Planning Leergang Strafrechtelijk bewijsrecht vanuit verdedigingsperspectief – voorjaar 2014 Gelijkgesteld met de Profileringscursus van de Stichting Strafrechtpraktijk Leerdoelen De leergang ‘Strafrechtelijk bewijsrecht vanuit verdedigingsperspectief’ stelt zich ten doel om juridische kennis van het strafrechtelijke bewijsrecht als compleet leerstuk over te dragen, met aandacht voor alle straf- en strafprocesrechtelijke thema’s die daarvoor relevant zijn en met aandacht voor de praktische toepassing ervan in het strafproces. Centraal staat daarbij de vaardigheid van het bestuderen en beoordelen van het bewijsmateriaal vanuit het perspectief van de advocaat. De raadsman moet na het volgen van deze leergang in staat zijn te bepalen welke verweren hij in bepaalde situaties het beste kan voeren en welke verzoeken hij het beste kan doen. Deze cursus is daarom niet alleen vormgegeven vanuit een wetenschappelijke benadering, maar ook vanuit een praktische benadering: collega-advocaten zullen een aantal bijeenkomsten verzorgen. Ook wordt het bewijsrecht niet op zichzelf beschouwd, maar in de brede context van het strafprocesrecht en het materiële strafrecht geplaatst. Inhoud Bij de beantwoording van de vraag of een ten laste gelegd feit bewezen kan worden verklaard komen belangrijke aspecten van het materiële en formele strafrecht bij elkaar. De wijze waarop de opsporing van het feit heeft plaatsgevonden, bepaalt mede of het feit kan worden bewezenverklaard. Onrechtmatige opsporing kan echter niet alleen de beantwoording van de bewijsvraag raken. Ook de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de straftoemeting kunnen erdoor worden beïnvloed. Het materiële strafrecht werkt door in de bewijsbeslissing doordat tenlasteleggingen dikwijls aan het Wetboek van Strafrecht of bijzondere strafwetten ontleende termen bevatten. Het is daarom van groot belang ook de betekenis van deze termen te kennen en te weten wanneer er niet voldoende bewijs bestaat om een onderdeel van een tenlastelegging bewezen te verklaren. De toepassing van het materiële strafrecht is daardoor voor een groot deel bewijsrechtelijk van aard. Om een ten laste gelegd feit te kunnen bewijzen, moet de strafrechter beschikken over voldoende bewijsmateriaal. Daarbij rijst de vraag welk materiaal aan een bewezenverklaring ten grondslag mag worden gelegd. De wet en de jurisprudentie stellen voorwaarden aan de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal, die per type bewijsmateriaal verschillend zijn. Artikel 6 EVRM heeft een grote invloed op de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het recht op rechtsbijstand bij een eerste politieverhoor, het recht op tegenonderzoek wanneer een deskundige onderzoek heeft uitgevoerd en het recht getuigen te ondervragen. Of bewijsmateriaal kan worden toegelaten voor het bewijs en welke betekenis daaraan vervolgens mag worden gehecht, hangt nauw samen met het juist interpreteren ervan. In het bijzonder de interpretatie van deskundigenrapportages is voor juristen vaak niet eenvoudig. Aan deze vaardigheid zal een hele bijeenkomst worden gewijd. De volgende vraag is of er ook voldoende bewijsmateriaal beschikbaar is. Daarbij spelen met name de bewijsminimumregels een belangrijke rol. De motivering van de bewijsbeslissing door de rechter is daarbij, maar ook meer in het algemeen, van groot belang. De Hoge Raad casseert regelmatig omdat de rechter zijn bewijsbeslissing niet voldoende of niet correct heeft gemotiveerd. Ook in het kader van herziening van rechterlijke uitspraken kan het bewijs aan de orde worden gesteld bij de Hoge Raad. 1 Al deze aspecten worden aan de orde gesteld vanuit het uitgangspunt dat de deelnemers aan de leergang in