Proeftoets Haags Studiepunt DU – 3HV – NEUE KONTAKTE: KAPITEL 4 – JW 1. Vertaal naar het Duits. a. Het weer wordt morgen beter. b. Jij bent kleiner dan ik. c. Hij is sterker dan zij. d. Kan ik iets tegen de pijn krijgen? e. Ik heb sterke hoofdpijn. f. Jij bent lelijk. 2. Vertaal naar het Duits. a. Koud – kouder – koudst b. De paraplu c. De schouder d. Heb jij koorts? e. Dat maakt niet uit f. De klant g. Ruiken – geroken h. De pleister i. De vacht j. De kleedhokjes 3. Vertaal naar het Duits. a. wij zijn b. jullie weten c. zij leest d. jij eet e. ik kan f. ik mag g. jullie moeten h. jij houdt van i. hij is j. jullie zijn 4. Vul de goede naamval in. a. Warum gibst du (hem) das Buch nicht zurück? b. Moment bitte Herr Schapring, ich gebe (u) gleich die Telefonnummer. c. Ich habe (jullie) eine Einladung geschickt! d. Wir haben (een) tolle Klasse! e. Hast du (haar) noch gesprochen? Proeftoets Haags Studiepunt DU – 3HV – NEUE KONTAKTE: KAPITEL 4 – ANTWOORDEN 1a. Das Wetter wird morgen besser. b. Du bist kleiner als ich. c. Er ist starker als sie. d. Kann ich etwas gegen die Schmerzen bekommen? e. Ich habe starke Kopfschmerzen. f. Du bist hässlich. 2a. kalt - kälter - kältest b. der Regenschirm c. Die Schulter d. Hast du Fieber? e. Das ist egal f. der Kunde (die Kundin) g. riechen - gerochen h. Das Pflaster i. Das Fell j. Die Umkleidekabinen 3a. wir sind b. ihr wisst c. sie liest d. du isst e. ich kann f. ich darf g. ihr müsst h. du magst (evt: du liebst) i. er ist j. ihr seid 4a. ihm b. Ihnen c. euch d. eine e. sie
© Copyright 2024 ExpyDoc