SÌZR Voorzitter TAW/0045 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. heer L.F. Asscher Postbus 90801 2509 LV 'S-GRAVENHAGE BETREFT DEN HAAG ONS KENMERK Tussenrapportage adviestraject Toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur en WW' 20 juni 2014 14.01878/NA E-MAIL TOESTELNUMMER [email protected] 070 3499 514 BIJLAGE(N) Geachte heer Asscher, In uw adviesaanvraag 'Rol sociale partners bij toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur' heeft u de SER gevraagd om uiterlijk in mei 2014 te adviseren over de verantwoordelijkheidsverdeling in de financiering van de Werkloosheidswet (WW) en om verder invulling te geven aan de in het sociaal akkoord geschetste visie op een toekomstbestendige arbeidsmarktinfrastructuur. De adviesvoorbereiding is nog in volle gang. Met deze brief breng ik u graag namens het dagelijks bestuur van de SER op de hoogte van de stand van zaken. Context en aanleiding Na een lange periode waarin Nederland een relatief lage werkloosheid kende, is de werkloosheid de afgelopen jaren in rap tempo fors opgelopen. Het belang van een solide werkloosheidsverzekering en een goedwerkende arbeidsmarktinfrastructuur zijn daarmee nog pregnanter geworden. In het sociaal akkoord van 11 april 2013 hebben de centrale organisaties van werkgevers en werknemers aangegeven het verzekeringskarakter van de WW te willen herstellen met robuuste polisvoorwaarden. Ook hebben zij de noodzaak onderstreept van een arbeidsmarktinfrastructuur die de (inter)sectorale aanpak van sociale partners op decentraal niveau verbindt met de initiatieven en het beleid voor de regionale arbeidsmarkt. Dit vereist inzet en regie van overheid en sociale partners. Het kabinet heeft deze afspraken onderschreven en daarna, met het oog op nadere uitwerking, ter advisering aan de SER voorgelegd. Adviesvoorbereiding Het SER-adviestraject is in volle gang. Verschillende vragen worden gelijktijdig behandeld: hoe de WW-premie een minder procyclisch karakter kan krijgen en door werkgevers en werknemers samen opgebracht kan worden en hoe een WW-premie uit het brutoloon zich kan verhouden tot de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL); hoe bovenwettelijke aanvullingen op de WW tot stand kunnen worden gebracht en op goede wijze uitgevoerd; hoe sociale partners meer verantwoordelijkheid kunnen dragen voor het van werk naar werk begeleiden van mensen; hoe meer samenwerking tussen de verschillende ketenpartners (onderwijs, sociale partners, private intermediairs, UWV, 070 3499 499 B e z u i d e n h o u t s e w e g 60 Postbus 90405 ī 2 5 9 4 AW D e n H a a g 2 5 0 9 LK D e n H a a g www.ser.nl SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 gemeente) gerealiseerd kan worden; wanneer bemiddeling, re-integratie en preventie van werkloosheid effectief zijn en welke experimenten op dit terrein in de komende jaren mogelijk en wenselijk zijn. Complicerende factor voor het adviestraject is dat niet alleen de arbeidsmarkt, maar ook haar instituties en de wet- en regelgeving volop in beweging zijn. Voor de nadere uitwerking van de WW als robuuste werknemersverzekering en de beoogde toekomstbestendige arbeidsmarktinfrastructuur zijn de veranderingen in wet- en regelgeving zeer bepalend. Dat geldt in het bijzonder voor de effecten van de recent door het parlement goedgekeurde Wet werk en zekerheid (Wwz) zowel op de werking van de WW als in de fase die voorafgaat aan een mogelijk beroep op de WW. Zo voorziet de Wwz in een transitievergoeding en in de mogelijkheid om op deze vergoeding bepaalde kosten in mindering te brengen . Dit kan een significante factor worden in het voorkomen van werkloosheid. Dat geldt ook voor de sectoroverstijgende samenwerking tussen O&O-fondsen en de mogelijkheid om (intersectorale) transitiefondsen op te richten, zoals genoemd in het sociaal akkoord . Voor een goed advies over de arbeidsmarktinfrastructuur van de toekomst is het nodig om deze (mogelijke) veranderingen te doordenken. 