Artikels Windmolenparken in het Belgisch deel van de Noordzee De ecologische effecten onder de loep Robin B ra b a nt, Steven D egraer & Bob Rumes In 2004 heeft België een zone van 238 km2 aangeduid in het Belgisch deel van de Noordzee (BDNZ), bestemd voor het opwekken van hernieuwbare energie uit wind, stroming en getijden (Figuur 7). Dit komt overeen met ongeveer 7% van het volledige BDNZ. In 2008 werden er de eerste windmolens gebouwd. Vandaag zijn twee parken operationeel, met name Belwind op de Bligh Bank (55 turbines) en C-Power op deThorntonbank (54 turbines). Een derde park, Northwind op de Lodewijkbank (72 turbines), is in aanbouw en zal in de loop van dit jaar volledig operationeel worden. Over een aantal jaar zullen acht windmolen parken met samen ongeveer vijfhonderd windturbines energie opwekken. Deze windmolenparken op zee zullen dan goed zijn voor een bijdrage van 43% aan de Belgische 2020 doelstellingen inzake hernieuwbare energie. Maar wat zijn de ecologische effecten van deze groene stroom? Zeekoeten m e t o p de a c h te rg ro n d h e t B e lw in d w in d m o le n p a rk o p de B lig h Bank. (fo to : J o h a n Buckens) 4 maart 2014 Natuur.focus ArtikelsB Gebruik van de Belgische zeegebieden Belgisch continentaal plat Lim iet van de territoriale zee un ---------- Ankerplaats Vaarwegen ---------- Belgische windmolenzone Geplaatste windmolens W indmolens onder constructie .M E R M A ID Offshore transformatorstation k Belwind exportkabel ---------- C-Power exportkabel ---------- Gasleiding Referentiezone voor de windm olenparken .B E L W IN D ---------□ Extractiezone van minerale rijkdommen Gesloten zone voor extractie van minerale rijkdommen Stortplaats j__ Q M aricultuurzone Zone voor militaire activiteiten Speciale zone voor natuurbehoud (Habitatrichtlijn) "Vlaamse banken" Z e eb ru g g e Speciale Beschermingszone (Vogelrichtlijn) O ostende N ie u w p o o rt MUMM-8MM-UGMM contact1geocellSnturom ac fee Kaart aie! S»«!emd voor navtgaM Kilometers Edtöe 02/20t4 UTM31-WGS19S4 F ig u u r 7. K a a rt van h e t Belgisch dee l van de N oordzee m e t a a n d u id in g va n de m ens e lijk e a c tiv ite ite n . Een z o n e va n 23 8 k m 2 (d o n k e rb la u w ) is a a n g e d u id v o o r de p ro d u c tie van d u u rz a m e ene rgie d o o r h e t K o n in k lijk b e s lu it va n 17 m e i 2 0 0 4 (a a n g e p a s t o p 3 fe b ru a ri 201 1). (b ro n : w w w .m u m m .a c .b e /E N /M a n a g e m e n t/A tla s ) Het is vanzelfsprekend dat de bouw en exploitatie van deze en International Marine and Dredging Consultants (IMDC). In installaties op zee een effect hebben op het mariene ecosys totaal zijn meer dan 40 wetenschappers betrokken bij de m o teem. En d it effect kan variëren naargelang het verm ogen nitoring. Dit artikel, waarin we specifiek focussen op bodem - van de geïnstalleerde turbines (voorlopig van 3 to t 6,15 MW), fauna, zeezoogdieren, vissen en zeevogels, is een synthese hun afm eting en het type fundering. De eerste zes w in d m o van een uitgebreid m onitoringsrapport (Degraer et al. 2013a). lens van C-Power werden bijvoorbeeld gebouwd op beton nen structuren die ter plaatse worden gevuld m et sediment Monitoring van ecologische effecten ('gravity based foundations'), de andere C-Power turbines Er zijn bij dit onderzoek twee types monitoring te onderscheiden: hebben stalen jacket funderingen. De turbines van Belwind basismonitoring en gerichte monitoring. De basismonitoring en N orthw ind staan op stalen m onopile funderingen. In de gebeurt volgens het Before-After/Control-lmpact principe (BACI m ilieuvergunning van elk project w o rd t dan ook een m oni- principe). Voor verschillende aspecten van het marien milieu toringprogram m a opgenom en om de m ilieueffecten op te wordt nagegaan in welke mate de situatie veranderd is voor en volgen. Deze m onitoring is in eerste instantie een vinger aan na de bouw van de