een logboek opvragen waarin staat hoeveel e-mails op een bepaald tijdstip zijn ingelezen of geweigerd op de accounts voor inkomende e-mail. Zo kunt u controleren of er wellicht iets verkeerd is gegaan met het inlezen van e-mails. U vraagt als volgt een logboek op van ingekomen e-mails: 1. Open het submenu Logging in het menu E-mail van de knop Configuratie. 2. Geef een Begindatum en een Einddatum op. 3. Selecteer een type Account. Welke keuzes u hier hebt, hangt af van wat is ingevoerd bij de optie Emailtype in het submenu Inleesaccount (Dropfolder, POP3 of IMAP). 4. Klik in de menubalk op Uitvoeren. Het logboek verschijnt. U kunt de lijst sorteren op een bepaald gegeven door op de betreffende kolomkop te klikken. Klik herhaaldelijk op de kolomkop om afwisselend oplopende of aflopende volgorde te zien. eMailing "eMailing" biedt servicemedewerkers de mogelijkheid om met behulp van een verzendlijst een e-mailbericht te verzenden aan een grote groep personen tegelijk. Met andere woorden, een mailing versturen per e-mail, bijvoorbeeld een nieuwsbrief. Hierbij kunnen de servicemedewerkers kiezen uit een aantal speciale templates. Deze templates in html-formaat stelt u samen met het submenu eMailing. U kunt als volgt een template voor eMailing opstellen of wijzigen: 1. Open het submenu eMailing in het menu E-mail van de knop Configuratie. Maart 2014 98 2. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een template en klik op Wijzigen. 3. Selecteer in de keuzelijst Afzenderaccount de ontvanger- of afzenderaccount die als afzenderadres zal worden gebruikt. Indien nodig kunnen servicemedewerkers een andere afzenderaccount selecteren. 4. Voer in het veld Onderwerp de tekst in die moet verschijnen in de onderwerpregel van het e-mailbericht. Servicemedewerkers kunnen zelf de onderwerptekst aanpassen. 5. Stel in het veld Template de inhoud van de eMailing samen met behulp van de uitgebreide editor. 6. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen om de template op te slaan. 7. Klik rechts in de menubalk op een van de andere talen in het systeem om ook voor die talen een template samen te stellen, en herhaal de bovengenoemde stappen. Voor elk van de talen moet een template worden gemaakt. In elke template kunt u gebruikmaken van verschillende variabelen. Raadpleeg Variabelen voor brief-, fax-, eMailen eMailing-templates op pagina 167 voor een overzicht van de beschikbare variabelen. Standaard is uitgeschakeld dat servicemedewerkers eMailing kunnen gebruiken. Als u wilt dat een servicemedewerker wel gebruik kan maken van eMailing, geeft u dat aan via het submenu Servicemedewerkers van het menu Gebruikers (zie Servicemedewerkers op pagina 102). Bij verzending van e-mailberichten aan grote groepen personen bestaat het risico dat de afzender op een zwarte lijst van spam-verzenders wordt geplaatst. Om dat te voorkomen, controleert de functie eMailing de grootte van de berichten voordat zij worden verstuurd. eMailing Logging Met het submenu eMailing Logging kunt u een overzicht opvragen van verzonden mailings. Het overzicht toont gegevens zoals het onderwerp van de mailing, het tijdstip van verzenden, de servicemedewerker die de mailing heeft verstuurd en het aantal klanten waaraan de mailing is verzonden. U kunt het overzicht sorteren op een bepaald gegeven door op de betreffende kolomkop te klikken. Klik herhaaldelijk op de kolomkop om afwisselend oplopende of aflopende volgorde te zien. Brieftemplates en Faxtemplates Met de submenu’s Brieftemplates en Faxtemplates maakt u templates voor brieven, respectievelijk faxen. De werkwijze is voor beide templates gelijk. Uiteraard voert u de tekst van de brief of fax in en maakt u de tekst op. Maar u kunt desgewenst ook paginaeinden invoegen om een brief of fax van meerdere pagina's te maken met een afwijkende opmaak voor het voorblad en de vervolgpagina's; marges instellen; en paginanummers toevoegen en opmaken. U kunt als volgt een template voor een brief of fax aanmaken of wijzigen: 1. Open het gewenste submenu (Brief templates of Fax templates) in het menu E-mail van de knop Configuratie. 2. Klik op Toevoegen of selecteer een template uit de lijst en klik in de menubalk op Wijzigen. 3. Voer in het veld Omschrijving een naam voor de template in. 4. Selecteer het veld Standaard als dit de brief of fax is die standaard wordt gebruikt als uitgaande bron. De servicemedewerker kan desgewenst een van de andere gedefinieerde brief- of faxtemplates kiezen. 5. Stel in het veld Template de inhoud van de brief of fax samen met behulp van de uitgebreide editor. 6. Klik desgewenst op de knop (Pagina-einde invoegen) om een nieuwe pagina te beginnen. Het pagina-einde is in de editor zichtbaar als een grijze balk die u kunt verslepen. Klik op de grijze balk en druk op de toets Delete op het toetsenbord als u een pagina-einde wilt verwijderen. Maart 2014 99 7. Stel onder de editor bij Marges (mm) de kantlijnen in. De marges boven en onder mogen maximaal 80 mm zijn; de marges links en rechts maximaal 120 mm. In de editor is het effect van deze instellingen niet zichtbaar. 8. Stel het paginanummer in met behulp van de volgende tabel. Het paginanummer wordt in de editor niet getoond. Optie Beschrijving Paginanummer De standaardwaarde is Geen. Als u wel een paginanummer wilt, selecteert u hier of het nummer links, midden of rechts in de voettekst onder aan de pagina moet komen. Lettertype Selecteer het gewenste lettertype voor het paginanummer. Lettergrootte Selecteer de gewenste grootte van het paginanummer. Opmaak Kies 1 als u alleen het paginanummer wilt weergeven. Kies 1/5 als u het huidige paginanummer wilt weergeven en het totale aantal pagina's. Hoogte (mm) Typ de hoogte in mm van de voettekst. 9. Klik in de menubalk op PDF Voorbeeld om een voorbeeld te zien van hoe de uiteindelijke brief of fax eruit zal zien. De brief of fax wordt getoond in uw PDF-reader. Het voorbeeld toont wel de paginanummers, en geeft het gebied van de voettekst aan met een rood kader en het tekstgebied met een zwart kader. In de gegenereerde brief of fax zijn deze kaders niet zichtbaar. 10. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen om de template op te slaan. 11. Klik rechts in de menubalk op een van de andere talen in het systeem om ook voor die talen een template samen te stellen, en herhaal de bovengenoemde stappen. Voor elk van de talen moet een template worden gemaakt. In elke template kunt u gebruikmaken van verschillende variabelen. Raadpleeg Variabelen voor brief-, fax-, eMailen eMailing-templates op pagina 167 voor een overzicht van de beschikbare variabelen. eMail templates Met het submenu eMail templates maakt u templates voor e-mailberichten in html-formaat. Zij dienen als alternatief voor e-mailberichten in de vorm van platte tekst die met bepaalde mailtemplates worden gemaakt. Het gaat hierbij om de mailtemplates 1, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 20 en 22. Deze alternatieve eMail templates kunt u bovendien aan gebruikersgroepen koppelen. Klanten ontvangen dan e-mails waarvan de opmaak en huisstijl verschilt al naar gelang de gebruikersgroep waartoe de klant behoort. Voor elk van de genoemde mailtemplates kunt u meerdere gebruikersgroep-specifieke eMail templates maken. Deze paragraaf beschrijft hoe u eMail templates aanmaakt. Hoe u eMail templates koppelt aan gebruikersgroepen, is beschreven in Alternatieve templates gebruiken op pagina 97. U kunt als volgt een eMail template aanmaken of wijzigen: 1. Open het submenu eMail templates in het menu E-mail van de knop Configuratie. Maart 2014 100 2. Klik op Toevoegen of selecteer een template uit de lijst met bestaande templates en klik in de menubalk op Wijzigen. 3. Voer in het veld Omschrijving een naam voor de template in. 4. Voer in het veld Betreft het onderwerp van de template in. 5. Stel in het veld Template de inhoud van de eMailing samen met behulp van de uitgebreide editor. 6. Vul de template in voor alle overige talen in het systeem: Klik rechts in de menubalk op een taalaanduiding en herhaal stap 3 tot en met 5. 7. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen om de template op te slaan. 8. Ga naar Alternatieve templates gebruiken om de eMail template in gebruik te nemen en te koppelen aan een gebruikersgroep. In elke template kunt u gebruikmaken van verschillende variabelen. Raadpleeg Variabelen voor brief-, fax-, eMailen eMailing-templates op pagina 167 voor een overzicht van de beschikbare variabelen. Maart 2014 101 Configuratie - Gebruikers In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat de mogelijkheden zijn met het menu Gebruikers dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. KANA Express kent drie soorten gebruikers: • KANA Express beheerders: beheerders van KANA Express die werken met de Sitemanager • Servicemedewerkers: personen die vragen van bezoekers verwerken • Bezoekers: personen die via KANA Express op zoek zijn naar informatie. Bezoekers kunnen particuliere klanten zijn, of verbonden zijn aan een bedrijf. Nadat u als KANA Express-beheerder bent ingelogd (zie Toegang krijgen op pagina 10), beschikt u over de rechten om de gegevens van alle soorten gebruikers (inclusief die van uzelf) in te voeren, te wijzigen en te verwijderen. Daarnaast zijn er externe contactpersonen die via KANA Express vragen en activiteiten ter afhandeling doorgestuurd krijgen. In het menu Gebruikers kunt u gegevens van deze personen bijhouden. KANA Express-beheerders Ga als volgt te werk om beheerders van KANA Express toe te voegen of te wijzigen: 1. Open het submenu KANA Express-beheerders in het menu Gebruikers van de knop Configuratie. Er verschijnt een lijst met geautoriseerde KANA Express-beheerders. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een KANA Express-beheerder en klik op Wijzigen. Er verschijnt een formulier. 3. Vul het formulier in. Met de optie Taal selecteert u de taal van de interface; met Tabeltaal selecteert u de taal voor de inhoud van tabellen. 4. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. Als u de rechten van een KANA Express-beheerder wilt bekijken of wijzigen, selecteert u de betreffende KANA Express-beheerder en klikt u in de menubalk op Rechten. Er verschijnt een boomstructuur met de menu's en submenu's waarvoor de betreffende KANA Expressbeheerder beheerrechten heeft. U kunt items uit de structuur verwijderen of items toevoegen. Als u een KANA Express-beheerder inloggegevens wilt toesturen, selecteert u de betreffende KANA Expressbeheerder en klikt u in de menubalk op Inloggegevens. De KANA Express-beheerder ontvangt een emailbericht met diens gebruikersnaam en wachtwoord. Servicemedewerkers Servicemedewerkers ontvangen en verwerken de vragen van bezoekers van KANA Express. U, de KANA Expressbeheerder, voert de servicemedewerkers in en kent de rechten toe. Ook stelt u per servicemedewerker bepaalde kenmerken in, die bepalen hoe en door wie de verschillende vragen (contacten) van bezoekers worden afgehandeld. Zie ook Trefwoorden toewijzen aan servicemedewerkers op pagina 106Bedrijven op pagina 107 en Inleesaccounts op pagina 93. Om servicemedewerkers in te voeren en gegevens te wijzigen gaat u als volgt te werk: Maart 2014 102 1. Open het submenu Servicemedewerkers in het menu Gebruikers van de knop Configuratie. In het hoofdvenster verschijnt een lijst met servicemedewerkers. U kunt de lijst sorteren op een bepaald gegeven door op de betreffende kolomkop te klikken. Klik herhaaldelijk op de kolomkop om afwisselend oplopende of aflopende volgorde te zien. Klik bijvoorbeeld op de kolomkop Naam om de lijst te sorteren op achternaam van de servicemedewerkers, van A tot Z. Als u nogmaals op Naam klikt, wordt de lijst gesorteerd op achternaam van Z tot A. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen als u een servicemedewerker wilt toevoegen. Er verschijnt een formulier met drie tabbladen: Algemeen, Inbound, en Outbound. Op deze tabbladen vult u de vereiste gegevens in met behulp van de tabellen hierna. Als u de gegevens van een servicemedewerker wilt wijzigen, selecteert u een afdeling in de keuzelijst Afdeling en selecteert u een servicemedewerker in de lijst die verschijnt. Klik vervolgens in de menubalk op Wijzigen en vul de vereiste gegevens in op de drie tabbladen van het weergegeven formulier. Gebruik waar nodig de volgende tabellen. (Het is ook mogelijk direct een servicemedewerker te selecteren, zonder eerst een afdeling te selecteren, en vervolgens in de menubalk op Wijzigen te klikken.) 3. Vul het tabblad Algemeen in. De velden voor voor- en achternaam, telefoon, initialen en dergelijke spreken voor zich. Vul de overige velden in met behulp van de volgende tabel: Optie Beschrijving Inlognaam De naam waarmee de servicemedewerker zich aanmeldt bij het systeem. Wachtwoord Het wachtwoord waarmee de servicemedewerker zich aanmeldt bij het systeem. Taal Selecteer de taal van de interface. Tabeltaal Selecteer de taal van de inhoud van de tabellen. E-mailing Met deze optie geeft u aan of de servicemedewerker een e-mailbericht naar meerdere personen tegelijk mag sturen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van verzendlijsten en speciale templates die anders zijn dan de mailtemplates (zie eMailing op pagina 98). Kies Geen rechten als u niet toestaat dat de servicemedewerker e-mailberichten naar meerdere personen tegelijk stuurt. Kies een van de andere opties als u dat wel toestaat. Als u Klantselectie kiest, kan de servicemedewerker een verzendlijst samenstellen door klanten te selecteren via hun profielen. Met Klantselectie + bulkmailing kan de medewerker bovendien een verzendlijst genereren op basis van criteria, bijvoorbeeld vragen die in een bepaalde periode zijn gesteld. Niveau Selecteer het niveau 1, 2 of 3. Dit kunt u zien als junior, medior en senior. Deze optie is bedoeld voor analyses. Tarief Vul het bedrag in dat de medewerker per uur kost. Dit is geen verplicht veld, maar als u niets invult, is het niet mogelijk om hiermee berekeningen uit te voeren in de Analyse-omgeving. Inbound servicemedewerker Selecteer dit veld als de medewerker inbound activiteiten mag uitvoeren. Maart 2014 103 Optie Beschrijving Outbound servicemedewerker Selecteer dit veld als de medewerker outbound activiteiten (telemarketingcampagnes) mag uitvoeren. XServer servicemedewerker Selecteer dit veld als de medewerker mag inloggen op de x-server van KANA Express. 4. Vul op het tabblad Inbound gegevens in die van belang zijn voor inbound activiteiten, met behulp van de volgende tabel: Optie Beschrijving Alias De naam die een bezoeker in een chatsessie te zien krijgt als naam van de servicemedewerker waarmee hij aan het chatten is. Afdeling De afdeling waartoe de servicemedewerker behoort. Gebruikersgroep Selecteer hier de gebruikersgroep(en) waarvoor de servicemedewerker vragen (contacten) mag afhandelen. Met de gebruikersgroep(en) die u hier selecteert, bepaalt u ook welke vragen de servicemedewerker mag zien. Rechten Selecteer hier welke vragen (contacten) de servicemedewerker mag behandelen. Als de optie Alleen eigen contacten is ingeschakeld, kan de servicemedewerker alleen contacten verwerken die aan hem of haar zijn toegewezen. Als de optie Alle contacten binnen afdelingen is ingeschakeld, heeft de servicemedewerkers ook het recht om contacten te verwerken die in de geselecteerde afdelingen geregistreerd zijn. Vraag wijzigbaar Schakel deze optie in als de servicemedewerker vragen (contacten) met als bron Telefoon in of Klantbezoek (of afgeleide bronnen) mag aanvullen of wijzigen nadat ze zijn opgeslagen. Standaard-selectie Selecteer hier welke vragen (contacten) in eerste instantie worden weergegeven wanneer de servicemedewerker inlogt bij Agent Desktop. Notificatie-e-mail Schakel deze optie in als de servicemedewerker per e-mail moet worden gewaarschuwd wanneer er een vraag (contact) voor hem binnenkomt. Restmedewerker Schakel deze optie in als de geselecteerde servicemedewerker alle vragen (contacten) moet behandelen die niet op basis van routeringregels aan een bepaalde servicemedewerker kunnen worden toegewezen. Als de optie Contactoptie bij zoekresultaten is ingeschakeld (zie Beginpagina voor bezoekers op pagina 46) ontvangt de geselecteerde servicemedewerker ook de vragen die bezoekers via de knop Stel een vraag stellen. Maart 2014 104 Optie Beschrijving Als u geen restmedewerker instelt, worden alle vragen die niet via de routeringregels kunnen worden toegekend, aan de laatst aangemaakte servicemedewerker toegekend. Het is daarom belangrijk om een restmedewerker aan te wijzen. Zie ook Routeringsregels op pagina 84. Chat Schakel deze optie in als de servicemedewerker chatsessies met bezoekers mag voeren. Schakel deze optie uit als de servicemedewerker niet mag chatten. Aantal gelijktijdige chats Geef hier aan hoeveel chatsessies de servicemedewerker tegelijk mag voeren. Dashboard Schakel deze optie in om te zorgen dat het Dashboard in Agent Desktop zichtbaar is voor de servicemedewerker. Schakel deze optie uit om het Dashboard niet weer te geven. Extern doorsturen Schakel deze optie in als de servicemedewerker vragen ter beantwoording mag doorsturen naar externen. Schakel deze optie uit als de servicemedewerker geen vragen mag doorsturen naar externen. Zie Contactpersonen op pagina 109. Extern activiteit versturen Schakel deze optie in als de servicemedewerker activiteiten ter afhandeling mag doorsturen naar externen. Schakel deze optie uit als de servicemedewerker geen activiteiten mag doorsturen naar externen. Behandeltalen Geef aan in welke taal of talen de servicemedewerker contacten mag afhandelen. Casebijlagen Met deze optie geeft u aan wat de servicemedewerker mag doen met bijlagen die bij een case worden ontvangen of verzonden of die aan een case worden gekoppeld: Alleen lezen, Toevoegen of Toevoegen en verwijderen. Handtekening medewerker Typ de tekst die u als handtekening van een medewerker wilt instellen voor emails, brieven en faxen. De handtekening kan worden toegevoegd aan een emailtemplate door de variabele '#agent_signature' te gebruiken. Het tekstvak is een HTML-editor. Als u in het tekstvak klikt, verschijnt de knoppenbalk van de editor om de tekst te bewerken. De editor biedt de meest gangbare opmaakfuncties. 5. Vul op het tabblad Outbound gegevens in die van belang zijn voor outbound activiteiten, met behulp van de volgende tabel: Optie Beschrijving Telefoonnummer Het toestelnummer van de servicemedewerker. Maart 2014 105 Optie Beschrijving Actief Deselecteer dit veld als de servicemedewerker wel outbound activiteiten mag uitvoeren, maar daar momenteel niet voor beschikbaar is. Skill Selecteer de vaardigheden die de servicemedewerker bezit. Deze vaardigheden kunt u definiëren in het submenu Skills van het menu Tabellen. 6. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. Als u een servicemedewerker inloggegevens wilt toesturen, selecteert u de betreffende medewerker en klikt u in de menubalk op Inloggegevens. De servicemedewerker ontvangt een e-mailbericht met diens gebruikersnaam en wachtwoord. In keuzelijsten in Agent Desktop wordt de naam van de servicemedewerker als volgt weergegeven: <voornaam> <achternaam> <(initialen)> Bijvoorbeeld: Jane Smith (JDA) Trefwoorden toewijzen aan servicemedewerkers U kunt instellen dat vragen (contacten) waarin bepaalde termen voorkomen, automatisch worden gekoppeld aan de juiste servicemedewerkers. Hiertoe kiest u per servicemedewerker bepaalde (combinaties van) trefwoorden uit de beschikbare trefwoordenlijst (zie Trefwoorden en synoniemen op pagina 70). U kunt per servicemedewerker een oneindig aantal trefwoordcombinaties aanmaken. Elke combinatie kan minimaal één en maximaal vier trefwoorden bevatten. Een koppeling tussen een vraag (contact) en een servicemedewerker komt tot stand wanneer een vraag ALLE trefwoorden binnen een bepaalde combinatie bevat. Zie Trefwoorden gebruiken om contacten of urgentie toe te wijzen op pagina 71 voor een nadere toelichting. Ga als volgt te werk om trefwoorden in te voeren voor een servicemedewerker: 1. Open het submenu Servicemedewerkers in het menu Gebruikers van de knop Configuratie. 2. Selecteer een servicemedewerker en klik in de menubalk op Trefwoorden. 3. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen. De beschikbare lijst met trefwoorden verschijnt (zie Trefwoorden en synoniemen op pagina 70). 4. Selecteer per combinatie de gewenste trefwoorden (maximaal vier) en klik ter bevestiging op Toevoegen of Wijzigen. De trefwoordcombinaties worden toegevoegd aan de lijst. 5. Met Omhoog en Omlaag kunt u eventueel de volgorde van de combinaties aanpassen. Er wordt gezocht van boven naar beneden. Het is ook mogelijk trefwoorden toe te wijzen aan afdelingen. Zie Afdelingen op pagina 63 voor meer informatie. Klanten (particuliere bezoekers) Het opgeven van bezoekers is nodig als u de optie Registreren hebt uitgeschakeld omdat u bijvoorbeeld geen registratie van bezoekers buiten het bedrijf wilt toelaten. Ga als volgt te werk om beheerders van KANA Express toe te voegen of te wijzigen: 1. Open het submenu Klanten in het menu Gebruikers van de knop Configuratie. Maart 2014 106 2. Als u een klant (bezoeker) wilt toevoegen, klikt u in de menubalk op Toevoegen en vult u de vereiste gegevens in het weergegeven formulier in. U kunt een bezoeker koppelen aan een bedrijf door zakelijk te selecteren bij Type klant. Klik op bedrijf zoeken en selecteer in het pop-upvenster het gewenste bedrijf. Klik vervolgens in de menubalk van het pop-upvenster op Overnemen om de klant te koppelen aan het bedrijf. Klik in de menubalk nogmaals op Toevoegen om de instellingen te bevestigen. 3. Als u de gegevens van een bezoeker wilt wijzigen, geeft u in de velden Gebruikersgroep, Taal en Trefwoord de selectiecriteria op van de betreffende bezoeker(s) en klikt u op het vergrootglaspictogram om te zoeken. In het hoofdvenster verschijnt een lijst met bezoekers die aan de opgegeven criteria voldoen. De lijst toont maximaal 500 zoekresultaten. U kunt de lijst sorteren op een bepaald gegeven door op de betreffende kolomkop te klikken. Klik herhaaldelijk op de kolomkop om afwisselend oplopende of aflopende volgorde te zien. 4. Selecteer de gewenste bezoeker en klik op Wijzigen. Breng de gewenste wijzigingen aan in het formulier dat verschijnt en klik in de menubalk nogmaals op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. U kunt bezoekers (klanten) ook verwijderen. Selecteer hiervoor de betreffende bezoeker en klik op Verwijderen in de menubalk. Bedrijven Met het submenu Bedrijven kunt u bedrijfsgegevens invoeren en bepaalde aspecten van KANA Express, zoals urgentie, afdeling, servicemedewerker, responstijd en bezoekers koppelen aan bedrijven. Bedrijf invoeren U voert als volgt een bedrijf in: 1. Open het submenu Bedrijven in het menu Gebruikers van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen. Er verschijnt een formulier. 