1 2 Visie op WW en arbeidsmarktinfrastructuur Volgens de SER vormt een robuuste WW een essentieel onderdeel van de sociale zekerheid. Van belang daarbij is dat er volop en effectief werk wordt gemaakt van het voorkomen van werkloosheid en - indien dat onverhoopt niet lukt - dat mensen snel vanuit een uitkering weer duurzaam aan het werk gaan. Werkgevers en werknemers hebben hierin een natuurlijke rol, door de afspraken die zij maken over duurzame inzetbaarheid in functioneringsgesprekken en in cao's, maar ook door in sociale plannen afspraken te maken over het van werk naar werk begeleiden van werknemers. Veel van-werk-naar-werk-trajecten kennen hun oorsprong in sociale plannen. Publieke en private partijen werken hierin vaak nauw samen. Samenwerking tussen partijen en een soepel verloop van overdrachten in de keten zouden in de toekomst de norm moeten zijn. Dit betekent vaker een rol voor het UWV in de fase voorafgaand aan werkloosheid, maar andersom ook de voortzetting van van-werk-naar-werktrajecten gedurende de WW-fase wanneer deze reële kansen op werk in het vooruitzicht hebben. Aan de andere kant van de keten, wanneer het einde van de WW-uitkeringsduur nadert, moeten UWV en gemeenten vaker en beter samenwerken om ook hier een minder vloeiende overgang tegen te gaan. Als uitgangspunt voor beleid moet gelden dat wederzijds afwachten zoveel mogelijk wordt voorkomen. De SER stelt vast dat sociale partners invulling willen blijven geven aan hun natuurlijke rol in het voorkomen en terugdringen van werkloosheid. Maar dat niet alleen, sociale partners zijn bereid om nader invulling te geven aan effectieve instrumenten als transitievergoedingen en transitiefondsen en om verantwoordelijkheid te nemen voor het beleid ten aanzien van preventie, ondersteuning, bemiddeling en re-integratie (regie WW). Hier komt bij dat zij toezeggen om voortaan gezamenlijk de WW te financieren. Zoals bekend zullen sociale partners bovendien, in reactie op de met de Wwz gewijzigde WW-opbouw en maximale WW-uitkeringsduur, in cao's bovenwettelijke Zie: Gewijzigd voorstel van wet voor Wet werk en zekerheid, artikel I onderdeel V (gewijzigd artikel 673, lid 6 van boek 7 van BW), EK 2013-2014, 33 818 A. Zie ook: Stichting van de Arbeid (2014) Notitie: input'verrekening transitievergoeding', 12 februari 2014. Cf. het sociaal akkoord: 'Daarbij kan ook gedacht worden aan het omvormen van de O&O-fondsen naar transitiefondsen of het naast de O&O-fondsen inrichten van transitiefondsen die vanuit die opdracht betrokken kunnen worden bij het regionale arbeidsmarktoverleg.' 3 afspraken maken om werkloosheid aanvullend te verzekeren. Het is voor decentrale partijen van belang om inzicht te hebben in de opties voor de uitvoering van dergelijke afspraken. De SER wil daarom graag de mogelijkheid van een uitvoerende rol van het UWV aftasten. Hij vraagt u om op korte termijn aan te geven of en in hoeverre een uitvoerende rol van UWV tot de mogelijkheden behoort, zo nodig door de wettelijke begrenzing van de taken van het UWV op dat punt te verruimen. Daarbij moet er uiteraard een zorgvuldige scheiding tussen publieke en private taken van UWV blijven. Verder proces In de afgelopen maanden heeft de SER zich van verschillende kanten laten voeden. Voor de voorbereiding van het advies zijn bijeenkomsten georganiseerd: met Nederlandse experts uit wetenschap en praktijk over de fases binnen de keten van werk naar werk (deskundigenbijeenkomst), met buitenlandse deskundigen over de rol van sociale partners in de uitvoering van werkloosheidsverzekeringen (internationale conferentie) en in dialoog met mensen uit de dagelijkse praktijk over knelpunten en oplossingen bij de overstap van werk naar werk (regionale/sectorale dialoogbijeenkomsten). Op basis van de verzamelde informatie en rekening houdend met de effecten van de Wwz zowel O D x l e werking van de WW als in de fase die voorgaat aan een mogelijk beroep op de WW, zal in de komende maanden een advies worden opgesteld. Streven is om het ádv/es vóór 1 december 2014 vast te stellen. Uitzondering hierop is een separaat briefadvies over de calamiteitenregeling WW, dat u voor het einde van de zomer kunt verwachten. Hoogachtend, Voörzitter Sociaal-Economische Raad
© Copyright 2025 ExpyDoc