windmolenparken en w ordt de vergelijking de pols om de schaal van de effecten te kennen. Door echter gemaakt tussen de situatie in het impactgebied en een referen- ook te focussen op de achterliggende ecologische processen tiegebied. Dit gebeurt voor hydrodynamica en m orfologie van de van vastgestelde effecten, kan het toekom stig Noordzeebe- zeebodem, onderwatergeluid, macrobenthos (dit is de fauna die leid en -beheer beter ondersteund worden. De m onitoring in de toplaag van het sediment leeft en groter is dan 1 mm; deze is een verantwoordelijkheid van het Koninklijk Belgisch In fauna heeft een cruciale rol in het marien voedselweb), epiben- stitu u t voor Natuurwetenschappen (KBIN). Hiervoor w erkt thos (dit zijn bodemdieren die op en in associatie met de bodem het KBIN samen m et andere instituten en studiebureaus leven) en demersale vis (dit zijn vissen die dicht bij de zeebodem m et een specifieke expertise. Dit zijn m et name het Instituut leven, zoals Tong en Pladijs), zeevogels en zeezoogdieren. voor Natuur- en Bosonderdzoek (INBO), het In stitu ut voor Daarnaast gebeurt ook nog gericht onderzoek om de achterlig Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), de onderzoeksgroep gende ecologische processen van de im pact te doorgronden. mariene biologie van de UGent, de onderzoeksgroep akoes Een goed begrip van deze onderliggende processen is o n o n t tiek van de UGent en de studiebureaus G rontm ij Vlaanderen beerlijk om w etenschappelijk gebaseerd advies te kunnen Natuur.focus maart 2014 5 Artikels geven tijdens de ontw ikkeling van nieuwe windm olenparken effecten zijn. In re a lite it is deze o p d e lin g vaak echter niet m et een m inim ale im pact op het mariene milieu. Dit gericht zo eenvoudig en is de situ a tie meestal een stuk g e n ua n onderzoek gebeurt aan de hand van op voorhand geselec ceerder. teerde onderzoeksvragen. Voorbeelden hiervan zijn: • molens o f kom t d it die populaties ten goede, doordat ze er Negatieve effecten: sedlmentverstoring, geluid en aanvaringen van vogels voedsel en beschutting vinden? Tijdens de constructie van de turbines worden grote hoe Gaan Zilverm eeuwen en Kleine m antelm eeuwen, die aan veelheden sedim ent gebaggerd en gestort om de locaties de Belgische kust broeden, naar de w indm olenparken op geschikt te maken voor de funderingen en het leggen van de Is er sprake van een ecologische valkuil voor vissen, zeevo gels en Bruinvissen die aangetrokken worden to t de w in d • zee om er te foerageren en hebben ze hierdoor een gro kabels. Gedetailleerde m orfodynam ische studies hebben aan tere kans om in aanvaring te komen m et de turbines? getoond dat d it niet resulteerde in een significante toenam e van de tu rb id ite it (of de'troebelheid', d it is een maat voor de Het onderzoek sta rtte in 2005, toen w erd de refe re n tiesitu - hoeveelheid zwevende deeltjes in het water) in de w aterko atie (voor de im pact) in kaart gebracht. Na de bo u w van lom ter hoogte van de projectlocaties, hoewel er aanzienlijke de eerste tu rb in e s in 2008 werden de im p actstu d ie s o p g e verliezen van sedim ent (30 to t 35%) waren tijdens de bagger start. Hoewel er nog maar een b e p e rkt aantal w in d m olen s en stortactiviteiten (Van den Eynde et al. 2013). Deze activi stonden in het BDNZ tijd e n s de eerste jaren van het o n d e r teiten zorgden wel voor substantiële verschillen in de macro- zoek, is het al d u id e lijk dat er zowel p o sitieve ais negatieve benthische gemeenschap in het im pactgebied in vergelijking e ffecten zijn van w in d m o le n p a rke n op zee. Hierna v o lg t m et een referentiegebied. Verdere opvolging toonde echter een overzicht van een aantal van de b e vin d in ge n , o p g e aan dat deze gemeenschap zich herstelde na de constructie deeld in w a t volgens de perceptie p o sitieve en negatieve werken (Coates et al. 2013a). Legend □ Belgian continental shelf density (n/km 2) 2°10'E 2°20'E 2°30'E 2°40'E 2°20'E 2°30'E 2°40'E . 