3. Vul het formulier in. De velden voor NAW-gegevens spreken voor zich. Vul de overige velden in met behulp van de volgende tabel. Optie Beschrijving Vrij veld 1 t/m 5 Hier kunt u overige, niet vooraf gedefinieerde gegevens invoeren. Land Welke keuzes u hier hebt, is afhankelijk van de landen die zijn ingevoerd in het submenu Landen in het menu Tabellen van de knop Configuratie. Responstijd Selecteer hier een responstijd als u een vaste responstijd wilt toewijzen aan email- of internetcontacten afkomstig van bezoekers die bij dit bedrijf horen. Urgentie responstijden Selecteer desgewenst een urgentie-/responstijdenschema. Contacten afkomstig van bezoekers die bij dit bedrijf horen, krijgen een responstijd op basis van het geselecteerde schema (zie Contacturgentie definiëren op pagina 68). Maart 2014 107 Optie Beschrijving Afdeling Selecteer hier een afdeling als u een vaste afdeling wilt toewijzen aan emailcontacten afkomstig van bezoekers die bij dit bedrijf horen. Servicemedewerker Selecteer hier een servicemedewerker als u een vaste servicemedewerker wilt toewijzen aan e-mailcontacten afkomstig van bezoekers die bij dit bedrijf horen. Uit welke servicemedewerkers u kunt kiezen, hangt af van de afdeling die u hebt geselecteerd. Domeinnamen Hier geeft u een of meer domeinnamen van het bedrijf op, om nieuwe bezoekers automatisch aan het bedrijf te koppelen op basis van het domeinnaamgedeelte van hun e-mailadres. Vul bij @ een domeinnaam in en klik op Toevoegen<< om een domeinnaam in te voeren of selecteer een domeinnaam in de lijst en klik op Verwijderen>> om een domeinnaam te verwijderen. Inzien contacten op portaal Schakel deze optie in als u wilt dat medewerkers van een bedrijf de contacten van andere medewerkers van datzelfde bedrijf mogen inzien. Deze optie is standaard ingeschakeld als de optie Default bij toevoegen bedrijf op het tabblad Portaal (menu Instellingen, submenu Parameters) is ingeschakeld. Zie Bronnen op pagina 49. De koppeling van een bedrijf aan een afdeling en/of servicemedewerker (routering) en aan een responstijd heeft altijd voorrang. Er komt bijvoorbeeld een vraag binnen die op grond van de inhoud naar servicemedewerker A moet worden gestuurd. De vraag is echter afkomstig van iemand die bij een bedrijf hoort, en het bedrijf is gekoppeld aan servicemedewerker B. De vraag wordt dan niet naar servicemedewerker A gestuurd, maar naar servicemedewerker B. 4. Klik in de menubalk op Toevoegen om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 108 Bedrijf wijzigen U wijzigt de gegevens van een bestaand bedrijf als volgt: 1. Open het submenu Bedrijven in het menu Gebruikers van de knop Configuratie. 2. Zoek het bedrijf door bij Landen een land te selecteren en bij Trefwoorden een gegeven in te voeren zoals een (gedeelte van een) bedrijfsnaam, domein, of plaats. 3. Selecteer het bedrijf in de lijst en klik in de menubalk op Wijzigen. Er verschijnt een formulier. 4. Vul het formulier in met behulp van de tabel uit Bedrijf invoeren op pagina 107. 5. Klik in de menubalk op Wijzigen om de gegevens te bevestigen. Alleen domeinnamen wijzigen Als u alleen een of meer domeinnamen van een bedrijf wilt wijzigen, kunt u een korter formulier gebruiken: 1. Open het submenu Bedrijven in het menu Gebruikers van de knop Configuratie. 2. Zoek het bedrijf door bij Landen een land te selecteren en bij Trefwoorden een gegeven in te voeren zoals een (gedeelte van een) bedrijfsnaam, domein, of plaats. 3. Selecteer het bedrijf en klik in de menubalk op Domein omzetten. 4. Selecteer de te wijzigen domeinnaam en klik in de menubalk op Omzetten. 5. Vul in het veld Omschrijving de nieuwe domeinnaam in en klik in de menubalk nogmaals op Omzetten om de nieuwe domeinnaam te bevestigen. Contactpersonen Met contactpersonen worden externen bedoeld die buiten het KANA Express-systeem werken. Servicemedewerkers kunnen via KANA Express een contact (vraag) extern doorsturen, dat wil zeggen doorsturen aan een externe contactpersoon. De contactpersoon ontvangt een e-mailbericht op basis van een mailtemplate. Het bericht bevat een link. Het bericht bevat een link waarop de externe contactpersoon moet klikken om de vraag rechtstreeks te beantwoorden. Op vergelijkbare wijze kunnen servicemedewerkers via KANA Express een activiteit doorsturen aan een externe contactpersoon. Ook dan ontvangt de contactpersoon een e-mailbericht op basis van een mailtemplate. U, de KANA Express-beheerder, bepaalt of servicemedewerkers van die mogelijkheden gebruik mogen maken. Zie Servicemedewerkers op pagina 102. Ook past u desgewenst de mailtemplates aan. Zie Mailtemplates op pagina 94. Met het submenu Contactpersonen legt u namen en e-mailadressen van externen vast. Dat vergemakkelijkt het extern doorsturen van contacten en activiteiten. Per contactpersoon geeft u aan welke afdelingen contacten aan de contactpersoon mogen doorsturen, en voor welke gebruikersgroepen de afdelingen dat mogen doen. Het gaat hierbij om de afdeling waar het door te sturen contact staat, en de gebruikersgroep van de klant waarvan de servicemedewerker een door te sturen contact in behandeling heeft. Door het extern doorsturen per contactpersoon te beperken tot bepaalde afdelingen en gebruikersgroepen, voorkomt u dat servicemedewerkers een onwerkbaar lange lijst met contactpersonen te zien krijgen. Ga als volgt te werk om externe contactpersonen toe te voegen of te wijzigen: 1. Open het submenu Contactpersonen in het menu Gebruikers van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een contactpersoon en klik op Wijzigen. Er verschijnt een formulier. 3. Vul het formulier in. 4. Selecteer de optie Zichtbaar in Servicemanager (Agent Desktop) om te zorgen dat de contactpersoon wordt weergegeven in Agent Desktop. Maart 2014 109 5. Geef aan voor welke afdelingen de contactpersoon zichtbaar is, zodat deze afdelingen contacten en activiteiten kunnen doorsturen aan de contactpersoon: • Kies voor alle afdelingen om te zorgen dat de contactpersoon voor alle afdelingen beschikbaar is. • Kies voor de volgende afdelingen en selecteer afdelingen uit de lijst die verschijnt, om te zorgen dat de contactpersoon alleen beschikbaar is voor deze afdelingen. Met de toetsen CTRL en SHIFT kunt u meerdere selecties maken. 6. Geef aan voor welke gebruikersgroepen de contactpersoon zichtbaar is, zodat de afdelingen contacten en activiteiten van die gebruikersgroepen kunnen doorsturen aan de contactpersoon: • Kies voor alle gebruikersgroepen om te zorgen dat afdelingen contacten en activiteiten kunnen doorsturen voor elke gebruikersgroep. • Kies voor de volgende gebruikersgroepen en selecteer gebruikersgroepen uit de lijst die verschijnt, om te zorgen dat afdelingen alleen contacten en activiteiten van bepaalde gebruikersgroepen kunnen doorsturen. Met de toetsen CTRL en SHIFT kunt u meerdere selecties maken. 7. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. Maart 2014 110 Configuratie - Formulieren In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat de mogelijkheden zijn met het menu Formulieren dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. Nieuw formulier maken Met het submenu Formulieren maakt u in een WYSIWYG-editor de formulieren die de servicemedewerker via tabbladen kan openen. De servicemedewerker vult het benodigde formulier in, waarna het wordt opgeslagen en kan worden gebruikt voor rapportages. Als er een nieuwe activiteit of respons voor een contact wordt aangemaakt, horen de contactformulieren bij het hoofdcontact, niet bij de activiteit of de nieuwe respons. Ga als volgt te werk om een nieuw formulier te maken: 1. Open het submenu Formulieren in het menu Formulieren van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen. 3. Typ in het pop-upvenster een naam voor het formulier en klik op Opslaan. Het veld Actief is standaard geselecteerd. Daarom wordt het formulier in Agent Desktop als tabblad getoond. Schakel dit veld uit als u het formulier pas in een later stadium beschikbaar wilt maken in Agent Desktop. Zie Bestaand formulier wijzigen op pagina 112. 4. Klik achter de formuliernaam op het plusteken om een blok toe te voegen. Een blok kan een of meer elementen (selectievakjes, keuzelijsten of invoervelden) bevatten. Typ in het pop-upvenster een omschrijving voor het blok. Het veld Zichtbaar is standaard ingeschakeld. Schakel dit veld uit als u wilt dat het blok bij gebruik van het formulier in Agent Desktop verborgen blijft. Dit wordt na het opslaan van het formulier aangegeven met een onderbroken lijn rond het blok. Geef bij Uitlijning aan of het blok in de linker- of rechterkolom van het formulier moet staan. 5. Klik in het pop-upvenster op Opslaan. Er verschijnt een balkje met de blokomschrijving. 6. Klik achter de blokomschrijving op het plusteken om een element toe te voegen aan het blok. Geef in het pop-upvenster bij Veldtype aan of u een CheckBox (selectievakje), DropDown (keuzelijst) of Invoerveld wilt maken en typ de tekst die u bij het vakje, de lijst of het invoerveld wilt weergeven. Als u DropDown kiest, verschijnt het veld Afhankelijk. Door hier een andere keuzelijst te selecteren, maakt u de keuzelijst afhankelijk van die andere keuzelijst. Het item dat de servicemedewerker in de eerste keuzelijst kiest, bepaalt welke items van de afhankelijke keuzelijst worden weergegeven. Het is niet mogelijk om een keuzelijst afhankelijk te maken van meer dan één andere keuzelijst. Door Verplicht te selecteren, verplicht u de servicemedewerker het element in te vullen. Dit wordt aangegeven met een rood sterretje. 7. Klik in het pop-upvenster op Opslaan. Het element verschijnt onder de blokomschrijving. Als u een keuzelijst hebt gemaakt, heeft deze nog geen inhoud. Klik achter de keuzelijst op het penpictogram om de lijst te bewerken. Voer bij Label de titel van de keuzelijst in. Voer bij Items de items in waaruit gekozen kan worden. Als u een item invoert, kunt u Vervolgvragen overslaan selecteren om aan te geven dat de resterende vragen in het blok moeten worden overgeslagen nadat het betreffende item is gekozen. Zo voorkomt u dat vragen worden gesteld die na een bepaald antwoord niet meer relevant zijn. Bijvoorbeeld: door deze optie in te schakelen voor het antwoord Nee op de vraag Hebt u een auto?, zorgt u dat de vervolgvragen in het blok over het merk, type en bouwjaar van Maart 2014 111 de auto worden overgeslagen. Er wordt dan automatisch naar de eerste vraag van het volgende blok gesprongen. Klik in het pop-upvenster op Opslaan als u tevreden bent met de inhoud van de keuzelijst. 8. Herhaal stap 6 en 7 om meer elementen aan het blok toe te voegen, en herhaal stap 4 tot en met 7 om meer blokken met elementen aan het formulier toe te voegen. Klik desgewenst op de pictogrammen omhoog en omlaag om de volgorde te veranderen en klik op het penpictogram om elementen te bewerken. Als u nu op het submenu Formulieren klikt, wordt het nieuwe formulier weergegeven in de lijst. Formulierveldvariabelen In KANA Express is het mogelijk om in eMail-, mail-, brief- en faxtemplates, kennis-items en op externe tabbladen naar formuliervelden te verwijzen als variabelen. Als de servicemedewerker een template, kennis-item of extern tabblad opent, worden alle formulierveldvariabelen automatisch vervangen door de waarden die in de bijbehorende formuliervelden op het werkelijke formulier zijn ingevoerd. Een formulierveldvariabele wordt alleen automatisch vervangen door de waarde die op het formulier is ingevoerd als het formulier is opgeslagen voor het contact dat de servicemedewerker geopend heeft. Er kan nog steeds naar de formuliervelden op inactieve formulieren worden verwezen als variabelen. De waarden van formulierveldvariabelen worden weergegeven in de taal die voor het contact is ingesteld. Als er geen waarde in het formulierveld is ingevoerd, wordt de naam van de formulierveldvariabele niet weergegeven in templates en op externe tabbladen. De naam van de formulierveldvariabele blijft echter wel zichtbaar in kennis-items. De opmaak van een formulierveldvariabele is #form[ID]_field[ID]. De ID's van de formulierveldvariabele worden beschreven in onderstaande tabel: ID Beschrijving form[ID] De formulier-ID. Als u de formulier-ID wilt zoeken, gaat u naar Sitemanager >Configuratie >Formulieren > Formulieren. De formulier-ID vindt u in de eerste kolom van de formuliertabel, ID. field[ID] De formulierveld-ID. Als u de formulierveld-ID wilt zoeken, gaat u naar Sitemanager >Configuratie >Formulieren > Formulieren. Selecteer een formulier in de formuliertabel en klik op Wijzigen. De formulierveld-ID staat vóór elk veld. Bestaand formulier wijzigen Ga als volgt te werk om een bestaand formulier te bewerken: 1. Open het submenu Formulieren in het menu Formulieren van de knop Configuratie. 2. Selecteer een van de formulieren in de lijst en klik in de menubalk op Wijzigen. 3. Kik achter de formuliernaam op het plusteken om een blok toe te voegen, en klik op formuliernaam te wijzigen of om het veld Actief in of uit te schakelen. om de 4. Klik achter een blokomschrijving op het plusteken om een element toe te voegen, en klik op de bloknaam te wijzigen of om het veld Zichtbaar in of uit te schakelen. Maart 2014 om 112 5. Klik achter de elementen op de pictogrammen omhoog en omlaag en klik op het penpictogram om het element te bewerken. om de volgorde te veranderen, Als u nu op het submenu Formulieren klikt, keert u terug naar de weergave van de lijst met formulieren. Als u de waarde van een formulierveldvariabele in een template, kennis-item of op een extern tabblad wilt wijzigen, moet de waarde in het bijbehorende formulierveld op het formulier worden gewijzigd. Raadpleeg Formulierveldvariabelen op pagina 112 voor meer informatie over formulierveldvariabelen. Afsluitscherm Een afsluitscherm is een formulier dat de servicemedewerker te zien krijgt bij het afsluiten van een contact. De servicemedewerker vult het formulier in, waarna het wordt opgeslagen bij het contact en kan worden gebruikt voor rapportages. Ga als volgt te werk om een afsluitscherm te maken: 1. Stel het formulier samen zoals is beschreven in Nieuw formulier maken op pagina 111. 2. Open het submenu Formulieren in het menu Formulieren van de knop Configuratie en selecteer het formulier in de lijst. 3. Klik in de menubalk op de knop Afsluitscherm om aan te geven dat u het formulier wilt gebruiken als afsluitscherm. 4. Klik in het pop-upvenster op OK. Achter de naam van het formulier verschijnt nu een vinkje in de kolom Afsluitscherm. Post-chat formulier Een post-chat formulier is een formulier dat een bezoeker krijgt te zien nadat de live chatsessie is afgesloten. Met dit formulier kunt u bijvoorbeeld aanvullende vragen stellen over het verloop van de chatsessie. Ga als volgt te werk om een post-chat formulier te maken: 1. Stel het formulier samen zoals is beschreven in Nieuw formulier maken op pagina 111. 2. Open het submenu Formulieren in het menu Formulieren van de knop Configuratie en selecteer het formulier in de lijst. 3. Klik in de menubalk op de knop Post-chat om aan te geven dat u het formulier wilt gebruiken als postchat formulier. 4. Klik in het pop-upvenster op OK . Achter de naam van het formulier verschijnt nu een vinkje in de kolom Post-chat. U kunt maar één formulier als afsluitscherm of als post-chat formulier instellen. Rapportage van het formuliergebruik Het is mogelijk om na te gaan in welke mate de formulieren zijn gebruikt, welke velden zijn geselecteerd, enzovoorts. Ga als volgt te werk om een rapportage van een formulier op te vragen: 1. Open het submenu Formulieren in het menu Formulieren van de knop Configuratie en selecteer het formulier in de lijst. 1. Klik op de menubalk op de knop Matrix om aan te geven dat u een rapport over het formulier wilt opvragen. 2. Klik in de menubalk van het browservenster dat nu verschijnt op de knop Filter. Geef de gewenste rapportage-instellingen op en klik op OK . Maart 2014 113 Configuratie - Campagnes In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de mogelijkheden zijn met het menu Campagnes dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. In het submenu Campagne overzicht van dit menu geeft u instellingen op voor telemarketingcampagnes. In het submenu Belresultaten geeft u aan hoeveel minuten na een mislukte belpoging het nummer opnieuw aan een servicemedewerker moet worden gepresenteerd als een te bellen nummer. Campagne overzicht Met het submenu Campagne overzicht voegt u een nieuwe telemarketingcampagne toe of wijzigt u de instellingen voor een bestaande campagne. De keuzemogelijkheden die u hebt, kunnen afhangen van instellingen in andere menu’s die ook met telemarketingcampagnes te maken hebben. Zie Overige instellingen voor campagnes op pagina 118 voor een overzicht. Campagne toevoegen of wijzigen Ga als volgt te werk om een telemarketingcampagne toe te voegen of te wijzigen: 1. Open het submenu Campagne overzicht in het menu Campagnes van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een campagne en klik op Wijzigen. Er verschijnt een dialoogvenster met vijf tabbladen. 3. Vul de tabbladen in zoals is beschreven in Campagne-instellingen opgeven of wijzigen op pagina 114. 4. Klik in de menubalk boven de tabbladen op Terug om terug te gaan naar het scherm met de lijst van campagnes. Campagne-instellingen opgeven of wijzigen In de volgende paragrafen wordt beschreven hoe u campagne-instellingen opgeeft of wijzigt op de tabbladen Details, Scripts, Agenten, Bellijst en Beldagen. Tabblad Details Op het tabblad Details geeft u onder andere de naam en de begin- en einddatum van de campagne op. Ga als volgt te werk om algemene gegevens van de campagne op te geven: 1. Open het tabblad Details. 2. Kies de gewenste instellingen met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving Beschrijving Vul een beschrijving of naam van de campagne in. Code Dit is een referentieveld dat u bijvoorbeeld kunt gebruiken om een code uit een campagnemanagementsysteem in te typen. Maart 2014 114 Optie Beschrijving Begin- en einddatum Vul de datum in van de eerste en de laatste dag waarop de campagne moet worden uitgevoerd. Aantal belpogingen Hier kunt u desgewenst een afwijkend aantal belpogingen opgeven. Het standaardaantal belpogingen stelt u in met het submenu Outbound instellingen in het menu Instellingen van de knop Configuratie (zie Outbound instellingen op pagina 58). Status Selecteer in de keuzelijst de status van de campagne. De keuzelijst bevat de statussen die zijn gedefinieerd in het submenu Campagne statussen in het menu Tabellen van de knop Configuratie (zie Campagnestatussen op pagina 79). De status Huidig geeft aan dat de campagne draait en wordt getoond in Agent Desktop. U kunt een campagne met de status On hold, Geannuleerd of Gesloten weer actief maken door de status te wijzigen in Huidig. De campagne zal dan weer gaan draaien waarbij een nieuwe participant zal worden aangeboden. Wanneer de status van een huidige campagne wordt gewijzigd in On hold, Geannuleerd of Gesloten, worden alle toekomstige terugbelafspraken niet aangeboden. Toon alleen actieve skills Schakel dit selectievakje in als u alleen actieve vaardigheden wilt tonen in de lijst van vaardigheden. Schakel dit selectievakje uit als u alle vaardigheden wilt tonen. Vaardigheden Hier koppelt u vooraf gedefinieerde vaardigheden aan de campagne. Selecteer Omschrijving om alle vermelde vaardigheden te selecteren. Klik op het selectievakje bij een vaardigheid om deze te selecteren of deselecteren. U kunt extra vaardigheden definiëren in het submenu Skills in het menu Tabellen van de knop Configuratie (zie Skills op pagina 78). 3. Klik in de menubalk op Opslaan om de instellingen te bevestigen. Tabblad Scripts Op het tabblad Scripts koppelt u vooraf gedefinieerde scripts aan de campagne. Raadpleeg Overige instellingen voor campagnes op pagina 118 voor informatie over het definiëren van scripts. Ga als volgt te werk om scripts aan een telemarketingcampagne te koppelen: 1. Open het tabblad Scripts. 2. Voer de gewenste acties uit met behulp van de volgende tabel. Maart 2014 115 Knop Beschrijving Toevoegen Klik op deze knop en selecteer een belscript uit de keuzelijst. Klik op OK om uw keuze te bevestigen. U kunt meerdere scripts of scriptversies aan de campagne koppelen. Verwijderen Selecteer een script en klik op deze knop om het geselecteerde script te verwijderen. Zet live Selecteer een script en klik op deze knop om het geselecteerde script live te zetten. Binnen een campagne kan slechts één script live staan. Tabblad Agenten Met het tabblad Agenten koppelt u servicemedewerkers aan de campagne. U stelt eerst filtercriteria in. Dit zijn de voorwaarden waaraan servicemedewerkers moeten voldoen voor deze campagne. Dit resulteert in een lijst medewerkers en daaruit maakt u vervolgens uw keuze. Raadpleeg Overige instellingen voor campagnes op pagina 118 voor informatie over het definiëren van vaardigheden en het koppelen van vaardigheden aan servicemedewerkers. Ga als volgt te werk om servicemedewerkers aan een telemarketingcampagne te koppelen: 1. Open het tabblad Agenten. 2. Klik op Filter om criteria op te geven voor de lijst servicemedewerkers. 3. Selecteer in het dialoogvenster dat verschijnt Actieve agenten als u alleen actieve servicemedewerkers wilt zien; selecteer de vaardigheden die voor deze campagne van belang zijn; en klik vervolgens op OK. 4. Er verschijnt een lijst met servicemedewerkers die aan de filtercriteria voldoen. Actieve medewerkers worden aangeduid met een groen bolletje. Selecteer het veld Agent om alle servicemedewerkers in de lijst te selecteren, of selecteer/deselecteer individuele servicemedewerkers. 5. Klik in de menubalk op Opslaan om de instellingen te bevestigen. Tabblad Bellijst Met het tabblad Bellijst legt u vast welke groepen personen tijdens de campagne moeten worden gebeld. Ga als volgt te werk om een bellijst te maken voor een telemarketingcampagne: 1. Open het tabblad Bellijst. