NB-wet vergunning - Windpark Slufterdam

omgevingsdienst
Bezoekadres
Zuid-Hollandplein 1
2596 AW Den Haag
Postadres
Postbus 14060
2501 GB Den Haag
T (070)21 899 00
E info@odh nl
I www-odh nl
IVAHCm OP
20140022933
Eneco Wind B.V,
t.a.v. de heer J, Bosch
Postbus 19020
3001 BA ROTTERDAM
Datum
Uw Brief
Ons Kenmerk
Afdeling
Contactpersoon
ODH-2014-00036585
Toetsing &
M,E.W. van der Welle
Vergunningverlening Milieu
Bijlage(fi!r""
UwKenmerk
Zaaknummer
00334296
Team
TSV Groen, Geluid, Lucht
&EV
Telefoonnummer
06-46356702
Betreft
Email
Uw vergunningaanvraag voor het slopen van bestaande windturbines en het bouwen en in
gebruik hebben van nieuwe windturbines in Windpark de Slufter te Rotterdam (Maasvlakte),
Marlies van der Welle@odh,
Geachte heer Bosch,
Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht zenden wij u de beschikking op grond van de
Natuurbeschermingswet met betrekking tot bovengenoemd onderwerp.
Wij wijzen u op de mogelijkheid om bezwaar in te dienen, waarvoor wij u verwijzen naar bijgaand besluit.
De openbare kennisgeving van de beschikking is bekendgemaakt in de krant Brielse Courant/Hellevoetse
Post.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
voor dezen,
ing, L. Hop nan
Hoofd Toetsing & Vergunningverlening Milieu
van de Omgevingsdienst Haaglanden
bijlage(n): - beschikking ODH-2014-00007272
AFSCHRIFT
omgevingsdienst
Bezoekadres
Zuid-Hollandplein 1
2596 AWDen Haag
Postadres
Postbus 14060
2501 GB Den Haag
T (070)21 899 00
E info@odh nl
i www odh nl
Witteveen+Bos
t.a V dhr L. Steens
Postbus 3465
4800 DL BREDA
Datum
Uw Brief
- 4 HAMl 2014
Ons Kenmerk
Afdeling
ODH-2014-00007272
Toetsing S
M.E W, van der Welle
Vergunningverlening Milieu
Zaaknummer
00334296
Bijlage(n)
Contactpersoon
Uw Kenmerk
Team
TSV Groen, Geluid, Lucht
&EV
Telefoonnummer
0646356702
Email
Betreft
Marlies van der Welle@odh.
Vergunning ex artikel 19d eerste lid, Natuurbeschermingswet 1998,
Windturbinepark de Slufter. Eneco Wind B V. en Muon Wind
Development B V , Maasvlakte, Rotterdam
Geachte heer Steens,
Besluit genomen o p - 2 \ ^ £ B ,
Aanvraag
Op 11 juli 2013 hebben wij een aanvraag om een vergunning ontvangen van de Natuurbeschermingswet
1998 (verder, de wet) van Witteveen + Bos (gemachtigde) namens Eneco Wind B.V. en Nuon Wind
Development B V. voor uitbreiding van het windturbinepark de Slufter op de Maasvlakte in Rotterdam, Het
betreft zowel de aanlegfase als het in gebruik nemen van de turbines. De effectbeschrijving is uitgewerkt in
bijlage 1 van de aanvraag. Beoordeling effecten opschaling en uitbreiding Windpark Slufter. Oriëntatiefase
Natuurbeschermingswet 1998, versie 5juli 2013
De locatie van het windturbinepark grenst aan het Natura 2000-gebied Voordelta. Ook ligt het
windturbmepark in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden Voornes Duin, Haringvliet, Duinen Goeree &
Kwade Hoek en Grevelingen
Op 1 november 2013 hebben wij verzocht om aanvullende gegevens met betrekking tot de natuurtoets die
onderdeel uitmaakt van uw aanvraag. Op 14 november 2013 is deze aanvullende informatie door ons
ontvangen.