2°50'E 3°0'E 3°10‘E 3°20'E 2°50'E 3°0'E 3°10'E 3o20'E 2°10'E 2°20'E 2°30'E 2°40'E 2°50’E 3°0'E 3°10'E 3°20'E . _ F ig u u r 2. G em odelleerde d e n s ite ite n vo n B ruinvissen (op basis von w a a rn e m in g e n tijd e n s v lie g tu ig s u rv e y s ) v o o r (links), tijd e n s (lin k s o n d e r) en na (rech tson der) h e i-a c tiv ite ite n . W anne er h e t h e ie n s ta rt, v e rla te n B ruinvissen h e t g e b ie d to t o n g e v e e r 2 0 km va n de h e i-lo c a tie (H aelters e t al. 2013), maart 2014 Natuur.focus Artikelsii 'N Legend I— I Belgian continental shelf |— | Area reserved for electricity production I— I Belwind Wind farrr. . Turbines ‘ OTS Seabird monitoring route 2012 northern gannet (n/km2) W indm olenparken op zee kunnen verschillende negatieve ef fecten op vogels hebben: ze kunnen verstoord worden bij het foerageren en het rusten doordat hun habitat gewijzigd wordt, de windm olenparken kunnen een fysische barrière vormen waar ze tijdens de m igratie omheen moeten vliegen en ze kun nen in aanvaring komen m et de turbines, m et een verhoogde m orta lite it binnen de populatie to t gevolg. Maandelijks w or den er zeevogeltellingen gedaan langs een vast traject in en o rond de windm olenparken. Deze werden een aantal jaar voor » io de bouw van de parken opgestart om een goed idee te krij gen van de referentiesituatie. Door die te vergelijken met de huidige toestand ziet men in welke mate de verspreiding en dichtheden van de zeevogels gewijzigd is. De zeevogelgemeenschap op de Bligh Bank en deThorntonbank is door hun Legend I I Belgian continental shelf □ I Area reserved for electricity production I Belwind Wind farm Turbines • OTS Seabird monitoring route 2012 herring guii (n/km 2} • 0 0-1 verschillende afstand to t de kust anders, w at to t gevolg heeft dat er in de verschillende parken andere soorten worden geimpacteerd. Zo verm ijden Jan-van-Gent, Zeekoet en Alk het windm olenpark op de Bligh Bank volledig. Op de Thorntonbank is d it voorlopig enkel voor Stormmeeuw het geval. Ande re soorten worden dan weer aangetrokken door de w in d m o lenparken: Kleine m antelm eeuw en Zilverm eeuw op de Bligh O 1- 5 Bank en Grote mantelmeeuw, Dwergmeeuw, Visdief en Grote O 5 -1 0 stern op de Thorntonbank. Voor veel andere soorten is het O >'0 momenteel nog onduidelijk w at het effect is (Vanermen et al. 2013a). Ais voorbeeld worden in Figuur 3a en 3b de dichthe den getoond van Jan-van-Gent en Zilvermeeuw in en rond het Belwind park op de Bligh bank. De eerste vertoont duidelijk vermijdingsgedrag, de andere w ordt dan weer aangetrokken. F ig u u r 3. W aargenom en d ic h th e d e n van J a n -v a n -G e n t (a) en Z ilv e rm e e u w (b) in h e t B e lw in d Op basis van de waargenom en vogeldichtheden in de parken w in d m o le n p a rk (V ane rm en e t al. 2013a). en wiskundige modellen w o rd t geschat dat er jaarlijks on geveer 1.300 zeevogels in aanvaring zullen komen m et een Bij de constructie van m onopile en jacket funderingen w or turbine, wanneer alle acht geplande w indm olenparken ope den stalen buizen in de zeebodem geheid. Dit gaat gepaard rationeel zullen zijn. Dit zullen voornam elijk grote meeuwen m et excessief onderwatergeluid. Bij het heien van m onopiles zijn, aangezien zij het vaakst op rotorhoogte vliegen (15-22%) werd een onderwatergeluidsniveau geproduceerd van 179 (Vanermen et al. 2013a). Onderzoek met een vogelradar in de to t 194 dB re 1 pPa (zero to peak level op 750 m eter afstand, w indm olenparken zal in de toekom st een nog beter beeld ge een maat voor het maximale signaal op 750 m eter van de ven van de eigenlijke flu x van vogels door de parken tijdens geluidsbron). Dit onderwatergeluid is to t op een afstand van verschillende tijdstippen en weersom standigheden. Dit zal de 70 km van de heilocatie waarneem baar (Norro et al. 2013). resultaten van de aanvaringsmodellen verder verfijnen. Dergelijk excessief onderw atergeluid zorgt voor een grote bezorgdheid over de effecten op zeezoogdieren en vissen. De Bruinvis, een kleine d olfijnsoort die algemeen voorkom t bij ons (densiteiten to t 2,7 in d ivid u e n/km 2; Haelters et al. 2011), w o rd t ernstig verstoord bij heiwerken. Het geproduceerde on derw atergeluid zorgt ervoor dat Bruinvissen een gebied met een straal van 20 km rond de heilocatie gaan verm ijden (Ha elters et al. 2013). Dit werd vastgesteld tijdens tellingen aan boord van een vliegtuig die kort voor, tijdens en ko rt na het heien werden uitgevoerd (Figuur 2). Het onderwatergeluid heeft m ogelijk ook een im pact op vissen, viseieren en -larven. De blootstelling bij deze laatste tw ee is m ogelijk nog hoger aangezien het passieve drifters zijn en ze het im pactgebied bijgevolg niet actief kunnen verlaten. Dit alles zal in de to e komst verder onderzocht worden. In de m ilieuvergunning van een w indm olenpark worden al een aantal voorwaarden opgelegd om de geluidsim pact van het heien te verm inderen. Zo w o rd t bijvoorbeeld de kracht van de heislagen langzaam opgebouw d om de dieren de kans te geven om het gebied te verlaten. Toekomstig onderzoek zal m ogelijk leiden to t nog meer m itigerende maatregelen. Steenb olken in de b u u rt van een w in d m o le n fu n d e rin g , (fo to : K B IN /A lain N o rro ) Natuur.focus maart 2014 7 ■ ■Artikels Positieve effecten: 'visreservaten' en nieuwe habitats artificiële harde substraten geven de kans aan uitheemse soor Het grootste positieve effect van de windm olenparken is zon ten om zich in de zuidelijke Noordzee te vestigen of, indien soorten van de harde substraten echter uitheems. De nieuwe der tw ijfel dat deze gebieden afgesloten zijn voor visserij. Hier reeds aanwezig, hun positie te versterken. Het risico bestaat dat door krijgt de zeebodem de kans om te herstellen van de jaren ze invasief worden. O f d it zo is b lijft voorlopig e'en open vraag lange im pact van bodemverstorende sleepnetvisserij. Dit zal en zal verder opgevolgd worden (Degraer et al. 2013b). Bepaal platvis en andere fauna die in associatie m et de bodem leven de soorten vis, op zoek naar beschutting o f voedsel, worden ten goede komen. Er zijn momenteel al indicaties van hogere sterk aangetrokken to t de w indm olenfunderingen. Kabeljauw aantallen en grotere individuen van bepaalde vissoorten en en Steenbolk zijn daar de beste voorbeelden van. De vangst ongewervelden. Zo werd bijvoorbeeld vastgesteld dat de totale van deze soorten rond een windm olen was respectievelijk 12 biomassa van epibenthos en de lichaamslengte van W ijting en en 30 keer hoger, in vergelijking met de vangst in de buurt van Schar licht gestegen is in het windm olenpark op de Thornton- een scheepswrak, en zelfs to t honderd maal hoger in vergelij bank. In het windm olenpark op de Bligh Bank zijn de densiteit king met een referentiegebied in de buurt m et enkel zandig van Tong en Gewone zeester gestegen en werden ook een aan substraat (Reubens et al. 2013). tal grotere exemplaren van Pladijs en Tarbot gevangen. Het valt immers nog maar sinds eind 2010 (Belwind) en midden 2012 Begrijpen van de onderliggende ecologische processen acnter de vastgestelde effecten (C-Power) geïnstalleerd (Vandendriessche et al. 2013a). Vaststellen dat bepaalde soorten vis aangetrokken worden De windm olenfunderingen (die uit staal o f beton bestaan) vor to t de w ind m olen fu n d e rin g e n is interessant, maar leert te verwachten dat deze effecten in de toekom st meer en meer uitgesproken zullen worden. De twee operationele parken zijn men een nieuw habitat in een gebied m et een voorheen vrij ons op zich weinig. Een verderzetting van het onderzoek wel uitsluitend zandige zeebodem. Die funderingen worden aan de hand van maaganalyses, telem etriestudies (waarbij snel