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen. Er verschijnen drie tabs. 3. Stel een bellijst samen met behulp van de volgende tabel. Tabblad Beschrijving Gebruikers zoeken Met dit tabblad plaatst u individuele geregistreerde gebruikers die aan bepaalde voorwaarden voldoen op de bellijst. Vul de velden in voor de gewenste voorwaarden en klik op Zoeken. Er verschijnt een lijst van gebruikers die in het systeem zijn geregistreerd en Maart 2014 116 Tabblad Beschrijving wiens gegevens overeenstemmen met wat u in de velden hebt ingevuld. Selecteer gebruikers door het veld ID te selecteren, of door individuele gebruikers te selecteren/deselecteren. Klik op Toevoegen om de geselecteerde gebruikers toe te voegen aan de bellijst, of klik op Reset om opnieuw te beginnen. Selectie grote aantallen Met dit tabblad plaatst u grote groepen personen op de bellijst. Selecteer de gebruikersgroep en eventueel een categorie en product. Selecteer en specificeer de velden voor de gewenste voorwaarden en klik op Zoeken. Er verschijnt een lijst van gebruikers die in het systeem zijn geregistreerd en voldoen aan wat u in de velden hebt ingevuld. Selecteer gebruikers door het veld ID te selecteren, of door individuele gebruikers te selecteren/deselecteren. Klik op Toevoegen om de lijst toe te voegen aan de bellijst, of klik op Reset om opnieuw te beginnen. Gebruikers importeren Met dit tabblad kunt u gebruikersgegevens ophalen uit een extern bestand. Geef in het veld Bestand de naam en locatie van het externe bestand op. Typ een omschrijving in het veld Importnaam. Klik op Importeren om gebruikers uit het externe bestand toe te voegen aan de bellijst en bovendien te importeren in het systeem. Er worden profielen van klanten aangemaakt zodat u verdere bewerkingen kunt uitvoeren, bijvoorbeeld een nieuwe gebruikersgroep maken en de geïmporteerde gebruikers daaronder rangschikken. of Klik op Toevoegen om gebruikers uit het externe bestand toe te voegen aan de bellijst. Er verschijnt een bellijst met de gegevens van de personen of groepen die worden gebeld. Als u personen of groepen van de lijst wilt schrappen, selecteert u deze en klikt u vervolgens op Verwijderen in de menubalk. Tabblad Beldagen Met het tabblad Beldagen specificeert u op welke datums en dagdelen er binnen de campagne moet worden gebeld. U maakt eerst een lijst van datums. Daarna kunt u hier nadere selecties op uitvoeren. Ga als volgt te werk om beldagen te specificeren: 1. Open het tabblad Beldagen. 2. Klik in menubalk op Datums toevoegen. 3. Er verschijnt een dialoogvenster. Klik op datums, weeknummers of maanden om deze te selecteren; selecteer een of meer dagdelen; en klik vervolgens op OK. 4. In de lijst met beldagen en dagdelen die nu verschijnt, selecteert u de gewenste dagen en dagdelen. U kunt bijvoorbeeld alle dagen kiezen door Datum te selecteren en vervolgens dagen die in het weekend vallen deselecteren. Maart 2014 117 5. Klik in de menubalk op Opslaan om de instellingen te bevestigen. Belprioriteit Wellicht hebt u verschillende campagnes ingesteld met looptijden die deels overlappen. Het systeem zorgt dat voor alle lopende campagnes de servicemedewerkers telefoonnummers krijgen gepresenteerd die zij moeten bellen. Als echter een van de campagnes voor u extra belangrijk is, kunt u aan deze campagne belprioriteit geven. U kunt daarnaast verrijkprioriteit geven aan dezelfde of een andere campagne. Ga als volgt te werk om belprioriteit te geven aan een campagne: 1. Open het submenu Campagne overzicht in het menu Campagnes van de knop Configuratie. 2. Selecteer een campagne. 3. Klik in de menubalk op Zet Bel Prioriteit. Achter de naam van de campagne verschijnt een vinkje in de kolom Bel Prioriteit. Verrijkprioriteit Als u een bellijst importeert, controleert het systeem voor elk record of dit een telefoonnummer bevat. Zo niet, dan komt het record op de zogenaamde verrijk-lijst van de campagne. De servicemedewerkers krijgen de verrijklijst gepresenteerd en moeten de ontbrekende telefoonnummers opzoeken en opslaan. Daarna plaatst het systeem de betreffende persoon op de bellijst. Het systeem zorgt dat voor alle lopende campagnes waarvoor dat van toepassing is, de servicemedewerkers verrijklijsten krijgen gepresenteerd. Als echter een van de campagnes voor u extra belangrijk is, kunt u aan deze campagne verrijkprioriteit geven. U kunt daarnaast belprioriteit geven aan dezelfde of een andere campagne. Ga als volgt te werk om verrijkprioriteit te geven aan een campagne: 1. Open het submenu Campagne overzicht in het menu Campagnes van de knop Configuratie. 2. Selecteer een campagne. 3. Klik in de menubalk op Zet Verrijk Prioriteit. Achter de naam van de campagne verschijnt een vinkje in de kolom Verrijk Prioriteit. Overige instellingen voor campagnes Sommige instellingen en voorbereidingen voor telemarketingcampagnes vindt u in andere menu’s en submenu’s. De volgende tabel geeft een overzicht van deze overige instellingen en voorbereidende acties, de locatie in de software waar u deze opgeeft of uitvoert, en de plaats in deze handleiding waar u meer informatie vindt. Instelling of actie Locatie in de software Zie Belinstellingen Knop Configuratie > menu Instellingen > submenu Outbound instellingen Outbound instellingen op pagina 58 Vaardigheden definiëren Configuratie (knop) > Tabellen (menu) > Vaardigheden Skills op pagina 78 Maart 2014 118 Instelling of actie Locatie in de software Zie Vaardigheden koppelen aan servicemedewerkers Knop Configuratie > menu Gebruikers > submenu Servicemedewerkers > tabblad Outbound > Servicemedewerke rs op pagina 102 Campagnestatus Configuratie (knop) > Tabellen (menu) > Campagne statussen (submenu) Campagnestatuss en op pagina 79 Scripts definiëren Knop Configuratie > menu Scripts > submenu Script overview Configuratie Scripts op pagina 120 Belresultaten Wanneer een belpoging mislukt, is het van belang om de gebelde persoon opnieuw te bellen. In het submenu Belresultaten kunt u bij een aantal belresultaten aangeven na hoeveel minuten het gebelde nummer opnieuw aan een servicemedewerker moet worden gepresenteerd. Belresultaten met de waarde ’--’ kunt u niet opnieuw inplannen. U kunt zelf geen belresultaten toevoegen. Ga als volgt te werk om het aantal minuten in te stellen: 1. Open het submenu Campagne overzicht in het menu Campagnes van de knop Configuratie. 2. Selecteer het belresultaat waarvoor u de tijd wilt instellen en klik in de menubalk op Wijzigen. Er verschijnt een formulier. 3. Vul in het veld Opnieuw inplannen na het gewenste aantal uren en/of minuten in en klik op Opslaan. De afkorting WBP in het belresultaat Bezwaar WBP staat voor Wet Bescherming Persoonsgegevens. Maart 2014 119 Configuratie - Scripts In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u scripts voor telemarketingcampagnes maakt met submenu Script overview van het menu Scripts dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. Verder wordt uitgelegd hoe u een script inclusief alle versies kopieert. Als u het submenu Script overview opent, wordt bovenin in het venster Scripts een lijst met scripts weergegeven, en onderin in het venster Versie een lijst met de verschillende versies van het script dat in het bovenste venster is geselecteerd. Dit versiebeheer is van belang om te voorkomen dat problemen ontstaan bij de resultaatverwerking als reeds is gebeld met het oude script. Als u een scriptversie aanmaakt of wijzigt, komt u in de Scripteditor. Dit is een lijst met de teksten waaruit het script bestaat. Daaronder wordt het formulier Node eigenschappen weergegeven, waarin de inhoud en eigenschappen van het geselecteerde tekstdeel staan. Klik in de bovenste menubalk op Scripts om terug te gaan naar het scherm Scripts. Stappen voor het maken van scripts Het maken van een telemarketingscript bestaat in grote lijnen uit de volgende stappen: 1. U begint met het aanmaken van het script door een scriptnaam op te geven. 2. Vervolgens schrijft u de afzonderlijke tekstdelen, bijvoorbeeld vragen, waaruit het script bestaat. Deze teksten worden nodes genoemd. 3. Daarna koppelt u de nodes in de gewenste volgorde aan elkaar en controleert u in een previewmodus of het naar wens is. 4. Dan laat u het script valideren door het systeem. Bij de validatie wordt de werking van het script gecontroleerd. Er wordt bijvoorbeeld gekeken of het script uitkomt bij een afsluitende node. 5. Tot slot activeert u het script zodat het beschikbaar komt voor gebruik. In de volgende paragrafen worden deze stappen beschreven. Script aanmaken Ga als volgt te werk om een telemarketingscript toe te voegen: 1. Open het submenu Script overview in het menu Scripts van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk van het bovenste deelvenster op Toevoegen om een script toe te voegen. 3. Geef in het dialoogvenster dat verschijnt een naam en omschrijving van het nieuwe script op, en klik op OK. Het script verschijnt in het bovenste deelvenster, maar het heeft nog geen inhoud. Het volgende gedeelte beschrijft hoe u de inhoud van het script samenstelt. Nodes schrijven Scripts bestaan uit ’nodes’. U schrijft eerst de verschillende nodes, en koppelt die pas later aan elkaar omdat u dan een beter overzicht hebt van alle nodes. Bij elke node moet u niet alleen tekst schrijven, maar ook diverse instellingen specificeren. Ga als volgt te werk om nodes te schrijven: Maart 2014 120 1. Voer indien nodig deze voorgaande stappen uit: Ga naar Configuratie > Scripts > Script overview. 2. Selecteer het gewenste script in het bovenste venster. 3. Desgewenst kunt u nu een scriptversie toevoegen: Klik in de menubalk van het onderste venster op Toevoegen voor een nieuwe, blanco scriptversie; of klik op Kopiëren voor een nieuwe scriptversie die reeds is gevuld met de nodes van het origineel. 4. Selecteer de gewenste scriptversie (bij een nieuw script is dit uiteraard versie 1) en klik in de menubalk van het onderste venster op Wijzigen. De Scripteditor wordt geopend. 5. Klik in de menubalk op Toevoegen om een node aan te maken. Er verschijnt een formulier met nodeeigenschappen. 6. Vul de velden in met behulp van de onderstaande tabel. Optie Beschrijving ID Dit veld wordt later automatisch ingevuld. Naam Een korte omschrijving van de inhoud van de node. Start node Selecteer dit veld als dit de eerste node van het script is. Het script kan maar één startnode hebben. Eind node Selecteer dit veld als dit een node is waar het script stopt. Een eindnode hoeft maar aan een kant te zijn verbonden met een of meer andere nodes. Er kunnen meerdere eindnodes zijn. Type Hier geeft u aan wat de aard van de node is. Label: alleen tekst (geen vraag). Open vraag: het is mogelijk om vrije tekst als antwoord in te vullen. Keuzevraag: uit de mogelijke antwoorden moet er één worden gekozen. Meerkeuzevraag: uit de mogelijke antwoorden mogen er meerdere worden gekozen. Als u Keuzevraag of Meerkeuzevraag kiest, verschijnt onderin het venster Antwoorden. Hierin geeft u de antwoorden op waaruit de respondent kan kiezen. Klik in de menubalk van dit venster op Toevoegen, typ een antwoord en klik op het diskettepictogram voor elk antwoord dat u wilt toevoegen. Bij elk antwoord op een Keuzevraag wordt tevens een keuzelijst weergegeven om de vervolgvraag (volgende node) te selecteren. Dit doet u doorgaans pas later, als u alle nodes klaar hebt. Met de andere knoppen op de menubalk Antwoorden kunt u de antwoorden later nog bewerken of verwijderen, of de volgorde veranderen. Antwoordtype Maart 2014 In geval van een Keuzevraag geeft u in dit veld aan welke actie van de servicemedewerker nodig is om naar de volgende node te gaan. 121 Optie Beschrijving Koppelen: het script gaat automatisch naar de volgende node als de servicemedewerker het antwoord aanklikt. Radiobutton: de servicemedewerkers moet het antwoord aanklikken en op Volgende klikken om naar de volgende node te gaan. Volgende node Selecteer de node die na deze node komt, als het gaat om een Label, Open vraag of Meerkeuzevraag. (Bij een Keuzevraag geeft u de volgende node aan bij elk van de antwoorden.) Tekst Typ hier de tekst van de node, bijvoorbeeld een inleiding of een vraag. Ook kunt u hier aanwijzingen voor de servicemedewerker typen. Raadpleeg Variabelen voor scripts, campagnes en verrijken in de externe tabbladen op pagina 171 voor een overzicht van de variabelen die u in de scripttekst kunt gebruiken. Verplicht Selecteer dit veld als het script alleen naar de volgende node mag gaan als de respondent de vraag heeft beantwoord. Memoveld Selecteer dit veld om aan te geven dat de servicemedewerker bij deze node opmerkingen of andere informatie kan noteren in een memoveld. Referentie 1 en Referentie 2 De tekst die u hier typt, wordt samen met het antwoord opgeslagen in de database voor later gebruik bij de resultaatverwerking. 7. Klik in de menubalk op Opslaan om de node op te slaan. U keert terug naar de Scripteditor. 8. Begin weer bij punt 3 om nog meer nodes te schrijven. U hebt nu diverse nodes gemaakt, maar nog geen verbanden aangegeven. Het volgende gedeelte beschrijft hoe u nodes koppelt en het script controleert. Nodes koppelen en script controleren De Scripteditor bevat een lijst van de nodes die u hebt geschreven. Door de nodes in deze lijst omhoog of omlaag te schuiven, krijgt u voor uzelf een overzicht van welke nodes u wilt gebruiken en wat de juiste volgorde is. Daarna kunt u de nodes gaan koppelen tot een script. Vervolgens controleert u of het script goed doorloopt. Ga als volgt te werk om nodes te koppelen en het script te controleren: 1. Voer indien nodig deze voorgaande stappen uit: Ga naar Configuratie > Scripts > Script overview, selecteer een script, selecteer een scriptversie en open de Scripteditor door in de onderste menubalk op Wijzigen te klikken. 2. Selecteer een node en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag tot de node op de juiste plaats staat. Doe dit ook met de andere nodes totdat alle nodes die u wilt gebruiken in de juiste volgorde staan. Deze stap dient slechts om een overzicht te krijgen. Maart 2014 122 3. Open de startnode door deze te selecteren en in de onderste menubalk op Bewerken te klikken. (De startnode is aangegeven met een vinkje in de kolom Start.) Koppel nu de startnode aan de node die erna moet komen: • Bij een node van het type Label, Open vraag of Meerkeuzevraag selecteert u de vervolgnode in het veld Volgende node. Klik daarna in de menubalk op Opslaan. • Bij een node van het type Keuzevraag selecteert u de vervolgnode bij elk van de antwoorden in het venster Antwoorden. Op deze manier wordt een Keuzevraag gekoppeld aan evenzoveel nodes als er antwoorden zijn. Klik daarna in de menubalk op Opslaan. 4. Open de volgende node en koppel deze aan een andere node. Ga zo door totdat u alle benodigde nodes hebt gekoppeld en alle vertakkingen eindigen bij een eindnode (aangegeven met een vinkje in de kolom Eind). Omdat een script door de verschillende antwoordmogelijkheden meerdere vertakkingen krijgt, kunnen er ook meerdere eindnodes zijn. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat verschillende vertakkingen eindigen bij dezelfde eindnode. 5. Klik in de menubalk van de Scripteditor op Weergeven om het script "af te spelen" in een previewmodus, ongeveer zoals de servicemedewerker het script gepresenteerd krijgt. Zo kunt u controleren of de overgangen tussen de nodes kloppen. Als u tevreden bent met de koppelingen, moet u nog een technische controle laten uitvoeren zoals in de volgende paragraaf wordt beschreven. Script valideren Scripts zijn onwerkbaar als niet alle vertakkingen eindigen met een eindnode. Daarom is het noodzakelijk het systeem te laten controleren of dat in orde is. Dit wordt de validatie van het script genoemd. Ga als volgt te werk om een script te valideren: 1. Voer indien nodig deze voorgaande stappen uit: Ga naar Configuratie > Scripts > Script overview, selecteer een script, selecteer een scriptversie en open de Scripteditor door in de onderste menubalk op Wijzigen te klikken. 2. Klik in de menubalk van de Scripteditor op Valideren. Als het script technisch gezien in orde is, verschijnt de melding "Validatie geslaagd". Als u nu teruggaat naar het venster Scripts en het script selecteert, ziet u dat in het venster Versie een vinkje staat in de kolom Gevalideerd. Het script is klaar. De laatste stap is om het script beschikbaar te stellen voor gebruik in campagnes, zoals hierna wordt beschreven. Script activeren Als het script is gevalideerd, kunt u het activeren. Pas nadat het script is geactiveerd, wordt het weergegeven als een van de keuzemogelijkheden wanneer u voor een campagne een script selecteert (zie Tabblad Scripts op pagina 115). Ga als volgt te werk om een script te activeren: 1. Voer indien nodig deze voorgaande stappen uit: Ga naar Configuratie > Scripts > Script overview, selecteer een script en selecteer een scriptversie. 2. Klik in de menubalk van het venster Versie op Activeren. Er verschijnt een vinkje in de kolom Actief. Indien nodig kunt u dit terugdraaien door te klikken op de knop Deactiveren. Zet nooit een script actief voordat het is gevalideerd. Maart 2014 123 Bestaand script kopiëren U kunt een script inclusief alle versies kopiëren. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn als u vergelijkbare telemarketingcampagnes uitvoert voor verschillende relaties. Ga als volgt te werk om een script met alle versies te kopiëren: 1. Open het submenu Script overview in het menu Scripts van de knop Configuratie. 2. Selecteer het gewenste script in het bovenste venster. 3. Klik in de menubalk van het bovenste venster op Kopiëren.De kopie van het script wordt in de lijst in het bovenste venster weergegeven met een sterretje achter de scriptnaam totdat u de naam van de kopie wijzigt. Maart 2014 124 Configuratie - Event Service In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de mogelijkheden zijn van het menu Event Service dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. Event Service is een module die is ontwikkeld voor de samenwerking tussen KANA Express en andere applicaties. De gegevens uit KANA Express kunnen nodig zijn voor andere applicaties, bijvoorbeeld een ERP-systeem. De integratielaag tussen KANA Express en die externe applicaties wordt gevormd door X-Server. Via X-Server vragen externe applicaties veranderingen in de gegevens op uit KANA Express. Dit gebeurt periodiek, bijvoorbeeld ‘s nachts. Met de module Event Service kan informatie real-time worden doorgegeven aan andere applicaties. De andere applicatie ontvangt real-time een bericht dat er een event heeft plaatsgevonden in plaats van dat de applicatie er periodiek om moet vragen. Events, consumenten en abonnementen Bij handelingen in KANA Express waarbij informatie wordt toegevoegd, gewijzigd of verwijderd, wordt deze verandering vastgelegd in de database van KANA Express. Event Service zorgt ervoor dat er bovendien een ‘event’ wordt gelogd. Een event is een signaal dat aangeeft dat een bepaalde handeling heeft plaatsgevonden. Events kunnen automatisch worden doorgestuurd naar applicaties die hierin zijn geïnteresseerd. In de Sitemanager voert u als KANA Express-beheerder de volgende taken uit voor Event Service: l l l 'Consumenten' aanmaken. Een consument is een externe applicatie die op de hoogte moet worden gesteld van bepaalde events. Aangeven op welke events de consument is ‘geabonneerd’, dat wil zeggen welke events via Event Service aan de externe applicatie moeten worden doorgestuurd. Event Service en de consumenten monitoren: opvragen welke events zijn doorgestuurd. Hierbij worden ook eventuele foutmeldingen getoond, bijvoorbeeld als een consument niet beschikbaar is. Consumenten aanmelden en abonneren op events U kunt een externe applicatie aanmelden als consument van Event Service, en vervolgens de consument abonneren op bepaalde events zodat die events worden doorgestuurd ten behoeve van de als consument aangemelde applicatie. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Consumenten in het menu Event Service van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen. Het scherm toont enkele invoervelden en een tabel met events. 3. Meld de externe applicatie aan als consument van Event Service: • Vul bij Naam de naam van de externe applicatie in. • Vul bij Omschrijving een nadere beschrijving van de externe applicatie in. De Consument ID wordt automatisch gegenereerd. Dit ID-nummer identificeert de externe applicatie bij Event Service. 4. Abonneer de consument op events door in de tabel met events in de kolom Abonnee de selectievakjes van de benodigde events te selecteren. De tabel met events geeft de volgende informatie zodat u kunt bepalen welke events nodig zijn: Maart 2014 125 Kolom Beschrijving Entity Het gebied waarop de event betrekking heeft: chats, bedrijven, contacten, bijlagen bij contacten, notities bij contacten, klanten, afdelingen, klanten die voor een campagne worden benaderd, kennis-items of servicemedewerkers. Event De naam van de event zoals die op de integratielaag wordt gebruikt. Beschrijving De handeling in KANA Express waarvoor de event wordt gelogd. Als u de consument op heel veel events wilt abonneren, selecteer dan alle events door het selectievakje direct achter de kolomnaam Abonnee te selecteren, en deselecteer vervolgens de niet-benodigde events. 5. Klik in de menubalk op Toevoegen om de instellingen te bevestigen. Event Service en consumenten monitoren U kunt controleren voor welke consumenten (externe applicaties) welke events in een bepaalde periode zijn doorgestuurd. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Monitoring in het menu Event Service van de knop Configuratie. Er verschijnt een venster dat in twee delen is verdeeld. In het bovenste gedeelte geeft u selectiecriteria op. Met de selectiecriteria geeft u aan of u Event Service wilt monitoren, of consumenten wilt monitoren. Onder de selectiecriteria verschijnt een lijst met events die voldoen aan de criteria. 