Relativiteitstheorie van Einstein: Geodetische vergelijking Relativiteitstheorie van Einstein:............................................................................................ 1 Geodetische vergelijking......................................................................................................... 1 1. Intro ...................................................................................................................................... 2 1.1 Parallelle verplaatsing................................................................................................... 2 1.2 Kortste afstand............................................................................................................... 3 2. De geodetische vergelijking ............................................................................................... 4 2.1 methode 1: Parallel transport (Quantitatief) ................................................................ 5 2.2 De geodetische vergelijking: methode 2 ..................................................................... 7 2.2.1 Variatieprincipe en voorbeelden........................................................................... 7 2.2.2 Opstellen van de Geodetische vergelijking: methode 2 ...................................... 9 1 1. Intro De term ‘Geodesie’ komt uit het Grieks en wordt gebruikt voor alles wat te maken heeft met het meten van aftstanden, grootte en vorm op het aardoppervlak. Daarbij was er veel aandacht voor de kortste afsta nd tussen twee punten of een segment op een grote cirkel. In de context van de relativiteitstheorie zijn geodeten inertaal banen, d.w.z. banen die deeltjes volgen als er geen krachten op inwerken behalve de zwaartekracht. In de speciale theorie zijn dit rechte lijnen maar in de algemene theorie zijn dit gekromde banen. Als er twee punten op een gekromd oppervlak gegeven zijn dan kan een geodeet worden gevisualiseerd via een rek verbinding met voldoende spanning tussen beide punten. Daarbij zijn er twee mogelijke invalshoeken: parallel transport of kortste afstand. 1.1 Parallelle verplaatsing Stel dat we een vector ‘parallel met zichzelf’ willen verplaatsen. (Dit is intuitief geformuleerd maar zal verder meer precies worden omschreven.) Het probleem bij gekromde oppervlakken is dat het resultaat van een dergelijke verplaatsing afhankelijk is van het pad dat gevolgd wordt tussen twee gegeven punten. Dit is getoond in figuur 5. Links is een vlakke figuur, rechts een bol. Als we een gesloten pad beschouwen en een vlakke driehoek vergelijken met een boldriehoek (een driehoek op een bol met een been op de evenaar en twee benen op de meridianen naar de polen), dan is de hoek tussen de beginvector en de eindvector in de vlakke ruimte gelijk aan nul maar in de gekromde ruimte verschillend van nul. Met andere woorden, als we op een bol twee verschillende paden beschouwen tussen twee gegeven punten dan is het resultaat (de richting van de toekomende vector) pad afhankelijk. Daarom gaan we een keuze maken en een pad vastleggen. Het moet een pad zijn dat uniek is en éénduidig gedefinieerd. Hieruit volgt dat het verplaatsen van een vector ‘parallel met zichzelf’ vervangen wordt door ‘parallel met een gegeven curve’. We zeggen dat een vector parallel verplaatst wordt met een gegeven curve als deze steeds dezelfde hoek maakt met de raaklijn aan de curve. De meetkundige interpretatie is zoals in onderstaande figuur. De hoek tussen de raaklijn aan de curve en de getransporteerde vector blijft dezelfde. M.a.w. de raaklijn is een soort referentie niveau voor de richting van de vector. De netto richtingsverandering wordt gemeten t.o.v. dit niveau. De constante hoek met de raaklijn kan gelijk aan 0 worden gekozen. 