De gemeente Rotterdam is in de gelegenheid gesteld een zienswijze op de aanvraag in te dienen en heeft
hier geen gebruik van gemaakt.
Op grond van de bepalingen in artikel 42, tweede lid, van de wet hebben wij op 12 september 2013 gebruik
gemaakt van de mogelijkheid om de termijn voor de beoordeling van de aanvraag met maximaal 13 weken
te verlengen.
Besluit
Op grond van onze overwegingen, zoals zijn weergegeven in bijlage 1, besluiten wij een vergunning ex
artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 te verlenen aan Eneco Wind B.V. en Nuon Wind
Development B V. voor uitbreiding van het windturbinepark de Slufter op de Maasvlakte in Rotterdam
omgevingsdienst
gelegen nabij de Natura 2000-gebieden Voordelta, Voornes Duin, Haringvliet, Duinen Goeree & Kwade
Hoek en Grevelingen Het betreft minimaal 12 en maximaal 16 turbines, met een ashoogte van minimaal 75
en maximaal 100 m en een rotordiameter van minimaal 80 en maximaal 126 m. Het vermogen van de
nieuwe turbines bedraagt minimaal 3 en maximaal 6 megawatt per stuk. De nieuwe turbines vervangen de
bestaande 17 turbines.
De werkzaamheden voor het slopen van de oude turbmes en de bouw van nieuwe turbines zuilen worden
uitgevoerd tussen 2015 en 2020.
Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden verbinden wij aan deze vergunning de volgende
voorschriften;
Vergunningvoorschriften
1.
De volgende stukken maken deel uit van deze vergunning, tenzij de voorschriften anders bepalen:
De aanvraag van 11 juli 2013;
-
De aanvullingen daarop d.d 14 november 2013,
Beoordeling effecten opschaling en uitbreiding Windpark Slufter Oriëntatiefase
Natuurbeschermingswet 1998, versie Öjuli 2013,
Machtigingen d.d, 5 en 8 juli 2013
2
De vergunninghouders dienen
de aanvang van de werkzaamheden voor het slopen van de bestaande turbines en de bouw van de
nieuwe turbines uiterlijk vier weken van tevoren schriftelijk te meiden bij de afdeling Toezicht en
Handhaving, Team Groen van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid door middel van een volledig
ingevuld informatieblad die bij deze vergunning is gevoegd. Het informatieblad behorende bij een
Natuurbeschermingswetvergunning is ook digitaal (Word- of PDF-format) beschikbaar en te
downloaden via www.odh.nl. Hierbn dient ook het definitieve ontwerp van het windmolenpark te
worden bijgevoegd, waarin tevens duidelijk is aangegeven welke vergunninghouder verantwoordelijk
IS voor welke windturbines;
wijzigingen van gegevens uit het informatieblad van bijvoorbeeld contactpersonen of
contactgegevens vooraf onder vermelding van de wijzigingsdatum schriftelijk te melden aan de
afdeling Handhaving;
-
ervoor te zorgen dat de voorschriften waaronder deze vergunning is vedeend, bekend zijn bij
personeel (van derden) middels een toereikende schriftelijke instructie Deze instructie dient tevens
aan de afdeling Toezicht en Handhaving, Team Groen van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid te
worden gestuurd. Deze instructie dient uitedijk drie weken na het inwerking treden van de
vergunning of uiterlijk vier weken voor aanvang van de werkzaamheden aan de afdeling Toezicht en
Handhaving, Team Groen van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid te worden gestuurd;
-
uiterlijk één week na het beëindigen van de werkzaamheden alle bouwmaterialen, zwerfvuil en
andere gebiedsvreemde elementen die verband houden met de werkzaamheden, opgeruimd te
hebben;
Uitedijk één week na het beëindigen van de werkzaamheden de afdeling Toezicht en Handhaving,
Team Groen van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid hiervan in kennis te stellen,
de dag van ingebruikname van de windturbines vier weken voor ingebruikname te melden bij de
afdeling Toezicht en Handhaving, Team Groen van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid,
Contactgegevens van de afdeling Toezicht en Handhaving, Team Groen van de Omgevingsdienst ZuidHolland Zuid zijn postbus 550, 3300 AN te Dordrecht, telefoonnummer 078-7708585 (fax 078-7708584,
mailadres: meldingnbwetfajozhz.nl).
omgevingsdienst
3.