2. Geef in het bovenste gedeelte van het venster de gewenste selectiecriteria op met behulp van de volgende tabel: Optie Beschrijving Begindatum Gebruik deze twee opties om het begin en einde te specificeren van de periode waarvoor u de versturing van events wilt controleren. Eind datum Niveau Hiermee specificeert u het niveau van events: Alle – alle events. DEBUG – events die zijn gelogd bij foutopsporing. INFO – events die zijn gelogd bij het vastleggen van informatie. WARN – events die zijn gelogd bij systeemwaarschuwingen. ERROR – events die zijn gelogd bij systeemfouten. FATAL – events die zijn gelogd bij fatale systeemfouten. Filter Hiermee specificeert u welke event-meldingen u wilt zien: Alle – toont alle meldingen. Maart 2014 126 Optie Beschrijving Event Service – toont meldingen die specifiek voor Event Service zijn. Kies deze optie als u Event Service wilt monitoren. Alle consumenten – toont meldingen voor alle consumenten. Consument – toont meldingen voor een specifieke consument. Consument Als u bij Filter hebt gekozen voor Consument, selecteert u in deze keuzelijst de consument waar het u om gaat. 3. Klik op Toon details. Onder de selectiecriteria verschijnt een lijst met events die voldoen aan de criteria. De lijst toont maximaal 500 zoekresultaten. U kunt de lijst sorteren op een bepaald gegeven door op de betreffende kolomkop te klikken. Klik herhaaldelijk op de kolomkop om afwisselend oplopende of aflopende volgorde te zien. De lijst met zoekresultaten geeft de volgende informatie: Optie Beschrijving Consument naam De naam van de consument waarvoor de event is verstuurd. Tijdstip Het tijdstip waarop de event is verstuurd. Niveau Het niveau waarop de event is gelogd. Bericht De (fout)melding die is doorgestuurd. Consument GUID De ID van de consument. Cons.Online Geeft aan of de consument online is, dat wil zeggen of Event Service kan communiceren met de consument zodat deze de event kan ontvangen. Maart 2014 127 Configuratie - Chatbot In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de mogelijkheden zijn van het menu Chatbot dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. De chatbot is een programma dat een chatgesprek tussen een servicemedewerker en een klant simuleert; een geautomatiseerde gesprekspartner. De term chatbot is dan ook afgeleid van de woorden 'chat' en 'robot'. De klant ziet een avatar (een animatie die verschillende gezichtsuitdrukkingen kan hebben en die een servicemedewerker voorstelt), en tekstballonnen. In de tekstballonnen verschijnen vooraf gedefinieerde dialoogzinnen waarmee de chatbot communiceert met de klant. De chatbot dient om eenvoudige vragen van klanten af te vangen door te zoeken naar passende items uit de kennisbank en deze aan de klant te tonen. U kunt instellen dat de chatbot de klant doorverwijst naar een 'echte' servicemedewerker als blijkt dat de chatbot een vraag niet kan beantwoorden. Dit wordt het escaleren van een contact genoemd. In plaats van de klant een contactformulier te laten invullen, stelt de chatbot vragen om op een interactieve manier de benodigde klantgegevens te verzamelen. Vervolgens zet de chatbot het contact door naar (web-)e-mail of live chat. De chatbot kan vanuit uw website worden gestart in een bepaalde taal en in een bepaalde context, dat wil zeggen voor een bepaalde categorie in de kennisbank, een product, een sectie of een gebruikersgroep. Zie URLparameters voor het aanroepen van KANA Express Chatbot op pagina 185 voor meer informatie. Vertalingen, emoties en smalltalk In de Sitemanager voert u als KANA Express-beheerder de volgende taken uit voor Chatbot: l l l l l l Vertalingen aanmaken. Vertalingen zijn de teksten die de chatbot gebruikt voor dialogen (vragen stellen, informeren en reageren op invoer van de klant), namen van knoppen en dergelijke. Deze teksten maakt u aan in alle talen die zijn geconfigureerd. Emoties toevoegen. Emoties zijn de gezichtsuitdrukkingen van de avatar, bijvoorbeeld vragend of teleurgesteld. Voor elke gewenste gezichtsuitdrukking geeft u op waar het bijbehorende animatiebestand staat. Smalltalk definiëren. Smalltalk betekent 'oppervlakkig praten, grapjes maken'. In de context van een chat (bot) kunt u denken aan smileys bestaande uit leestekens zoals ;) of losse kreten zoals 'Hoi'. U stelt in met welke woorden en emoties de chatbot reageert op 'gebabbel' van de kant van de klant. Hiermee maakt u de interactie levendiger. Vragen definiëren bij webcontactformulier. U bepaalt welke velden van het webcontactformulier ingevuld moeten worden om een e-mailcontact te kunnen aanmaken en formuleert de bijbehorende vragen die de chatbot aan de klant stelt. Bijvoorbeeld "Wat is uw e-mailadres?". Vragen definiëren bij chatcontactformulier. U bepaalt welke velden van het chatcontactformulier ingevuld moeten worden voordat een live chatsessie kan worden gestart, en formuleert de bijbehorende vragen die de chatbot aan de klant stelt. Bijvoorbeeld "Wat is je voornaam?". Parameters instellen. U geeft de standaardinstellingen voor de chatbot op, bijvoorbeeld of escalatie mogelijk is, en na hoeveel seconden de chatbot aan de klant vraagt of diens vraag naar tevredenheid is beantwoord. Als u smalltalk, vragen voor contactformulieren of parameters aanmaakt of wijzigt, zijn de nieuwe versies direct beschikbaar in de chatbot, dat wil zeggen zodra de webbrowser is ververst. Voor de vertalingen ligt dat iets anders: elke twee minuten wordt gecontroleerd of er nieuwe vertalingen zijn. Dat betekent dat er een vertraging is van twee minuten tussen het moment dat u een vertaling opslaat, en het moment dat de opgeslagen vertaling beschikbaar is in de chatbot. Maart 2014 128 Vertalingen De chatbot beschikt over een beperkt aantal dialoogzinnen en knoppen voor de interactie met de klant. Het vertalingenscherm toont een lijst met de volgende kolommen: • Vertalingen: een identificatie van de dialoogzinnen en knoppen. • Waarde: de teksten die de chatbot gebruikt. Bijvoorbeeld, de vertaling (identificatie) "MessageWait" kan de waarde (tekst) "Een momentje, ik zoek het even op" hebben. Houd u er rekening mee dat er een vertraging is van twee minuten tussen het moment dat u een vertaling opslaat, en het moment dat de opgeslagen vertaling beschikbaar is in de chatbot. De volgende tabel toont alle mogelijke vertalingen, hun betekenis en een voorbeeld van een mogelijke waarde. Vertaling Betekenis Voorbeeld ButtonSend De tekst van de knop waarop de klant moet klikken om een vraag in te dienen. Verzenden ExitText De tekst die verschijnt nadat een klant heeft aangegeven geen vragen meer te willen stellen. Tot ziens! Dit venster wordt nu gesloten. ExternLinkText De tekst die verschijnt als een antwoord is gevonden en de klant het antwoord kan bekijken door op een koppeling te klikken. Klik op de link om de informatie te bekijken die ik voor je heb gevonden. FieldRequiredText De tekst die verschijnt als een klant geen antwoord geeft op een vraag die correspondeert met een verplicht veld van een web- of chatcontactformulier. We hebben deze informatie echt nodig. FilterProductsAllText De tekst van de optie waarmee de klant kan aangeven de gevonden antwoorden voor alle producten te willen zien. Laat alles maar zien. FilterProductsText De tekst om de klant te vragen op welk product diens vraag betrekking heeft wanneer er verschillende mogelijke antwoorden zijn gevonden. Ik heb informatie gevonden in meerdere rubrieken. Kies een rubriek. FilterSectionsAllText De tekst van de optie waarmee de klant kan aangeven de gevonden antwoorden voor alle secties te willen zien. Laat alles maar zien. FilterSectionsText De tekst om de klant te vragen op welke sectie diens vraag betrekking heeft Waar gaat de vraag over? Maart 2014 129 Vertaling Betekenis Voorbeeld wanneer er verschillende mogelijke antwoorden zijn gevonden. GoBackCommand De tekst van de opdracht aan de klant om terug te gaan naar de vorige stap van een web- of chatcontactformulier. Ga terug naar de vorige stap InputNotValidText De tekst die verschijnt als de klant voor een web- of chatcontactformulier informatie opgeeft in een verkeerde notatie. Bijvoorbeeld een datum die niet voldoet aan de gewenste datumnotatie. Deze informatie is onjuist ingevoerd. MessageWait De tekst die verschijnt als de KANA Express-server niet binnen een halve seconde reageert. Een momentje... MoreInfoText Antwoorden van meer dan 250 tekens worden afgekapt. MoreInfoText is de tekst van de koppeling die leidt naar de rest van een afgekapt antwoord. Klik hier voor de rest van de tekst. MultipleAnswersIntroText De tekst die verschijnt wanneer de klant een optie moet kiezen omdat er meerdere antwoorden mogelijk zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden. Klik op een van de vragen of stel me een andere vraag. NoText De volledige tekst van een ontkennend antwoord. Nee NoTextShort De korte versie van een ontkennend antwoord. N OpenText De openingstekst die verschijnt na het opstarten van de chatbot. Hallo, Ik ga je helpen met het beantwoorden van jouw vragen. Dit zijn de vragen die het meest aan me zijn gesteld. Klik erop of stel een vraag. OperatorName De naam van de avatar. Ieder antwoord dat de chatbot geeft, wordt voorafgegaan door deze naam. Chatbot Maart 2014 130 Vertaling Betekenis Voorbeeld QuestionAnsweredExitQuestion Nadat de klant heeft aangegeven dat de vraag is beantwoord: de tekst om te vragen of de klant nog een vraag heeft. Wil je me nog een vraag stellen? QuestionAnsweredNoChatText De tekst van de optie waarmee de klant kan aangeven live te willen chatten omdat de vraag niet is beantwoord. Nee, ik wil graag even chatten met een van jouw collega's. QuestionAnsweredNoEmailText De tekst van de optie waarmee de klant kan aangeven te willen e-mailen omdat de vraag niet is beantwoord. Nee, beantwoord mijn vraag maar per e-mail. QuestionAnsweredOtherQuestion De tekst om te vragen of de klant nog een vraag wil stellen. Je kunt ook een nieuwe vraag stellen. QuestionAnsweredText De tekst om aan de klant te vragen of het gegeven antwoord de vraag van de klant beantwoordt. Is je vraag beantwoord? QuestionAnsweredYesText De tekst van de optie waarmee de klant kan aangeven dat de vraag is beantwoord. Ja, mijn vraag is beantwoord. ReQuestionText De tekst die verschijnt nadat de klant heeft aangegeven nog een vraag te willen stellen. Ga je gang, stel je volgende vraag. ResultsFoundText De tekst die verschijnt als antwoorden zijn gevonden in de database. Ik heb een aantal mogelijkheden. Klik op een van de vragen of stel me een andere vraag. ResultsNotFoundText De tekst die verschijnt als geen antwoorden zijn gevonden in de database. Ik begrijp de vraag niet. Stel me een andere vraag. StillSameSectionNoText De tekst van de optie waarmee de klant kan aangeven dat de vraag niet betrekking heeft op een bepaalde sectie. Niet specifiek. StillSameSectionText De tekst om aan de klant te vragen of diens vraag nog steeds betrekking heeft op dezelfde sectie. Heeft de vraag nog steeds betrekking op {0}? Maart 2014 131 Vertaling Betekenis Voorbeeld StopCommand De tekst van de opdracht aan de klant om de web- of chatcontactdialoog te beëindigen. Stop VisitorAlias De alias voor de klant. Iedere tekst die de klant typt, wordt voorafgegaan door deze alias. Bezoeker: YesText De volledige tekst van een bevestigend antwoord. Ja YesTextShort De korte versie van een bevestigend antwoord. J De waarden van de vertalingen, met andere woorden de teksten waarmee de chatbot met de klant communiceert, kunt u invoeren of wijzigen. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Vertalingen in het menu Chatbot van de knop Configuratie. 2. Selecteer een van de onderdelen in de lijst en klik in de menubalk op Wijzigen. Er verschijnt een bewerkingsscherm. 3. Typ voor elk van de gedefinieerde talen de gewenste tekst in het bijbehorende veld (D voor Duits, EN voor Engels, FR voor Frans en NL voor Nederlands). 4. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. De lijst verschijnt weer. Zie Smalltalk op pagina 133 voor mogelijkheden om de interactie met de klant levendiger te maken. Emoties De emoties (de gezichtsuitdrukkingen van de avatar) worden gebruikt wanneer de chatbot reageert op smalltalk van de klant. Welke emotie bij welke smalltalk-reactie hoort, legt u vast in het Smalltalk. Ook worden de emoties gebruikt wanneer de chatbot met de klant communiceert via de in het submenu Vertalingen vastgelegde vraagdialogen. Welke emotie bij welk soort dialogen hoort, legt u vast in het submenu Parameters van het menu Chatbot. Emoties die zijn gedefinieerd voor smalltalk hebben voorrang op emoties die zijn gedefinieerd voor vraagdialogen bij het zoeken in de kennisbank. Bijvoorbeeld, voor een vraagdialoog is de emotie Neutraal ingesteld en voor smalltalk waar het woord 'dom' in voorkomt is de emotie Boos ingesteld. Als een klant de vraag stelt "Ben je nou echt zo dom?", dan toont de avatar de emotie Boos. Standaard zijn er zes emoties. De animatiebestanden van deze emoties kunt u vervangen door uw eigen animaties. Ook kunt u meer emoties toevoegen. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Emoties in het menu Chatbot van de knop Configuratie. 2. Klik in de menubalk op Toevoegen, of selecteer een bestaande emotie in de lijst en klik op Wijzigen als u een andere naam of een ander bestand voor de emotie wilt specificeren. Maart 2014 132 3. Typ in het veld Omschrijving een korte beschrijving van de emotie, bijvoorbeeld Glimlachend. 4. Typ in het veld Bestand de locatie van het animatiebestand of klik op Browse om het bestand te zoeken en te selecteren. 5. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. Smalltalk Klanten die de chatbot gebruiken, zullen niet altijd even formeel of doelgericht communiceren. Ze typen bijvoorbeeld "'Hé hallo!" of "Dûh!" of een emoticon. Dit noemen we smalltalk. U kunt instellen dat de chatbot reageert met tekst en emoties. Zo sluit de chatbot beter aan op de beleving van de klant. Er zijn 13 emoticons voorgedefinieerd zodat ze worden herkend door de chatbot: :-) ;-) :-( :| :`( :$ :@ :A :S (H5) (B) (Y) (N) Belangrijk om te weten is dat het bij smalltalk gaat om 100% matches met de tekst die de klant typt, afgezien van leestekens. Het smalltalkscherm toont een lijst met de volgende kolommen: • Item: de letterlijke smalltalk van een klant waarop de chatbot moet reageren. Als er meerdere items zijn die dezelfde reactie van de chatbot moeten opleveren, staan deze items op dezelfde regel vermeld met een , (komma) als scheidingsteken. • Reactie: de tekst waarmee de chatbot op de smalltalk reageert. • Emotie: de gezichtsuitdrukking die de avatar tijdens de reactie laat zien. Al deze drie elementen kunt u instellen. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Smalltalk in het menu Chatbot van de knop Configuratie. 2. Selecteer in de keuzelijst in de menubalk de taal waarvoor u smalltalk wilt toevoegen of wijzigen (D voor Duits, EN voor Engels, FR voor Frans en NL voor Nederlands). 3. Klik in de menubalk op Toevoegen, of selecteer een bestaand item in de lijst en klik op Wijzigen. Er verschijnt een bewerkingsscherm. 4. Vul bij Vraag de smalltalk in die de klant zou kunnen typen. 5. Vul bij Reactie de tekst in waarmee de chatbot moet reageren. 6. Selecteer in de keuzelijst Emotie een van de gedefinieerde emoties. 7. Klik in de menubalk op Toevoegen of Wijzigen de instellingen te bevestigen. Velden contactformulier De chatbot kan een contact doorzetten naar e-mail als de chatbot de vraag niet heeft kunnen beantwoorden en de klant aangeeft graag een antwoord te krijgen per e-mail. Om een e-mailcontact aan te maken, zijn bepaalde gegevens van de klant nodig. Deze gegevens worden niet opgevraagd door de klant een formulier te laten invullen, maar door de chatbot in een dialoog vragen te laten stellen aan de klant. De antwoorden worden gebruikt om gegevens op te slaan in een klantkaart en een e-mailcontact aan te maken. Of escaleren naar e-mail is toegestaan, stelt u in met het submenu Parameters. Zie Parameters voor chatbot op pagina 135. Of het contactformulier inderdaad als dialoog wordt gepresenteerd, stelt u in met de URL-parameters waarmee de chatbot wordt opgestart. Zie URL-parameters voor het aanroepen van KANA Express Chatbot op pagina 185. Maart 2014 133 Het contactformulierscherm toont een lijst met de volgende kolommen • Veld: alle velden van het contactformulier. • Schermtekst: de vraag die de chatbot aan de klant stelt, zodat het bijbehorende veld van het contactformulier kan worden ingevuld met het antwoord dat de klant geeft. • Verplicht: een vinkje geeft aan dat de klant verplicht is de vraag te beantwoorden. • Zichtbaar: een vinkje geeft aan dat de vraag wordt gesteld. U kunt de vragen formuleren en instellen of de vraag zichtbaar en verplicht is. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Velden contactformulier in het menu Chatbot van de knop Configuratie. 2. Selecteer een veld in de lijst en klik in de menubalk op Wijzigen. Er verschijnt een bewerkingsscherm. 3. Vul bij Schermtekst de tekst in van de vraag die de chatbot moet stellen. Dit moet u doen voor elk van de gedefinieerde talen in de bijbehorende velden (D voor Duits, EN voor Engels, FR voor Frans en NL voor Nederlands). 4. Selecteer Zichtbaar als de vraag aan de klant moet worden gesteld. 5. Selecteer Verplicht als de klant verplicht is om de vraag te beantwoorden. 6. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. De lijst verschijnt weer. 7. Pas desgewenst de volgorde van de velden aan: selecteer een veld en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag . Velden chatformulier De chatbot kan een contact doorzetten naar live chat als de chatbot de vraag niet heeft kunnen beantwoorden en de klant aangeeft graag een antwoord te krijgen door te chatten met een servicemedewerker. Om een chatsessie te starten, zijn bepaalde gegevens van de klant nodig. Deze gegevens worden niet opgevraagd door de klant een pre-chatformulier te laten invullen, maar door de chatbot vragen te laten stellen aan de klant. De antwoorden worden gebruikt om gegevens op te slaan in een klantkaart en een live chat te starten. Of escaleren naar e-mail is toegestaan, stelt u in met het submenu Parameters. Zie Parameters voor chatbot op pagina 135. Of het contactformulier inderdaad als dialoog wordt gepresenteerd, stelt u in met de URL-parameters waarmee de chatbot wordt opgestart. Zie URL-parameters voor het aanroepen van KANA Express Chatbot op pagina 185. Het chatformulierscherm toont een lijst met de volgende kolommen • Veld: alle velden van het chatformulier. • Schermtekst: de vraag die de chatbot aan de klant stelt, zodat het bijbehorende veld van het chatformulier kan worden ingevuld met het antwoord dat de klant geeft. • Verplicht: een vinkje geeft aan dat de klant verplicht is de vraag te beantwoorden. • Zichtbaar: een vinkje geeft aan dat de vraag wordt gesteld. U kunt de vragen formuleren en instellen of de vraag zichtbaar en verplicht is. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Velden chatformulier in het menu Chatbot van de knop Configuratie. 2. Selecteer een veld in de lijst en klik in de menubalk op Wijzigen. Er verschijnt een bewerkingsscherm. Maart 2014 134 3. Vul bij Schermtekst de tekst in van de vraag die de chatbot moet stellen. Dit moet u doen voor elk van de gedefinieerde talen in de bijbehorende velden (D voor Duits, EN voor Engels, FR voor Frans en NL voor Nederlands). 4. Selecteer Zichtbaar als de vraag aan de klant moet worden gesteld. 5. Selecteer Verplicht als de klant verplicht is om de vraag te beantwoorden. 6. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. De lijst verschijnt weer. 7. Pas desgewenst de volgorde van de velden aan: selecteer een veld en klik in de menubalk op Omhoog of Omlaag. Parameters voor chatbot De parameters zijn de algemene instellingen voor de werking van de chatbot. Het parameterscherm bestaat uit de volgende gedeelten: • Bronnen: instellen welke bronnen de chatbot mag gebruiken om antwoorden te vinden. • Dialooggedrag: elementen van het dialoogscherm instellen. • Visualisatie chatbot: instellen welke emoties de avatar toont bij de in het submenu Vertalingen vastgelegde dialogen. Emoties die zijn gedefinieerd voor smalltalk hebben voorrang op de hier gedefinieerde emoties. Zie Emoties op pagina 132. • Doorverwijzingen: escalatie naar e-mail en live chat instellen. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Parameters in het menu Chatbot van de knop Configuratie. 2. Geef de gewenste instellingen op, met behulp van de volgende tabel. Optie Beschrijving FAQ's Kies Ja om de top-5 FAQ's te tonen voordat de chatbot gaat uitvragen (dat wil zeggen vragen gaat stellen om de vraag van de klant te preciseren). Zoeken met kennisgids Kies Ja om het hypersearch-uitvraagscript te gebruiken (alleen mogelijk als u de Hypersearch-module gebruikt). Sectie filter actief Kies Ja om vragen te filteren op hoofdcategorie. Bijvoorbeeld, als een vraag in de kennisbank zowel bij autoverzekeringen (hoofdmenu) als bij reisverzekeringen voorkomt, vraagt de chatbot welke categorie de klant bedoelt. Vraag of antwoord correct is na Het aantal seconden dat na een gegeven antwoord verstrijkt voordat de chatbot aan de klant vraagt of diens vraag daarmee is beantwoord. Chat smileys actief Kies Ja om getekende smileys te tonen op het dialoogscherm van de klant. Toon externe link als HTML link Een antwoord kan een link bevatten naar informatie die in een apart scherm wordt geopend. Kies Ja om de link te tonen als tekst in plaats van Maart 2014 135 Optie Beschrijving als URL (http://… ). De link is dan aanklikbaar. Lege regel tussen interactie Kies Ja om op het dialoogscherm een witregel in te voegen na elke set van vraag en antwoord. Hypersearch wegingsdrempel direct tonen Het percentage waarmee de manier van uitvragen wordt beïnvloed. Antwoorden met een hoger matchingspercentage dan de wegingsdrempel worden direct getoond, zonder uit te vragen. Als er meerdere antwoorden boven de wegingsdrempel zijn, wordt alleen het antwoord met het hoogste matchingspercentage getoond. Antwoorden met een lager matchingspercentage dan de wegingsdrempel worden niet getoond. Ook antwoorden met een matchingspercentage dat weliswaar boven de wegingsdrempel ligt maar dat niet het hoogste matchingspercentage is, worden niet getoond. Stel de waarde in op 101% als u 'direct tonen' wilt uitschakelen. Er wordt dan altijd uitgevraagd. Emotie tijdens vragen De emotie die de avatar toont tijdens vraagdialogen. Emotie doorsturen URL De emotie die de avatar toont tijdens doorsturen naar een URL. Emotie uitvragen (Sectie/Producten/Kennisgids opties) De emotie die de avatar toont tijdens het doorvragen naar de sectie, het product of de optie die de klant bedoelt. Escalatie mogelijk Als u wilt dat de chatbot een vraag kan doorzetten naar e-mail of live chat: 1. Kies Wel escaleren. 2. Stel bij na ... negatieve kennissuggesties in na hoeveel suggesties waarop de klant reageert dat de vraag daarmee niet is beantwoord de chatbot voorstelt om de vraag te laten beantwoorden per e-mail of live chat. Routering van contacten kan het beste worden geregeld via een aparte aanroep of via de routeringsregels (zie Routeringsregels op pagina 84) en zo min mogelijk via kennis-items. Live chat wordt alleen voorgesteld als er een servicemedewerker online is en als de chatbot op de juiste manier daarvoor is opgestart. Zie URLparameters voor het aanroepen van KANA Express Chatbot op pagina 185. 