2 B ’ B C ’ C A ’ A Figure 1 Parallelle verplaatsing in een vlakke ruimte (links) en een gekromde ruimte. Bij deze laatste is het resultaat afhankelijk van het gevolgde pad. Figure 2 De rode pijl toont de raaklijn aan de curve. De blauwe lijn maakt steeds dezelfde hoek met deze raaklijn en volgens de definitie lopen beide evenwijdig. 1.2 Kortste afstand Blijft nog de keuze over van het pad. Welke kromme of welk pad kiezen we? In de relativiteitstheorie bepaalt de kromming van de ruimte de beweging van test deeltjes en lichtstralen waarop geen krachten werken, behalve de zwaartekracht. We noemen ze vrije of vrij-vallende deeltjes. Dit betekent dat we de banen van planeten en hemellichamen als geodeten behandelen. Zeggen dat de lichtsnelheid de ultieme snelheid is (dat massa houdende deeltjes niet sneller kunnen bewegen) is hetzelfde als zeggen dat het licht altijd een weg volgt met de kleinste afstand of de traagste klok of beide omdat snelheid afstand is gedeeld door tijd. In een vlakke ruimte bewegen deze testdeeltjes in een rechte lijn zijnde de kortste afstand tussen twee punten. Gegeven twee punten op de gekromd oppervlak kiezen we het kortste pad of de geodeet. Bijvoorbeeld , op een bol is dat een grote cirkel. Daarom volgt een vliegtuig dat van Europa naar Los Angeles vliegt een route over Groenland. Maar er zijn complexere oppervlakken. Bijvoorbeeld, het staat experimenteel vast dat de grote massas zoals de zon licht doen afbuigen wat gemodelleerd wordt door een complex oppervlak. In de onderstaande figuur volgt het licht dus de blauwe curve en niet de rode. 3 Z X Y Figure 3 Bovenaanzicht van een lichtstraal die afgebogen wordt door een massa. De ‘snelste’ weg tssen X en Y loopt dus niet via Z. X Y Z Figure 4 Een ander gezichtspunt toont dat de kromming van de ruimte verantwoordelijk is voor de afbuiging van een lichtstraal. De blauwe lijn is wel degelijk korter dan de rode. We merken nog op dat het kortste pad het equivalent is van een rechte lijn in een Euclidische ruimte. Het kan ook gezien worden als een ‘zo recht mogelijke verbinding’. 2. De geodetische vergelijking Stel dat er twee punten gegeven zijn op een gekromd oppervlak en stel dat we geodeten willen bepalen. Dan zijn er twee strategieen: we kunnen het kortste pad zoeken of een pad waar de raakvector en de verschoven vector samenvallen. Het kortste pad kunnen we zoeken via een Lagrange optimisatie. De tweede optie is afgeleid uit wat er gebeurt in een vlakke Euclidische ruimte, namelijk het verschuiven van een vector parallel met zichzelf zodat een rechte ontstaat uit (deel)vectoren die allen dezelfde richting hebben (“Parallelle verplaatsing”). 4 2.1 methode 1: Parallel transport (Quantitatief) Het vertrekpunt is de ervaring met een vlakke ruimte. Stel een vlakke Euclidische ruimte waarin een curve C die gespecificeerd is door de coordinaten als functies van de parameter te beschouwen waarvoor we de booglengte s kiezen: x=x(s), y=y(s) en z=z(s). Verder definieren we een vector veld dat constant is ( de lengte en richting van elke vector is dezelfde). Dan besluiten we dat elk paar vectoren van dit veld verbonden is via parallel transport, d.w.z. dat alle vectoren parallel zijn. r dA = 0 ⇔ parallel _ transport dλ Dit leidt tot de volgende vergelijking die parallel transport beschrijft in een Euclidische ruimte met Cartesische coordinaten. r µr dA d ( A eµ ) dA µ s ∂A µ dxν s ∂A µ r r = = eµ = ν eµ = ν u ν = A µ ,v u ν =0 dλ dλ dλ ∂x dλ ∂x Dit is geen tensor vergelijking maar dit wordt er een door de magische truc waarbij de “,” vervangen wordt door de “;”. Dit geeft als resultaat Am ;iu i = 0 ⇒ Am , iuν + Aα Γ µ αν uν = 0 Dit is het geval als de hoek tussen beide vectoren (de raakvector en de verschoven vector) gelijk is aan 0. raakvectoren aan de curve ook