Eneco en Nuon zijn als vergunninghouders te allen tijde verantwoordelijk en dienen ervoor te zorgen
dat de vergunning en voorschriften worden uitgevoerd en nageleefd met betrekking tot de sloop,
aanleg en in gebruik neming van de windturbines die zijn aangesloten op de afzonderlijke
netaansluitingen van beide bedrijven, zoals blijkend uit het ontwerp als genoemd in voorschrift 2,
eerste gedachtestreepje.
4.
De heipalen worden niet geslagen, maar trillingsvrij geschroefd, zodat verstonng van trekvissen,
zeehonden en vogels tijdens de aanlegfase tot een minimum wordt beperkt.
5
Uitedijk 3 maanden voor de start van de bouw van de turbines wordt een monitonngsplan, opgesteld
door een daartoe deskundig bureau, ter goedkeuring ingediend bij het bevoegd gezag In'het
monitoringsplan wordt beschreven op welke wijze monitoring van het aantal aanvaringsslachtoffers
van de lepelaar en smient zal plaatsvinden. Doel van het monitoringsplan is om de berekende
aantallen aanvanngsslachtoffers in het bij de aanvraag gevoegde onderzoek 'Beoordeling effecten
opschaling en uitbreiding Windpark Slufter. Oriëntatiefase Natuurbeschermingswet 1998' d d, 5 juli
2013, in paragraaf 7,4/tabel 7 2, voor deze twee soorten te verifiëren, In het plan worden ten minste
de volgende aspecten meegenomen:
-
wijze en frequentie van telling van aanvaringsslachtoffers van de smient en de lepelaar;
wijze van bepaling van de populatie van de smient en de lepelaar in het gebied;
handelwijze als gevonden aantal slachtoffers groter is dan het berekende aantal;
wijze en frequentie van rapportage.
Telling vindt plaats binnen een straal van 100 meter rondom de turbines in goed doorzoekbare
gebiedsdelen (o a niet in het water of met-toegankelijke binnenzijde van de Slufterdam). De
aangetroffen slachtoffers worden met verwijderd maar gemarkeerd en per zoekperiode wordt
middels uitlegproeven onderzoek gedaan naar de invloed van vindkans en predatieverlies,
Momtonng vindt plaats gedurende driejaar na ingebruikname van het park. De resultaten van de
monitoring worden minimaal éénmaal per jaar vóór 1 december in een rapportage aangeboden aan
de Afdeling Toetsing & Vergunmngvedemng Milieu, Postbus 14060, 2501 GB Den Haag, e-mail:
vergunningen(godh,nl. Indien blijkt dat het aantal aanvaringsslachtoffers hoger ligt dan de
berekende aantallen, zullen wij met vergunninghouder(s) in ovedeg treden om te bezien of, en zo ja,
op welke wijze, het aantal aanvaringsslachtoffers tot het niveau van het berekende aantal '
teruggebracht kan worden,
6 Bij wijzigingen van omstandigheden waaronder deze vergunning is verleend, dient de
Omgevingsdienst Haaglanden, Afdeling Toetsing & Vergunningverlening Milieu, Postbus 14060, 2501
GB Den Haag, e-mai!: vergunningen@odh,nl, hiervan terstond in kennis te worden gesteld
7. Indien - onder andere - in strijd met deze vergunning wordt gehandeld of de gegevens op grond
waarvan de vergunning is verleend zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat, waren de juiste
gegevens bekend geweest, wij een andere beslissing zouden hebben genomen, kan deze vergunning
te allen tijde worden ingetrokken of gewijzigd (art 43, tweede lid van de wet) Overtreding van één of
meerdere vergunningvoorschriften, gesteld bij of krachtens artikel 19d, eerste lid, van de wet is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, 2° van de Wet op Economische Delicten. Een economisch
delict is een misdrijf voor zover opzettelijk begaan. Voor zover het niet opzettelijk is begaan is het een
overtreding.