begroeid door allerhande organismen, zoals zeepokken, het gedrag van individuele vissen w o rd t gevolgd) o nthulde anemonen, tweekleppigen, amphipoden, etc. Deze successie veel meer. Zo bleek bijvoorbeeld dat vooral jo n g e in d iv i leidt to t een gemeenschap gedom ineerd door de vlokreeftjes duen Kabeljauw en Steenbolk worden aangetrokken to t de Jassa herdmani, de Orgelpijppoliep Tubularia larynx, de Penne- funderingen van windm olens. Verder bleek dat 90% van de schaft T. Indivisa en de Zeeanjelier M etridium senile (De Mesel waargenom en Kabeljauw op m inder dan 40 m eter van de et al. 2013). In het intergetijdengebied zijn een op twee van de w in d m olen fu n d e rin g bleef en dat ze 75% van de tijd in het B e to n n e n g ra v ita ire fu n d e rin g van C -Pow er w a a ro p tw e e k le u rv a rië te ite n van Z e e a n je lie r M e tr id iu m sen ile , de w itte kalkkokers van P o m a to c e ro s triq u e te r , G ew one ze e a p p e i P sa m m e ch in u s m ilia ris en G ew on e zeester A s te ria s ru b e n s z ic h tb a a r z ijn . H e t to u w op de v o o rg ro n d is v o o ra l b e g ro e id d o o r de m o ssel M y tilu s edu lis . (fo to K B IN /A lain N o rro) 8 maart 2014 Natuur.focus Artikels« Ja n -v a n -G e n te ri ve rm ijd e n w in d m o le n p a rk e n o p zee q u a s i vo lle d ig , (fo to : D a v id H e rm a n ) w indm olenpark verbleven. Maaganalyses toonden dan weer aan dat hypothetische link tussen een verhoogd voorkom en van prooisoorten deze soorten zich succesvol voeden m et de organism en die op de en hogere densiteiten zeevogels in de parken te ontrafelen, zal in de funderingen groeien. Deze vissen zitten dus niet gevangen in een zo toekom st veel aandacht worden besteed aan het gedrag van zeevo genaamde ecologische valkuil. Ze kunnen Integendeel profiteren van gels in de w indm olenparken en aan het voorkom en van pelagisch vis de beschutting van de w in d m olenfunderingen en het beschikbare soorten (Vanermen et al. 2013b). voedsel. D it resulteert op locale schaal to t extra biomassa bij deze po pulaties (Vandendriessche et al. 2013b). Wat nu? Depositie van organisch materiaal afkomstig van de aangroei op de Er is de laatste jaren al veel kennis vergaard over de im pact van offshore funderingen en gew ijzigde strom ingpatronen rond de funderingen windm olenparken op het mariene ecosysteem. De meest negatieve ef zorgen voor een organische aanrijking van het om liggende zachte fecten doen zich vooral voor tijdens de constructiefase. Tijdens de ex substraat en een verm indering in de korrelgrootte van het sedim ent ploratiefase zijn de effecten globaal genomen eerder neutraal en zelfs in de om geving van de funderingen. Ais een gevolg hiervan evolu positief, al is verdere opvolging in de komende jaren zeker nodig om te eert de macrobenthosgemeenschap van een typische offshore ge zien hoe de waargenomen trends zich verder zullen ontwikkelen. meenschap naar een rijkere gemeenschap (met hogere densiteiten, Aangezien er plannen zijn om ongeveer 530 windm olens te bou biomassa en diversiteit), vergelijkbaar m et w at w o rd t aangetroffen in wen in het BDNZ en to t 14.000 in de volledige Noordzee, vorm t de de kustzone. Er komen ook typische hardsubstraatsoorten voor, een inschatting van de cumulatieve effecten de grote uitdaging voor de direct gevolg van de nabijheid van de windm olens. Deze effecten zijn komende jaren. Het is immers niet ondenkbaar dat er op dergelijke voorlopig waarneembaar to t op 50 m eter van de funderingen (Coates schaal effecten zijn die op populatieniveau invloed kunnen hebben. et al. 2013b). Het is m ogelijk dat d it effect zich zal verderzetten, met Een voorbeeld hiervan is de aanvaring van grote meeuwensoorten een w ijziging van de m acrobenthische gemeenschap in de volledige m et turbines. Wanneer we het geschatte aantal aanvaringen in het windm olenzone. Er w o rd t opgevolgd