22 OKTOBER 2014 KULEUVEN.BE/CK JG 26 02 25 JAAR Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug. Tijdschrift - toelating gesloten verpakking Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X 2099 Antwerpen X n° BC 6379 erkenning: p303221 PB-nr. B-4883 een reclamebord in de ruimte “tijdens de examens is de pieptoon ondraaglijk” Doctoraatsstudenten financieren onderzoek met spacebillboard Student Bert Lecomte wil lotgenoten met tinnitus helpen 3 9 “Strafpleiters zijn overgewaardeerd” we gaan er 2OO procent voor! Radio is heerlijk wendbaar Leven na Leuven: advocaat Walter Damen Kan je fysiek écht over je limiet gaan? Studenten leggen Jan Hautekiet het zwijgen op 14 20 18 de droomjob François Englert na de nobelprijs “Een dame vroeg me of ze niet te dik zou worden als ze wat van die bosonen opat.” Buikgevoel bepaalt te vaak diagnose depressie Vlaamse huisartsen gebruiken zelden gestandaardiseerde vragenlijsten om depressies vast te stellen. Ze vertrouwen liever op hun ervaring en buikgevoel. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Sophie Liekens. Uit interviews met 31 Vlaamse dokters blijkt dat ze het gebruik van vragenlijsten kunstmatig en tijdrovend vinden. Liekens vergeleek de diagnoses van 136 patiënten die antidepressiva kregen voorgeschreven met hun resultaten op een depressieschaal. Vijftien procent van de patiënten die door de artsen als zwaar depressief werd omschreven bleek gezond volgens de test. Tegelijkertijd werden zware depressies vaak over het hoofd gezien. Lees meer op P.4 Nobelprijswinnaar François Englert geeft lezing in leuven “Het godsdeeltje? Irritante onzin” Een jaar nadat hij samen met zijn Britse collega Peter Higgs als eerste Belg de Nobelprijs voor de Fysica kreeg, komt François Englert naar Leuven voor een lezing over een minuscuul deeltje met een kolossaal belang. “Ik was een beetje uit dat onderwerp toen ik de Nobelprijs kreeg, maar begrijp me niet verkeerd: die erkenning was welkom.” TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens P Ticketje toekomst “Robots met een menselijk uiterlijk? Speelgoed. We hebben toch ook auto’s uitgevonden, en geen mechanische paarden?” In de reeks brainstormavonden Utopia Revisited wikken en wegen professoren onze toekomstdromen. Campuskrant kijkt mee in de glazen bol. Lees meer op P.7 rofessor Englert staat ons te woord in zijn kleine, eerder spartaanse kantoortje middenin het groen van de ULB, zevenhoog in het gebouw van wetenschappen. Hij voelt zich wat vermoeid, zegt hij. “Eén van de gevolgen van de Nobelprijs is dat ik sindsdien heel vaak moet uitleggen wat mijn onderzoek precies inhoudt, maar dan wel ‘kort en bondig’. Dat doe ik graag, maar na een paar honderd keer wordt het wel wat vermoeiend.” Toch kijkt hij uit naar zijn lezing in Leuven. Hij onderhoudt goede banden met zijn Leuvense collega’s. “Ik herinner me dat ik in 1998 gevraagd werd om in Leuven een voordracht te geven, de gebruikelijke aanpak. Maar toen ik daar aankwam, bleken de organisatoren een soort verrassingsbijeenkomst geregeld te hebben. Ze hadden buiten mijn weten om ook mijn goede vriend en collega Robert Brout uitgenodigd, en er hing een heel feestelijke sfeer. Dat vergeet je natuurlijk niet. Ik heb ook nu nog heel goede contacten, met heel gewaardeerde collega’s als Raymond Gastmans, Walter Troost en Antoine Van Proeyen. Ik kom dus gráág naar Leuven.” Wat kan zijn gehoor daar verwachten? “Voor een algemeen publiek houd ik het bij de basisconcepten van onze theorie, zonder me te verliezen in technische details of wiskundige achtergrond, hoe belangrijk die ook zijn. Het resultaat is onvermijdelijk onvolledig, maar hopelijk wel nog inzichtelijk. Ik mik op eenverantwoorde glimpse.” Het heelal opslorpen “Je moet je publiek laten aanvoelen dat er meer is dan je kunt vertellen, maar tegelijk mag hun verbeelding geen te gekke sprongen maken. Een dame die had ver- nomen dat het Brout-Englert-Higgs- of BEH-boson – die term is historisch correcter dan het nog altijd gangbare Higgs- boson – voor massa zorgde, vroeg me ooit of ze toch niet te dik zou worden als ze wat van die bosonen opat. Die bezorgdheid was niet helemaal terecht.” Zij was niet de enige die moeite had met de BEH-theorie. Een rechtbank in Hawaii kreeg het verzoek de opsporing van het deeltje te verbieden, omdat die zwarte gaten zou kunnen veroorzaken, die de aarde of zelfs het heelal zouden kunnen opslorpen. Anderen spraken dan weer van een speurtocht naar het godsdeeltje. “Irritante onzin,” zegt professor Englert, de handen machteloos richting hemel tillend. Lees meer op P.10-11 02 NIEUWS CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 column Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde oude geschiedenis aan de KU Leuven. River Deep, Mountain High E lk nieuw academiejaar is Leuven het decor van een oud en taai gebruik: de studentendoop. Ik beken: dertig jaar geleden, in oktober 1984, heb ik vlijtig geparticipeerd aan dat gedoop. In onze kring, Klio (‘Klassieke Filologie’ en ‘Oude Geschiedenis’) had je trouwens weinig keuze. Die indruk hadden toch wij, de eerste kanners, al werden we bij die gelegenheid aangesproken/afgeblaft als ‘schachten’. De preses van Klio kwam ons vooraf inpeperen dat wie dacht de doop te ontvluchten, moeilijke weken te wachten stonden. Op een dag zouden ‘ze’ je tóch te pakken krijgen, ergens in een toilet, en kon je van de aula of de bibliotheek zonder broek naar je kot. Of ze dat dreigement werkelijk zouden hardmaken, ook met de meisjes, bleef een open vraag. Maar het was in elk geval een ‘argument’ met overredingskracht. Ik was er in elk geval bij. Zo’n doop situeert zich tussen een initiatie en een ontgroening in, al helt het over naar het laatste. Gelukkig bleef onze doop braaf, en dus saai. Eerst moesten we collectief in pyjama door Leuven hossen en opdrachtjes uitvoeren: haasje-over, ganzenpas, kruiwagen, met een meisje op de rug paardje lopen. Dan ging het naar Zaal Lido, waar meer geïndividualiseerde ongein volgde. De meest ‘gewaagde’ opdracht was voor twee jaargenoten die in een fotocabine een selfie van hun bloot achterwerk moesten nemen. Vervolgens keek heel Klio naar vier blote billen. Dat was het dan. Beetje flauw? Welja, twee jaar later vonden wij dat ook, toen we zelf tot het presidium behoorden. Wij zouden beter doen, met “fijnere humor” vooral dan onze voorgangers. Dat was het doel van een besloten vergadering op het kot van onze ‘preses sport’, Steven Martens. Vandaag is Steven de grote man van de Voetbalbond, toen was hij nog een tennisser en tenniscoach in wording. Terwijl de rest brainstormde, speelde Steven voortdurend luchtracket. Naar analogie met de gekende ‘luchtgitaar’, zwaaide hij met een denkbeeldig tennisracket, en riep ‘fieuw fieuw’ terwijl hij met back- en forehand imaginaire ballen uit de hoek van de kamer dook of over een onzichtbaar net smashte. Intussen probeerde preses Koen Doens de fijne humor concreet te maken. U kent hem niet, maar na een mooie loopbaan in de diplomatie en als kabinetschef van een paar eurocommissarissen is Koen, toch volgens zijn Twitter-account, ‘head of @EU_Commission Spokespersons’ Service’. Falen was voor hem nooit een optie. Hij was dus de geknipte man om onze doop op niveau te tillen. Ik zou die avond niet zelf meemaken. Onze eerstejaars moesten namelijk in pyjama rondhossen door Leuven. Tijdens het paardje-rijdenmet-een-meisje-op-de-rug zakte een jongen door zijn enkel. Ik moest mee naar Gasthuisberg. Toen we terugkeerden met een medisch verdict (een spierscheur) en een voet in het gips, was de doop al voorbij. Het was saai geweest, en voorspelbaar. Alweer. Maar zolang er eerstejaars zijn, en zolang ouderejaars de ambitie blijven koesteren om het beter te doen dan wat hen ooit is aangedaan, zal er in oktober gedoopt worden. Eén troost voor wie dit jaar aan de beurt is: nadien wordt Leuven alleen maar beter en leuker. River Deep, Mountain High: haal de luchtgitaar maar boven. Artsen van UZ Leuven zijn erin geslaagd om bij een baby van één jaar een nieuwe hartklep in te brengen via een katheter. Omdat op die leeftijd de aders nog te klein zijn voor het transport van de hartklep naar het hart, hebben de artsen een andere toegangsweg moeten gebruiken: de lever. De baby stelt het goed en is inmiddels weer thuis. TEKST: Els Vandeborght | FOTO: UZ Leuven Wereldprimeur Baby krijgt hartklep via lever D e baby had al vlak na de geboorte een eerste nieuwe hartklep gekregen via een openhartoperatie. Cardioloog Marc Gewillig: “Die klep werd al snel ‘afgebroken’ omdat het afweersysteem van baby’s nu eenmaal heel actief is. Na één jaar was er daarom al een nieuwe hartklep nodig. Een tweede openhartoperatie zou erg belastend zijn en belangrijke gezondheidsrisico’s inhouden. Vandaar dat we een ingreep via een katheter moesten overwegen.” “Normaal gezien gaan we dan met de katheter door de ader in lies of