staat moeten zijn te bepalen op welke wijze en op welke momenten zij het beste verweren kunnen voeren, verzoeken kunnen doen en beslissingen van rechters kunnen betwisten in de verschillende fasen van het strafproces. Hieronder wordt per bijeenkomst kort toegelicht welke thema’s aan de orde komen en hoe daarin het verdedigingsperspectief wordt verwerkt. Inhoud en planning van de leergang Bijeenkomst 1 Inleiding bewijsrecht; bewijsmiddelen; gegevens van algemene bekendheid Het Nederlandse strafrechtelijke bewijsrecht benadert de vrije bewijsleer. Toch mag de rechter niet al het mogelijke bewijsmateriaal aan zijn beslissing ten grondslag leggen. Tijdens deze bijeenkomst zal aan de orde worden gesteld welke verweren kunnen worden gevoerd met betrekking tot de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal als bewijsmiddel. In bewijsmotiveringen wordt niet alleen gerefereerd aan de inhoud van bewijsmiddelen, maar worden ook dikwijls gegevens van algemene bekendheid genoemd. Het oordeel dat een gegeven van algemene bekendheid is kan, met name in hoger beroep, door de verdediging soms met succes ter discussie worden gesteld. Bijeenkomst 2 Selectie en waardering van bewijsmateriaal; bewijsminimumregels; schakelbewijs; rechterlijke overtuiging De strafrechter geniet in hoge mate vrijheid wanneer het gaat om de selectie en waardering van het bewijsmateriaal. Ook de vorming van zijn overtuiging wordt nauwelijks door wettelijke of jurisprudentiële regels genormeerd. Dat betekent dat vooral wanneer er minimaal bewijsmateriaal aanwezig is, de verdediging op het scherpst van de snede moet opereren. Vanuit dit perspectief wordt in deze bijeenkomst uitvoerig stilgestaan bij bewijsminimumregels en schakelbewijs alsmede de mogelijkheden ter zake verweer te voeren. Bijeenkomst 3 Verklaringen van getuigen In veel strafzaken spelen getuigenverklaringen een belangrijke rol. Deze zijn niet altijd betrouwbaar. De verdediging heeft het recht de betrouwbaarheid te onderzoeken door middel van ondervraging van de getuige. Daartoe zal een getuigenverzoek moeten worden gedaan, dat aan bepaalde eisen moet voldoen. Getuigenverzoeken mogen in bepaalde gevallen worden afgewezen. Wanneer dat is gebeurd, zal de getuigenverklaring echter niet zonder meer mogen meewerken aan het bewijs. Tijdens deze bijeenkomst staat het recht getuigen te ondervragen centraal, vanuit zowel Straatsburgs als Nederlands perspectief. In het bijzonder zal aandacht worden besteed aan de vraag hoe de verdediging zich het beste kan opstellen ten aanzien van getuigen. Bijeenkomst 4 Verklaringen van verdachten; verklaringen en rapporten van deskundigen Naast verklaring van getuigen spelen in veel strafzaken de verklaringen van verdachten en deskundigen een belangrijke rol. Beide typen verklaringen komen in deze bijeenkomst aan de orde. Daarbij bestaat – vanzelfsprekend – ook veel aandacht voor het vooronderzoek. Met betrekking tot verdachten gaat het niet alleen om de bewijskracht van hun verklaringen maar vooral ook om de waarborgen die in relatie tot het vooronderzoek bestaan (zwijgrecht, consultatierecht, nemo tenetur). Ten aanzien van deskundigen bevat het Wetboek van Strafvordering tegenwoordig een vrij uitvoerige regeling ter zake van de inschakeling en de werkzaamheden van deskundigen als ook ter zake van het inschakelen van controlerende deskundigen en het doen verrichten van contraexpertise. Besproken wordt hoe de raadsman optimaal gebruik kan maken van deze regeling. 