3. Klik in de menubalk op Wijzigen om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 136 Configuratie - Hypersearch In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de mogelijkheden zijn van de Hypersearch testpagina. Deze pagina is beschikbaar via het menu Hypersearch dat u opent via de knop Configuratie op de knoppenbalk. In de Hypersearch testpagina kunt u alle zoekopdrachten nabootsen die via verschillende kanalen worden opgegeven, met als doel de zoekopdrachten te analyseren. Dit geldt uiteraard alleen voor klanten waarbij de hypersearchfunctionaliteit is ingeschakeld (zie veld Agent Desktop - Kennisgids antwoordsuggestie op het Tabblad Servicemanager (Agent Desktop) op pagina 52). Hypersearch test Met Hypersearch test kunt u zoekopdrachten van klanten analyseren. De resultaten van de analyse kunt u gebruiken om bijvoorbeeld de inrichting van het systeem aan te passen en zo de resultaten van zoekzinnen te verbeteren. De resultaten worden in percentages weergegeven. Dit doet u als volgt: 1. Open het submenu Hypersearch Test in het menu Hypersearch van de knop Configuratie. 2. Geef de gewenste instellingen op, met behulp van de volgende tabel. Optie Beschrijving Portaal URL Geeft de URL aan die KANA Express gebruikt om een search uit te voeren. Het is niet mogelijk om hiermee andere (externe) domeinen te doorzoeken. Loglevel Er kunnen drie verschillende log niveaus (levels) worden ingesteld. Log levels laten informatie zien over de gevonden resultaten en berekening van de “match”. Bij een lage waarde (uit) wordt geen informatie getoond. Bij een hoge waarde (uitgebreid) zal extra informatie worden getoond met betrekking tot de rating van de resultaten. Client Kies de gewenste interface. Pagesize Met pagesize kunt u het aantal resultaten beperken dat in de testpagina wordt weergegeven. Gebruikersgroep Vul de gewenste gebruikersgroep-ID in. Een overzicht van alle gebruikersgroepID’s vindt u in het submenu Gebruikersgroepen van het menu Tabellen. User ID Als een klant kan inloggen in het portaal (FAQ’s), kunt u voor deze specifieke klant de resultaten bekijken. Vul in dat geval de UserID in van de gewenste klant. Een overzicht van alle UserID's vindt u in het submenu Klanten van het menu Gebruikers. Alle andere parameters, zoals de Gebruikersgroep, moeten dan ook van deze klant zijn. Maart 2014 137 Optie Beschrijving Employee ID Vul de EmpllyeeID in als u de resultaten wilt beperken tot één medewerker. Kies hiervoor wel de optie Servicemanager (Agent Desktop) in het veld Client en selecteer het veld Servicemanager (Agent Desktop). Een overzicht van alle EmployeeID's vindt u in het submenu Servicemedewerkers van het menu Gebruikers. ChannelID Er zijn verschillende kanalen beschikbaar in KANA Express. Per kanaal kan er een antwoord worden gegeven. Als u de resultaten wilt beperken tot één kanaal, vult u hier het ID van het kanaal in. De kanalen zijn: ID 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Kanaal Web E-mail Call Balie Chat Brief Fax SMS E-mailing Chatbot De beschikbare kanalen zijn afhankelijk van de door de klant afgenomen modules. Agent Desktop Selecteer dit veld als u op basis van de rechten van een Servicemedewerker (veld EmployeeID) wilt zoeken. Only solutions Selecteer dit veld als u alleen wilt zoeken in kennis-items van het type Oplossing of Externe link. Menu’s en Interne links worden dan uitgesloten. Zoekzin Typ de zoekzin of zoekterm waarop u wilt zoeken, bijvoorbeeld Sparen. Samen met het veld Woorden kunt u testen hoe goed de zoekzin (= de zoekopdracht) overeenkomt met de tekst die u in het veld Woorden invult, bijvoorbeeld ‘sparen en beleggen’. Woorden (leeg = zoekopdracht) Wanneer u hier een tekst invult (bijvoorbeeld de tekst van het kennis-item), zal de testpagina de ingevoerde woorden matchen met de zoekzin. Voorbeeld: Zoekzin: Sparen Woorden: Sparen en beleggen Resultaat: rating 'sparen en beleggen' op 'sparen' = '77,08333' Dit betekent dat het zoekwoord 'sparen' voor 77% overeenkomt met de tekst Maart 2014 138 Optie Beschrijving ‘sparen en beleggen’. Taal Vul de taalafkorting in waarbinnen de zoekopdracht moet worden uitgevoerd. Een overzicht van de taalafkortingen vindt u via het submenu Talen van het menu Tabellen. 3. Klik op Zoek om de instellingen te bevestigen. De resultaten worden onder in het scherm getoond. Zie Hypersearch resultaten op pagina 139. Hypersearch resultaten De resultaten van een Hypersearch test worden onder in het Hypersearch-testscherm getoond, in de vorm van een tabel. Om te analyseren waarom er bepaalde resultaten worden getoond, kunt u de loginformatie bekijken. Klik daarvoor op de links INITSEARCH, HANDLECONCEPTS en/of FINDINKNOWLEDGEBASE. Maart 2014 139 Onderhoud In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat de mogelijkheden zijn met het menu Onderhoud, dat u opent met de knop Onderhoud op de knoppenbalk. Om te voorkomen dat uw systeem overvol raakt met verouderde gegevens, zijn er verschillende functies beschikbaar om gegevens te verwijderen. Verder vindt u in dit menu mogelijkheden om contacten te wijzigen en om te manipuleren welke suggesties de Autosuggest-functie op het portaal laat zien. Gegevens verwijderen U kunt in KANA Express heel eenvoudig grote hoeveelheden gegevens tegelijk verwijderen. Bijvoorbeeld gegevens uit een bepaalde periode. Het is niet nodig om dit vaker dan gemiddeld eenmaal per twee jaar te doen, omdat u anders geen inzicht meer hebt in de historie van bepaalde gegevens (in rapportages komen verwijderde gegevens niet voor). Wel is het handig om na de installatie en testperiode van KANA Express op uw site eenmaal alle gegevens te verwijderen, zodat u begint met een 'schone lei'. Verwijderopdrachten worden niet direct uitgevoerd, maar dagelijks voor een vast tijdstip ingepland en automatisch uitgevoerd. De gegevens worden dan definitief uit de database verwijderd. Het menu Onderhoud bevat de volgende submenu’s voor het verwijderen van gegevens: Klant historie - hiermee verwijdert u bezoekers uit een bepaalde periode, op basis van de laatste bezoekdatum. U kunt aangeven welke bezoekers u wilt verwijderen door een gebruikersgroep te selecteren. Alle gegevens van de betreffende bezoekers worden verwijderd, inclusief alle contacten. Bezoekhistorie - hiermee verwijdert u de bezoekhistorie van een bepaalde periode. Zoekzinnen - hiermee verwijdert u alle zoekzinnen die in een bepaalde periode zijn gebruikt. Rating - hiermee verwijdert u alle beoordelingen van bezoekers over antwoorden die zij hebben ontvangen. Contactbeheer - hiermee zoekt u op basis van bepaalde criteria naar contacten die u wilt verwijderen of waarvan u de bijlage(n) wilt verwijderen. Een bijzonderheid hierbij is dat u ook wijzigingen kunt aanbrengen in contacten. Geplande taken - hiermee toont u een overzicht van geplande verwijdertaken. U kunt een geplande taak verwijderen voordat deze wordt uitgevoerd. Selecteer de taak in het overzicht en klik in de menubalk op Verwijderen om de taak te verwijderen. Als u wilt zien welke taken al zijn uitgevoerd, schakelt u het selectievakje Toon reeds uitgevoerde taken in. Zie Klanthistorie, bezoekhistorie, zoekzinnen en ratings verwijderen op pagina 140 voor instructies voor het verwijderen van klant- en bezoekhistorie, zoekzinnen en ratings. Zie Contactmanagement op pagina 141 voor instructies voor het verwijderen van contacten. Klanthistorie, bezoekhistorie, zoekzinnen en ratings verwijderen Met de submenu's Klant historie, Bezoekhistorie, Zoekzinnen en Rating van het menu Onderhoud verwijdert u gegevens uit een bepaalde periode. In deze submenu’s verwijdert u gegevens als volgt: Maart 2014 140 1. Selecteer het gewenste submenu in het menu Onderhoud van de knop Onderhoud. 2. Geef de periode op waarvan de gegevens moeten worden verwijderd, door bij Begindatum en Einddatum de eerste en laatste datum van de periode in te voeren.In het submenu Klant historie kunt u naast een periode, een gebruikersgroep selecteren waarvan u de gegevens wilt verwijderen. 3. Klik in de menubalk op Uitvoeren. Er verschijnt een overzicht van de gegevens die zullen worden verwijderd. 4. Klik op Doorgaan. De gegevens worden ingepland voor definitieve verwijdering. Dit kunt u controleren bij Onderhoud > Geplande taken. Contactmanagement Met het menu Contactbeheer kunt u contacten zoeken op basis van bepaalde criteria en vervolgens: • de gevonden contacten en/of bijlagen verwijderen • bepaalde contacten selecteren en vervolgens verwijderen, wijzigen of afdrukken Het contactbeheerscherm ziet er als volgt uit: Het venster is in drie delen verdeeld: • In het bovenste gedeelte geeft u zoekcriteria op. Maart 2014 141 • In het middelste gedeelte verschijnt de zoekresultatenlijst met de contacten die aan de zoekcriteria voldoen. Hier kunt u alle gevonden contacten en/of bijlagen verwijderen óf contacten selecteren waar u een bewerking op wilt uitvoeren. • In het onderste gedeelte van het venster kunt u geselecteerde contacten verwijderen of afdrukken, of aangeven welke wijzigingen u wilt aanbrengen in de geselecteerde contacten en deze wijzigingen vervolgens doorvoeren. Maart 2014 142 Contacten zoeken Ga als volgt te werk om contacten te zoeken: 1. Open het submenu Contactbeheer van het menu Onderhoud van de knop Onderhoud op de knoppenbalk. 2. Geef in het bovenste gedeelte van het venster de gewenste selectiecriteria op. Enkele bijzonderheden: De keuzemogelijkheden bij Servicemedewerker hangen af van de gekozen Afdeling en de status van het vakje Inactief: deselecteer dit vakje als u alleen actieve medewerkers wilt kunnen kiezen, of selecteer het als u zowel actieve als inactieve servicemedewerkers wilt kunnen kiezen. Bij Betreft kunt u tekst opgeven die moet voorkomen in de Betreft-regel van een contact. Dit is echter niet mogelijk wanneer Alle is geselecteerd als Status. Schakel het selectievakje 1 pagina in om de gevonden contacten op één pagina weer te geven, in plaats van verdeeld over meerdere pagina’s (als er veel contacten zijn die aan de criteria voldoen). 3. Klik op Zoeken. Onder de selectiecriteria verschijnt een lijst met contacten die voldoen aan de criteria. 4. Klik desgewenst op het vergrootglaspictogram in de kolom uiterst rechts (naast de kolom FAQ) om een nieuw venster met de details van een contact te openen. Contacten selecteren in de zoekresultatenlijst Schakel het selectievakje boven de kolom uiterst links (naast de kolom bron) in of uit om alle gevonden contacten te selecteren of deselecteren. of Schakel per contact het selectievakje links naast het bronpictogram in of uit om het contact te selecteren of deselecteren. Contacten verwijderen Wees voorzichtig met het verwijderen van contacten. Eenmaal verwijderde contacten kunnen niet teruggehaald worden. In de rapportages worden de contacten niet meer geteld. Er zijn drie mogelijkheden bij het verwijderen: alle gevonden contacten verwijderen; alle bijlagen van de gevonden contacten verwijderen; alleen bepaalde contacten verwijderen. De uitgangssituatie is dat u contacten hebt gevonden op basis van zoekcriteria. • Om alle gevonden contacten inclusief bijlagen te verwijderen: klik in de menubalk op Alles verwijderen boven de zoekresultatenlijst. • Om alle bijlagen bij de gevonden contacten te verwijderen: klik in de menubalk op Bijlagen verwijderen boven de zoekresultatenlijst. • Om alleen bepaalde contacten te verwijderen: selecteer in de zoekresultatenlijst de contacten die u wilt verwijderen en klik in de menubalk op Verwijderen onder de zoekresultatenlijst. De contacten worden ingepland voor definitieve verwijdering. Dit kunt u controleren bij Onderhoud > Geplande taken. Contacten wijzigen Belangrijk om te weten is dat er beperkingen gelden voor het wijzigen van de status van contacten. Als een contact van de ene gesloten status (Geannuleerd of Afgesloten) op een andere gesloten status zou worden gezet, zou het contact bij de rapportage op aantallen gesloten contacten tweemaal worden meegeteld. Als u toch de status van een contact wijzigt van een gesloten status in een andere gesloten status, wordt deze wijziging niet doorgevoerd en verschijnt daarvan een melding. Maart 2014 143 Het is wel mogelijk om een gesloten status te veranderen in een open status (Nieuw of In behandeling of een vergelijkbare gebruikersstatus). In de rapportages komt dan naar voren dat het contact vanuit Contactbeheer is heropend. De uitgangssituatie is dat u contacten hebt gevonden op basis van zoekcriteria. Dit doet u als volgt: 1. Selecteer in de zoekresultatenlijst de contacten die u wilt wijzigen. 2. Gebruik de keuzelijsten in het onderste gedeelte van het venster om aan te geven waar u bepaalde gegevens van de contacten in wilt veranderen. De standaardwaarde van de keuzelijsten is Niet wijzigen. Als u bijvoorbeeld de urgentie van de geselecteerde contacten wilt veranderen in Hoog, selecteert u onder Urgentie de optie Hoog in plaats van Niet wijzigen. 3. Klik in de menubalk op Wijzigen. 4. Klik op OK in de dialoog die verschijnt om de wijziging te bevestigen. Boven aan de contactbeheerpagina verschijnt een overzicht met de nummers van contacten die zijn gewijzigd, en de nummers van contacten die niet zijn gewijzigd omdat u een niet-toegestane wijziging probeerde door te voeren. Contacten afdrukken De uitgangssituatie is dat u contacten hebt gevonden op basis van zoekcriteria. Dit doet u als volgt: 1. 2. 3. 4. Selecteer in de zoekresultatenlijst de contacten die u wilt wijzigen. Klik in de menubalk onder de zoekresultatenlijst op Afdrukken. Er verschijnt een afdrukvoorbeeld. Klik in het afdrukvoorbeeld op Print. Gebruik de afdrukdialoog van het besturingssysteem om de afdrukopdracht te geven. Autosuggest beheren Bezoekers van het portaal zoeken veelal naar dezelfde of vergelijkbare informatie. Om te zorgen dat bezoekers sneller de informatie vinden die ze zoeken, is KANA Express uitgerust met een Autosuggest-functionaliteit. Als de bezoeker op het portaal een zoekzin (vraag) typt, verschijnt tijdens het typen een lijst met zoeksuggesties bestaande uit vergelijkbare zoekzinnen. De zoekzinnen zijn zoekopdrachten die bezoekers van het portaal herhaaldelijk hebben gegeven. Als de bezoeker een zoeksuggestie selecteert, doorzoekt KANA Express de kennisitems op basis van de geselecteerde zoekzin. Als beheerder voert u voor Autosuggest de volgende taken uit: Taak Beschrijving Zie Kleuren instellen U bepaalt voor het portaal welke kleur de tekst van de zoeksuggesties heeft en u bepaalt welke achtergrondkleur een zoeksuggestie krijgt als een bezoeker de muis daarop plaatst. Opmaak op pagina 40 Dit stelt u in met het submenu Opmaak van het menu Instellingen. Instellingen bepalen Maart 2014 U stelt in: • Hoeveel zoeksuggesties maximaal worden getoond. Nul suggesties betekent dat Autosuggest is uitgeschakeld. Tabblad Portaal op pagina 43 144 Taak Beschrijving • Hoeveel tekens van een zoeksuggestie worden getoond. Bij een instelling van bijvoorbeeld 35 verschijnen alleen de eerste 35 tekens van de suggestie. • Hoeveel keer een zoekzin door bezoekers moet zijn gebruikt voordat de zoekzin beschikbaar is als suggestie. Zie Dit stelt u in met het tabblad Portaal in het submenu Parameters van het menu Instellingen. Zoeksuggesties manipuleren U stuurt het zoekgedrag van de bezoeker: • Door zoeksuggesties te activeren of deactiveren. • Door zoeksuggesties te 'promoveren' of 'degraderen' om het waarschijnlijker of onwaarschijnlijker te maken dat de suggestie wordt getoond. Zoeksuggesties manipuleren op pagina 145 Dit stelt u in met het submenu Zoeksuggesties van het menu Onderhoud. Spamfilter instellen U geeft woorden op die een bezoeker zou kunnen typen maar die niet een zoeksuggestie mogen opleveren. Spamfilter voor zoeksuggesties instellen op pagina 148 De twee laatstgenoemde taken worden beschreven in de volgende paragrafen. Zoeksuggesties manipuleren Autosuggest zorgt dat bezoekers van het portaal bij het intypen van een vraag te zien krijgen waar anderen op hebben gezocht. Dit zijn de zoeksuggesties. De volgorde van de zoeksuggesties is cruciaal omdat alleen een beperkt (door u ingesteld) aantal suggesties wordt getoond, en omdat de beste suggestie bovenaan moet staan. De belangrijkheid en daarmee de volgorde van zoeksuggesties op het portaal wordt bepaald op basis van: 1. Het aantal overeenkomstige woorden in de vraag die de bezoeker typt. Bijvoorbeeld, als de bezoeker zoekt op ‘auto verzekering’ zijn zoeksuggesties met de woorden ‘auto’ en ‘verzekering’ belangrijker dan zoeksuggesties met alleen het woord ‘verzekering’. 2. Het aantal keer dat een zoeksuggesties heeft geleid tot klikken op een kennis-item. 3. Het aantal keer dat op een zoeksuggesties is gezocht. 4. Datum: zoeksuggesties die even belangrijk zijn worden gesorteerd op datum waarbij de recentste bovenaan staat. Met het submenu Zoeksuggesties van het menu Onderhoud kunt u controleren welke zoeksuggesties in het systeem zitten. En wat belangrijker is, u kunt de zoeksuggesties manipuleren: • Zoeksuggesties die u niet bevallen, kunt u deactiveren. Maart 2014 145 • De volgorde van zoeksuggesties kunt u beïnvloeden door het aantal keer dat de zoeksuggestie is gebruikt, te manipuleren. U kunt een absolute waarde (een aantal) of een relatieve waarde (een vermenigvuldigingsfactor) opgeven waarmee u het aantal keren gebruikt wilt verhogen of verlagen. Het venster waarmee u zoeksuggesties kunt manipuleren, is in twee delen verdeeld. In het bovenste gedeelte geeft u selectiecriteria op. Het onderste gedeelte bestaat uit een resultatenlijst met zoeksuggesties die aan de selectiecriteria voldoen. Direct boven de resultatenlijst staan een tweede menubalk en opties waarmee u aangeeft welke manipulaties u wilt uitvoeren op zoeksuggesties die in de resultatenlijst zijn geselecteerd. De resultatenlijst kan uit meerdere pagina's bestaan. U kunt de resultatenlijst sorteren op een bepaald gegeven door op de betreffende kolomkop te klikken. Klik herhaaldelijk op de kolomkop om afwisselend oplopende of aflopende volgorde te zien. Enkele bijzonderheden die van elke gevonden zoeksuggestie worden getoond: Kolomkop Beschrijving 1e datum De oudste datum waarop de zoeksuggestie is gebruikt. Lst.datum De meest recente datum waarop de zoeksuggestie is gebruikt. Nummer Het aantal keer dat de zoeksuggestie is gebruikt. Absoluut De zoeksuggestie is gemanipuleerd: het aantal keren dat de zoeksuggestie is verhoogd of verlaagd met het hier vermelde aantal. Factor De zoeksuggestie is gemanipuleerd: het aantal keren dat de zoeksuggestie is verhoogd of verlaagd door vermenigvuldiging met de hier vermelde factor. Actief Rode bal: de zoeksuggestie is gedeactiveerd. Groene bal: de zoeksuggestie is geactiveerd. Periode van De zoeksuggestie is gemanipuleerd: de manipulatie is geldig voor een periode waarvan dit veld de begindatum aangeeft. Periode tot en met De zoeksuggestie is gemanipuleerd: de manipulatie is geldig voor een periode waarvan dit veld de einddatum aangeeft. Spam Een vinkje geeft aan dat in de zoeksuggestie een term voorkomt die is opgenomen in het spamfilter voor zoeksuggesties. Zie Spamfilter voor zoeksuggesties instellen op pagina 148. Ga als volgt te werk om zoeksuggesties te manipuleren: 1. Open het submenu Zoeksuggesties van het menu Onderhoud van de knop Onderhoud op de knoppenbalk. 2. Vraag een lijst zoeksuggesties op door in het bovenste gedeelte van het venster selectiecriteria op te geven met behulp van de volgende tabel. Maart 2014 146 Optie Beschrijving Zoekterm De resultatenlijst toont zoeksuggesties die deze term bevatten. Enkel de aangepast volgordes Als u deze optie inschakelt, toont de resultatenlijst zoeksuggesties die al eerder zijn gemanipuleerd. Begindatum De resultatenlijst toont zoeksuggesties waarvan de datum van eerste gebruik of de datum van laatste gebruik op of na de opgegeven Begindatum valt. Als u Exclusief in deze periode selecteert, toont de resultatenlijst zoeksuggesties waarvan de datum van eerste gebruik op of na de opgegeven Begindatum valt. Einddatum De resultatenlijst toont zoeksuggesties waarvan de datum van eerste gebruik of de datum van laatste gebruik op of voor de opgegeven Einddatum valt. Als u Exclusief in deze periode selecteert, toont de resultatenlijst zoeksuggesties waarvan de datum van laatste gebruik op of na de opgegeven Einddatum valt. Exclusief in deze periode Zie Begindatum en Einddatum Gebruikersgroepen De resultatenlijst toont zoeksuggesties die zijn gebruikt door de geselecteerde gebruikersgroepen. Talen De resultatenlijst toont zoeksuggesties in de geselecteerde taal. 3. Klik in de menubalk op Tonen. In het onderste deel van het venster verschijnt een resultatenlijst met zoeksuggesties die voldoen aan de criteria. 4. Selecteer in de resultatenlijst de zoeksuggesties die u wilt manipuleren: Gebruik het selectievakje boven de kolom uiterst links (naast de kolomkop Vraag) om alle gevonden zoeksuggesties tegelijk te selecteren of deselecteren. of Schakel per zoeksuggestie het selectievakje in of uit om de suggestie te selecteren of deselecteren. 5. Geef direct boven de resultatenlijst de gewenste manipulaties op met behulp van de volgende tabel. Optie Beschrijving Actief Selecteer dit veld en kies Aan om de geselecteerde zoeksuggestie(s) te activeren. Selecteer dit veld en kies Uit om de geselecteerde zoeksuggestie(s) te deactiveren. Verschuiving aantal Maart 2014 Selecteer dit veld en vul een positief (of negatief) geheel getal in waarmee u het 147 Optie Beschrijving absoluut aantal keren gebruikt van de geselecteerde zoeksuggestie wilt verhogen (of verlagen). Verschuiving aantal met factor Selecteer dit veld en vul een factor groter dan 0.0 in waarmee u het aantal keren gebruikt van de geselecteerde zoeksuggestie wilt vermenigvuldigen. Periode van Selecteer dit veld en vul een datum in om te zorgen dat de manipulatie geldt na de ingevoerde datum. Periode tot en met Selecteer dit veld en vul een datum in om te zorgen dat de manipulatie geldt tot en met de ingevoerde datum. 