hals naar het hart. Maar in dit geval was dat geen optie: bij kinderen van minder dan tien kilo zijn deze aders te klein voor zo’n katheter, die toch zeven à acht millimeter breed is. Vandaar dat we een alternatieve toegangsweg hebben gebruikt: de lever.” Spons De lever is een spons waarin relatief gemakkelijk openingen kunnen worden gemaakt en is daarom een mogelijk alternatief voor katheterisatie. Toch zijn er risico’s verbonden aan die aanpak. Professor Gewillig: “De opening moet achteraf goed gesloten worden om KANTTEKENING Onderzoekers wekken Belgisch bier uit 1842 weer tot leven Onderzoekers van de KU Leuven, campus Gent, zijn erin geslaagd om bier uit 1842 te reconstrueren. Daarvoor baseerden ze zich op flessen bier die in 2010 werden gevonden in een 19de-eeuws scheepswrak voor de kust van Finland. Gistcellen produceren aromastoffen die de smaak van bier en wijn mee bepalen. Wetenschappers van VIB, KU Leuven en NERF ontdekten waarom ze dat doen: de gistcellen produceren die stoffen om vliegen aan te trekken en zo een lift te krijgen. Door mee te reizen op de vliegenpootjes kunnen ze nieuwe voedselbronnen bereiken. © Marcus Lindholm | Visit Åland Vier jaar geleden ontdekten duikers 145 flessen champagne en vijf flessen bier in een scheepswrak voor de kust van de Finse Ålandeilanden. Sinds 1842 lagen de flessen verborgen op de bodem van de zee, zo’n 50 meter onder de zeespiegel. Om het bier te reconstrueren klopten de Finnen aan bij de Onderzoeksgroep Brouwerijtechnologie van de KU Leuven. In 2010 werden 145 flessen champagne en vijf flessen bier gevonden in een scheepswrak voor de kust van de Finse Ålandeilanden. NIEUWS 03 CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Eerste reclamebord in de ruimte Drie doctoraatsstudenten hebben een wel erg originele manier bedacht om hun onderzoek naar een nieuw type van satellieten te financieren: ze bieden bedrijven de mogelijkheid om te adverteren in de ruimte. In 2016 zal vanuit Brazilië een satelliet gelanceerd worden met daarop het eerste reclamebord in de ruimte: geïnteresseerde bedrijven kunnen voor 2.500 euro een reclameblokje kopen. Particulieren die een kreet van maximum 140 karakters buiten de dampkring kwijt willen, kunnen dat voor 1 euro per karakter. Het initiatief komt van Maarten Decat, Tjorven Delabie en Jeroen Vandewalle, drie doctoraatsstudenten van de Faculteit Ingenieurswetenschappen. Ze hopen op deze manier geld in te zamelen voor het onderzoek naar CubeSats: een nieuw type satellieten die zo groot zijn als een schoendoos en amper twee kilo wegen. Omdat die gebouwd worden met standaardcomponenten zoals in smartphones, kan de productie Bij kinderen van minder dan tien kilo zijn de aders in lies of hals te klein voor een katheter. Daarom gebruikten de artsen een alternatieve toegangsweg: de lever. De opening in de huid meet slechts 7 millimeter, en kan met één enkele hechting worden gesloten. van het patiëntje.” Om er zeker van te zijn dat de katheterisatieprocedure aangepast was aan de kleinere dimensies van een eenjarige, werden onderdelen van de ingreep vooraf gesimuleerd. Soortgelijke operaties waren eerder al met kleine onderdelen gedaan, maar nog nooit met een hartklep voor een baby. Volgens professor Gewillig is hiermee een belangrijke psychologische drempel voor artsen overschreden en zullen ze de lever meer en meer gaan zien als een toegangsweg tot het hart. www.spacebillboard.com Maarten Decat, Tjorven Delabie en Jeroen Vandewalle met een CubeSat: een satelliet zo groot als een schoendoos. © SpaceBillboard.com bloedingen met mogelijk fatale afloop te vermijden. Het sluiten is goed verlopen, maar in elk geval stond een leverchirurg stand-by om in te grijpen als er zich een probleem zou voordoen.” Ook een hartchirurg stond klaar voor het geval de katheterisatietechniek niet zou slagen en er alsnog een openhartoperatie nodig zou zijn. Een bijkomende moeilijkheid was het formaat van de kunstklep. Professor Gewillig: “De baby had een klep nodig die standaard alleen in een groter formaat beschikbaar is. Daarom heeft een collega de klep vooraf verkleind op maat sneller en goedkoper dan bij traditionele satellieten. Aan de KU Leuven wordt gewerkt aan het standbepaling- en controlesysteem, dat de oriëntatie van de CubeSat regelt en er bijvoorbeeld voor zorgt dat de satelliet niet begint te tollen na de lancering. Het plan is om het reclamepaneel aan boord te krijgen van een CubeSat die voor het KMI metingen zal uitvoeren in verband met de opwarming van de aarde. Bedrijven als Electrabel/GDF Suez, Microsoft, Kinepolis en Mobile Vikings hebben al een paar vakjes gekocht. De reclameblokjes staan ook op de website van Spacebillboard, want fysiek zal de reclame nooit zichtbaar zijn: het ruimtereclamebord meet slechts 10 op 10 centimeter. Maar volgens de jonge ingenieurs levert het de bedrijven wel een innovatief imago en bragging rights op, want hoeveel concurrenten kunnen ermee uitpakken dat ze adverteren in de ruimte? Ilse Frederickx Ruim 8 op 10 scheidsrechters slachtoffer van agressie Onder leiding van professor Guido Aerts en brouwmeester Gert De Rouck werkte de onderzoeksgroep een jaar lang aan de reconstructie van het eeuwenoude bier. Gert De Rouck: “Op basis van de micro-organismen in de flessen konden we nagaan welke soort gist en bacteriën de brouwers in de 19de eeuw gebruikten. Het bier bleek oorspronkelijk uit België afkomstig te zijn.” Met de gevonden ingrediënten brouwden de onderzoekers een reeks proefbieren. “Volgens alle parameters die we kunnen controleren, benaderen deze bieren het origineel zo goed mogelijk”, zegt De Rouck. “We gebruikten alleen minder organismen, om een constant eindproduct te kunnen garanderen.” Handgeblazen glas Uit de proefbieren werd uiteindelijk het bier met de beste smaak gekozen. Guido Aerts: “Mout, de grondstof van bier, werd in de 19de eeuw op een andere manier geproduceerd. Daardoor was het bier toen vaak iets zoeter.” Het eindresultaat heeft een lage bitterheid en een alcoholpercentage van 4,7%. Het lab produceerde in totaal 1.500 liter van het bier. “Daarmee hebben we ongeveer 1.700 flesjes gevuld”, zegt De Rouck. “De flesjes komen uit Finland en zijn, net als het origineel, gemaakt van handgeblazen glas. Dat was uitzonderlijk voor die tijd, want de meeste bieren werden geleverd in vaten.” Het bier zal verder op grote schaal geproduceerd en verkocht worden door de Finse brouwerij Stallhagen. Voor een flesje van Stallhagen Historic Beer 1842 tel je zo’n 113 euro neer. Een deel van de opbrengst gaat naar wetenschappelijke projecten, zoals archeologisch onderzoek in de Finse wateren. Hoeveel voetbalscheidsrechters krijgen tijdens hun loopbaan te maken met agressie? En heeft voetbalgerelateerd geweld een impact op hun functioneren op en naast het veld? Dat zijn de vragen die Jonas Visschers zich stelde voor zijn masterproef in de criminologische wetenschappen. Hij bevroeg 672 actieve voetbalscheidsrechters over fysieke agressie, psychische agressie en bedreiging. 85,9% gaf aan al eens slachtoffer geweest te zijn van ten minste één van deze vormen van agressie. 33,2% kreeg te maken met fysieke agressie, 79,2% met psychische agressie en 61,0% werd al eens bedreigd. “Eén op de drie scheidsrechters zegt dus ooit g eschopt of geslagen geweest te zijn. Dat zijn onrustwekkende cijfers. Ze liggen ook veel hoger dan een vergelijkbare studie die in Zweden is uitge- voerd”, zei Visschers in Het Nieuwsblad. Het onderzoek keek ook naar de impact van voetbalgerelateerd geweld op scheidsrechters. Algemeen gesproken was die zwak. Er waren wel verschillen naargelang de leeftijd. Bij jongere scheidsrechters leden de prestatie, het zelfvertrouwen op het veld en het onveiligheidsgevoel op het veld er meer onder dan bij oudere scheidsrechters. Ook het zelfvertrouwen naast het veld werd bij jongere scheidsrechters sterker aangetast dan bij hun oudere collega’s. Voor de impact van voetbalgerelateerd geweld op de concentratie, de motivatie en het onveiligheidsgevoel naast het veld vond Visschers geen verschillen tussen jongere en oudere scheidsrechters. 