Bezwaar en beroep
Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden ingevolge artikel 7'1 van de Algemene wet bestuursrecht bij ons
een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift moet binnen zes weken na de dag van
verzending van het besluit worden toegezonden, onder vermelding van Awb-bezwaar in de linkerbovenhoek
van enveloppe en bezwaarschnft. Het bezwaar moet worden gericht aan: Gedeputeerde Staten van ZuidHolland, t.a.v, de secretaris van de Hoor- en Adviescommissie, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag.
omgevingsdienst
Krachtens artikel 6'16 van de Algemene wet bestuursrecht schorst het bezwaar de werking van dit besluit
met. Gelet hierop kan - als tegen dit besluit bezwaar wordt aangetekend - ingevolge artikel 8'81 van de
Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 36 van de Wet op de Raad van State bij de voorzitter van de
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Kneuterdijk 22, Postbus 20019 2500 EA te Den Haag
een verzoek tot het treffen van een voodopige voorziening worden ingediend. Een kopie van het bezwaar
en/of dit verzoek om een voodopige voorziening dient tevens toe gezonden te worden aan: Omgevingsdienst
Haaglanden, Postbus 14060, 2501 GB Den Haag, e-mail [email protected].
Op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht kan de indiener van het bezwaarschrift in het
bezwaarschrift verzoeken om rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter waardoor de
bezwaarprocedure op grond van artikel 7'1 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden overgeslagen.
Indien wij instemmen met een dergelijk verzoek zenden wij het bezwaarschrift onverwijld door aan de
bevoegde rechter.
Flora- en faunawet
Wij wijzen er op dat op de aangevraagde activiteiten ook de Flora- en faunawet van toepassing is. Dit zou
kunnen betekenen dat voorafgaand aan de werkzaamheden een ontheffing aangevraagd dient te worden bij
het daarvoor bevoegde gezag, te weten de Rijksdienst voor Ondernemende Nederland (voorheen: Dienst
Regelingen van het ministerie van EZ; www mijn.rvo nl)
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
voor dezen,
mg. L Hopnian
Hoofd Toetsing & Vergunningverlening Milieu
van de Omgevingsdienst Haaglanden
Afschrift aan:
•
Ministerie van Economische Zaken, Directie Regio en Ruimtelijke Economie, t a.v. de heer drs.
P.E.C Kelderman, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag;
•
Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, afdeling Toezicht en Handhaving, Team Groen, t.a.v, dhr C.
Ladrak, Postbus 550, 3300 AN Dordrecht,
•
Burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam,
•
Burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne, Postbus 550, 3235 ZH Rockanje,
•
Vereniging Verontruste Burgers van Voorne, Postbus 362, 3233 ZH Oostvoorne;
.
Eneco Wind B.V., t.a v. dhr. J. Bosch, Postbus 19020, 3001 BA, Rotterdam,
.
Nuon Wind Development B.V., t.a v dhr, J. de Gooijer, Postbus 41 920, 1009 DC Amsterdam,
omgevingsdienst
BIJLAGE 1:
Gevraagde activiteit
Eneco Wind B V en Nuon Wind Development B V (verder Eneco en Nuon) exploiteren beiden een
windturbinepark op de Slufter op de Maasvlakte te Rotterdam. Het windturbinepark bestaat uit 17
windturbines, waarvan 9 in eigendom van Nuon en 8 in eigendom van Eneco. De windturbines van beide
bedrijven zijn fysiek gescheiden door een eigen netaansluiting. De huidige turbines hebben een ashoogte
van 64,7 m en een rotordiameter van 70,5 m. De onderlinge afstand bedraagt ca. 250 m.