6. Klik in de menubalk boven de resultatenlijst op Wijzigen. De manipulatie wordt doorgevoerd in de geselecteerde zoeksuggestie. Zoekzinnen die zijn gemanipuleerd, worden weergegeven in blauwe letters. Als u niet tevreden bent met het effect van een manipulatie, selecteert u de zoeksuggestie en klikt u in de menubalk boven de resultatenlijst op Aangepaste volgorde ongedaan maken. Spamfilter voor zoeksuggesties instellen Met het spamfilter voor zoeksuggesties specificeert u per taal en gebruikersgroep de termen waarop zoeksuggesties worden gefilterd. Zoeksuggesties die een filterterm bevatten, worden geblokkeerd en niet getoond op het portaal. Bijvoorbeeld, om niet de indruk te wekken dat er veel klanten zijn die een dienst willen opzeggen, zorgt u dat er geen zoeksuggesties verschijnen met de term 'opzeggen' erin. Ga als volgt te werk om een filterterm toe te voegen of te wijzigen: 1. Open het submenu Spamfilter Zoeksuggesties van het menu Onderhoud van de knop Onderhoud op de knoppenbalk. Er verschijnt een overzicht van de ingestelde filtertermen in de standaardtaal. 2. Als u een filterterm wilt toevoegen of wijzigen voor een andere taal, kiest u in de keuzelijst onder de menubalk de gewenste taal. 3. Klik in de menubalk op Toevoegen of selecteer een filterterm en klik op Wijzigen. Er verschijnt een nieuw venster. 4. Typ in het veld Filter de term waarop zoeksuggesties moeten worden gefilterd. 5. Selecteer indien nodig in het veld Taal een andere taal (dit veld staat ingesteld op de taal die is geselecteerd boven de overzichtslijst). 6. Geef in het veld Gebruikersgroepen aan voor welke gebruikersgroepen het filter moet gelden: • Kies De volgende en selecteer een of meer items in de lijst die verschijnt om het filter alleen voor de geselecteerde items te laten gelden. • Of kies Alle als u geen specifieke keuze wilt maken. 7. Klik in de menubalk op Wijzigen of Toevoegen om de instellingen te bevestigen. Maart 2014 148 Door bezoeker gegeven ratings U kunt bezoekers in staat stellen om een oordeel te geven over het antwoord dat ze hebben gekregen op een vraag (zie Rating op pagina 36 en Tabblad Portaal). Als u dit instelt, kunt u met deze functie een overzicht bekijken van de ratings per kennis-item die gegeven zijn door de bezoekers. Ga als volgt te werk om het overzicht van ratings te maken: 1. Open het submenu Door bezoeker gegeven rating van het menu Onderhoud van de knop Onderhoud op de knoppenbalk. 2. Geef in het bovenste gedeelte van het venster de gewenste selectiecriteria op met behulp van de volgende tabel: Optie Beschrijving Begin- en einddatum Vul de begin- en einddatum in van de periode waarover u de rating wilt bekijken. Rating Kies de rating waarvoor u het overzicht wilt maken. Selecteer het vakje vóór dit icoon om het overzicht te exporteren naar Excel. 3. Klik op Tonen. Het overzicht toont de kennis-items waarvoor een rating is gegeven, de datum waarop de rating is gegeven, de ingevoerde score (rating) en een eventuele opmerking van de bezoeker. Voorbeeld: 4. Klik desgewenst op een kennis-item om dit te openen en eventueel te wijzigen. Maart 2014 149 Variabelen In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de variabelen die u kunt gebruiken in oplossingkennis-items, variabelen die u kunt gebruiken in templates voor het versturen van e-mailberichten, brieven en faxberichten, variabelen die u kunt gebruiken in scripts en tabbladen voor telemarketingcampagnes, en variabelen die u kunt gebruiken voor tabbladen in Agent Desktop. Variabelen voor kennis-items U kunt gebruikmaken van variabelen in de oplossingstekst van een oplossingskennis-item. Deze variabelen worden in Agent Desktop vertaald zodra de oplossing door Agent Desktop is overgenomen. Variabelen die ook in andere situaties, zoals bijvoorbeeld templates, kunnen worden gebruikt, worden voor oplossingkennis-items voorafgegaan door een underscore (_). In de volgende tabel volgt een opsomming van deze variabelen. Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis Kennis-item _#kb_nodeid ID van de node. _#kb_searchpath Zoekpad in het menu. _#kb_node_languageid Taal-ID van de node. _#kb_node_language Taal van de node. _#kb_node_channelid Kanaal-ID van de node. _#kb_node_channel Kanaal van de node. _#kb_node_solution Oplossing voor de node. _#kb_node_solutionhtml HTML-oplossing voor de node. _#kb_datetoday_short De huidige datum in korte opmaak (ddmm-jjjj), bijvoorbeeld 16-5-2012. _#kb_datetoday_long De huidige datum in lange opmaak (ddmmm-jjjj), bijvoorbeeld 16 mei 2013. De opmaak van dit datumveld is afhankelijk van de taal van het contact en de weergave-instellingen per taal. _#kb_createdate Datum waarop het kennis-item is Maart 2014 150 Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis aangemaakt. Profiel Servicemedewerk er Maart 2014 _#kb_createtime Tijdstip waarop het kennis-item is aangemaakt. _#kb_createadminid ID van de KANA Express-beheerder die het kennisitem heeft aangemaakt. _#kb_changedate Datum waarop het kennis-item is gewijzigd. _#kb_changetime Tijdstip waarop het kennis-item is gewijzigd. _#kb_changeadminid ID van de KANA Express-beheerder die het kennisitem als laatste heeft gewijzigd. _#kb_catid_prodid ID van de categorie van het product. _#kb_cat_prod Categorie van het product. _#kb_catid ID van de categorie. _#kb_prodid ID van het product. _#kb_category Naam van de categorie. _#kb_productname Naam van het product. _#kb_dep_agent Afdeling van de servicemedewerker. _#kb_agent_lastname Achternaam van de servicemedewerker. _#kb_agent_firstname Voornaam van de servicemedewerker. _#kb_agent_alias Alias van de servicemedewerker. _#kb_agent_fullname Naam van de servicemedewerker. _#kb_agent_initials Initialen van de servicemedewerker. 151 Type variabele Gebruiker Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis _#kb_agent_loginname Inlognaam van de servicemedewerker. _#kb_agent_password Wachtwoord van de servicemedewerker. _#kb_agent_email E-mailadres van de servicemedewerker. _#kb_agent_languageid Taal-ID waarin de servicemedewerker werkt. _#kb_agent_language Taal waarin de servicemedewerker werkt. _#kb_userid ID-nummer van de gebruiker _#kb_userlanguageid Taal-ID van de gebruiker. _#kb_userlanguage Taal van de gebruiker. _#kb_user_lastname Achternaam van de gebruiker. _#kb_user_firstname Voornaam van de gebruiker. _#kb_user_loginname Inlognaam van de gebruiker. _#kb_user_password Wachtwoord van de gebruiker. _#kb_user_email E-mailadres van de gebruiker. _#kb_user_extuserid Extuserid van de gebruiker. _#kb_user_faxno Faxnummer van de gebruiker. _#kb_user_gender Geslacht van de gebruiker. _#kb_user_housenr Huisnummer van de gebruiker. _#kb_user_usergroupid Klantgroep-ID van de bezoeker. _#kb_user_usergroup Klantgroep van de bezoeker. _#kb_user_country Land van de gebruiker. _#kb_user_cellphone Mobiel telefoonnummer van de gebruiker. 152 Type variabele Bedrijf Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis _#kb_user_city Woonplaats van de gebruiker _#kb_user_zipcode Postcode van de gebruiker. _#kb_user_streetname Straatnaam van de gebruiker. _#kb_user_phone Telefoonnummer van de gebruiker. _#kb_user_varfield1 Vrijveld 1 van de gebruiker t/m t/m _#kb_user_varfield20 Vrijveld 20 van de gebruiker. _#kb_company_name Naam van het bedrijf. _#kb_company_email E-mailadres van het bedrijf. _#kb_company_fax Faxnummer van het bedrijf. _#kb_company_houseno_visit Huisnummer van het bezoekadres van het bedrijf. _#kb_company_visit_streetname Straatnaam van het bezoekadres van het bedrijf. _#kb_company_visit_zipcode Postcode van het bezoekadres van het bedrijf. _#kb_company_local_visit Plaatsnaam van het bezoekadres van het bedrijf. _#kb_company_country Land van het bedrijf. _#kb_company_phone Telefoonnummer van het bedrijf. _#kb_company_houseno Huisnummer van het postadres van het bedrijf. _#kb_company_streetname Straatnaam van het postadres van het bedrijf. _#kb_company_zipcode Postcode van postadres van het bedrijf. 153 Type variabele Contact Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis _#kb_company_city Plaatsnaam van het postadres van het bedrijf. _#kb_company_website Website van het bedrijf. _#kb_company_varfield1 Vrij veld 1 van het bedrijf t/m t/m _#kb_company_varfield5 vrij veld 5 van het bedrijf _#kb_contact_callno Nummer van het contact. _#kb_datetime Datum en tijd waarop het contact werd aangemaakt. _#kb_date Datum waarop het contact werd aangemaakt. _#kb_createtime Tijd waarop het contact werd aangemaakt. _#kb_contact_calldescription Veld Betreft van het contact. _#kb_contact_solution Oplossing van de servicemedewerker voor het contact. _#kb_contact_responsedate Datum waarop het contact moet worden opgelost. _#kb_contact_responsetime Tijdstip waarop het contact moet worden opgelost. _#kb_urgencyid ID van de urgentie van de vraag. _#kb_urgency Urgentie van de vraag. _#kb_questiontype Soort vraag. _#kb_contact_question Vraag van de bezoeker _#kb_contact_responsetype Wijze van terugkoppeling door de servicemedewerker. 154 Type variabele Formulier Beschikbare variabelen Betekenis _#kb_contact_varfield1 Vrij veld 1 van het contact t/m t/m _#kb_contact_varfield20 vrij veld 20 van het contact. #form[ID]_field[ID] Een formulierveld waarnaar als variabele wordt verwezen. Variabelen voor mailtemplates U kunt bij het definiëren van mailtemplates gebruikmaken van verschillende variabelen (zie Mailtemplates op pagina 94). Sommige variabelen zijn alleen beschikbaar voor het onderwerpgedeelte (Subject) van een e-mail, andere alleen voor het tekstgedeelte (Body). Hierna volgt eerst een tabel met de variabelen voor een negental mailtemplates die een groot aantal gemeenschappelijke variabelen hebben en daarnaast elk een of meer extra variabelen. Het gaat om de templates 1, 2, 5, 6, 7, 11, 14, 15 en 22. (De variabelen voor de overige templates zijn in een aparte tabel opgenomen.) Variabelen voor de mailtemplates 1, 2, 5, 6, 7, 11, 14, 15 en 22 Template-ID Beschikbare variabelen Betekenis Waar te gebruiken 1, 2, 5, 6, 7, 11, 14, 15, 22 #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. Subject en body #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. #customer_loginname Inlognaam van de bezoeker. #customer_password Wachtwoord van de bezoeker. #customer_phone Telefoonnummer van de bezoeker. #customer_email E-mailadres van de bezoeker. #customer_user_faxno Faxnummer van de bezoeker. #customer_streetname Straatnaam van de bezoeker. Maart 2014 155 Variabelen voor de mailtemplates 1, 2, 5, 6, 7, 11, 14, 15 en 22 Template-ID Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #customer_houseno Huisnummer van de bezoeker. #customer_zipcode Postcode van de bezoeker. #customer_city Woonplaats van de bezoeker. #customer_country Land van de bezoeker. #customer_mobilephone Mobieltelefoonnummer van de bezoeker. #customer_varfield1 Vrij veld 1 van de bezoeker t/m t/m #customer_varfield20 vrij veld 20 van de bezoeker. #customer_gender Geslacht van de bezoeker. #customer_usergroup Klantgroep van de bezoeker. #customer_extuserid Extuserid van de bezoeker. #company_name Naam van het bedrijf. #company_visit_streetname Straatnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_houseno Huisnummer van het bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_zipcode Postcode van bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_city Plaatsnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_mail_streetname Straatnaam van het postadres van het bedrijf. Waar te gebruiken 156 Variabelen voor de mailtemplates 1, 2, 5, 6, 7, 11, 14, 15 en 22 Template-ID Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #company_mail_houseno Huisnummer van het postadres van het bedrijf. #company_mail_zipcode Postcode van het postadres van het bedrijf. #company_mail_city Plaatsnaam van het postadres van het bedrijf. #company_faxno Faxnummer van het bedrijf. #company_phone Telefoonnummer van het bedrijf. #company_email E-mailadres van het bedrijf. #company_varfield1 Vrij veld 1 van het bedrijf t/m t/m #company_varfield5 vrij veld 5 van het bedrijf #company_internetdomain Internetdomein van het bedrijf. #company_country Land van het bedrijf. #contact_question Vraag van de bezoeker #contact_urgency Urgentie van de vraag. #contact_questiontype Soort vraag. #contact_userprofile Opsomming geselecteerde categorieën van de bezoeker. #contact_callno Nummer van het contact. #contact_contactid ID-nummer van het contact. #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. Waar te gebruiken 157 Variabelen voor de mailtemplates 1, 2, 5, 6, 7, 11, 14, 15 en 22 Template-ID Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #contact_varfield1 Vrij veld 1 van het contact t/m t/m #contact_varfield20 vrij veld 20 van het contact. #contact_date Datum waarop het contact werd aangemaakt. #contact_time Tijd waarop het contact werd aangemaakt. #contact_responsetime Tijdstip waarop het contact moet worden opgelost. #contact_responsedate Datum waarop het contact moet worden opgelost. #contact_request Verzoek van servicemedewerker aan collega. #contact_answer Antwoord van de servicemedewerker. #contact_responsetype Wijze van terugkoppeling door de servicemedewerker. #case_date Datum waarop het hoofdcontact is aangemaakt. #case_time Tijdstip waarop het hoofdcontact is aangemaakt. #form[ID]_field[ID] Een formulierveld waarnaar als variabele wordt verwezen. #time_offset De tijdzone. Wordt in combinatie met responsedatum en reponse tijd gebruikt. Waar te gebruiken 158 Variabelen voor de mailtemplates 1, 2, 5, 6, 7, 11, 14, 15 en 22 Template-ID Beschikbare variabelen Betekenis Extra voor 1 #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. #agent_lastname Achternaam van de servicemedewerker. #agent_firstname Voornaam van de servicemedewerker. #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #contact_responsetimehours Aantal uren waarbinnen het contact moet worden opgelost. #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. #department_signature Handtekening van de afdeling. #agent_signature Handtekening van de servicemedewerker. Extra voor 2 #node_searchpath Zoekpad in het menu. Extra voor 5 #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. #agent_lastname Achternaam van de servicemedewerker. #agent_firstname Voornaam van de servicemedewerker. #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #contact_responsetimehours Aantal uren waarbinnen het contact moet worden opgelost. Maart 2014 Waar te gebruiken 159 Variabelen voor de mailtemplates 1, 2, 5, 6, 7, 11, 14, 15 en 22 Template-ID Extra voor 7 Extra voor 11 Extra voor 15 Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis Waar te gebruiken #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. Onderwerp #department_signature Handtekening van de afdeling. Body #agent_signature Handtekening van de servicemedewerker. Body #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. Body #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #contact_responsetimehours Aantal uren waarbinnen het contact moet worden opgelost. #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. #contact_dep Afdeling van de servicemedewerker. #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. #agent_lastname Achternaam van de servicemedewerker. #agent_firstname Voornaam van de servicemedewerker. #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #contact_responsetimehours Aantal uren waarbinnen het contact moet worden opgelost. #contact_reply Reactie van de Body Subject en body Body 160 Variabelen voor de mailtemplates 1, 2, 5, 6, 7, 11, 14, 15 en 22 Template-ID Beschikbare variabelen Betekenis Waar te gebruiken servicemedewerker. Extra voor 22 #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. Onderwerp #department_signature Handtekening van de afdeling. Body #agent_signature Handtekening van de servicemedewerker. Body #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. Body #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #contact_responsetimehours Aantal uren waarbinnen het contact moet worden opgelost. De volgende tabel bevat de variabelen voor de overige mailtemplates. Variabelen voor de mailtemplates 3, 4, 8, 9, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 Template-ID Beschikbare variabelen Betekenis Waar te gebruiken 3, 4 #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. Body #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. #customer_loginname Gebruikersnaam van de bezoeker. #customer_password Wachtwoord van de bezoeker. #customer_gender Geslacht van de bezoeker. Maart 2014 161 Variabelen voor de mailtemplates 3, 4, 8, 9, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 Template-ID Beschikbare variabelen Betekenis Waar te gebruiken 8 #contact_callno Nummer van het contact. Subject en body #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. Onderwerp #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. Body #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. #agent_orglastname Achternaam van de servicemedewerker aan wie het contact tot de escalatie was toegewezen. #agent_orgfirstname Voornaam van de servicemedewerker aan wie het contact tot de escalatie was toegewezen. #contact_orgdep Afdeling waaraan het contact tot de escalatie was toegewezen. 9 #contact_question Vraag van de bezoeker Body 10 #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. Onderwerp #contact_question Vraag van de bezoeker Body #contact_callno Nummer van het contact. Subject en body #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. Onderwerp #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. Body #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. #general_errors De fouten die gemeld zijn voor het importeren van emails. 12 13 Maart 2014 Body 162 Variabelen voor de mailtemplates 3, 4, 8, 9, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 Template-ID Beschikbare variabelen Betekenis Waar te gebruiken 16 en 17 #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. Body #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. #customer_loginname Inlognaam van de bezoeker. #customer_password Wachtwoord van de bezoeker. #customer_phone Telefoonnummer van de bezoeker. #customer_email E-mailadres van de bezoeker. #customer_user_faxno Faxnummer van de bezoeker. #customer_streetname Straatnaam van de bezoeker. #customer_houseno Huisnummer van de bezoeker. #customer_zipcode Postcode van de bezoeker. #customer_city Woonplaats van de bezoeker. #company_visit_country Land van de bezoeker. #customer_mobilephone Mobieltelefoonnummer van de bezoeker. #customer_varfield1 Vrij veld 1 van de bezoeker t/m t/m #customer_varfield20 vrij veld 20 van de bezoeker. #customer_gender Geslacht van de bezoeker. #customer_usergroup Klantgroep van de bezoeker. #customer_extuserid Extuserid van de bezoeker. Maart 2014 163 Variabelen voor de mailtemplates 3, 4, 8, 9, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 Template-ID Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #company_name Naam van het bedrijf. #company_visit_streetname Straatnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_houseno Huisnummer van het bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_zipcode Postcode van bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_city Plaatsnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_mail_streetname Straatnaam van het postadres van het bedrijf. #company_mail_houseno Huisnummer van het postadres van het bedrijf. #company_mail_zipcode Postcode van het postadres van het bedrijf. #company_mail_city Plaatsnaam van het postadres van het bedrijf. #company_faxno Faxnummer van het bedrijf. #company_phone Telefoonnummer van het bedrijf. #company_email E-mailadres van het bedrijf. #company_varfield1 Vrij veld 1 van het bedrijf t/m t/m #company_varfield5 vrij veld 5 van het bedrijf #company_internetdomain Internetdomein van het bedrijf. Waar te gebruiken 164 Variabelen voor de mailtemplates 3, 4, 8, 9, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 Template-ID 18 en 19 Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #company_country Land van het bedrijf. #chat_conversation Complete historie van de chatconversatie. #chat_date Datum waarop de chatconversatie werd gevoerd. #chat_time Tijdstip waarop de chatconversatie werd gevoerd. #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. #agent_alias Alias van de servicemedewerker. #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #time_offset De tijdzone. Wordt in combinatie met responsedatum en reponse tijd gebruikt. #contact_contactinfo Link naar het betreffende contact. #contact_request Verzoek van servicemedewerker aan collega. #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. #customer_usergroup Klantgroep van de bezoeker. Waar te gebruiken Body 165 Variabelen voor de mailtemplates 3, 4, 8, 9, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 Template-ID Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #customer_loginname Inlognaam van de bezoeker. #customer_varfield1 Vrij veld 1 van de bezoeker t/m t/m #customer_varfield5 Vrij veld 5 van de bezoeker. #customer_password Wachtwoord van de bezoeker. #customer_phone Vaste telefoonnummer van de bezoeker. #customer_email E-mailadres van de bezoeker. #customer_user_faxno Faxnummer van de bezoeker. #customer_mobilephone Mobiele telefoonnummer van de bezoeker. #customer_streetname Straatnaam van de bezoeker. #customer_houseno Huisnummer van de bezoeker. #customer_city Woonplaats van de bezoeker. #customer_zipcode Postcode van de bezoeker. #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #agent_notes Notitie die de servicemedewerker heeft getypt in Agent Desktop. #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. Waar te gebruiken Onderwerp 166 Variabelen voor de mailtemplates 3, 4, 8, 9, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 Template-ID 20 21 Beschikbare variabelen Betekenis Waar te gebruiken #contact_callno Nummer van het contact. Subject en body #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. Onderwerp #contact_answer Antwoord van de contactpersoon. Body #contact_date Datum waarop het contact werd aangemaakt. #contactperson_email Naam en e-mailadres van de contactpersoon. #employee_type Type medewerker: servicemedewerker of beheerder. #employee_firstname Voornaam van de servicemedewerker of beheerder. #employee_lastname Achternaam van de servicemedewerker of beheerder. #employee_loginname Nieuwe inlognaam van de servicemedewerker of beheerder. #employee_password Nieuw wachtwoord van de servicemedewerker of beheerder. Onderwerp Body Variabelen voor brief-, fax-, eMail- en eMailingtemplates U kunt bij het definiëren van templates voor brieven, faxen, eMail en eMailing gebruikmaken van verschillende variabelen (zie Brieftemplates en Faxtemplates op pagina 99eMail templates op pagina 100 en eMailing op pagina 98). In de volgende tabel volgt een opsomming van deze variabelen. In eMailing-templates kunt u een afzenderadres opnemen. Maart 2014 167 Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis Klant #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. #customer_loginname Inlognaam van de bezoeker. #customer_password Wachtwoord van de bezoeker. #customer_phone Telefoonnummer van de bezoeker. #customer_email E-mailadres van de bezoeker. #customer_user_faxno Faxnummer van de bezoeker. #customer_streetname Straatnaam van de bezoeker. #customer_houseno Huisnummer van de bezoeker. #customer_zipcode Postcode van de bezoeker. #customer_city Woonplaats van de bezoeker. #customer_country Land van de bezoeker. #customer_mobilephone Mobieltelefoonnummer van de bezoeker. #customer_varfield1 Vrij veld 1 van de bezoeker t/m t/m #customer_varfield20 vrij veld 20 van de bezoeker. #customer_gender Geslacht van de bezoeker. #customer_usergroup Klantgroep van de bezoeker. #customer_extuserid Extuserid van de bezoeker. #company_name Naam van het bedrijf. #company_visit_streetname Straatnaam van het bezoekadres van het bedrijf. Bedrijf Maart 2014 168 Type variabele Contact Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #company_visit_houseno Huisnummer van het bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_zipcode Postcode van bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_city Plaatsnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_mail_streetname Straatnaam van het postadres van het bedrijf. #company_mail_houseno Huisnummer van het postadres van het bedrijf. #company_mail_zipcode Postcode van het postadres van het bedrijf. #company_mail_city Plaatsnaam van het postadres van het bedrijf. #company_visit_country Land van het bezoek- of postadres van het bedrijf. #company_faxno Faxnummer van het bedrijf. #company_phone Telefoonnummer van het bedrijf. #company_email E-mailadres van het bedrijf. #company_varfield1 Vrij veld 1 van het bedrijf t/m t/m #company_varfield5 vrij veld 5 van het bedrijf #company_internetdomain Internetdomein van het bedrijf. #company_country Land van het bedrijf. #contact_question Vraag van de bezoeker #contact_urgency Urgentie van de vraag. 