04 nieuws CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 © KU Leuven | Rob Stevens De bewoners van woonzorgcentrum Witte Meren in Mol kunnen de hometrainer als eersten uittesten. Virtuele fietstochtjes maken ouderen gezonder Onderzoekers van het Departement Computerwetenschappen en Groep T hebben een hometrainer ontwikkeld waarmee ouderen in rusthuizen virtueel door hun voormalige woonplaats kunnen fietsen. De software kan zich aanpassen aan de lichamelijke conditie van de gebruiker en vroegtijdig mogelijke gezondheidsproblemen opsporen. Pieter-Jan Borgelioen D e wetenschappers ontwikkelden het prototype van de fiets samen met het Vlaamse onderzoekscentrum VITO, dat de fysieke activiteit bij ouderen wil stimuleren in het kader van preventieve gezondheidszorg. De bewoners van woonzorgcentrum Witte Meren in Mol kunnen de hometrainer als eerste uittesten. “We maakten software waarmee ouderen een route door een zelfgekozen omgeving kunnen fietsen”, zegt Wannes Meert, onderzoeker bij het Departement Computerwetenschappen. “Daarvoor gebruiken we beelden van Google Street View. Ingenieurs van Groep T koppelden de software aan de hometrainer.” Om de gebruiksvriendelijkheid te verhogen ontwikkelde Meert complexe algoritmen die ervoor zorgen dat de straatbeelden elkaar sneller opvolgen. Het systeem simuleert de dorpsomgeving en bepaalt de moeilijkheidsgraad van een fietstochtje. Hoe fitter de fietser is, hoe harder hij moet trappen om vooruit te komen. Socialer en gezonder Het programma houdt de senioren niet alleen actief, het maakt hen ook socialer. Eén bewoner fietst door zijn oude buurt terwijl anderen meekijken. Zij herkennen de straten en de huizen, en dat zorgt voor heel wat gespreksstof. Op die manier helpt de tool om verveling en zelfs eenzaamheid tegen te gaan. De software kan vaak gebruikte routes voorspellen en afwijkingen registreren. “Elke gebruiker heeft een eigen profiel”, zegt Roel Smolders van VITO. “De gegevens die het systeem opslaat, vertellen ons iets over de gezondheid en de lichamelijke conditie van de bewoners. Zo kunnen we vroegtijdig gezondheidsproblemen opsporen. Als we bijvoorbeeld zien dat een bewoner tijdens een virtueel ritje naar zijn oude huis opeens verloren rijdt, kan dat een teken zijn van dementie.” Het project kreeg steun van de Koning Boudewijnstichting en Voka Health Community. Het won ook de tweejaarlijkse Janssen Open Innovation Award van de Kempense Innovatieraad (KIR). “Nu schaven we het systeem verder bij en gaan we op zoek naar een commerciële partner”, zegt Jan Smolders, directeur van het woonzorgcentrum. “We hopen dat ook andere woon- en zorgcentra, en eventueel particulieren van het concept gebruik kunnen maken.” Meer info over het project vind je op de website van het Departement Computerwetenschappen: dtai.cs.kuleuven.be Buikgevoel arts bepaalt vaak diagnose depressie Even hoopte ik dat P-Magazine intelligentie zocht. Het weekblad ging via een oproep aan de studentenkringen op zoek naar ‘de knapste studente van Vlaanderen’. Het adjectief ‘knap’ was niet bedoeld zoals rector Rik Torfs gehoopt had. Ook vicerector Katlijn Malfliet protesteerde fel tegen de campagne. (Twitter, 06/10/2014) Vlaamse huisartsen gebruiken zelden gestandaardiseerde vragenlijsten om depressies vast te stellen. Ze vertrouwen liever op hun ervaring. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Sophie Liekens. Patiënten die zelf denken nood te hebben aan medicatie krijgen een ernstigere diagnose toegeschreven. Sophie Liekens van de Onderzoeksgroep Klinische Farmacologie en Farmacotherapie ging voor een deelproject van haar doctoraat na hoe huisartsen depressies vaststellen en wanneer ze geneesmiddelen zoals antidepressiva voorschrijven. Daarvoor interviewde ze 31 Vlaamse dokters. Liekens ontdekte dat weinig huisdokters officiële richtlijnen zoals de depressieschaal van Beck of de HADS-schaal raadplegen. Die laatste is een vragenlijst die wereldwijd gebruikt wordt in klinisch onderzoek en die gevoelens van angst en depressie weergeeft. “Dokters vinden zo’n test kunstmatig en tijdrovend”, zegt Liekens. “Ze doen liever een beroep op hun ervaring of op het buikgevoel om vast te stellen of patiënten depressief zijn.” Maar het oordeel van de huisartsen komt niet altijd overeen met de resultaten van een officiële vragenlijst. Liekens vergeleek de ernstgraad van de diagnoses van 136 patiënten die antidepressiva kregen voorgeschreven met hun resultaten op de HADS-depressieschaal. 15 % van de patiënten die door de artsen als zwaar depressief werd omschreven bleek gezond volgens de test. Tegelijkertijd werden zware depressies vaak over het hoofd gezien. Patiënten die zelf zeiden dat medicatie hen zou helpen, kregen een ernstigere diagnose toegeschreven. Volgens Liekens komt dat omdat de artsen hun diagnose vooral baseren op wat de patiënt hen vertelt en welke symptomen ze zelf waar nemen. Vaak is er echter een grondige analyse nodig. “Een diagnose stellen is stukken gecompliceerder dan artsen aannemen”, zegt Liekens. Ze stelt dan ook vragen bij de manier waarop antidepressiva worden voorgeschreven. “Terwijl er vroeger te weinig werd ingegrepen, wordt er nu misschien te snel voorgeschreven. Er is wel degelijk sprake van een groeiende medicalisering van stress en soortgelijke problemen.” Het onderzoek van Liekens maakt deel uit van een groter project waarin ze de rol van de apotheker bij de medicatiebegeleiding van patiënten met een depressie nagaat. Daarin pleit ze onder meer voor een gestructureerde begeleiding van die patiënten en een betere samenwerking tussen apothekers en huisartsen. Pieter-Jan Borgelioen Nieuws 05 CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Wielrenner Michal Kwiatkowski over wetenschappelijke begeleiding Professor Peter Hespel, coach Koen Pelgrim en wereldkampioen wielrennen Michal Kwiatkowski: “Mijn zelfvertrouwen is gegroeid omdat ik een beter zicht heb op mijn prestaties.” “Zonder Bakala Academy was ik geen wereldkampioen” B akala Academy – Athletic Performance Center is een hoog technologisch centrum voor onderzoek, opleiding en begeleiding van sporters en trainers. Wetenschappelijk onderzoek wordt er ingezet om de sportprestaties van topatleten te bevorderen. Grote namen als Tom Boonen en de broers Borlée zijn er kind aan huis, en ook Coach Koen Pelgrim Van elke minuut die Michal op zijn fiets doorbrengt, hebben we gegevens. ichal Kwiatkowski, wielrenner bij Omega M Pharma-Quick-Step en kersvers wereldkampioen, krijgt al enkele jaren begeleiding van de Bakala Academy. “Bakala was een kantelpunt in mijn carrière”, zegt Kwiatkowski. “Zonder de coaching die ik hier kreeg, was ik nooit zo ver geraakt.” De Poolse renner vindt het dan ook essentieel dat topsport op een wetenschappelijke manier benaderd wordt. “Het is even belangrijk als trainen”, zegt hij. “Door de begeleiding die ik hier krijg, begrijp ik mijn lichaam beter. Ook mijn zelfvertrouwen groeit, omdat ik een beter zicht krijg op mijn prestaties en omdat ik merk dat ze stelselmatig verbeteren.” Blauwdruk Je zou denken dat een wielrenner die het seizoen afsloot met een wereldtitel het tijdens de winterstop wat kalmer aan doet. Maar daar heeft Kwiatkowski geen oren naar. “Momenteel analyseren we de resultaten van het afgelopen jaar”, zegt hij. “Aan de hand daarvan kijken we hoe ik mijn prestaties kan verbeteren.” Dat doet Kwiatkowski samen met coach Koen Pelgrim, die een opleiding kreeg aan de Bakala Academy en er nu zelf de renners van Omega Pharma-Quick-Step traint. “Van elke minuut die Michal op zijn fiets doorbrengt, hebben we gegevens”, zegt hij. “Alles wat hij doet tijdens een training of wielerwedstrijd wordt gemeten. We vergelijken zijn prestaties met het doel dat we aan het begin van het seizoen voor ogen hadden en maken een soort van blauwdruk voor het volgende seizoen.” In het centrum worden de renners getest op kracht en uithoudingsvermogen, krijgen ze voedingsadvies en bekijkt een coach hoe hun houding op de fiets kan verbeteren. Volgens Pelgrim zal het belang van centra zoals de Bakala Academy in de toekomst nog toenemen. “Er zal als- © KU Leuven | Rob Stevens “Door de wetenschappelijke begeleiding die ik hier krijg, begrijp ik mijn lichaam beter.” Dat zei de Poolse wereldkampioen wielrennen Michal Kwiatkowski toen hij op 15 oktober te gast was in de Bakala Academy, het onderzoeks- en testcentrum voor topsport aan de KU Leuven. TEKST: Pieter-Jan Borgelioen maar meer prestatiebegeleiding komen”, zegt hij. “En niet enkel in de sportwereld. Mensen willen steeds meer te weten komen over hun lichaam en hun gezondheid. Dat is een positieve evolutie.” Ook Peter Hespel, professor bewegings wetenschappen en wetenschappelijk directeur van de Bakala Academy, is ervan overtuigd dat akala een meerwaarde geeft aan de sportbeleB ving. “Niet alleen worden sporters beter opgevolgd, ze gaan ook beduidend beter presteren. Zo’n wereldtitel is daar het beste bewijs voor.” www.bakala-academy.com 10% korting Vanaf 8 personen Kom je met een grote groep, dan voorzien wij graag een aparte ruimte in onze gezellige orangerie. Wok Dynasty geeft bovendien een speciale korting van 10%* voor groepen vanaf 8 personen en op vertoon van deze bon. En dankzij de grote parking voor de deur moet je nooit lang zoeken naar een plaatsje. Twijfel dus niet meer en boek alvast jouw feesttafel! Join the future of Automotive! High tech Automotive region Eindhoven System oriented education and research • Smart mobility concepts • Clean, efficient & smart vehicle technology Visit the TU/e Master Event for more information about the Master’s Program Automotive Technology. Wednesday November 12, 18.00 - 21.30 Eindhoven University of Technology -------------------------------------------------------------------------------------More info: [email protected] - www.tue.nl/masterevent Where innovation starts L.E. Van arEnbErgpLEin 11-13 • HEVErLEE • t 016 200 160 • DagElijKs opEn WWW.WoKDynasTy.bE *Enkel geldig in Wok Dynasty Heverlee. geldigheid: t.e.m. 27-02-2015, uitgezonderd zaterdagavond en feestdagen. niet cumuleerbaar met andere acties. Deze bon uitknippen en afgeven bij aankomst. 