2 Bijeenkomst 5 De betekenis van forensische expertise voor de strafrechtspraktijk Door de voortschrijdende mogelijkheden van de techniek neemt het belang van forensische expertise voor het strafprocesrecht toe. Praktijkjuristen beschikken niet zelf over die expertise, maar dienen wel in staat te zijn de resultaten van forensisch onderzoek op waarde te schatten. In deze bijeenkomst wordt besproken tegen welke problemen raadslieden hierbij kunnen aanlopen en hoe zij daar mee moeten omgaan. Ook komt aan de orde op welke wijze een raadsman van forensische expertise gebruik kan maken ter onderbouwing van bewijsverweren. Bijeenkomst 6 Bewijsmotivering; onrechtmatig verkregen bewijs Deze bijeenkomst valt uiteen in twee onderdelen. In het eerste onderdeel wordt uitvoerig ingegaan op de eisen die worden gesteld aan de bewijsmotivering. Centraal staat daarbij de vraag in welke gevallen het kansrijk en zinvol is om die bewijsmotivering aan te vechten en op welke wijze dat dan het beste kan worden gedaan. Deze vraag is in het bijzonder van belang ten behoeve van cassatiemogelijkheden bij de Hoge Raad. In het tweede onderdeel wordt de rechtspraak omtrent artikel 359a Sv grondig besproken. Het is bekend dat de strafrechtspraak bepaald niet scheutig is in het verbinden van rechtsgevolgen aan vormverzuimen. Dat geldt te meer wanneer het verweer niet zorgvuldig wordt ingekleed en onvoldoende wordt onderbouwd. Vanuit dit perspectief worden alle aan artikel 359a Sv verbonden vereisten besproken. Daarbij is er nadrukkelijk aandacht voor de rechtsgevolgen die niet aan de bewijsbeslissing zijn verbonden, te weten de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie en de matiging van de op te leggen straf. Bijeenkomst 7 Bewijsrechtelijke aspecten van het materiële strafrecht De regels van het materiële strafrecht dicteren hoe de tenlastelegging moet worden ingericht en daarmee ook wat er moet komen vast te staan in de strafrechtelijke procedure. Verschillende materieelrechtelijke leerstukken kennen daarbij een duidelijke bewijsrechtelijke component. Zo geldt in relatie tot voorbedachte raad dat de aanwezigheid hiervan in beginsel – dat wil zeggen: behoudens contra-indicaties – kan worden afgeleid uit het bestaan van tijd en gelegenheid voor beraad. In feite wordt dan gewerkt met een bewijsrechtelijk vermoeden. In deze bijeenkomst wordt besproken welke bewijsrechtelijke aspecten zijn verbonden aan het materiële strafrecht en op welke wijze daarmee rekening dient te worden gehouden bij het voeren van verweren. Aandacht gaat daarbij ook uit naar het benutten van relevante casuïstiek en de mogelijkheden die dat geeft voor het aanscherpen van verweren. Bijeenkomst 8 Bestudering van bewijsmateriaal; processtrategie Waar in de eerdere bijeenkomsten telkens de verdedigingstrategie vanuit een specifieke invalshoek of leerstuk aan de orde is gekomen, wordt in deze bijeenkomst – door twee ervaren strafrechtadvocaten – in meer algemene zin ingegaan op de wijze waarop door de verdediging bewijsmateriaal moet worden bestudeerd. De aandacht gaat daarbij uit naar alle fasen van de strafprocedure en in het bijzonder het voorbereidend onderzoek. Daarbij wordt onder andere ingegaan op de toegang tot de processtukken alsmede de rol van de rechter-commissaris in het voorbereidend onderzoek. Besproken wordt uiteraard welke processtrategieën mogelijk en wenselijk zijn. 3 Bijeenkomst 9 Herzieningsregeling Het onherroepelijk worden van het oordeel in een strafzaak behoeft niet het definitieve einde van de strafzaak te betekenen. Onder omstandigheden is herziening mogelijk, zowel ten voordele als ten nadele van de betrokkene. Ten gevolge van nieuwe wetgeving kan aan een herzieningsprocedure een voorbereidend onderzoek plaatsvinden naar de aanwezigheid van een grond voor herziening. In de bijeenkomst wordt besproken in welke gevallen herziening in aanmerking komt en op welke wijze een herzieningsprocedure het beste kan worden