169 Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis #contact_questiontype Soort vraag. #contact_userprofile Opsomming geselecteerde categorieën van de bezoeker. #contact_callno Nummer van het contact. #contact_contactid ID-nummer van het contact. #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. #contact_varfield1 Vrij veld 1 van het contact t/m t/m #contact_varfield20 vrij veld 20 van het contact. #contact_date Datum waarop het contact werd aangemaakt. #general_datetoday_short De huidige datum in verkorte notatie (dd-mm-jjjj), bijvoorbeeld 16-5-2010. #general_datetoday_long De huidige datum in uitgeschreven notatie (ddd-mmm-jjjj), bijvoorbeeld 16 mei 2010. De opmaak van dit datumveld is afhankelijk van de taal van het contact. Bijvoorbeeld, in een Engelstalige brief wordt 12 mei 2010 geschreven als 12 May 2010. Maart 2014 #contact_time Tijd waarop het contact werd aangemaakt. #contact_responsetime Tijdstip waarop het contact moet worden opgelost. #contact_responsetimehours Aantal uren waarbinnen het contact moet worden opgelost. #contact_responsedate Datum waarop het contact moet worden opgelost. 170 Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis #contact_request Verzoek van servicemedewerker aan collega. #contact_answer Antwoord van de servicemedewerker. #contact_responsetype Wijze van terugkoppeling door de servicemedewerker. #time_offset De tijdzone. Wordt in combinatie met responsedatum en reponse tijd gebruikt. #case_date Datum waarop het hoofdcontact is aangemaakt. #case_time Tijdstip waarop het hoofdcontact is aangemaakt. Formulier #form[ID]_field[ID] Een formulierveld waarnaar als variabele wordt verwezen. Servicemedewerke r #agent_dep De naam van de afdeling die het contact behandelt. #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. #agent_firstname Voornaam van de servicemedewerker. #agent_lastname Achternaam van de servicemedewerker. #department_signature Handtekening van de afdeling. #agent_signature Handtekening van de servicemedewerker. Case Variabelen voor scripts, campagnes en verrijken in de externe tabbladen U kunt gebruikmaken van variabelen bij het definiëren van scripts voor telemarketingcampagnes en het definiëren van tabbladen die in Agent Desktop worden weergegeven om voor telemarketingcampagnes Maart 2014 171 gegevens uit externe systemen op te halen (zie Nodes schrijven op pagina 120 en Externe tabbladen op pagina 89). In de volgende tabel volgt een opsomming van deze variabelen. De bedrijfsvariabelen zijn alleen beschikbaar voor scripts, dus niet voor de externe tabbladen in Agent Desktop. Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis Algemeen #agent_lastname Achternaam van de betrokken servicemedewerker. #agent_loginname Inlognaam van de betrokken servicemedewerker. #agent_firstname Voornaam van de betrokken servicemedewerker. #scripts_outbound_code Code van de telemarketingcampagne zoals vermeld in het submenu Campagne overzicht. #scripts_outbound_daypart Dagdeel op moment van verzenden, bijvoorbeeld "morgen". #agent_loginname Gelijk als #agent inlognaam: de inlognaam van de betrokken servicemedewerker. #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. #customer_email E-mailadres van de klant. #customer_emailfield2 Extra e-mailadresvelden die een klant kan hebben. Klant t-m #customer_emailfield10 Maart 2014 #customer_user_faxno Faxnummer van de bezoeker. #customer_gender Geslacht van de bezoeker. #customer_houseno Huisnummer van de bezoeker. #customer_userid ID-nummer van de klant. #customer_country Land van de bezoeker. #customer_mobilephone Mobiele telefoonnummer van de bezoeker. 172 Type variabele Bedrijf Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #customer_zipcode Postcode van de bezoeker. #customer_streetname Straatnaam van de bezoeker. #customer_phone Vaste telefoonnummer van de bezoeker. #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. #customer_city Woonplaats van de bezoeker. #customer_varfield1 Vrij veld 1 van de bezoeker t/m t/m #customer_varfield20 vrij veld 20 van de bezoeker. #company_email E-mailadres van het bedrijf. #company_faxno Faxnummer van het bedrijf. #company_visit_houseno Huisnummer van het bezoekadres van het bedrijf. #company_internetdomain Internetdomein van het bedrijf. #company_name Naam van het bedrijf. #company_visit_zipcode Postcode van het bezoekadres van het bedrijf. #company_mail_houseno Huisnummer van het postadres van het bedrijf. #company_mail_zipcode Postcode van het postadres van het bedrijf. #company_mail_streetname Straatnaam van het postadres van het bedrijf. #company_mail_city Plaatsnaam van het postadres van het bedrijf #company_visit_streetname Straatnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_phone Telefoonnummer van het bedrijf. #company_visit_city Plaatsnaam van het bezoekadres van het bedrijf. 173 Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis #company_varfield1 Vrij veld 1 van het bedrijf t/m t/m #company_varfield5 vrij veld 5 van het bedrijf #customer_country Land van het bezoek- of postadres van het bedrijf. Klantvariabelen voor de externe tabbladen U kunt gebruikmaken van variabelen bij het definiëren van tabbladen die in Agent Desktop en het Portaal worden weergegeven op de klantkaart. In de volgende tabel volgt een opsomming van deze variabelen. Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis Algemeen #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #agent_lastname Achternaam van de servicemedewerker. #agent_alias Alias van de servicemedewerker. #agent_loginname Inlognaam van de servicemedewerker. #agent_fullname Voor- en achternaam van de servicemedewerker. #agent_password Wachtwoord van de servicemedewerker. #agent_firstname Voornaam van de servicemedewerker. #agent_languageid Taal-ID waarin de servicemedewerker werkt. #customer_userid ID van de klant. #customer_languageid Taal-ID van de klant. #customer_password Wachtwoord van de klant. #customer_lastname Achternaam van de klant. Bezoeker Maart 2014 174 Type variabele Bedrijf Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #customer_email E-mailadres van de klant. #customer_extuserid Extuserid van de klant. #customer_user_faxno Faxnummer van de klant. #customer_gender Geslacht van de klant. #customer_houseno Huisnummer van de klant. #customer_loginname Inlognaam van de klant. #customer_usergroup Klantgroep van de klant. #customer_country Land van de klant. #customer_mobilephone Mobieltelefoonnummer van de klant. #customer_city Woonplaats van de klant. #customer_zipcode Postcode van de klant. #customer_streetname Straatnaam van de klant. #customer_phone Telefoonnummer van de klant. #customer_firstname Voornaam van de klant. #customer_varfield1 Vrij veld 1 van de klant t/m t/m #customer_varfield20 vrij veld 5 van de klant. #company_email E-mailadres van het bedrijf. #company_faxno Faxnummer van het bedrijf. #company_visit_houseno Huisnummer van het bezoekadres van het bedrijf. #company_internetdomain Internetdomein van het bedrijf. 175 Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis #company_country Land van het bedrijf. #company_name Naam van het bedrijf. #company_mail_houseno Huisnummer van het postadres van het bedrijf. #company_mail_zipcode Postcode van het postadres van het bedrijf. #company_mail_streetname Straatnaam van het postadres van het bedrijf. #company_mail_city Plaatsnaam van het postadres van het bedrijf. #company_visit_zipcode Postcode van bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_streetname Straatnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_phone Telefoonnummer van het bedrijf. #company_visit_city Plaatsnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_varfield1 Vrij veld 1 van het bedrijf t/m t/m #company_varfield5 vrij veld 5 van bedrijf Variabelen voor Externe tabbladen U kunt gebruikmaken van variabelen bij het maken van tabbladen waarmee servicemedewerkers in Agent Desktop snel een bepaalde website kunnen openen (zie Externe tabbladen op pagina 89). In de volgende tabel volgt een opsomming van deze variabelen. Raadpleeg Variabelen voor scripts, campagnes en verrijken in de externe tabbladen op pagina 171 voor een overzicht van de variabelen die beschikbaar zijn voor de tabbladen scripts, campagne en verrijken. Raadpleeg Klantvariabelen op op pagina 174 voor een overzicht van de variabelen die beschikbaar zijn voor klanten. Maart 2014 176 Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis Algemeen #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #agent_lastname Achternaam van de servicemedewerker. #agent_alias Alias van de servicemedewerker. #agent_loginname Inlognaam van de servicemedewerker. #agent_fullname Naam van de servicemedewerker. #agent_password Wachtwoord van de servicemedewerker. #agent_firstname Voornaam van de servicemedewerker. #contact_answer Antwoord op het contact. #contact_callno Nummer van het contact. #contact_createdatetime Datum en tijdstip waarop het contact werd aangemaakt. #agent_loginname Inlognaam van de servicemedewerker. #agent_fullname Naam van de servicemedewerker. #customer_mobilephone Mobieltelefoonnummer van de gebruiker. #agent_password Wachtwoord van de servicemedewerker. #agent_languageid Taal van de servicemedewerker. #customer_userid ID-nummer van de gebruiker. #customer_languageid Taal van de klant. #customer_password Wachtwoord van de gebruiker. #form[ID]_field[ID] Een formulierveld waarnaar als variabele wordt verwezen. #contact_answer Antwoord van de servicemedewerker. Contact Maart 2014 177 Type variabele Case Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. #contact_callno Nummer van het contact. #contact_userprofile Opsomming geselecteerde categorieën van de bezoeker. #contact_contactid ID-nummer van het contact. #contact_date Datum waarop het contact werd aangemaakt. #contact_responsetime Tijdstip waarop het contact moet worden opgelost. #contact_responsedate Datum waarop het contact moet worden opgelost. #contact_time Tijd waarop het contact werd aangemaakt. #contact_questiontype Soort vraag. #contact_urgency Urgentie van de vraag. #contact_request Verzoek van servicemedewerker aan collega. #contact_question Vraag van de bezoeker #contact_responsetype Wijze van terugkoppeling door de servicemedewerker. #contact_varfield1 Vrij veld 1 van het contact t/m t/m #contact_varfield20 vrij veld 20 van het contact. #case_date Datum waarop het hoofdcontact is aangemaakt. #case_time Tijdstip waarop het hoofdcontact is aangemaakt. 178 Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis Klant #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. #customer_email E-mailadres van de bezoeker. #customer_extuserid Extuserid van de bezoeker. #customer_user_faxno Faxnummer van de bezoeker. #customer_gender Geslacht van de bezoeker. #customer_houseno Huisnummer van de bezoeker. #customer_loginname Inlognaam van de bezoeker. #customer_usergroup Klantgroep van de bezoeker. #customer_country Land van de bezoeker. #customer_mobilephone Mobieltelefoonnummer van de bezoeker. #customer_mobilephone Mobieltelefoonnummer van de bezoeker. #customer_password Wachtwoord van de bezoeker. #customer_city Woonplaats van de bezoeker. #customer_zipcode Postcode van de bezoeker. #customer_streetname Straatnaam van de bezoeker. #customer_phone Telefoonnummer van de bezoeker. #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. #customer_city Woonplaats van de bezoeker. #customer_varfield1 Vrij veld 1 van de bezoeker t/m t/m #customer_varfield20 vrij veld 20 van de bezoeker. #company_email E-mailadres van het bedrijf. Bedrijf Maart 2014 179 Type variabele Beschikbare variabelen Betekenis #company_faxno Faxnummer van het bedrijf. #company_visit_houseno Huisnummer van het bezoekadres van het bedrijf. #company_internetdomain Internetdomein van het bedrijf. #company_country Land van het bedrijf. #company_name Naam van het bedrijf. #company_mail_houseno Huisnummer van het postadres van het bedrijf. #company_mail_zipcode Postcode van het postadres van het bedrijf. #company_mail_streetname Straatnaam van het postadres van het bedrijf. #company_mail_city Plaatsnaam van het postadres van het bedrijf. #company_visit_zipcode Postcode van bezoekadres van het bedrijf. #company_visit_streetname Straatnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_phone Telefoonnummer van het bedrijf. #company_visit_city Plaatsnaam van het bezoekadres van het bedrijf. #company_varfield1 Vrij veld 1 van het bedrijf t/m t/m #company_varfield5 vrij veld 5 van bedrijf #company_country Land van het bezoek- of postadres van het bedrijf. Variabelen voor pagina's U kunt gebruikmaken van variabelen bij het definiëren van de inhoud voor pagina's met een bepaalde pagina-ID (zie Pagina's op pagina 36). Maart 2014 180 In de volgende tabel volgt een opsomming van deze variabelen. Pagina-ID Beschikbare variabelen Betekenis 29 #agent_alias Alias van de servicemedewerker. #agent_dep Afdeling van de servicemedewerker. #agent_firstlastname Voor- en achternaam van de servicemedewerker #agent_firstname Voornaam van de servicemedewerker. #agent_lastname Achternaam van de servicemedewerker. #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. #contact_calldescription Veld Betreft van het contact. #customer_gender Geslacht van de bezoeker. #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. #customer_usergroup Klantgroep van de bezoeker. #company_name Naam van het bedrijf. #contact_contactid ID-nummer van het contact. #contact_date Datum waarop het contact werd aangemaakt. #contact_question Vraag van de bezoeker #contact_responsedate Datum waarop het contact moet worden opgelost. #contact_responsetime Tijdstip waarop het contact moet worden opgelost. #contact_responsetimehours Aantal uren waarbinnen het contact moet worden opgelost. #contact_responstype De wijze waarop de servicemedewerker feedback geeft. Maart 2014 181 Pagina-ID 39 Maart 2014 Beschikbare variabelen Betekenis #contact_time Tijd waarop het contact werd aangemaakt. #contact_urgency Urgentie van de vraag. #contact_varfield1 Vrij veld 1 van het contact t/m t/m #contact_varfield20 vrij veld 20 van het contact. #time_offset De tijdzone. Wordt in combinatie met responsedatum en reponse tijd gebruikt. #customer_gender Geslacht van de bezoeker. #customer_lastname Achternaam van de bezoeker. #customer_firstname Voornaam van de bezoeker. #agent_alias Alias van de servicemedewerker. 182 URL-parameters In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de URL-parameters waarmee u het KANA Express Portaal, de KANA Express Chatbot en KANA Express Agent Desktop op een specifieke manier kunt openen. Met behulp van parameters achter de URL kunt u direct een bepaalde configuratie openen of direct een bepaald kennis-item of contact opvragen. Hoe u KANA Express Portaal, KANA Express Chatbot en KANA Express Agent Desktop specifiek aanroept, vindt u in afzonderlijke hoofdstukken in deze handleiding. URL-parameters voor het aanroepen van KANA Express Portaal Alle URL's hebben dezelfde structuur: [base-url]/direct.aspx?[screen parameter] In de onderstaande tabel worden de afzonderlijke componenten beknopt uitgelegd: Componenten Beschrijving [base-url] De basis url van de KX-website (bijvoorbeeld http://kxdemo.kana.com) [screen parameter] Met deze parameter wordt bepaald welk scherm wordt geladen. De mogelijkheden zijn: UG Gebruikersgroep P Product N Node-ID De volgende tabel toont de beschikbare URL-parameters voor het aanroepen van het KANA Express Portaal. De nummers (#) in de parameters verwijzen naar de ID's die door KANA Express zijn toegekend bij het aanmaken van tabellen (zie Configuratie - Tabellen op pagina 60). U kunt deze nummers terugvinden in de diverse submenu's van het menu Tabellen. URL Parameter Beschrijving URL/direct.aspx?SL=1 SL Het Portaal wordt aangeroepen en het inlogscherm verschijnt (als Inloggen is ingeschakeld; zie Inlogprocedure voor bezoekers op pagina 44). URL/direct.aspx?S=# S S staat voor schuifbalken. Bij S=0 wordt het Portaal aangeroepen zonder schuifbalken. Standaard worden er wel schuifbalken gebruikt. Maart 2014 183 URL Parameter Beschrijving URL/direct.aspx?UG=# UG UG staat voor User Group. Als een bezoeker zich laat registreren, kan met de parameter UG=# vooraf worden bepaald in welke gebruikersgroep hij wordt ingedeeld. De standaardwaarde is UG=2 voor de gebruikersgroep Anoniem. Indien er geen waarde is gespecificeerd, wordt automatisch de standaard User Group gekozen. URL/direct.aspx?CL=# CL CL staat voor call option. Bij CL=0 wordt er geen contactknop getoond, zelfs wanneer er contactknoppen in de kennis-items zijn geactiveerd. URL/direct.aspx?C=# C C staat voor categorie. Het Portaal wordt aangeroepen met een vooraf bepaalde categorie. Alleen de kennis-items die relevant zijn voor deze categorie worden getoond. URL/direct.aspx?P=# P P staat voor product. KANA Express wordt aangeroepen met een vooraf bepaald product. Alleen de kennis-items die relevant zijn voor dit product worden getoond. URL/direct.aspx?ExternalID=xxx ExternalID ExternalID staat voor de handmatig ingevoerde tekstuele identificatie van het kennis-item. xxx is een string die bestaat uit de waarde in het veld External ID van het kennis-item. (Zie Kennis-items aanmaken op pagina 18 .)KANA Express wordt aangeroepen met een vooraf bepaald kennis-item. Deze parameter is bijvoorbeeld handig als u in de website van uw bedrijf een directe link naar een kennis-item in KANA Express wilt opnemen. URL/direct.aspx?N=# Maart 2014 N N staat voor node-ID, het automatisch toegekende nummer van een kennis-item. KANA Express wordt aangeroepen met een vooraf bepaald kennis-item. Deze parameter is 184 URL Parameter Beschrijving bijvoorbeeld handig als u in de website van uw bedrijf een directe link naar een kennis-item in KANA Express wilt opnemen. URL/direct.aspx?T=# T T staat voor taal. Dit geeft aan welke taalvariant van KANA Express wordt aangeroepen. De gebruiker kan nog wel overschakelen naar een andere taal. De mogelijkheden zijn: T=DE (Duits), T=FR (Frans), T=NL (Nederlands) en T=EN (Engels). De standaardwaarde is L=NL voor Nederlands. Indien er geen waarde is gespecificeerd, wordt automatisch de standaardtaal gekozen. URL/direct.aspx?WF=# WF WF staat voor webformulier. Er wordt niet het toegewezen webcontactformulier in een kennisitem gebruikt, maar het webformulier dat is gedefinieerd voor een bepaald kennis-item (zie het submenu Webcontactformulieren van het menu Tabellen). URL/direct.aspx?Z=# Z Z staat voor zoekzin. Hiermee kan KANA Express gestart worden met een vooraf opgegeven zoekzin. De resultaten van de zoekzin worden direct getoond. Hieronder volgen enkele voorbeelden van handige combinaties van URL-parameters voor KANA Express Portaal: http://<URL>/direct.aspx?UG=1&S=0 KANA Express is started. Gebruikersgroep 1 is geselecteerd en er worden geen schuifbalken gebruikt. http://<URL>/direct.aspx?UG=2 KANA Express wordt gestart. Gebruikersgroep 2 is geselecteerd en er worden wel schuifbalken gebruikt. http://<URL>/direct.aspx?UG=1&P=1,2,3,4 KANA Express wordt gestart. Gebruikersgroep 1 en de producten met de nummers 1, 2, 3 en 4 zijn geselecteerd. URL-parameters voor het aanroepen van KANA Express Chatbot Alle URL's hebben dezelfde structuur: [base-url]/chatbot/chatbot.aspx?