06 beleid CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Werkgroep pakt drempels voor personeel met functiebeperking aan “We willen een voortrekkersrol opnemen” Met ingrepen als een evacuatiestoel voor rolstoelgebruikers en een lichtflitsalarm voor doven wil de Werkgroep Fysieke Toegankelijkheid (WFT) ervoor zorgen dat iedereen met een handicap probleemloos kan studeren én werken aan de universiteit. Pieter-Jan Borgelioen H et Departement Computerwetenschappen beschikt sinds kort over een evacuatiestoel. Die is uitgerust met zelfremmende rupsbanden, zodat een rolstoelgebruiker met hulp van een begeleider snel en veilig de trap af kan, bijvoorbeeld bij brand of een defecte lift. “We werken al lang aan de drempelloze toegang tot onze gebouwen”, zegt Sam Michiels, voorzitter van de WFT. “Met deze oplossing zorgen we ervoor dat iedereen ook weer buiten geraakt.” De standaard evacuatieprocedure schrijft voor dat personen met een motorische beperking in het gebouw wachten op de brandweer – geen prettig vooruitzicht, vond de WFT. Samen met de Dienst Veiligheid – Gezondheid – Milieu (VGM) ging ze daarom op zoek naar een betere oplossing. Via de Personeelsdienst werd bij de VDAB steun verkregen om de aanvraag door het Departement Computerwetenschappen te financieren. “We beseffen dat niet alle problemen met een vingerknip opgelost kunnen worden”, zegt Michiels. “Ons wettelijk kader is minder strikt dan in de Angelsaksische landen. Vandaar dat de WFT sinds 2005 inzet op sensibilisering en vorming.” Dat resulteerde onder meer in concrete verbeteringen op de werkvloer, aangepaste toe- gankelijkheidsnormen voor nieuwbouw en een toegankelijkheidsaudit van bestaande lesgebouwen. De WFT verzamelt ook expertise van personen met een handicap en van verschillende universiteitsdiensten. “Als universiteit nemen we graag een voortrekkersrol op en gaan we op zoek naar goede voorbeelden in binnen- en buitenland”, zegt Heidi Mertens van de Dienst Diversiteitsbeleid. “Dat doen we overigens niet alleen voor rolstoelgebruikers. In de toren van de Centrale Bibliotheek werd onlangs een lichtflitsalarm geïnstalleerd dat dove personen waarschuwt bij gevaar.” De WFT roept collega’s met een handicap op om contact met hen op te nemen. “Zoals studenten zich vrijwillig kenbaar kunnen maken bij de Cel Studeren met een Functiebeperking, willen we via de WFT dezelfde mogelijkheid bieden aan personeelsleden. Zodat we problemen kunnen identificeren en samen naar oplossingen zoeken.” Personeelsleden met een handicap die meer informatie zoeken of zich kenbaar willen maken bij de WFT kunnen terecht op volgende website: www.kuleuven.be/diversiteit/ fysieke-toegankelijkheid Sam Michiels demonstreert de evacuatiestoel met de hulp van collega Bert Lagaisse. COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Pieter-Jan Borgelioen, Tine Danschutter, Fran Herpelinck, Jack McMartin, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancer Lien Lammar | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, [email protected] | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven, [email protected] | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustratie Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, [email protected] | Oplage 33.000 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 19 november. BEELDIGE WETENSCHAP © Johan Billen Futuristisch bos? Zeegras in een stroming? Een detailopname met een rasterelektronenmicroscoop van een stukje middenpoot van Frieseomelitta varia, een Braziliaanse bijensoort. “Het is een tropische honingbij van nog geen centimeter groot – half zo groot als onze honingbij. Deze bijen hebben geen angel, maar dat betekent niet dat ze zich niet kunnen verdedigen: ze sproeien gif ”, vertelt entomoloog – insectenkundige – Johan Billen van het Laboratorium voor Socio-ecologie en Sociale Evolutie van het Departement Biologie. Billen bestudeert sociale insecten die in kolonies leven, zoals mieren en bijen. “Sociale insecten spreken in parfumtaal en ik onderzoek de klieren waarmee ze die feromonen – geurstoffen – afscheiden. Die beestjes zitten boordevol klieren, ook op hun antennes en poten. We kennen de functie van al die kliertjes vaak nog niet: vermoedelijk dienen ze niet alleen om te communiceren, maar bijvoorbeeld ook om de gewrichten te smeren.” Bij mieren kunnen er zelfs tot twintig soorten klieren in de poot voorkomen. “We vroegen ons af of dat er bij wespen en bijen ook zoveel zijn, wat inderdaad het geval bleek. Ik heb zelf een paar van die angelloze bijtjes meegebracht van de universiteit van São Paulo en een studente heeft voor haar masterproef de klieren geïnventariseerd. Omdat we dan op zoek gaan naar de poriën waarin de afvoerkanalen van de klieren uitmonden, nemen we foto’s: hier zie je gewoon de borstelhaartjes op de middenpoot, die er in dit geval spectaculair uitzien.” Ilse Frederickx Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar [email protected]. maatschappij CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 07 Ticketje toekomst “Zelfs áls we een andere bewoonbare planeet vinden, zullen we daar niet geraken.” Dat is alvast één utopie de wereld uit. Onze toekomstdromen richten we dus maar beter op onze eigen aarde. En liefst nog met een wetenschappelijke onderbouw. Dat is ook het opzet van een reeks brainstormavonden met de titel Utopia Revisited. Ilse Frederickx Philip Dutré Computerwetenschapper Machines slimmer dan de mens? Futuristische denkers voorspellen tegen het jaar 2020 of 2030 het moment waarop een machine de hersenen van een mens evenaart. Of wat later: het moment waarop één machine de hersenen van alle mensen evenaart. Dat kantelpunt wordt de ‘technologische singulariteit’ genoemd en is een inspiratiebron voor science fiction. Wat als kwaadaardige machines zo slim zijn dat ze zichzelf verbe- teren en de mens niet meer nodig hebben? Professor Philip Dutré van het Departement Computerwetenschappen gelooft niet in een technologische singulariteit als een big bang: “We bouwen almaar slimmere machines en die nemen steeds meer taken over van de mens. Maar dat gebeurt geleidelijk. Er bestaan al medische apparaten met chips die zelf de diagnose stellen. Dertig jaar geleden was het ondenkbaar dat dat niet door een arts zou gebeuren. En Google experimenteert met zelfsturende auto’s. In sommige raden van bestuur in de financiële sector worden nu al computers ingezet om te beslissen, als de mensen het niet eens raken over zeer technische kwesties. Ik kan me voorstellen dat er in de toekomst ook computers worden ingezet in de rechtszaal.” Robots met een menselijk uiterlijk ziet Dutré nog niet zo snel in onze plaats komen: “Dat is eerder speelgoed. De meeste Rudi D’Hooge Biologisch psycholoog Jezelf blijven met een hersenprothese? “We worden geboren met ongeveer 100 miljard hersencellen. Daar moeten we het grosso modo mee doen. Hersenen zijn erg plastisch: we revalideren na een beroerte of een psychiatrische aandoening en sommige hersenregio’s kunnen zelfs nieuwe cellen aanmaken. Maar bij ernstige schade aan de hersenen door een ongeval of een ziekte zijn we die hersencellen onherroepelijk kwijt”, zegt professor Rudi D’Hooge. Als hoofd van het Laboratorium voor Biologische Psychologie leidt hij onderzoek naar de relatie tussen gedrag en hersenen: “Hoe sturen onze hersenen psychologische functies zoals leren, en hoe verandert ons gedrag als er hersencellen verdwijnen?” “Patiënten met alzheimer raken uiteindelijk een derde van hun hersencellen kwijt. Als we de diagnose vroeg genoeg zouden kunnen stellen, kunnen we wellicht binnenkort de celsterfte stilleggen. Maar wat met patiënten met vergevorderde alzheimer of een andere vorm van hersenschade? Zullen we ooit in staat zijn deze mensen nieuwe hersenen te geven?” Synthetische biologie, stamcelonderzoek en de neuro-elektronica kunnen op termijn mogelijkheden bieden. Maar een hersenprothese is meer dan een staaltje mechaniek, volgens D’Hooge. “Je individualiteit, met je emoties en je karakter, ligt vervat in je hersenen. Bij mensen met hersenschade zie je vaak persoon- robots zijn machines die ergens aan een lopende band worden ingezet en die zien er helemaal niet menselijk uit. We hebben toch ook auto’s uitgevonden, en geen mechanische paarden? Een huishoudrobot zullen we niet krijgen, maar wel steeds slimmere stofzuigers en vaatwassers. Het doel is niet om menselijke