Beide exploitanten zijn voornemens het huidige windturbinepark op te waarderen. De bestaande turbines
worden vervangen door grotere, moderne turbines met een vermogen van minimaal 3 en maximaal 6
megawatt, en aan de zuidzijde van de Slufter worden turbines bijgeplaatst Daarnaast vindt een uitbreiding
plaats met één turbine in oostelijke richting langs de Noordzeeboulevard Ten tijde van de aanvraag was
nog met precies bekend hoeveel turbines zullen worden geplaatst en van welk type Afhankelijk van het type
zullen er 12 tot 16 turbines worden geplaatst. De ashoogte komt te liggen tussen 75 en 100 m en de
rotordiameter tussen 80 en 126 m. Het aantal turbines bepaalt de onderlinge afstand, die minimaal 382 en
maximaal 522 m zal bedragen. Bij de beoordeling van het initiatief is uitgegaan van het minst gunstige
scenario (worst-case benadering)
Wettelijk kader
Voor Natura 2000-gebieden is het ingevolge artikel 1, sub n, juncto artikel 19d, eerste lid, van de wet
verboden om - kort weergegeven en voor zover hier van belang - zonder vergunning projecten of andere
handelingen te realiseren die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke
habitats en de habitats van soorten in het gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect
kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen
Overw/egingen
Verstoringsfactoren
en
uitgangspunten
Het slopen van de bestaande turbines en de bouw van de nieuwe turbines kan leiden tot verstoring van
aanwezige natuurwaarden door licht, geluid en aanwezigheid van mensen en machines Het in werking
hebben van de windturbines kan leiden tot verstoring van aanwezige natuurwaarden, met name vogels, door
de aanwezigheid van de turbines en tot directe mortaliteit door aanvaringen. Het windpark iigt nabij de '
Slikken van Voorne Deze maken deel uit van het Natura 2000-gebied Voordelta en vormen een belangrijk
foerageer- en rustgebied voor vogels, in het bijzonder steltlopers. Daarnaast is er (mogelijk) sprake van
vliegbewegingen door of over het gebied vanuit de nabij gelegen Natura 2000-gebieden Voornes Duin,
Duinen Goeree & Kwade Hoek, Haringvliet en Grevelingen
Voor het bepalen van verstoringsafstanden van specifieke soorten is uitgegaan van de meest recente
beschikbare literatuur (zie ook bijlage 2 bij de natuurtoets). Voor het bepalen van de effecten van
aanvaringen met windturbines is gebruik gemaakt van de zogenaamde 1%-mortaliteitsnorm. In eerdere
projecten is dit als acceptabele werkwijze geaccepteerdV
Aanlegfase
Effecten in de aanlegfase zullen zich alleen voordoen in de Voordelta. De afstand tot andere Natura 2000gebieden IS daarvoor te groot.
^ Uitspraken Afdeling bestuursrechtspraak Raad van state d.d 1 april 2009 Inzake zaaknr 2008011465/R2 en d d 29 december 2010
inzake zaaknr 200908100/1
omgevingsdienst
Habitattvpen
De werkzaamheden vinden plaats buiten de begrenzing van het nabij gelegen Natura 2000-gebied
Voordelta Daarnaast is er geen sprake van een toename van stikstofdepositie als gevolg van het initiatief.
Een negatief effect in de aanlegfase op de omvang van de habitattypen waarvoor de Voordelta een
instandhoudingsdoelsteliing kent is daardoor uitgesloten.