[screen parameter] In de onderstaande tabel worden de afzonderlijke componenten beknopt uitgelegd: Maart 2014 185 Componenten Beschrijving [base-url] De basis url van de KX-website (bijvoorbeeld http://kxdemo.kana.com) [screen parameter] Met deze parameter wordt bepaald welk scherm wordt geladen. De mogelijkheden zijn: UG Gebruikersgroep WF Webformulier d dialoog De volgende tabel toont de beschikbare URL-parameters voor het aanroepen van de chatbot. Met de parameters bepaalt u onder andere welk webcontactformulier wordt gebruikt op welke plek van uw site, de routering van contacten die de chatbot doorstuurt en of het webcontactformulier wordt gepresenteerd als dialogen in de chat van de chatbot, of als een formulier rechts naast de chat van de chatbot. URL Parameter URL/chatbot URL/chatbot/chatbot.aspx?UG=# Beschrijving De chatbot wordt aangeroepen. UG UG staat voor User Group. De chatbot wordt aangeroepen met een vooraf bepaalde gebruikersgroep (zie het submenu Gebruikersgroepen van het menu Tabellen). Alleen de kennis-items die relevant zijn voor deze gebruikersgroep worden getoond. De standaardwaarde is UG=2 voor de gebruikersgroep Anoniem. Indien er geen waarde is gespecificeerd, wordt automatisch de standaard User Group gekozen. URL/chatbot/chatbot.aspx?code=# code code staat voor de identificatie van de chatbot. Door bij de code een nummer op te geven, wordt de chatbot met dat nummer aangeroepen. Bijvoorbeeld, met URL/chatbot/chatbot.aspx?code=2 wordt Chatbot 2 aangeroepen. URL/chatbot/chatbot.aspx?S=# S S staat voor sectie. De chatbot wordt aangeroepen met een vooraf bepaalde sectie. Alleen de kennis-items die relevant zijn voor deze sectie worden Maart 2014 186 URL Parameter Beschrijving getoond. De standaardwaarde is S=0 voor de alle secties. URL/chatbot/chatbot.aspx?C=# C C staat voor categorie. De chatbot wordt aangeroepen met een vooraf bepaalde categorie. Alleen de kennisitems die relevant zijn voor deze categorie worden getoond. URL/chatbot/chatbot.aspx?P=# P P staat voor product. De chatbot wordt aangeroepen met een vooraf bepaald product. Alleen de kennis-items die relevant zijn voor dit product worden getoond. URL/chatbot/chatbot.aspx?L=# L L staat voor language. Dit geeft aan welke taalvariant van de chatbot wordt aangeroepen. De gebruiker kan nog wel overschakelen naar een andere taal. De mogelijkheden zijn: L=DE (Duits), L=FR (Frans), L=NL (Nederlands) en L=EN (Engels). De standaardwaarde is L=NL voor Nederlands. Indien er geen waarde is gespecificeerd, wordt automatisch de standaardtaal gekozen. URL/chatbot/chatbot.aspx?N=# N N staat voor Node-ID, het automatisch toegekende nummer van een kennisitem. De node wordt gebruikt voor de routering van het contact. Het is dus niet zo dat de chatbot wordt geopend op een vooraf bepaald kennis-item. URL/chatbot/chatbot.aspx?WF=# WF WF staat voor Webformulier. Bij escalatie van het contact gebruikt de chatbot niet het standaard webcontactformulier (zie het submenu Velden contactformulier van het menu Chatbot), maar het webformulier dat is gedefinieerd voor een bepaald kennis- Maart 2014 187 URL Parameter Beschrijving item (zie het submenu Webcontactformulieren van het menu Tabellen). URL/chatbot/chatbot.aspx?esc=d esc=d d staat voor dialoog. Het contactformulier wordt gepresenteerd als vragen die de chatbot aan de klant stelt. URL/chatbot/chatbot.aspx?esc=w esc=w w staat voor webform. Het contactformulier wordt gepresenteerd als formulier. Hieronder volgen enkele voorbeelden van handige combinaties van URL-parameters voor KANA Express Chatbot: http://<URL>/chatbot/chatbot.aspx?L=FR De chatbot wordt opgestart in het Frans. http://<URL>/chatbot/chatbot.aspx?P=1&WF=1&esc=w De chatbot wordt opgestart met product 1 en in plaats van het standaard webcontactformulier wordt het webcontactformulier 1 gebruikt en getoond als formulier. URL-parameters voor het openen van KANA Express Agent Desktop Algemene finformatie over URL-parameters Alle URL's hebben dezelfde structuur: [base-url]/[application-root]/direct.aspx?[login parameter]&[screen parameter]&[optional parameters] In de onderstaande tabel worden de afzonderlijke componenten beknopt uitgelegd: Componenten Beschrijving [base-url] De basis url van de KX-website (bijvoorbeeld http://kxdemo.kana.com) [application-root] De virtuele map voor de applicatie. Voor Agent Desktop is dit login/ [login parameter] De verificatiegegevens voor het verschaffen van toegang (dwz loginnaam of EmployeeID) [screen parameter] Met deze parameter wordt bepaald welk scherm wordt geladen. De Maart 2014 188 Componenten Beschrijving mogelijkheden zijn: FlowID ContactID User ID Nummer Source=5 [optional parameters] Eerste pagina/stap van de contact-flow Afhandelingsscherm voor contacten Klantenscherm Klantenscherm voor het afhandelingsscherm voor chats DoNotClose, het browservenster wordt na voltooiing van het contact niet gesloten. Opmerking: Firefox verhindert dat het venster wordt gesloten. Niet beschikbaar met de optie source=5. De volgende tabel toont de beschikbare URL-parameters voor het aanroepen van KANA Express Agent Desktop. Met de parameters kunt u onder andere inloggen, Agent Desktop openen op een klantprofiel op basis van de ID of het telefoonnummer van de klant, of Agent Desktop openen op een contact of in het chatscherm. URL Parameter URL/login URL/login/direct.aspx?EmployeeID=[ID] Beschrijving Agent Desktop wordt geopend Employee ID Employee ID staat voor de identificatie van de servicemedewerker. Agent Desktop wordt gestart en de servicemedewerker wordt op Online gezet. Let op: Alleen in combinatie met de parameter Source=5waarmee het chatscherm wordt geopend., URL/login/direct.aspx?Source=# Source Source staat voor het scherm waarop Agent Desktop wordt geopend. Bij S=5 wordt Agent Desktop gestart in het chatscherm. URL/login/direct.aspx?LoginName=[name] LoginName LoginName staat voor de inlognaam van de Maart 2014 189 URL Parameter Beschrijving servicemedewerker. URL/login/direct.aspx?UserID=[ID] User ID User ID staat voor de identificatie van een KANA Express-gebruiker. Agent Desktop wordt gestart in het klantenscherm en het profiel van de gevraagde klant wordt getoond. Als de klant niet bestaat of niet mag worden opgevraagd, verschijnt een leeg klantenscherm. URL/login/direct.aspx?ContactID=# Contact ID Contact ID staat voor het nummer van een contact. Agent Desktop wordt gestart in het contactbehandelscherm met het gevraagde contact. Als het contactnummer niet bestaat of het contact al verwerkt is, verschijnt een melding. URL/login/direct.aspx?Number=# Nummer Number staat voor telefoonnummer. Agent Desktop wordt gestart in het klantenscherm en de profielen van de klanten met het gevraagde telefoonnummer worden getoond. Er wordt gezocht in zowel vaste nummers als mobiele nummers en faxnummers. URL/login/direct.aspx?FlowID=# Flow ID Flow ID staat voor contact flow. Agent Desktop wordt gestart en de gevraagde contact flow wordt gestart. Als de contact flow niet bestaat of niet mag worden opgevraagd, verschijnt een Maart 2014 190 URL Parameter Beschrijving foutmelding. URL/login/direct.aspx?DoNotClose DoNotClose Deze parameter zorgt dat het browservenster geopend blijft na het behandelen van een contact. Als u deze parameter niet gebruikt, vraagt KANA Express na het behandelen van een contact of het browservenster moet worden gesloten. Hieronder volgen enkele voorbeelden van handige combinaties van URL-parameters voor KANA Express Agent Desktop: http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&contactid=1150 ContactID http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&contactid=1240 ContactID (contact reeds afgehandeld). http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&number=0615054150 Aantal (één klant gevonden). http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&number=01245 Aantal (meerdere klanten). http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&UserID=4307 UserID (één klant gevonden). http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&UserID=1430241 UserID (geen klant gevonden): http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&flowid=10 FlowID (alleen een afsluitscherm). http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&flowid=6 FlowID (eerste stap is klant zoeken). http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&flowid=6&number=0615054150 Zelfde FlowID maar nu met parameternummer = Eén klant gevonden. http://<URL>/login/direct.aspx?loginname=uk&flowid=6&number=01245 Meerdere klanten gevonden. http://<URL>/login/direct.aspx?EmployeeID=14&source=5 Chat (chat-afhandelscherm laden en status instellen op online). Maart 2014 191 Foutmeldingen en waarschuwingen: 1. Als er een verkeerde FlowID-waarde wordt gebruikt in de parameter(s), wordt de beginpagina geladen (zodat de servicemedewerker handmatig door kan gaan). 2. Wanneer er in de parameters een verkeerde waarde wordt gebruikt voor ContactID, userID of loginnaam, wordt het dialoogvenster voor het sluiten van het venster direct geopend. Contact flows Alle URL's hebben dezelfde structuur: [base-url]/[application-root]/direct.aspx?[login parameter]&[screen parameter]&[optional parameters] In de onderstaande tabel worden de afzonderlijke componenten beknopt uitgelegd: Componenten Beschrijving [base-url] De basis url van de KX-website (bijvoorbeeld http://kxdemo.kana.com) [application-root] De virtuele map voor de applicatie. Voor Agent Desktop is dit login/ [login parameter] De verificatiegegevens voor het verschaffen van toegang (dwz loginnaam of EmployeeID) [screen parameter] Met deze parameter wordt bepaald welk scherm wordt geladen. De mogelijkheden zijn: FlowID ContactID User ID Nummer Source=5 [optional parameters] Eerste pagina/stap van de contact-flow Afhandelingsscherm voor contacten Klantenscherm Klantenscherm voor het afhandelingsscherm voor chats DoNotClose, het browservenster wordt na voltooiing van het contact niet gesloten. Opmerking: Firefox verhindert dat het venster wordt gesloten Niet beschikbaar met de optie source=5. Extra functionaliteit voor contact flows. Roep de the browser aan met [base-url]/login/direct.aspx?LoginName=[agent login name]&Flowid = [n] en voeg een of meer van de volgende switches toe: 1. UserId = selecteert de klant met dat KX-userID (klantnummer) 2. ExternalId = Zoek de klant met dezelfde ExternalId. ExternalId Het is een veld van de pagina met klantgegevens die voor single-signon-doeleinden (portaal) en Extrnal, tabs wordt gebruikt. 3. Nummer = Zoek een klant met hetzelfde telefoonnummer (vast of mobiel) of met hetzelfde faxnummer. De switch werkt alleen bij contact en flows waarvoor klantenregistratie is ingeschakeld. Maart 2014 192 Foutmeldingen en waarschuwingen: 1. Als er een verkeerde FlowID-waarde wordt gebruikt in de parameter(s), wordt de beginpagina geladen (zodat de servicemedewerker handmatig door kan gaan). 2. Wanneer er in de parameters een verkeerde waarde wordt gebruikt, wordt het dialoogvenster voor het sluiten van het venster direct geopend. Outbound contacten Alle URL's hebben dezelfde structuur: [base-url]/[application-root]/direct.aspx?[login parameter]&[screen parameter]&[optional parameters] In de onderstaande tabel worden de afzonderlijke componenten beknopt uitgelegd: Componenten Beschrijving [base-url] De basis url van de KX-website (bijvoorbeeld http://kxdemo.kana.com) [application-root] De virtuele map voor de applicatie. Voor Agent Desktop is dit login/ [login parameter] De verificatiegegevens voor het verschaffen van toegang (dwz loginnaam of EmployeeID) [screen parameter] Met deze parameter wordt bepaald welk scherm wordt geladen. De mogelijkheden zijn: ParticipantID Callijst CampaignID Verrijkingslijst CampaignID [optional parameters] DoNotClose, het browservenster wordt na voltooiing van het contact niet gesloten. Opmerking: Firefox verhindert dat het venster wordt gesloten Niet beschikbaar met de optie source=5. Maart 2014 193 Index A Aanpassen stylesheet abonneren op events account inkomende e-mail outbound e-mail actieperiode activeren zoeksuggesties activiteit extern doorsturen addreszoekservice activeren adresregistratie adresvelden koppelen aan adreszoekservice adreszoekservice koppelen aan adresvelden landcode overzicht afdeling bepaalt afzenderaccount koppelen aan bedrijf specificeren trefwoorden afsluitscherm rapportages snelle vraag tonen weergeven afzenderaccount op basis van afdeling Agent Desktop configureren startparameters tabblad met instellingen analytics Maart 2014 41 125 93 91 18 145 105 55 77 77 77 76 76 91 108 63 66 111 113 55 57 55 91 91 14 53 188 52 40 anoniem webcontactformulier antwoord kennis-item autosuggest beheertaken filter instellen voor portaal volgorde manipuleren zoeksuggesties bekijken 82 24 24 144 148 47 145 145 B bedrijf bezoeker koppelen koppelen aan afdeling koppelen aan responstijdenschema koppelen aan vaste responstijd Beheerders beldagen instellen voor campagne bellijst importeren bellijst opstellen voor campagne belpogingen maximum belprioriteit belresultaat belvoorraad bezoeker koppelen aan bedrijf toevoegen bezoekers inlogprocedure bezoekhistorie verwijderen bijlage aan case gerelateerd bijlage inzien bijlage opgeven bijlage tonen binnenkomende e-mail instellen brieftemplate brieftemplates 107 107 108 107 107 102 117 117 116 115 58 118 119 58 107 106 44 140 105 50 75 50 90 99 167 194 bron contacten weergeven bronnen tonen bulkmailing 49 50 103 C campagne toevoegen variabelen wijzigen campagne-instellingen opgeven campagnes campagnes, meerdere lopende campagnestatus canonical links categorie invoeren koppelen aan kennis-item tabel chat aanpassen aan publiek aantal sessies beveiliging chatoptie actief emoticons formulier maximale responstijd tabblad met opties URL's wachtrij chat dashboard rijen per pagina chatbot bronnen instellen dialogen dialoogscherm instellen emoties toevoegen of wijzigen emoties voor dialogen instellen emoties voor smalltalk instellen emoties, beschrijving escalatie instellen Maart 2014 114 171 114 114 14 118 79, 115 50 62 19 61 40 105 59 23 57 57 57 57 78 57 58 135 129 135 132 135 133 128 135 opstartparameters smalltalk toevoegen of wijzigen smalltalk, beschrijving teksten vertalingen bewerken vertalingen, beschrijving vragen voor chatformulier vragen voor contactformulier chatformulier chatbot chatsessies configuratie campagnes e-mail formulieren gebruikers hypersearch instellingen tabellen configureren Agent Desktop consument van events contact bron definitie extern doorsturen routering instellen contact aanmaken (anonieme) klant pagina contact afdrukken met contactbeheer contact flow klantregistratieformulier contact maken via webformulier contact verwerken stappen overslaan contact verwijderen met contactbeheer contact wijzigen met contactbeheer contact wijzigen na opslaan contactbeheer contacten afdrukken contacten verwijderen contacten wijzigen 185 133 128 128 129 128 134 133 134 105 114 90 111 102 137 36 60 53 125 109 75 68 109 39 39 144 85 87 22 55 143 143 104 141 144 143 143 195 contactbron contacten beheren contacten eigen bedrijf bekijken contactformulier chatbot contactstatus contacttype cookie instellen 49, 75 141 50 133 68 68 49 D dashboard deactiveren zoeksuggesties definitie contacten dialogen chatbot voor chatformulier voor contactformulier dialoog distributielijst eMailing domein voor inkomende e-mail voor uitgaande e-mail domeinnaam doorsturen extern intern dropfolder 105 145 68 129 134 133 92 98 93 91 108 109 67 98 E-mailing e-mail naar meerdere contacten eMail templates eMailing distributielijst template eMailingtemplates eMailtemplates emoticons chat emoties chatbot escalatie instellen voor chatbot escalatiemoment instellen escalatiemomenten en speciale dagen Event Service menu events events doorsturen controleren monitoren extern vragen doorsturen extern activiteit doorsturen extern doorsturen external ID externe kennisbron beschikbaarheid beperken externe link externe website kennis-item externen 103 100 98 98 98 167 167 57 128, 132 135 64 63 74 125 125 126 126 105 105 105 105, 109 19 35 26 26 109 E e-mail behandelen/niet behandelen ongewenst template e-mail behandelen e-mailadres uitgaande e-mail Maart 2014 94 94 98 94 94 91 F FAQ's top 10 faxtemplates filter autosuggest zoeksuggesties 47 99, 167 148 148 196 flow, contact formulier, voorafgaand aan chat formulieren afsluitscherm gebruik controleren invoerveld keuzelijst post-chat rapportage selectievakje vervolgvragen overslaan 85 57 111 113 111 111 113 113 111 111 G gebruik van formulieren gebruikersgroep anoniem definitie extern inkomende e-mail koppelen aan kennis-item uitgaande e-mail gebruikersprofiel pagina uitbreiden gegevens uitwisselen gegevens verwijderen gescande bijlage gesloten op speciale dag Google analytics 113 103-105, 107 60 60 60 94 19 92 44, 61 38 63 125 140 50 74 40 Maart 2014 IMAP importeren bellijst inbound servicemedewerker indeling pagina inkomende bron inkomende e-mail gebruikersgroep inleesaccount instellen inloggen bij Sitemanager inlogprocedure voor bezoekers instellen cookie inkomende e-mail inleesaccount kleuren pop-upvensters uitgaande e-mail instellingen servicemedewerker intern doorsturen interne link invoerveld formulieren inzien contacten ISO-landcode 98 117 103 36 75 94 93 93 10 44 49 90 93 40-41 45 90 102 67 26 111 50, 108 76 K H helpscherm pop-upvenster instellen hergebruik kennis-item historie verwijderen hoofdvenster huisstijl Hypersearch test I 45 26 140 12 41 137, 139 kanalen van kennis-item kennis-item beschikbaar stellen eigenschappen weergeven hergebruik kanalen koppelen aan categorie koppelen aan gebruikersgroep koppelen aan kennisgidsdefinitie koppelen aan webcontactformulier 17 20 18 17 26 17 19 19 32 23 197 menustructuur overzicht routering talen voor links voor menu's voor oplossingen zoeken Kennis-item variabelen in oplossingen kennis-itemdefinitie kennisbank knop zoeken in kennisbron beschikbaarheid beperken kennisdialogen kennisgids definitie functionaliteit in- en uitschakelen kennisgidsdefinitie kennisgidsmatrix keuzelijst formulieren vervolgvragen overslaan keuzelijst voor routering keuzevraag in script Klant tabbladen variabelen klant wijzigen klantbezoek klanthistorie verwijderen klantregistratie in contact flow Klantselectie kleuren instellen kleurverloop knop kennisbank vraag beantwoord Maart 2014 20 17 84 17 26 20 24 27 150 17 17 30 35 80 80 31 47, 52 17, 31 32, 80 111 111 39 121 174 56 104 140 87 103 40-41 41 17 47 knoppenbalk koppelen aan product 11 20 L label in script land instellen landcode link extern intern kennis-item weergave lopende campagnes 121 76 76 26 26 26 27 118 M mailing per e-mail template mailtemplate marges in templates meerkeuzevraag in script menu kennis-item menubalk module voor telemarketingcampagne monitoren events 98, 103 98 155 99 121 20 12 14 126 N narrowterm definitie narrowterms navigatievenster NAW-gegevens pop-upvenster instellen niet-anoniem webcontactformulier node-eigenschappen nodes koppelen 32 31 12 45 82 120 120 121-122 198 Notificatie-e-mail 104 O omslagpunt prioriteit belvoorraad onderhoud van gegevens onderwerp definitie selectie ongewenste e-mail Ongewenste e-mail ontvangstbevestiging open vraag in script operator definitie operators oplossing kennis-item oplossingstijd responstijd opmaak pagina opstartparameters voor Chatbot voor Portaal outbound instellingen outbound servicemedewerker 58 140 74 74 98 98 92, 94 121 32 31 24 24 63 36 185 183 58 104 P pagina chat pre-chat-formulier chat aanpassen aan publiek contact aanmaken (anonieme) klant gebruikersprofiel pre-chat-formulier pagina's variabelen pagina-einden in templates pagina-indeling Maart 2014 40 40 39 38 40 180 99 36 paginanummers in templates parameters POM beveiliging pop-upvensters instellen POP3 portaal autosuggest instellen tabblad met instellingen Portaal opstartparameters stylesheet post-chat afsluitscherm tonen postcodecontrole activeren overzicht pre-chat pre-chat-formulier prioriteit bellen verrijking van records product invoeren koppelen aan kennis-item tabel wijzigen profiel pop-upvenster instellen programma afsluiten. 99 43 59 45 98 47 43 183 41 113 57 55 76 57 40 118 118 62 20 61 62 45 11 R rapportages afsluitscherm rapporten formuliergebruik rating antwoordopties door bezoeker gegeven 113 113 25, 27 36 149 199 instellen 48 ratings verwijderen 140 reactie op antwoord 92 reply 90 respons op antwoord 90 responsetijd 63 responstijd koppelen aan afdeling 73 koppelen aan urgentie 73 oplossingstijd 63 responsuren 63 schema 68 vast, koppelen aan bedrijf 107 wijzigen 54 responstijd koppelen aan speciale dagen 72 responstijdenschema koppelen aan bedrijf 107 responsuren responstijd 63 restmedewerker 72, 104 restricties op doorsturen 67 routering contact vanuit kennis-item instellen 84 routering van contact instellen 39 routering van contacten volgorde 84 routeringsregels 84 S schema koppelen aan bedrijf responstijden script variabelen scripteditor scripts kopiëren scripts koppelen aan campagne Scripts selecteren scripts, menu scriptversie Maart 2014 107 68 171 120 124 115 115 120 120 sectiebox beperkte zoekactie in kennisbank 48, 53 selectievakje formulieren 111 Servicemanager variabelen voor externe tabbladen 176 servicemedewerker toevoegen 102 servicemedewerkers 8 servicemedewerkers aan campagne koppelen 116 skills 78, 106, 115 sluiting op speciale dag 74 smalltalk in chatbot 128 toevoegen of wijzigen 133 spam 98 spamfilter autosuggest 148 zoeksuggesties 148 speciale dagen definiëren 74 speciale dagen en escalatiemomenten 74 spellingcontrole verplicht 55 standaard e-mail 94 standaardtijdzone gebruiken 51 startparameters 183 voor Agent Desktop 188 statistisch overzicht 11 status, campagne 79, 115 Stylesheet aanpassen 41 portaal 41 symbolen kennis-items 43 synoniem doel 71 T tabblad Agent Desktop beldagen bellijst 52 117 116 200 chat details portaal scripts servicemedewerkers tabel categorie definitie product Tabs outbound contact tabs voor klanten variabelen tags in kennisdialogen talen van kennis-item telemarketingcampagne template brief templates brief eMail eMailing fax mailing per e-mail marges pagina-einden paginanummers terugbelafspraak tijdelijk tijdzones toegang tot Sitemanager toewijzing van contacten volgorde Top-10 FAQ’s top 10 FAQ's topterm definitie toptermen tracking code trefwoord doel Maart 2014 57 114 43 115 116 61 60 61 78 174 80 17 14 99 155 167 167 98, 167 167 98 99 99 99 58 18 50 10 84 18 47 32 31 40 70 koppelen aan kennis-item koppelen aan urgentie toewijzen aan afdeling toewijzen aan servicemedewerker trefwoorden zoeken 22 68 66 106 48, 53 U uitgaande bron uitgaande e-mail gebruikersgroep instellen uitwisseling van gegevens urgentie URL verwijzen tijdens chat URL-parameters voor Agent Desktop voor Chatbot voor Portaal 75 92 90 125 68 78 183 188 185 183 V vakantiedagen en escalatiemomenten 74 variabelen 155, 167 campagne 171 Externe tabbladen 176 kennis-items 150 scripts 171 verrijking van tabbladen Agent Desktop 171 veelvoorkomende e-mailberichten 95 verrijking van tabbladen Agent Desktop variabelen 171 verrijkprioriteit 118 versie van script 120 vertalingen chatbot 129 vertalingen in chatbot 128 verwerken stappen overslaan 55 verwijzen naar kennis-item 26 virus 90 201 vraag bron overdracht snel verwerken wijzigen na opslaan vraag beantwoord knop vragen extern doorsturen 75 54 55 104 47 105 W wachtwoord vergeten webcontactformulier anoniem en niet-anoniem toevoegen of wijzigen webcontactformulieren koppelen aan kennis-item webformulier contact maken webpagina kennis-item webservices beveiliging wijzigen contact na opslaan 53 82 81 81 23 22 27 59 104 X X-Server 125 Z zoeken Hypersearch zoeken op trefwoord zoeksuggesties bekijken deactiveren filter volgorde manipuleren zoekzinnen verwijderen Maart 2014 54 48, 53 145 145 148 145 140 202 Maart 2014
© Copyright 2025 ExpyDoc