intelligentie na te bootsen, maar wel machinematige intelligentie die ons vooruithelpt.” Om de technologische singulariteit te onderbouwen, verwijzen futuristen naar de Wet van Moore: de capaciteit van rekenmachines – van ponskaarten tot chips – verdubbelt elke twee jaar. Maar botst die niet onvermijdelijk op een grens? “Ik denk het niet: als de huidige chiptechnologie haar limiet heeft bereikt, staat er een nieuwe technologie klaar. Als je alleen naar de hardware kijkt, is 2030 een realistisch scenario. Maar het knelpunt is de software: rekencapaciteit is niet hetzelfde als denkwerk. In het domein van de artificiële intelligentie zijn er nog heel wat hindernissen te nemen.” In de aanloop naar het feestjaar voor 500 jaar ‘Utopia’ van Thomas More in 2016 organiseert de interdisciplinaire denktank Metaforum Leuven een reeks brainstormavonden. Programma en inschrijvingen: www.kuleuven.be/ metaforum/utopia Enkele onderzoekers bloggen over Utopia op kuleuvenblogt.be/category/ opinie/utopia/ Conny Aerts Sterrenkundige lijkheidsveranderingen. Onze hersencellen vormen met al hun uitlopertjes een immens netwerk. Hoe dat zich vormt, is genetisch bepaald, maar ook afhankelijk van omgevingsfactoren. Wat je meemaakt tijdens je leven, stress bijvoorbeeld, verandert ook je hersenen. Je hersenen hebben dus een unieke architectuur die constant wijzigt.” “Stel dat je hersencellen kan aanmaken en plaatsen waar vervanging nodig is. Dat zal misschien ooit technisch mogelijk zijn. Maar daarmee heb je nog geen stukje brein dat exact hetzelfde is als het origineel. Om hersencellen weer te doen groeien, vertakt in dat immense netwerk en met invloeden van genen én al wat je in je hele leven hebt meegemaakt: dat is een droom. Een utopie, waar we nu nog ver vandaan zijn.” Onze planeet is op, tijd voor een nieuwe? Slag om slinger ontdekken astronomen een nieuwe exoplaneet – een planeet buiten ons zonnestelsel. Professor Conny Aerts van het Instituut voor Sterrenkunde krijgt geregeld de vraag of er al een bewoonbare ontdekt is: “We schatten dat er miljarden exoplaneten zijn in onze melkweg. Daarvan zijn er nu al een duizendtal ontdekt, waarvan het gros gasvormige planeten. Maar we zoeken uiteraard het andere type: rotsachtige planeten, zoals onze aarde.” We hebben al weet van dergelijke rotsachtige exoplaneten, maar mogen niet te snel hoera roepen. “Ze zijn te ver weg: we moeten eerst exoplaneten vinden bij sterren die dichterbij ons staan. We weten ook niet of die planeten een atmosfeer met water en zuurstof hebben. Om dat te meten, hebben we een nieuwe ruimtemissie nodig: een satelliet met infrarooddetector.” Aerts gelooft wel dat die obstakels te overwinnen zijn: “Er zijn plannen – met de ruimtemissie PLATO van het Europese Ruimteagentschap, in 2024 – om dichterbij te zoeken. De resultaten hebben we ten vroegste binnen vijftien jaar. De volgende stap is dan atmosfeermeting. Technisch is dat mogelijk.” Wat als we binnen dertig jaar een kopie van de aarde vinden? “Het blijft een utopie om er te geraken: het is ondenkbaar dat we met bemande ruimtetuigen verder kunnen vliegen dan ons eigen zonnestelsel. De dichtstbijzijnde ster is al vier lichtjaren – veertig biljoen kilometer – verder! Willen we ergens anders naartoe, dan is Mars de enige optie qua vliegtijd, en eventueel ook sommige manen van de planeten van ons zonnestelsel.” Aerts betreurt de ondertoon van de discussie over de zoektocht naar een tweede aarde: “De teneur is: ‘Deze planeet is op, dus zoek ons een nieuwe en zorg dat we er geraken’. Zelfs áls we er eentje vinden, zullen we er niet geraken. Deze planeet mag niet naar de vaantjes gaan, want we zijn hier nog niet weg!” 08 STUDENTEN CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 OP © KU Leuven | Rob Stevens KOT Ligging Vaartstraat 94 Bewoners 12 op de verdieping, 255 in totaal Oppervlakte 21,5 m2 Huurprijs 524 euro Woon jij in het rommeligste, grootste, meest multiculturele, hoogst gelegen of anderszins opmerkelijkste kot? Laat het ons weten via [email protected] Het nieuwste kot “Nederlanders blijken elkaar blindelings te vinden” Deze maand reiken we de titel ‘nieuwste kot’ uit. Die eer valt ‘#94’ te beurt, het voormalige, nu gestripte en als studentenresidentie heropgebouwde hoofdkantoor van AB Inbev, Leuvens trots der bierverschaffing. In een kamer in de zijbouw, zo ontdek ik na een (te) lange zwerftocht door het mooi opgeknapte gebouw met bizarre kamernummering, begon Ellen De Zwart dit jaar haar Leuven-avontuur. “Ik doe een master in de vergelijkende en internationale politiek, met als keuzevakken Russian Politics en Geschiedenis van Rusland. Dat is ook de richting die m’n masterproef zal opgaan, en gelijk de reden waarom ik naar België ben gekomen. Ik heb mijn bachelor in Nijmegen afgelegd, maar daar is de opleiding sterk op West-Europa gericht, en kon ik mijn Rusland-fascinatie niet kwijt. Dat gaat hier in Leuven wel, dus was de keuze snel gemaakt.” “Ik moest direct een kamer hebben, en op Kotwijs vond ik niet meteen iets, dus ben ik wat op Facebook gaan struinen – zoekterm: kot Leuven –, en zo stootte ik op deze nieuwe residentie. En het bevalt me prima. De kamer is niet reuzengroot, maar heeft een eigen badkamer, dat vind ik al een flink pluspunt. En verder is er ook een grote ontspanningsruimte waar een pool-, pingpong- en voetbaltafel staan. Die moet nog geopend worden, maar ziet er al zeer fraai uit, dus dat komt wel goed. En ik heb toch al mensen leren kennen, in onze gemeenschappelijke keuken bijvoorbeeld, en een Erasmusmeisje in de lift. Verder zijn de Orientation Days ook een goede hulp, en op de faculteit blijken Nederlanders elkaar blindelings te vinden (lachje).” “Ik heb het voorlopig dus prima naar mijn zin hier, en van de cultuurschok waarvoor ik gewaarschuwd werd, merk ik eigenlijk weinig. Of toch, op één vlak wel: ik ben helemaal niet gewend dat er eenrichtingsstraten voor fietsers bestaan, en zo ben ik al door een zwaantje tegengehouden. Of ik wist wat ik fout had gedaan. Nee dus. Gelukkig waren ze nog in hun waarschuwingsperiode, vooral voor buitenlanders, dus kwam ik er met een berisping van af. En oh ja, iemand achter op de fiets nemen mag blijkbaar ook niet hier. Weet ik dat ook weer.” Rob Stevens Oorsprong hiv-pandemie ligt in Kinshasa Racisme is een vrij stabiele attitude. Het is één van de weinige vooroordelen die over de generaties heen amper verandert. Twintigers hebben een open geest, maar de scepsis over de multiculturele samenleving blijft, zo blijkt uit een enquête. Socioloog Marc Hooghe kijkt daar niet van op. (De Morgen, 15/10/2014) De wereldwijde verspreiding van hiv heeft vrijwel zeker haar oorsprong in Kinshasa, de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo (DCR). Het gigantische netwerk van spoorlijnen en waterwegen dat zich vanuit de stad vertakte, speelde daarbij een grote rol. Een internationaal team geleid door wetenschappers van de KU Leuven en Oxford University reconstrueerde de genetische geschiedenis van de hiv-1 groep M, de variant van het virus die heel besmettelijk bleek voor de mens. De onderzoekers brachten de verspreiding van hiv over het Afrikaanse continent en vervolgens over de rest van de wereld in kaart. Daaruit blijkt dat de gemeenschappelijke voorouder van de ziektegroep zeer waarschijnlijk voor het eerst opdook in Kinshasa, rond 1920. Het is bekend dat hiv minstens dertien keer werd overgedragen van primaten en apen op mensen. Het was pas met de overdracht die leidde tot hiv-1 groep M dat een pandemie ontstond, met tot op vandaag 75 miljoen besmettingen. Eerder werd gedacht dat enkel demografische groei of genetische verschillen tussen hiv-1 groep M en andere ziektestammen van hiv doorslaggevend waren bij de verspreiding van hiv. Nu wijzen de onderzoekers veeleer naar sociale factoren die tussen de jaren 1920 en 1950 samen mogelijk geleid hebben tot de verspreiding van de ziekte vanuit Kinshasa. Meereizend met mensen langs spoor- en waterwegen zou de hiv-variant zich heel snel verspreid hebben doorheen de DRC – een land zo groot als West-Europa. De Congolese onafhankelijkheid in 1960 bracht heel wat sociale veranderingen met zich mee. Waarschijnlijk maakte het virus toen de overstap van kleine groepen geïnfecteerde mensen naar de ruimere bevolking, om uiteindelijk de hele wereldbevolking te bereiken. STUDENTEN 09 © KU Leuven | Rob Stevens CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Leven met Tinnitus “Het geluid is niet weg, maar ik kan ermee leven” Ine Van Houdenhove H et zijn drukke weken voor Bert. Sinds hij zijn verhaal deed op de blogpagina van de KU Leuven heeft hij verschillende kranteninterviews gege ven. Bovendien is hij volop bezig met het oprich ten van een platform waar jongeren met tinnitus terecht kunnen voor informatie en steun. “Alle maal leuk en ontzettend leerzaam voor mij als student communicatiewetenschappen. En het helpt me