Trekvissen en zeehonden
Verstoring van trekvissen en zeehonden kan plaatsvinden door heiwerkzaamheden ten behoeve van de
funderingen van de nieuwe windturbines. Er zal echter gebruik worden gemaakt van een methode waarbij de
heipalen met worden geslagen, maar tnllingsvrij worden geschroefd. Daarnaast vinden werkzaamheden
plaats op meer dan 1000 m van rustplaatsen van zeehonden (Hinderplaat), Hierdoor zijn effecten tijdens de
aanlegfase op trekvissen en zeehonden uitgesloten
Niet-broedvoqels
Verstoring van foeragerende en rustende vogels tijdens de aanlegfase is met geheel uit te sluiten. Door
gebruik te maken van trillingsvnj schroeven wordt de verstoring beperkt Daarnaast is de afstand van de
turbines tot belangrijke foerageer- en rustgebieden vrijwel overal ten minste 200 m. Bovendien is de
verstoring tijdelijk van aard
Gebruiksfase
Voor de beoordeling van effecten in de gebruiksfase zijn zowel de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Voordelta als nabij gelegen Natura 2000-gebieden Haringvliet, Grevelingen, Voornes
Duin en Duinen Goeree & Kwade Hoek betrokken. Voor deze gebieden geldt dat gezien de afstand tot het
plangebied alleen mogelijke effecten te ven/dachten zijn op zeehonden en vogels.
Zeehonden
De aanwezigheid van windturbines heeft mogelijk een verstorend effect op zeehonden. Zeehonden
gebruiken de nabijgelegen Hinderplaat als rustgebied. De afstand van de Hinderplaat tot de windturbines is
echter dusdanig groot (ten minste 1200 m) dat effecten kunnen worden uitgesloten
Broedvogels
In de Voordelta zijn geen instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor broedvogels. Een effect op
broedvogels met een instandhoudingsdoelsteliing is voor dit gebied dus bij voorbaat uit te sluiten,
In de beoordeling van effecten op broedvogels zijn ook broedvogels uit nabij gelegen Natura 2000-gebieden
betrokken die mogelijk door het windturbinepark vliegen van en naar hun broed- en rust- en
foerageergebieden. Relevant zijn aalscholvers die broeden in het Breede Water (Voornes Duin) en grote
sterns (Haringvliet en Grevelingen), Overige soorten hebben geen relatie met het plangebied.
De genoemde soorten maken geen gebruik van rust- of foerageergebieden die dichtbij het plangebied zijn
gelegen. Effecten van verstoring door aanwezigheid van de windturbines zijn dan ook uitgesloten. Effecten
van barrièrewerking zijn eveneens uitgesloten, omdat de vogels over het algemeen op ruime afstand
passeren Incidenteel vliegen de vogels door het windturbinepark en kunnen dan slachtoffer worden van
aanvahngen. De berekende aantallen aanvaringsslachtoffers liggen ruim beneden één individu per soort per
jaar en ver onder de 1 %-mortaliteitsgrens. Deze aantallen zijn verwaadoosbaar, en een verslechtering van
het leefgebied van broedvogels kan dan ook worden uitgesloten,
Niet-broedvoqels
De aanwezigheid van de windturbines kan leiden tot barrièrewerking, doordat vogels over of om het
windpark heen vliegen. Uit waarnemingen blijkt dat ook in de huidige situatie vogels al zonder uitwijken door
het windpark heen vliegen, In de toekomstige situatie zal het aantal windmolens afnemen en komen de
omgevingsdienst
windmolens verder uit elkaar te staan. De aangevraagde aanpassing van het windpark zal dan ook met
leiden tot een toename van de barrièrewerking
De aanwezigheid van windturbines kan leiden tot verstoring van foeragerende of rustende vogels Voor
binnendijks foeragerende vogels verandert de situatie niet wezenlijk door de aanpassingen aan het
windpark Alleen langs de zuidkant van het park neemt de verstoring toe In de huidige situatie wordt echter
ook al binnen het windpark gefoerageerd Veel vogels zijn reeds gewend aan de aanwezigheid van de
windmolens Het aantal windmolens neemt met toe, en de afstand tussen windmolens neemt toe ten
opzichte van de huidige situatie Bovendien is de afstand van de windmolens tot belangrijke rust- en
foerageergebieden overal minimaal 200 m. Voor vrijwel alle soorten, met uitzondering van de wulp, ligt de
verstoringsafstand op maximaal 200 m. Voor deze soorten is een effect van verstoring dus uitgesloten. Voor
de wulp geldt dat deze soort gebruik maakt van hoogwatervluchtplaatsen ten zuiden van de
Noordzeeboulevard Uit onderzoek van Bureau Waardenburg (bijlage 1 bij aanvraag) blijkt dat de
hoogwatervluchtplaatsen die deze soort gebruikt op meer dan 400 m (maximale verstonngsafstand wulp o p
basis van literatuur) van de nieuwe turbines liggen. De aanpassing van het windpark leidt dan ook met tot
een significante verstoring van het rust- en foerageergebied van niet-broedvogels.