hoe d it zich verder ontw ikkelt. w indm olenpark op de Bligh Bank extrapoleren naar een scenario met Zoals eerder vermeld worden ook bepaalde vogelsoorten aangetrok 10.000 turbines dan krijgen de populaties van Kleine en Grote m antel ken door de windm olenparken. Of d it kom t door de fysische aanwe m eeuw te maken m et respectievelijk 14,6 en 7,3% additionele m or zigheid van de windm olens, ais rustplaats o f ais referentiepunt in de taliteit, w at ver boven de aanvaardbare grens van 5% lig t (Degraer open omgeving, o f doordat ze reeds kunnen profiteren van een hoger et al. 2013b). Deze extrapolatieoefening (op basis van een beperkte voedselaanbod, b lijft vooralsnog onbeantwoord. Veel m eeuwen w or dataset) to o n t aan dat hoewel effecten op lokaal niveau verwaarloos den rustend op de nieuwe structuren waargenomen, maar er zijn ook baar kunnen lijken, ze op schaal van heel de Noordzee toch significant aanwijzingen dat zeevogels nu al profiteren van een hogere voedsel- kunnen zijn. Een grondige evaluatie van deze cumulatieve effecten zal beschikbaarheid in het gebied. Zo is het percentage Drieteenmeeu- een hoge mate van samenwerking vereisen tussen wetenschappers, wen dat actief foerageert in het w indm olenpark op de Bligh bank nu al beleidsmakers en projectontwikkelaars over de landsgrenzen heen. veel hoger in vergelijking m et een referentiegebied in de b u u rt (5,9 % versus 0,3 %). Hoge aantallen Kleine m antelm eeuw werden foeragerend gezien in de b uurt van de C-Power jacket-funderingen. Om deze Natuur.focus maart 2014 9 Artikels Summary: B r a b a n t R ., D e g ra er S . & R u m e s B . 2 0 1 4 . O part o f t h e N o r t h S ea - A clo ser l o o k N a t u u r . fo cu s 1 3 (1 ): 4 - 1 0 [ in D at ffs h o r e w in d fa r m s in t h e B elg ia n t h e im p a c t s o n t h e m a r in e e n v ir o n m e n t . u t c h ]. Belgium has allocated a 238 km2 zone in the Belgian part o f the N orth Sea (BPNS) to offshore renewable energy production, for ex ample offshore w ind farms. A t present 109 turbines are operational in the BPN S. In the next few years several hundreds o f new turbines will be up and running. A m onitoring is being conducted to assess the potential impacts on the m arine environm ent. A lthough the num ber o f wind turbines during the first six years o f the research was relatively lim ited in the B PN S, some clear effects have been observed. 1. H igher num bers and larger individuals o f certain benthic and de mersal fish and invertebrates have been observed in the w ind farms. These species seem to profit from the high food availability' and the absence o f fisheries in the farms. 2. T he steel and concrete foundations o f the wind turbines form a new habitat in a sandy sea bottom area. T hese foundations are over grown very quickly by high num bers o f benthic organisms. M any species are known to us from nearby rocky shores; others are exotic. AUTEURS: Robin Brabant, Steven D egraer en Bob Rumes zijn werkzaam aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor N atuurw etenschappen, O p erationele Directie Natuurlijk M ilieu. CONTACT: Robin Brabant, KBIN , Gulledelle 100, 1200 Brussel e-mail: robin.brabant@ mumm.ac.be 3. Some fish species, like C od and Pouting, are strongly attracted to the foundations o f the w ind turbines. These fish m ainly feed on organisms growing on the foundations. 