om in het reine te komen met mijn ei gen situatie.” Joelende supporters Sinds twee jaar is het nooit meer stil voor Bert. IN BEELD Dak van de wereld Op de flanken van de Kilimanjaro, in Tanzania, staken studenten architectuur afgelopen zomer de handen uit de mouwen. Samen met de lokale bewoners voerden ze zes weken lang allerlei projecten uit om comfort en duurzaamheid van de huizen te verbeteren. Ze maakten een varkenshok, voorzagen een mud hut van fundering of ontwierpen en bouwden een volledig huis. De studenten gingen zelf op zoek naar financiering voor hun projecten. Vaak gebruikten ze goedkope materialen op een innovatieve manier, zoals een douche gemaakt van een ton en een vergiet. De studenten werkten samen met C-re-aid, een ontwikkelingsorganisatie opgericht door oud-studente Freya Candel, die architectuur inzet om aan armoedebestrijding te doen. Studente Pascale Willems: “Kennismaken met de cultuur, lokale bouwtechnieken ontdekken, een bouwsite managen en je eigen ontwerpen werkelijkheid zien worden ... Het was een geweldige ervaring.” Meer info over de nieuwe reisbeurzen staat binnenkort op www.kuleuven.be/internationaal Na een fuif stond hij ’s morgens op met oorpijn en een luide pieptoon in zijn hoofd. “Omdat ik altijd al bang was voor tinnitus, was ik vrij wel meteen in paniek. De oorarts bevestigde mijn ergste vermoeden: ik had onomkeerbare gehoorschade opgelopen en de pieptoon zou nooit meer weggaan. Vermoedelijk was een combinatie van factoren de oorzaak: een gevoe ligheid die ik had overgehouden van een oorope ratie als kind, examenstress en dan de muziek op die fuif.” Na de diagnose stortte de wereld in voor Bert: “De dokters zeiden dat ik ermee moest leren le ven, maar dat lukte aanvankelijk helemaal niet. Me concentreren op mijn cursussen bijvoor beeld is heel moeilijk. Het liefst van al studeer ik in een stille ruimte, maar daar is de pieptoon net het sterkst.” Ook zijn sociaal leven leed eronder: “Naar een voetbalmatch gaan is onmogelijk geworden, het geluid van joelende supporters in het stadion verdraag ik niet meer. Omdat ik bang was dat de tinnitus nog erger zou worden, bleef ik ook weg van fuiven en cafés. Op den duur durfde ik zelfs niet meer zonder oordopjes naar de winkel, uit angst dat er een radio te luid zou staan. De im pact op mijn leven was enorm. Ik werd gek van die pieptoon. En ik was ontzettend bang dat ik er nooit meer vanaf zou geraken.” Hoop Ongeveer een jaar geleden kwam er een klik. “In het begin had ik voor mijn omgeving verzwegen dat ik tinnitus had, ik was bang voor onbegrip. Maar toen ik erover begon te praten kreeg ik ontzettend veel steun. Ik volgde ook relaxatie therapie en leerde om me minder te focussen op © Ellen Cleemput Eén op vijf jongeren heeft te kampen met tinnitus, meestal als gevolg van blootstelling aan te luide muziek. Student communicatiewetenschappen Bert Lecomte (20) – zelf tinnituslijder – wil lotgenoten informatie en een luisterend oor bieden. Bert Lecomte: “Het geluid van joelende supporters in het stadion verdraag ik niet meer.” Tips om tinnitus te voorkomen Gebruik liever een hoofdtelefoon dan oortjes. Tijdens een concert of een fuif: _ Draag goede oordopjes; er zijn er al vanaf 20 euro. _ Blijf op minimaal twee meter afstand van de geluidsboxen. _ Ga af en toe even naar een rustigere ruimte. _ Stel je gehoor de dagen nadien ook niet te veel bloot aan luide geluiden. die pieptoon. Het geluid is niet weg, maar ik slaag er nu meestal in om het te negeren. Ik ga weer uit, ik heb weer een sociaal leven, al heb ik mijn oordopjes altijd bij me. Maar als ik onder stress sta, blijft het erg moeilijk. Tijdens de examens is het oorsuizen bijna ondraaglijk.” Nu hij zelf met zijn tinnitus heeft leren om gaan, is het Berts droom om andere jongeren met gehoorschade te helpen door een online ontmoetingsplaats op te richten. “Hallucinant veel jongeren hebben tinnitus, maar er is nog niet echt een aanbod voor hen. Wij willen een antwoord bieden op hun vragen en hen de mo gelijkheid geven om in contact te komen met lot genoten.” Er loopt een subsidiedossier en Bert hoopt dat het platform in het voorjaar van start kan gaan. Hij werkt intussen ook samen met een audiologe en met studenten audiologie. “We wil len initiatieven uitwerken rond preventie en sen sibilisering. En op termijn wil ik ook een zelf hulpgroep oprichten voor jongeren met tinnitus, want die is er nog niet.” Dat hij iets kan betekenen voor lotgenoten geeft hem veel voldoening: “Wie tinnitus heeft, is vaak radeloos. Ik wil jongeren helpen inzien dat er wél nog hoop is.” Bert is nog op zoek naar enthousiaste medewerkers voor zijn platform. Geïnteresseerden kunnen contact opnemen via [email protected]. Lees Berts blogbijdrage op kuleuvenblogt.be/2014/10/06/ oorlog-in-mijn-oren/ 10 Dossier englert CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Het geheim van de massa Een gewichtig deeltje In 1964 publiceerden Robert Brout en François Englert een artikel met de niet meteen tot oh! en ah! inspirerende titel Broken Symmetry and the Mass of Gauge Vector Bosons. Hun theorie bleek onmisbaar om de meest fundamentele aard van de materie te begrijpen. Experimenteel bewijs liet evenwel bijna vijftig jaar op zich wachten, tot 2012. Toen lag meteen ook de weg naar de Nobelprijs open. D TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens e Brout-Englert-Higgs-theorie werd in de zomer van 1964 gepubliceerd door zes wetenschappers, onafhankelijk van elkaar. Op 31 augustus door Englert en Robert Brout, een paar weken later door Peter Higgs, en nog iets later door Guralnik, Hagen en Kibble. De kwantumfysica had al aardig wat kennis opgebouwd van subatomaire of elementaire deeltjes en van de krachten die op dat niveau een rol spelen. Maar er waren twee problemen, ook in de decennia na 1964. Er was een wildgroei aan ‘elementaire’ deeltjes ontstaan, waarvan er meer dan tweehonderd ontdekt of gepostuleerd waren, zonder overtuigende systematiek. Die zou er komen in wat het Standaardmodel ging heten. Maar er was nog een tweede probleem, dat sterk bleek samen te hangen met het eerste. Er was nog geen plaats voor de idee van massa, terwijl die in het heelal toch duidelijk aanwezig is. Inzicht in de meest fundamentele structuur van de materie kon niet om een verklaring van de massa heen. Hoe verwierven elementaire deeltjes die? “Onze theorie voerde daartoe het BEHveld in”, zegt professor Englert. “Dat veld is overal in het heelal aanwezig. Erg vereenvoudigd: via fluctuaties in dat veld krijgen sommige elemen- taire deeltjes een deel van hun massa. In dat proces is het BEH-boson actief, een heel kortstondig bestaand deeltje.” Waarom heeft het zo lang geduurd om dat BEH-boson te vinden? “We wisten niet wat de massa ervan was. Dat is essentieel om een elementair deeltje te traceren. Wel begrepen natuurkundigen gaandeweg dat die massa groot moest zijn. Dat maakte de opsporing dan weer extra moeilijk: om die deeltjes te maken en te detecteren heb je ook grote energie nodig. Zie Einstein: massa en energie zijn aan elkaar gerelateerd. De deeltjesversnellers, de installaties die we voor dat onderzoek nodig hebben, werden pas rond de millenniumwissel voldoende sterk om het BEH-deeltje te vinden.” “Enige kans op slagen kwam er pas echt met de Large Hadron Collider van het CERN, die in 2008 operationeel werd. In 2012 is dan het bewijs uiteindelijk geleverd (zie kaderstuk hieronder). Daar was ook een heel grote ploeg voor nodig. De theoretische natuurkunde, mijn vakgebied, kan je perfect in je eentje of met enkele geestesgenoten beoefenen. Het idee, de vonk, kan bij één persoon ontstaan. Maar de praktische bewijsvoering is iets heel anders.” Waarom is deeltjesfysica toch zo moeilijk om te begrijpen? “Het probleem, ook met onze theorie, is dat die nogal wat wiskunde veronderstelt. Verder moet je in de kwantumfysica denken met heel onconventionele begrippen, op een bijzonder kleine schaal en tijd, waarin heel andere wetten spelen dan die waaraan je gewend bent. Om een idee te geven: het BEH-boson bestaat maar 10 tot de min 20ste seconde. Dus een honderd miljoenste van een miljoenste van een miljoenste van een seconde. Het is niet eenvoudig om met dat soort cijfers of met de onderliggende wiskunde om te gaan.” Waarin ligt het belang van uw theorie? “Het grootste belang is dat ze de sluitsteen van het Standaardmodel is. Dat is de theorie over alle bekende elementaire deeltjes en drie van de vier basiskrachten in het heelal. Dat model Het deeltje bestaat maar een honderd miljoenste van een miljoenste van een miljoenste van een seconde. Niet eenvoudig, met dat soort cijfers omgaan. is nu voorzien van een verklaring van het massaconcept. En we hebben proefondervindelijk bewezen dat het laatste deeltje dat door die theorie voorspeld wordt, ook echt bestaat. Voor de natuurkunde is dat van het allergrootste belang. Als het BEH-deeltje