Stevin havo deel 3 Uitwerkingen hoofdstuk 2 – Kijken in het lichaam

Stevin havo deel 3
Uitwerkingen hoofdstuk 2 – Kijken in het lichaam (18-09-2014)
Pagina 1 van 4
Opgaven hoofdstuk 2 Kijken in het lichaam
1
2
3
4
Als de frequentie f (< 20 Hz) van de trillingen lager liggen dan van geluid dat voor
mensen hoorbaar is (men meet infrageluid bij mogelijke uitbarstingen van vulkanen;
bron: KNMI).
−
b
Als 1 MHz < f < 10 MHz
−
c
In de praktijk wordt gerekend met vweefsel = 1540 m/s (zie p. 30). In lucht is bij 20 ºC
(293 K) vg = 343 ms-1. Dit is een factor 1540/343 = 4,49
4,49
a1
ja
−
a2
nee
−
a3
ja
−
a1
∆x = 2·4,0 = 8,0 cm
a
Mogelijke redenen:
- grotere uitdoving van het geluid omdat het door meer weefsel gaat.
- de sterkte van het geluid neemt (kwadratisch) af met de afstand
−
a1
Binas tabel 35E-3: H = wR⋅D waarin D = E/m.
−
a2
H = het dosisequivalent in Sv
wR = weegfactor voor het type ioniserende straling; geen eenheid
D = de geabsorbeerde dosis in Gy
E = de geabsorbeerde stralingsenergie in J
m = de bestraalde massa in kg
−
−6
−6
P = E/t = D·m/t = (H/wR)·m/t = (29·10 /1)·0,200/4,0 = 1,5·10 W
1,5 µW
Bij een energie van 0,05 MeV is voor lood d½ = 0,0079 cm = 0,079 mm.
Dus d = 0,55/0,079·d½= 7·d½
7×
7
−3
Door het schort wordt (½ ) = 7,8·10 = 0,78% doorgelaten.
Het schort absorbeert 100 – 0,78 = 99%
99%
−6
−6
E = 0,73·P·t = 0,73·0,15·10 ·25 = 2,73..·10 J
−6
−7
D = E/m = 2,73..10 /12 = 2,3·10 Gy
2,3·10−7 Gy
a
Voor lood is d½ klein daarom is het doordringend vermogen ook klein ⇒
lood absorbeert veel Rö-straling en biedt goede bescherming.
−
b
Bij een energie van 0,1 MeV is voor lood d½ = 0,0106 cm = 0,106 mm.
5
Dus d = 0,53/0,106 = 5·d½ ⇒ (½) = 0,031.. = 3,1..% wordt doorgelaten.
Er wordt door het lood 100 – 3,1.. = 97% geabsorbeerd.
97%
−13
−14
E = 0,1 MeV = 0,1·1,6·10 = 1,6·10 J
−14
−34
19
19
E = h.f ⇒ f = E/h = 1,6·10 /6,6·10 = 2,42..·10 Hz = 2,4·10 Hz
8
19
−11
λ = c/f = 3,0·10 /2,42..·10 = 1,2·10 m
1,4·1019 Hz
1,2·10−11 m
a1
c
s
?
? 14
?
? 26
18 8 32 22
⇒
7
7 14
13 13 26
20 20 20 20
−12 12
8
= 5,2·10
5,2·10−5 s
b
b
7
−5
∆t = ∆x/v = 8,0·10 /1540 = 5,19..·10
a2
6
−5
a2
b
5
8,0 cm
−2
1 13 14
⇒
7 19 26
20 8 32 20
−2
2 12 14
⇒
6 20 26
18 8 32 22
−
2
a
Nee, er worden radiogolven en (sterke) magneetvelden gebruikt.
−
b
Vanwege de grote herrie die de gradiëntspoelen maken.
−
c
Vanwege de sterke magneetvelden, zal de pacemaker reageren en dit is gevaarlijk
voor de patiënt.
−
Stevin havo deel 3
9
10
Zodat de elektrische velden van buiten de MRI-scanner de meting niet kunnen
beïnvloeden.
a
De protonen in de patiënt reageren op de radiogolven (de puls) die wordt uitgezonden.
De protonen zenden zelf ook weer radiogolven uit en deze worden ontvangen. Van
−
deze radiogolven wordt met behulp van de computer een beeld gemaakt.
b
C
−
a
fr = 42,57·1,5 = 63,8.. MHz = 64 MHz
64 Mz
b
B kleiner ⇒ fr kleiner
−
c
Ja, in de middengolf; dus totaal ongevaarlijk.
−
d
B sterker ⇒ grotere magnetisatie M ⇒ duidelijker signaal
−
a
b
12
13
14
−34
6
−
−26
Ef = h·f = 6,6·10 ·63,8..·10 = 4,21..·10 J
E = 1,5·1,6·10−19 = 2,4·10−19 J
n = aantal fotonen
−19
−26
6
E = n·Ef ⇒ n = E/Ef = 2,4·10 /4,21..·10 = 5,7·10
5,7·106
Er zijn 66/22 = 3 halveringstijden verstreken.
3
Aanwezig is nog (½) = 0,125 = 12,5%.
Dus is 100 – 12,5 = 87,5% verdwenen
87,5%
Voordelen:
- Tl is geen bèta straler ⇒ minder schade aan het weefsel
- Doordat je alleen met gamma’s werkt, heeft het beeld minder ruis.
Mogelijke nadelen:
- de gamma’s van Tl zijn zwakker ⇒ worden makkelijker geabsorbeerd ⇒ minder
duidelijk beeld.