4. Some bird species, like N orthern G annet, C om m on G uillem ot and Razorbill, avoid the w ind farms. O thers, like Lesser Black-backed Guii, C om m on Tern and Sandwich Tern, are attracted to it. T he high num bers o f prey fish are probably causing this attraction. C ol lisions w ith w ind turbines are o f concern for bigger gulls like the Lesser Black-backed Guii. 5. T h e excessive under w ater noise during piling disturbs H arbour Porpoises, the only com m on cetacean in Belgian waters, up to a distance o f 20 km. It is not vet clear if the H arbour Porpoises are attracted by the m any prey fish near the w ind farms, once the op erational phase starts. These results show th at there are positive and negative effects o f off shore w ind farms. Future research should focus on the understand ing o f these effects so th at we can optim ally support the future policy and m anagem ent. T here is also a need to assess how these effects will evolve once all planned wind turbines in Belgium (ca. 530) and in the entire N o rth Sea (ca. 14.000) will be installed. T he assessment o f the cumulative effects o f all these wind turbines will be the biggest scien tific challenge for the future m onitoring. D it artikel geeft een overzicht van een geïntegreerd rapport waaraan m eer dan veertig collega wetenschappers meewerkten. Voor meer informatie over de afzonderlijke studies en de betrokken w eten schappers w ordt verwezen naar h et rapport dat beschikbaar is op www2.m um m .ac.be/w inm onbe2013/report.php o f op navraag bij de auteurs. Referenties Degraer S„ Brabant R. & Rumes B. 2013a. Environmental impacts o f offshore wind farms in the Belgian part o f the North Sea: Learning from the past to optim ise future m onitoring pro grammes. Royal Belgian Institute o f Natural Sciences, OD natural environments, Marine ecosystem management unit. Haelters 1, Kerckhof F, Jacques T.G. & Degraer S. 2011. The harbour porpoise Phocoena phocoena In the Belgian part of the North Sea: trends in abundance and distribution. Belgian Journal of Zoology 1 1 T1 1 ) ENVIRONMENTAL IMPACTS of OFFSHORE - 1 141:75-84. w m JJI Specifieke hoofdstukken in het overzichtsrapport van Degraer et al. 2013a: Coates D,Van HoeyG, Reubens J,Vanden Eede S., De MaersschalckV, Vincx M. &Vanaverbeke J. 2013a.The macrobenthie community around an offshore wind farm. pp. 87-97. L O .LL BELGIAN PART OFTHENORTH SEA Coates D„ DeschutterY, Vincx M. &Vanaverbeke J. 2013b. Macrobenthie enrichment around a gravity based foundation, pp. 141-151. Degraer S., Kerckhof F., Reubens J., Vanermen N, De Mesel I., Rumes B, Stlenen E.W.M, Vandendrlessche S. & M. Vincx. 2013b. Not necessarily all gold that shines: appropriate ecological context setting needed! pp. 175-181. De Mesel I, Kerckhof F., Rumes B., Norro A., Houziaux J.-S. & Degraer S. 2013. Fouling community on the foundations o f wind turbines and the surrounding scour protection, pp. 123-137. Haelters J., Debusschere E, Botteldooren D, Duliere V., Hostens K, Norro A., Vandendriessche S., Vigin L, Vincx M. & Degraer S. 2013. The effects o f pile driving on marine mammals and fish in Belgian waters, pp. 71-77. Norro A, Botteldooren D., Dekonln.ck L, Haelters J, Rumes B., Van Renterghem T. & Degraer S, 2013. Qualifying and quantifying offshore wind farm-generated noise, pp. 63-69. Reubens J„ Degraer S, &Vincx M. 2013. Offshore wind farms significantly alter fish community structure - Aggregation of Atlantic cod and pouting, pp. 115-121. Van den Eynde D, Baeye M , Brabant R, Fettwels M , Francken F„ Haerens R, Mathys M., Sas M. & Van Lancker V. 2013. All quiet on the sea bottom front? Lessons from the morphodynamic mon itoring. pp. 35-47. Vanermen N„ Brabant R, Stienen E.W.M., CourtensW., CnkeiinxT.Van de walle M,Verstraete H, Vlgln L. & Degraer S. 2013a. Bird monitoring at the Belgian offshore wind farms: results after five years of impact assessment, pp. 49-61. Vanermen N, Stlenen E.W.M, CourtensW., Van de walle M. &VerstraeteH. 2013b. Attraction o f sea birds. pp. 163-165. Vandendriessche S., Derweduwen J. & Hostens K. 2013a. Between the turbines: soft substrate epibenthos and fish. pp. 99-113. Vandendriessche S, Reubens J., Derweduwen J., Degraer S, & Vincx M. 2013b. Offshore wind farms as productive sites for fishes? pp. 153-161. 10 maart 2014 Natuur.focus LEARNING FROM THE PAST TO OPTIMISE FUTURE MONITORING PROGRAMMES
© Copyright 2024 ExpyDoc