niét gevonden zou zijn, had- den we onze meest fundamentele ideeën over de materie uiteindelijk grondig moeten herzien.” Verwachtte u de Nobelprijs? “Gaandeweg was onze theorie fundamenteel gebleken voor andere ontwikkelingen in de natuurkunde. Dat toonde dus ook de waarde ervan aan. Zo moest onze theorie kloppen in de context van het onderzoek van de elektrozwakke kracht van Weinberg, in 1979 bekroond met de Nobelprijs. Hetzelfde kan je zeggen over het onderzoek waar ’t Hooft en Veltman in 1999 de Nobelprijs voor kregen. In principe had het toen al gekund.” “Maar hun werk was natuurlijk geen rechtstreeks bewijs van onze theorie. Dat kwam er dus pas in 2012. Toen hing de Nobelprijs natuurlijk wél in de lucht. Na al die jaren was ik wel een beetje uit het onderwerp. Mijn onderzoek is heel andere kanten uitgegaan. Maar uiteraard was de erkenning nog altijd erg welkom.” Wat vindt u van de Nobelprijs fyscia 2014, toegekend aan onderzoek rond blauw ledlicht? “Ik ben geen specialist in Nobelprijzen. De prijs voor Peter Higgs en mezelf betrof meer fundamenteel onderzoek dan dit jaar, maar daar zit geen waardeoordeel in. De technologie die dit jaar bekroond werd, is rechtstreeks toepasbaar. Dat is vanzelfsprekend ook belangrijk, en het past perfect in de geest van de Nobelprijs.” François Englert geeft op 27 oktober in Aula Pieter De Somer een lezing met de titel ‘The origin of mass and the Brout-Englert-Higgs boson’. De lezing is volzet, maar kan achteraf integraal bekeken worden op nieuws.kuleuven.be/englert Champagne in Genève: © Belga | Benoît Doppagne het bewijs François Englert in het CERN met directeur Rolf Dieter Heuer, koning Filip en staatssecretaris Philippe Courard. Het bestaan van het BEH-boson werd, met een zeer hoge statistische betrouwbaarheidsgraad, in 2012 aangetoond in het CERN bij Genève. Dat werd opgericht in 1954 als Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire. Momenteel participeren 21 lidstaten aan het centrum en hebben 7 landen de status van waarnemer. De belangrijkste experimenten van het CERN gebeuren met deeltjesversnellers. De meest recente daarvan, waarmee het BEH-deeltje uiteindelijk gevonden werd, is de Large Hadron Collider, de opvolger van de Large Electron Positron Collider of LEP. Hoe werken die deeltjesversnellers? Twee versnelde protonenbundels worden in tegengestelde richting in een ondergrondse cirkelvormige baan met een omtrek van 27 kilometer gebracht, om dan in een detector met elkaar in frontale botsing te komen. Bij die hoogenergetische botsing worden nieuwe deeltjes gevormd. De detector neemt de sporen van de gevormde deeltjes waar, wat er met de energiehoeveelheid gebeurt, enzovoort. Daarmee kunnen de eigenschappen van deeltjes die we kennen, bijvoorbeeld hun massa, beter bepaald worden. Soms leidt dat ook tot onverwachte resultaten, die, als ze zich herhaaldelijk voordoen, kunnen leiden tot het ontdekken van nieuwe deeltjes. Sporen van de minuscule deeltjes, die vaak slechts een fractie van een fractie van een seconde bestaan, werden in het geval van BEH-onderzoek verwerkt door de Atlas- en de CMS-detector. De Atlas-detector is een machine ter dossier englert CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 11 Een peperduur deeltje: weggegooid geld? Duizenden natuurkundigen werken tientallen jaren aan de vraag of een deeltje al dan niet bestaat. Rechtstreeks nut is er niet, behalve voor nieuw natuurkundig onderzoek. De totale kostprijs, apparatuur en werking inbegrepen, is meer dan 10 miljard dollar. Is dat nou zo nodig? Twee gedachten ter overweging. Toen J.J. Thomson in 1897 het bestaan van het elektron ontdekte – waarvoor hij in 1906 de Nobelprijs zou krijgen – beschouwde hij zijn ontdekking zelf als interessant, maar verder volstrekt nutteloos. Alleen zou u niet op moderne wijze kunnen werken, lezen, luisteren of bewegen zonder de fundamentele ideeën van Thomson. Idem voor de ‘nut- Englert en Leuven Wie is François Englert? ° 6 november 1932, Etterbeek Gehuwd, vijf kinderen Studies 1955 Burgerlijk ingenieur elektromechanica, ULB 1958 Licentiaat natuurkunde, ULB 1959 Dr. in de natuurkunde, ULB Carrière 1959 Postdoc en Assistant Professor aan Cornell (tot ‘61) 1964 Hoogleraar aan de ULB 1980 Directeur (met R. Brout) Groep voor Theoretische Natuurkunde aan de ULB 1998 Emeritus grootte van een gemiddeld appartementsblok, 7.000 ton zwaar, 25 meter hoog, 40 meter lang. De CMS-detector weegt 12.500 ton, heeft een diameter van 15 meter en is 22 meter lang. CERN koos ervoor om twee onafhankelijke experimenten op te zetten als controle. De vereiste precisie is enorm. De relevante metingen gaan zo ver ‘na de komma’ dat de onderzoekers rekening moesten houden met soms onverwachte invloeden. Zo moesten ze de meetresultaten van de LEP corrigeren als gevolg van de wisselende afstand van de maan en dus haar variabele aantrekkingskracht op de apparatuur. Op kwantumschaal heeft die een relevante invloed op de meetresultaten. Een stroomstoot bij het opstarten van de TGV tussen Genève en Pa- teloze’ ontdekking van James Clerk Maxwell, die aantoonde dat elektriciteit en magnetisme samenhoren in het elektromagnetisme. Nutteloos – tot iemand de gsm, de computer, de tv uitvond. O ja, en het internet, met onder andere het wereldwijde Web. Dat laatste werd trouwens ontwikkeld op het CERN. Robert Wilson, de baas van de Amerikaanse tegenhanger van het CERN, kreeg van senator Pastore de vraag waarom zo’n deeltjesversneller zo nodig gebouwd moest worden. Het droeg toch niks bij tot de verdediging van de natie? Wilson antwoordde gevat: “It has nothing to do directly with defending our country except to make it worth defending.” Onderscheidingen 1982 Francqui-prijs 2004 Wolf Prize in Physics (met Robert Brout en Peter Higgs) 2013 Nobelprijs voor Natuurkunde (met Peter Higgs) rijs leverde vertekeningen op, net als een aardbeving in Turkije. De gecorrigeerde gegevens van het BEH-onderzoek gingen over 300 biljard botsingen – dat is 3 keer 10 tot de 14de macht. Er moest 15 petabyte aan informatie verwerkt worden: 15 keer 10 tot 15de macht, omgerekend ruwweg 4 miljoen dvd’s. Voor dergelijke grootschalige gegevens heb je het Worldwide LHC Computing Grid nodig, de rekenkracht van 170 computercentra uit 36 landen. Pas nadat die in de zomer van 2012 hun verzamelde conclusies gespuid hadden, kon gezegd worden dat het BEH-boson gevonden was en dat de theorie van Robert Brout en François Englert uit 1964 bewezen was. De natuurkundigen van deze planeet dronken champagne. Professor Antoine Van Proeyen van de Afdeling Theoretische Fysica kent François Englert al vele jaren. “De deeltjesfysici van de KU Leuven, de VUB en de ULB hebben een lange traditie van samenwerking. Dan is het natuurlijk prettig dat je iemand met de allure van François Englert erbij hebt. Hij is heel communicatief en het is aangenaam werken met hem.” “Een veelschrijver is hij bepaald niet. Hij neemt ook altijd de nodige tijd om een publicatie goed te overdenken. Soms begint hij op het moment dat een artikel klaar is om ingediend te worden, opnieuw te twijfelen. Die houding en zijn uiterste liefde en zorg voor de fysica hebben zijn uitstekende resultaten mogelijk gemaakt. We mogen gelukkig zijn dat hij zijn werk heeft kunnen doen op de manier waarop hij dat nodig vond.” “Het werk van Brout, Englert en Higgs is de sluitsteen van het Standaardmodel. Daarin krijgen, naast de elementaire deeltjes, drie van de vier fundamentele krachten hun plaats. Alleen de zwaartekracht ontbreekt na al die jaren nog. In de zogenaamde snaartheorie of string theory proberen we die nu wel onderdak te geven. Die stap is de volgende grote sprong in de natuurkunde. Ook François Englert heeft daar heel wat toe bijgedragen in het tweede deel van zijn loopbaan.” “We ontmoeten elkaar heel vaak. We hebben een gezamenlijk wekelijks seminarie, afwisselend in Leuven en aan de VUB en ULB. We werken nu zelfs aan een Brout-Englert-Lemaître-Instituut, zeg maar het BEL-Instituut, om de schaarse financiële middelen van de natuurkunde zo optimaal mogelijk te gebruiken, buitenlandse natuurkundigen naar hier te brengen, enzovoort. In de vorige legislatuur heeft de Senaat daar al zijn goedkeuring voor gegeven. We hopen nu dat de nieuwe regering, ondanks de donkere budgettaire wolken, die lijn zal willen doortrekken. Tijdens de fase van de regeringsvorming hebben we geen formeel engagement kunnen afspreken, maar we blijven eraan werken. De deelnemende universiteiten zijn het concept heel genegen. Dat iemand als François Englert mee aan de kar trekt, is natuurlijk een goede zaak.” 12 ONDERZOEK CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Welk wetenschappelijk idee is volgens onze proffen en onderzoekers rijp voor de prullenmand? VRAAG v/h © KU Leuven | Rob Stevens JAAR Geograaf Gerard Govers “Met geboortebeperking los je armoede niet op” T homas Malthus schreef