10 Oefeningen met EE – IJ/EI

10 Oefeningen met EE – IJ/EI
Instructie
Gelijk of ongelijk?beet-beet (gelijk);
beet-bijt (ongelijk)
Hoort u EE of IJ? bedrijf (IJ); bedreef (EE)
Naspreken en terugluisteren fijn
Antwoord geven Is het vrijdag? Ja, het is vrijdag.
Luisteren
Luisteren 1 Gelijk of ongelijk? U hoort twee woorden.
1 j veel veel 11 n leken lijken
2 j wijd wijd 12 n spelen spijlen
3 n pijn peen 13 j kijken kijken
4 n wij wee 14 n menen mijnen
5
n
zee zij15 jbezigbezig
6 j bijl bijl 16 n knijpen knepen
7 n krijg kreeg 17 j leven leven
8 j geen geen 18 j tijdens tijdens
9 n lijn leen 19 n wijken weken
10 j lijst lijst 20 j blijven blijven
Luisteren 2 Hoort u EE of IJ/EI? Korte woorden.
1
IJfijn11 IJbijna
2
EEgeen12 EE
schreeuwen
3
IJfeit13 EE
benen
4
IJrijk14 IJvrijdag
5
EEheet15 IJbedrijf
6
IJvijf16 IJweinig
7
IJzijn17 EE
wereld
8
EEsneeuw18 EE
bezig
9
IJprijs19 IJtijdens
10 EEleeg20 EE
gemeen
Luisteren 3 Hoort u EE of IJ/EI? Lange woorden.
1
EEbespreken11 IJ
werkwijze
2
IJidentiteitsbewijs12 IJ
veiligheidsbril
3
EEalgemeen13 IJ
bedrijfsongeval
4
EEpersoonsgegevens14 EE
handtekening
5 IJ verblijfsvergunning 15 IJ overlijden
6
IJadreswijziging16 EE
interesseren
7
EEdoorgeven17 IJ
opleiding
8
EEiedereen18 IJ
werktijden
9
EEafspreken19 EE
feliciteren
10 EEzeventig20 IJ
gescheiden
1
Luisteren 4 Hoort u EE of IJ/EI? In zinnen.
1 IJ Zij lijken op elkaar.
2 IJ Wat kun je bereiken?
3 IJ We blijven thuis.
4 EE Het bord is heel heet!
5 EE Ik heb een gele jas gekocht.
6 IJ Het is eindelijk warm.
7 IJ Hij kijkt nogal vies.
8 IJ De zon schijnt niet.
9 EE Je moet niet zo schreeuwen.
10 EE De eerste keer is het goed.
Spreken
Spreken 1 = Luisteren 2. Naspreken korte woorden.
Spreken 2 = Luisteren 3. Naspreken lange woorden.
Spreken 3 = Luisteren 4. Naspreken zinnen.
Spreken 4 Vragen beantwoorden.
1 Is dit niet te weinig?
2 Heb je vijfenzeventig euro?
3 Schrijf je een brief?
4 Heb je al veiligheidsschoenen?
5 Heb je telefoon thuis?
6 Weet u wat het probleem is?
7 Had je een fijn weekend?
8 Waren jullie eigenlijk erbij?
9 Is hij altijd eerlijk?
10 Eet je vaak ijs?
2