Het in gebruik hebben van de windmolens kan leiden tot directe mortaliteit door aanvaringen van vogels met
windmolens in de berekeningen van aantallen aanvaringsslachtoffers van niet-broedvogels zijn alleen de
aangewezen soorten van de Voordelta betrokken. Voor overige gebieden geldt dat de aangewezen nietbroedvogels geen relatie met het plangebied hebben. Uit de toetsing van Bureau Waardenburg (bijlage 1 bij
aanvraag) blijkt dat het aantal berekende aanvaringsslachtoffers voor vrijwel alle soorten minder dan één
individu per jaar bedraagt en voor alle soorten behalve de lepelaar liggen de berekende aantallen •
slachtoffers (ver) onder de 1%-mortaliteitsgrens. Alleen voor de smient gaat het om enkele slachtoffers per
jaar Hierbij wordt echter evenmin de 1 %-mortaliteitsgrens overschreden. Voor de tepelaar gaat het
weliswaar om ongeveer één slachtoffer per jaar, maar wordt wel de 1 %-mortaliteitsgrens overschreden. Dit
wordt veroorzaakt door het feit dat de literatuur geen aanvaringskans bekend is en daarom vanuit het
voorzorgsprincipe met een hoog risico is gerekend, In de praktijk worden lepelaars echter zelden het
slachtoffer van aanvaringen met windturbines. Bovendien zal dit met leiden tot een negatief effect op het
instandhoudingsdoel van de soort, omdat er sprake Is van een positieve trend en aantallen die ruim boven
het instandhoudingsdoel liggen. Daarnaast bestaat ook in de huidige situatie al een risico op aanvaringen,
waarmee in de berekeningen geen rekening is gehouden.
Hoewel wij geen redenen hebben om te twijfelen aan het onderzoek en de conclusies van Bureau
Waardenburg en er in het gebied ons inziens ook voldoende veldonderzoek is uitgevoerd, is in voorschrift 5
de verplichting opgenomen om uitedijk 3 maanden vóór de start van de bouw van de turbines een
monitoringplan met betrekking tot de lepelaar en de smient aan ons ter goedkeuring voor te leggen De
thans aangevraagde windturbines zijn groter en hebben meer vermogen dan de huidige turbines en
ervaringen met deze turbines in het land zijn (vrijwel) afwezig. Bovendien is op dit moment nog niet bekend
waar de turbines precies komen te staan en hoeveel het er uiteindelijk zullen zijn. Dit monitoringplan kan
gecombineerd worden met een eventueel verplicht te stellen monitoringplan in het kader van de ontheffing in
de zin van de Flora- en faunawet. Een gebruikelijke periode die in dat kader wordt gehanteerd is 3 jaar.
Cumulatie
Gezien de geringe te verwachten effecten van de aanpassingen aan het bestaande windpark, zullen deze
ook in cumulatie met andere plannen of projecten niet leiden tot een verslechtenng van de kwaliteit van
habitats of een significant verstorend effect op soorten.
Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat er - met inachtneming van de aan de vergunning verbonden voorschriften geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van de natuudijke habitats en de habitats van soorten
in de relevante Natura 2000-gebieden. Ook is er geen sprake van een significant verstorend effect op de
omgevingsdienst
soorten waarvoor deze gebieden zijn aangewezen Op grond hiervan kan een vergunning op grond van
artikel 19d, eerste lid, van de wet worden verleend