vectoren zijn die via parallel transport tot stand zijn gekomen. We moeten dus in de vergelijkingen voor parallel transport A r vervangen door u. Dit leidt dus tot du / dλ = 0 of u µ ;i u i = 0 wat betekent dat de covariante afgeleide van de raakvector aan de curve gelijk is aan nul. du µ + Γ µ αν u α uν = 0 dλ en d 2xµ dxα dxν µ + Γ =0 αν dλ dλ dλ2 Equation 1 Veralgemening: Algemene covariantie Het bovenstaande is een voorbeeld van een strategie die vaker toepasbaar is, namelijk het veralgemenen van concepten vertrekkende van de vlakke ruimte of de speciale theorie. Meer in detail leidt dit tot een strategie in de volgende stappen: 1. Los het probleem op in de vlakke ruimte van SRT 2. Schrijf deze oplossing neer gebruik makende van tensoren 3. Vervang de metrische tensor η door gij en vervang de gewone afgeleide door de covariante afgeleide. Voorbeeld: Cartesisch Vermits alle Γ’s gelijk zijn aan nul wordt dit du x/dλ=0 en du y/dλ=0. Na één integratieslag wordt dit d(x/dλ)=0 en d(y/d λ)=0 en na een laatste integratieslag x=a+bλ en y=c+dλ. Voorbeeld: vlakke poolcoordinaten We zoeken nu de geodeet in een assenstelsel met vlakke poolcoordinaten. Dit is met opzet een wat omslachtige oefening omdat we een rechte lijn verwachten die veel 5 gemakkelijker te vinden is via een Cartesisch stelsel maar het is bedoeld als illustratie van de geodetische vergelijking. Deze laatste is dan ook het startpunt. d 2xµ dxα dxν µ + Γ =0 αν dλ dλ dλ 2 Hieruit leiden we voor elk van beide coordinaten een differentiaalvergelijking af d 2r dr dr dr dϕ dϕ dr dϕ dϕ + Γ r rr + Γ r rϕ + Γ r ϕr + Γ r ϕϕ =0 2 dλ dλ dλ dλ dλ dλ dλ dλ dλ d 2ϕ dr dr dr dϕ dϕ dr dϕ dϕ + Γ ϕ rr + Γ ϕ rϕ + Γ ϕ ϕr + Γ ϕ ϕϕ =0 2 dλ dλ dλ dλ dλ dλ dλ dλ dλ De enige Christoffel symbolen die van nul verschillen zijn Γ ϕ rϕ = Γ ϕ ϕr = 1 / r Γ r ϕϕ = −r Dit leidt tot de volgende twee differentiaalvergelijkingen d 2 r dϕ dϕ d 2ϕ dϕ dr − = 0 +2 /r = 0 r 2 2 dλ dλ dλ dλ dλ dλ De oplossing van beide differentiaalvergelijking is aλ + b r = ( aλ + b) 2 + c 2 ϕ = bgtg ( )+d c Door de parameter λ te elimineren vinden we het verband tussen r en φ. Dit stelt de rechte voor r cos(ϕ − d ) = c zoals ook blijkt uit bijgevoegde figuur. Alternatief dϕ r2 = cte = l dλ 2 2 dr l2 dr dϕ dr 2 + r 2 dϕ 2 ⇒ + r 2 = 1− 2 =1⇒ dλ r dλ dλ aλ+b r c φ d Figure 5 De vergelijking van een rechte in poolcoordinaten is gelijk aan r cos(ϕ − d ) = c 6 Voorbeeld: vlakke hyperbolische coordinaten In plaats van poolcoordinaten kunnen we ook hyperbolische coordinaten gebruiken. Het lijnelement verandert dan van dr 2 + r 2 dϕ 2 ⇒ dξ 2 − ξ 2 dθ 2 of ϕ ⇒ iθ Als we dezelfde transformatie toepassen op de oplossing dan geldt r cos(ϕ − d ) = c ⇒ ξ cos(i(ϕ − d )) = c ⇒ ξ cosh(ϕ − d ) = c Check x = r cosh θ = r cos(iθ ) dx = cos(iθ ) dr − ri sin(iθ )dθ y = r sinh θ = −ri sin(iθ ) dy = −i sin(iθ )dr + r cos(iθ ) dθ ds 2 = dr 2 − r 2 dθ 2 dx 2 − dy 2 = (cos 2 (iθ ) + i 2 sin 2 (iθ ))dr 2 + r 2 (cos 2 (iθ ) + i 2 sin 2 (iθ ))dθ 2 dr 2 + r 2 dϕ 2 ⇒ dξ 2 − ξ 2 dθ 2 of ϕ ⇒ iθ 2.2 Methode 2: kortste afstand Een tweede manier om tot de geodetische vergelijking te komen is om het pad te zoeken tussen twee gegeven punten van een manifold met de langste eigentijd. We zullen eerst het principe toelichten. 