voorbereid en gevoerd. Daarnaast gaat aandacht uit naar de rechtspositie van een vrijgesproken verdachte in het geval een herziening ten nadele wordt gevorderd. Diploma-uitreiking: 13 mei 2014 Tijdens de leergang dienen negen huiswerkopdrachten/casussen gemaakt te worden (1 per college). De uitwerkingen worden beoordeeld met een voldoende of onvoldoende (geen cijfer). Wanneer er minimaal acht uitwerkingen zijn ingeleverd en ook acht met een voldoende zijn beoordeeld, wordt het diploma uitgereikt. Het programma voor de bijeenkomst is als volgt: 15.30 – 16.00 uur: Ontvangst met koffie, thee 16.00 – 17.00 uur: Aanvang programma 17.00 – 17.30 uur: Pauze met lichte maaltijd 17.30 – 18.30 uur: Vervolg programma 18.30 – 18.45 uur: Pauze 18.45 – 19.45 uur: Vervolg programma Docenten Prof. mr. J. Boksem, advocaat bij Anker Advocaten, bijzonder hoogleraar verdediging in strafzaken aan de Universiteit Maastricht Prof. mr. M.J. Borgers, hoogleraar straf(proces)recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam Prof. dr. A.P.A. Broeders, hoogleraar Criminalistiek aan de Universiteit Leiden en de Universiteit Maastricht en wetenschappelijk directeur van The Maastricht Forensic Institute mw. mr. M.J. Dubelaar, Dr. mr. M.J.A. Duker, universitair hoofddocent straf(proces)recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam Mr. Th.J. Kelder, advocaat bij Sjöcrona Van Stigt Advocaten mr. R. Malewicz, Mw. mr. C.W. Noorduyn, advocaat bij Sjöcrona Van Stigt Advocaten Dr. N. Rozemond, universitair hoofddocent strafrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam en rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Amsterdam Mw. dr. mr. L. Stevens, hoofddocent strafrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam Mr. B. de Wilde, universitair docent strafrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam 4 Aanvullende informatie Cursusleiding Prof. mr. M.J. Borgers, hoogleraar straf(proces)recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Aantal dagdelen 9 dagdelen college, van 16.00-19.45 uur (ontvangst vanaf 15.30 uur), onderbroken door een pauze, waarbij voor een lichte maaltijd wordt gezorgd. Studiebelasting Naast de colleges dient men rekening te houden met voorbereidingstijd van 3-5 uur per week. Puntentoekenning De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) kent 27 opleidingspunten toe aan deze leergang. Doelgroep De leergang richt zich op advocaten en juristen die werkzaam zijn in de praktijk van het strafrecht. Locatie De colleges vinden plaats in het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit. Aantal deelnemers Om de interactieve onderwijsvorm zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen is het aantal deelnemers maximaal 25. Prijs De prijs van de leergang bedraagt € 2.960,- (geen btw), inclusief cursusmateriaal, eventueel examen, consumpties en maaltijden. Leden van de NVSA en NVJSA ontvangen korting en betalen een bedrag van € 2.750,-. Certificaat/Diploma De deelnemers die de leergang hebben gevolgd, ontvangen een certificaat. Tijdens de leergang dienen 9 huiswerkopdrachten gemaakt te worden (1 per college). De uitwerkingen worden beoordeeld met een voldoende of onvoldoende (geen cijfer). U mag hooguit één keer een onvoldoende halen, of één keer niet inleveren. Herkansing is niet mogelijk, ook niet bij twee of meer onvoldoendes. Daarnaast geldt voor de leergang een aanwezigheidsplicht. U mag maximaal 1 college missen. U ontvangt een diploma na te hebben voldaan aan het inleveren van het huiswerk en aan de aanwezigheidsplicht. Overige informatie Voor overige informatie verwijzen kunt u telefonisch contact opnemen: 020-598 62 55. 5 * Wijzigingen voorbehouden 6
© Copyright 2024 ExpyDoc