- t½ van Tl is groter ⇒ activiteit is lager ⇒ meer radioactieve stof nodig.
- t½ van Tl is groter ⇒ radioactiviteit blijft langer in lichaam aanwezig.
−
−34
·42,6·106 = 2,8·10−26 J (= 1,8·10−7 eV)
2,8·10−26 J
a1
E = h·f = 6,6·10
a2
Ze zijn onschadelijk, want deze elektromagnetische golven zijn HF radiogolven (zoals
de reddingsdiensten, politie en luchtvaart gebruiken).
−
a
MRI
−
b
Echoscopie
−
c
CT
−
a1
CT
−
a2
Divergent (kegelvormig)
−
a3
CT
−
4
−19
15
= 8,0·10
J
8,0·1015 J
b
Ef = 5,0·10 ·1,6·10
c
Ef = h·f ⇒ f = Ef/h = 8,0·1015/6,6·10−34 = 1,21..·1019 Hz = 1,2·1019 Hz
λ = c/f = 3,0·108/1,21..·1019 = 2,5·10−11 m
d
5,0·10 eV = 0,050 MeV
In tabel 28F vind je bij water: d½ = 3,08 cm.
d = 46,2/3,08 = 15·d½
15
15
−5
−3
Er wordt (½) = 3,05..·10 = 3,05..·10 % door gelaten.
−3
Dus wordt er 100 – 3,05·10 = 99,997% geabsorbeerd. Dit is zo goed als 100%.
100%
a
Radioactieve straling is fout, want de straling zelf is niet radioactief. Hij is afkomstig
van radioactieve stoffen.
−
b1
Stofeigenschap: alleen de halveringstijd
b2
Meetbare grootheid: halveringsdikte, halveringstijd, dosis, dracht, weegfactor
c
Proces: doorlichting, beeldvorming
d1
halveringstijd
−
d2
halveringsdikte, dracht, weegfactor doorlichting?, mSv?, dosis?
−
e
15
Pagina 2 van 4
d
e
11
Uitwerkingen hoofdstuk 2 – Kijken in het lichaam (18-09-2014)
19
1,2·10 Hz
2,5·10−11 m
4
Stevin havo deel 3
Uitwerkingen hoofdstuk 2 – Kijken in het lichaam (18-09-2014)
Pagina 3 van 4
a
gammascan
−
b
CT-scan
−
a
Links is de MRI-scan en rechts de Rö-foto.
−
b
Bij de Rö-foto is ioniserende straling gebruikt.
−
c
Vanadium is een metaal dat wel de MRI-scanner in mag.
−
a
Bovenste rij: SPECT
Middelste rij: CT
−
b
SPECT
−
c
Rö-straling (bij de CT) en gamma (bij de SPECT)
−
19
-
Achtergebleven kankercellen kunnen te klein zijn om op de scan waar te nemen.
−
20
a1
Rö-foto
−
a2
echografie
−
b
Röntgen en MRI (zie vraag 17)
Extra: na inspuiten van radioactieve stof kan met een ‘gamma camera’ de functie en
de doorbloeding van longen onderzocht worden.
−
Binnen en buiten de volle blaas bevindt zich water ⇒ weinig reflectie van het
ultrasone geluid ⇒ vaag beeld.
Een lege blaas is ook geen optie, want dan reflecteert alles tegen de voorkant van de
blaas en krijg je helemaal geen beeld van de blaas.
−
16
17
18
21
22
a
b
CT
−
c
Vloeibaar stikstof kookt bij 77 K = −196 ºC.
−
d
Met een pacemaker mag je de MRI-scanner niet in, want er zitten metalen in.
−
e
Kortere meettijd, geen nauwe tunnel (claustrofobie) en minder herrie.
−
f
Geen stralingsbelasting voor de patiënt.
−
a
Als de kleine steentjes een paar mm groot zijn, dan voldoet echografie.
−
b
Ultrasoon geluid verpulvert de steentjes.
−
Stevin havo deel 3
Uitwerkingen hoofdstuk 2 – Kijken in het lichaam (18-09-2014)
Pagina 4 van 4
Toets
1
Echogrammen
∆t tussen voor en achterkant van de vetlaag wordt gemeten.
∆x wordt door de computer berekend met: ∆x = v·½·∆t.
Als – zonder correctie – een te grote v wordt gebruikt, dan wordt een te grote ∆x
berekend ⇒ de computer geeft een te dikke vetlaag aan.
−
b
Nu is v te klein ⇒ te kleine lever
−
c
Afwijking = [(1540 – 1470)/1470]·100% = 4,8%
4,8%
Extra: op het echogram zal – zonder correctie – de vetlaag 1,048·3,0 = 3,1 cm dik zijn.
d
Botten reflecteren het ultrasone geluid beter dan de zachte weefsels en daarom zijn
de botten beter te zien.
a
2
−
MRI
a
De supergeleidende magneten worden permanent gekoeld omdat telkens opnieuw
koelen veel te veel tijd en ook teveel energie kost.
b
De MRI-magneten zijn zo sterk dat de stofzuiger meteen de MRI-scanner in vliegt.
Net zoals dit karretje:
−
−
c
Radiogolven
−
d
Protonen
−
e
Metaaldeeltjes
−
3
Een ring
a
Rö-foto, want de ring is wit. Die absorbeert alle straling.
b
Schaduwen.
c
Niet volledig onschadelijk omdat Rö-straling wordt gebruikt.
d
De d½ van Pt is goed te vergelijken met die van Fe. Met Binas tabel 28F: kun je zo’n
grafiek maken:
−
−