2.2.1 Variatieprincipe en voorbeelden De gebruikte techniek is het variatie principe en is gekend uit de klassieke mechanica. Gegeven is een oppervlak, een beginpunt en een eindpunt. Gevraagd is een functie te vinden die een pad beschrijft tussen begin en eindpunt zodat een bepaalde kostfunctie (actie genoemd) die typisch een integraal over het pad is, extreem (maximaal of minimaal) is. Het is dus een techniek waar de uitkomst een functie is. In de klassieke mechanica wordt het toegepast om de bewegingsvergelijkingen te vinden. Eerst definieren we de Lagrangiaan L(t , q (t ), g& (t )) als functie van tijd t, variable q en de afgeleide van q naar de tijd, die als een aparte variabele wordt behandeld. b De actie wordt voorgesteld door S = ∫ Ldt . De uitkomst wordt bekomen door de a volgende differentiaal vergelijking van Euler-Lagrange op te lossen. ∂L d ∂L − =0 ∂q dt ∂q& Equation 2 Voorbeeld1: meetkunde Een eerste voorbeeld is het vinden van een functie y(x) in een interval [a,b] zodat de lengte minimaal is waarbij y(a) en y(b)gegeven constraints zijn. De lengte wordt gegeven door b y ( f ) = ∫ 1 + y ' 2 dx en de Lagrangiaan door a De beide afgeleiden worden berekend 7 L ( x, y, y ' ) = 1 + y ' 2 ∂L =0 ∂y ∂L y' = ∂y ' 1 + y'2 Invullen in de vergelijking van Euler-Lagrange geeft d y' ∂L d ∂L − =0⇒ =0 ∂x dx ∂x& dx 1 + y ' 2 en de verwachte oplossing is y' 1 + y'2 = C ⇒ y' = C 1− C 2 = A ⇒ y = Ax + B ■ Voorbeeld2: klassieke mechanica Het doel is bewegingsvergelijkingen te vinden. Daartoe definieren we de Lagrangiaan als de kinetische energie min de potentiele. L(t , x(t ), v(t )) = E kin − E pot = mv 2 / 2 − V ( x) b ∂L ∂V =− =F ∂x ∂x De actie is S = ∫ Ldt en de beide afgeleiden a Substitutie in Euler-Lagrange geeft F − ∂L = mv ∂v d (mv ) = 0 ⇒ F = ma ■ dt Voorbeeld 3: SRT In de vlakke ruimte van SRT is de eigentijd meten langs verschillende tijd-achtige paden tussen twee gegeven punten afhankelijk van het pad. Dit zien we al in de tweelingenparadox. We willen dus berekenen B B τ AB = ∫ dτ = ∫ dt 2 − dx 2 − dy 2 − dz 2 . A A Stel dat we elk pad karakteriseren door een parameter σ zodat σ =0 in punt A en σ=1 in punt B en in de andere punten door xa(σ). De vergelijking wordt dan B 2 2 2 2 B dt dx dy dz a a − − − dσ = ∫ L(σ , x , dx dσ ) dσ σ σ σ σ d d d d A A Als we dit nu als de Lagrangiaan beschouwen dan kunnen we dus situaties vinden waarvoor de eigentijd een extremum heeft. De Lagrangiaan kan herschreven worden in algemene coordinaten als τ AB = ∫ dx α dx β L(σ , x a , dx a dσ ) = − η αβ dσ dσ ∂L ∂L 1 dx α We berekenen we beide afgeleiden: α = 0 en = ∂x ∂ (dx α / dσ ) L dσ De Euler-Lagrange vergelijking wordt Vermits dxα − η ββ dσ dx β dσ d 1 dxα ( )=0 dσ L dσ dτ d 2 xα = wordt de Euler-Lagrange vergelijking =0 2 d σ d τ 8 Het extremum zoeken leidt dus tot een rechte lijn of m.a.w. de beweging van een vrij deeltje in SRT. ■ 2.2.2 Opstellen van de Geodetische vergelijking: methode 2 In de context van de discussie over geodeten draaien we dit nu om. De tijd-achtige woordlijn van een vrij vallend deeltje dat beweegt tussen twee punten is de lijn met maximale eigentijd. De eigentijd is gedefinieerd als in SRT waarbij ηαβ vervangen is door gαβ waarbij dient opgemerkt dat deze laatste nu functie is van de coordinaten. De Lagrangiaan is nu gedefinieerd als dxα L(σ , x a , dxa dσ ) = − gαβ dσ dx β dσ Equation 3 Bovendien geldt ook dat L=dτ/d σ waaruit volgt df dτ df df = =L dσ dσ dτ dτ Equation 4 De volgende stap is het berekenen van de twee afgeleiden nodig voor de Euler-Lagrange vergelijking. Vermits g afhangt van de coordinaten wordt dit ∂L − 1 ∂gαβ dxα dx β − L ∂gαβ dxα dx β 1. = = 2 ∂x γ dτ dτ ∂x γ 2 L ∂x γ dσ dσ 2. dx β γ dxα γ − 1 ∂L −1 g γβ = g δα + δ β = αβ ∂ (dxγ / dσ ) 2 L dσ dσ 2L Dit wordt ingevuld in de volgende expressie d 1 d dxα d ∂L = L g αγ − = g αγ γ dσ ∂ (dx / dσ ) dσ L dσ dτ d =L dτ =L d dτ dx β dxα − 1 dxα = . + gαγ g αγ dσ dσ L dσ dxα dτ = d 2 x α dgαγ dxα d g αγ = L + 2 dτ dτ dτ dτ 2 α ∂g ∂g g αγ d x2 + 1 αγβ + γβA dτ 2 ∂x ∂x d 2 xα ∂gαγ dx β dxα gαγ + β 2 d ∂ x d d τ τ τ dx β dxα dτ dτ Deze beide expressies moeten we optellen om tot het verwachte resultaat te komen. β δ d 2 xα 1 ∂g αβ dxα dx β 1 ∂g αγ ∂g γβ dx β dxα α dx dx gαγ = − + = − g Γ αγ δβ dτ 2 2 ∂x γ dτ dτ 2 ∂x β ∂x A dτ dτ dτ dτ 9
© Copyright 2024 ExpyDoc