in het begin van de 19de eeuw al dat er onvoldoende voedsel op de aarde zou zijn als de bevolking te sterk zou blijven groeien. “Zijn ideeën bestaan nog”, zegt geo- en demograaf Gerard Govers. “Soms worden ze zelfs omgezet in beleid, en dan heb je een enorm probleem. De aarde kan meer aan dan doemdenkers weleens te kennen geven.” Als je de grafiek van de bevolkingsgroei bekijkt, blijft die de hele tijd vlak, tot ze in de 19de eeuw plots exponentieel omhoog gaat. Dat is toch een probleem? “Oppervlakkig bekeken wel, en in die zin kan je Malthus wel volgen. Zelfs twee procent groei leidt op lange termijn al tot cijfers die op het eerste gezicht dramatisch zijn. Die logica is echter statisch: niet alleen de bevolking groeit, maar ook de landbouwproductiviteit. Wat je vandaag extrapoleert, houdt geen rekening met de toestand of de mogelijkheden van morgen.” “De kernidee van Malthus leeft nog in sommige middens. Erger nog, ze wordt soms gebruikt als basis voor een politiek van geboortebeperking, die zogenaamd de armoede moet terugdringen. Dat is gebeurd in China, in India – op Amerikaans aangeven – en in een aantal Afrikaanse landen. Telkens weer blijkt zo’n beleid niet te werken, en leidt het tot schrijnende sociale toestanden.” Waarom werkt zo’n beleid niet? “Omdat het gebaseerd is op een foute kijk op de oorzaak van het kinderaantal. Dat heeft eerst en vooral te maken met een hoge kindersterfte: als je die terugdringt, is het aantal noodzakelijke geboorten sowieso lager. De onderliggende re- denen hebben onder andere te maken met een gebrek aan zekerheid voor de oude dag: meer kinderen is meer kans op opvang voor ouderen. Meer kinderen betekent ook meer arbeidskracht. Er is vaak ook sociale en moreel-religieuze druk. Als je in zo’n cultuur ouders met veel kinderen gaat bestraffen, vraag je om moeilijkheden.” “Je moet de logica omkeren. Het is niét zo dat een groot kindertal zorgt voor armoede, maar net andersom. Je moet dus eerst en vooral de armoede en de kindersterfte aanpakken. De cijfers geven heel duidelijk aan dat dáárdoor het aantal kinderen daalt. De bevolking groeit, maar ook de draagkracht van de samenleving. Dat kan je mooi volgen op de demografische website gapminder.com, waar je tal van parameters tegen elkaar kunt uitzetten, voor alle landen, en voor een heel lange periode. Dat leert je dat een eenvoudige causaliteit zoals Malthus of moderne volgelingen – zoals Paul Ehrlich in The Population Bomb – die voorstellen, niet juist is.” Hoe pak je armoedebestrijding dan het beste aan? “Daar zijn natuurlijk heel wat wegen voor. Maar het belangrijkste is, denk ik, naast het terugdringen van kindersterfte, empowerment voor vrouwen. Als je ervoor zorgt dat vrouwen beter opgeleid zijn, werken ze aan hun loopbaan en verandert hun kijk op kinderen. Ze zullen hun opleiding en hun economische kansen dan ook willen doorgeven en dat kan veel beter als er minder kinderen zijn. Verder wil je er natuurlijk voor zorgen dat er ondersteuning is voor geboorteplanning. Uiteraard is er meer nodig om een samenleving een betere toekomst te geven, maar betere mogelijkheden voor vrouwen zijn wel een sleutelfactor.” “Ik geloof niet in de dramatische conclusies van de neomalthusianen. Maar dat belet niet dat het kinderaantal een belangrijk gegeven is, en dat er een verstandig beleid rond gevoerd moet worden. Maar nogmaals: niet met dwang, en niet als oplossing van het armoedeprobleem. Investeringen, een vrouwvriendelijk klimaat, aandacht voor goed onderwijs zijn veel belangrijker in de strijd tegen de armoede.” “De essentie is dat je de verhouding tussen de mens en zijn omgeving als een dynamisch fenomeen moet bekijken, niet als een statisch gegeven.” Hebben geografen wel vaker te maken met theorieën die rijp zijn voor de prullenmand? “Zeker: vaak gaat het om onverantwoorde vereenvoudigingen. Neem bijvoorbeeld de agro-ecologische landbouw. Die zou een alternatief zijn voor de ontwikkeling van ons voedselsysteem. Zo eenvoudig is het niet. Er is bijvoorbeeld een probleem van productiviteit. Zogenaamd alternatieve landbouw hinkt hier eenvoudig achterop, en kan daardoor op termijn evengoed een hypotheek zijn op echte duurzaamheid. Bovendien mag je de hoogtechnologische landbouw niet met alle zonden Israëls beladen. Ook die landbouw maakt volop gebruik van biologische methodes en probeert zijn impact op het milieu om allerlei redenen heus wel te beperken. Het gaat om complexe, dynamische systemen. Simplisme is niet aan de orde.” Ludo Meyvis Welk idee is volgens jou rijp voor de prullenmand? Discussieer mee op Twitter via #Campuskrant STUDIEDAG Studie- en studentenbegeleiding aan de KU Leuven Studiedag voor leerkrachten en studiekeuzebegeleiders uit het secundair onderwijs. Vrijdag 7 november 2014, 9.00 - 15.30 u., Leuven www.kuleuven.be/profieldag ondernemen CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 13 Voor zijn start-up Turbulent ontwikkelt ingenieur Geert Slachmuylders een nieuw soort waterkrachtturbine die elektriciteit opwekt uit rivieren met een laag verval. Masterstudent Maarten Arits helpt hem daarbij. “Duurzame energie is de toekomst”, zeggen de twee. “Bedrijfsleiders die dat niet inzien, kunnen er maar beter met stoppen.” TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | FOTO: Rob Stevens Maarten Arits, Geert Slachmuylders en Maarten Vanierschot bij een prototype van de turbine. Jonge starter produceert groene stroom met waterkrachtturbine “Veel bedrijven blijven blind voor duurzaamheid” M et initiatieven als het Postgraduaat Innoverend Ondernemen voor Ingenieurs en het pas opgerichte ondernemingsplatform LCIE (zie kader), zet de KU Leuven hoog in op studenten die een bedrijf willen beginnen. Geert Slachmuylders is zo’n jonge ondernemer die een duwtje in de rug kreeg. Tijdens zijn studie elektromechanica aan Groep T richtte hij samen met medestudenten al een eerste bedrijf op en momenteel werkt hij aan de opstart van Turbulent, een project dat landelijke gebieden van duurzame energie zal voorzien en dat voortkomt uit zijn masterproef. Slachmuylders ontwikkelt een waterkrachtturbine die elektriciteit opwekt uit rivieren met een laag verval. Een systeem dat voordien niet bestond. “Om energie te ontlenen aan water maak je meestal gebruik van een stuwdam”, zegt Slachmuylders. “Maar bij rivieren met een klein verval is zo’n dam niet rendabel. Hele gebieden in Zuidoost-Azië, Indonesië en Zuid-Amerika blijven zo verstoken van groene stroom.” Bedrijven maken het je niet makkelijker omdat je jong bent. Je moet keihard onderhandelen. Met de hulp van professor Maarten Vanierschot van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen deed Slachmuylders onderzoek en ontwikkelde hij een eerste proefopstelling van de turbine. Daarna ging hij op zoek naar investeerders om zijn project verder uit te bouwen. “Bedrijven maken het je niet makkelijker omdat je jong bent”, zegt Slachmuylders. “Je moet keihard onderhandelen en dat leer je niet op een dag.” Blijven vernieuwen Voor de uitwerking van het project riep Slachmuylders de hulp in van masterstudent Maarten Arits. De twee leerden elkaar kennen via The Blue Academy, een Leuvens studentenplatform dat zich richt op duurzaam ondernemen. Arits verleent technische bijstand bij de ontwikkeling van het prototype. “Het is een erg nuttige ervaring”, zegt hij. “En nu pas zie ik wat het inhoudt om een bedrijf te beginnen. Geert heeft mij heel veel tips gegeven.” Arits studeert elektronica-ICT en volgt het Postgraduaat Innoverend Ondernemen. Zelf werkt hij ook aan een ambitieus project. “Ik heb een bezorgdienst bedacht die inkopen doen minder tijdrovend en milieuvriendelijker maakt”, zegt hij. “In een appartementsblok wil ik een automaat installeren waarmee mensen hun bestellingen bij een supermarkt plaatsen. Niet alleen bespaar je zo een hoop tijd, ook vervuil je minder omdat je de wagen niet hoeft te nemen. De bestellingen worden afgeleverd aan huis en de verpakking, of het afval dat overblijft, gaan terug naar de automaat en worden gerecycleerd.” Beiden zijn duidelijk erg begaan met ecologische vernieuwing. Volgens hen ligt daar de toekomst voor bedrijven. “Wie niet investeert in duurzaamheid zal vroeg of laat de boeken moeten neerleggen”, zegt Slachmuylders. “Bovendien biedt het alleen maar voordelen. Als je de kern van je bedrijf duurzaam maakt, ga je er ecologisch en economisch op vooruit. Je bespaart zowel op materiaal als op energie. Kijk naar Turbulent. Mijn project betaalt zichzelf al na vijf jaar terug.” Slachmuylder vindt het jammer dat bedrijfsleiders vaak blind blijven voor dat soort vernieuwing. “Bedrijven innoveren wel, maar kijken meestal niet verder dan hun core business”, zegt hij. Slachmuylders en Arits hopen dat student-ondernemers zich daardoor niet laten afschrikken en blijven zoeken naar ideeën om de industrie duurzamer te maken. Initiatieven zoals LCIE juichen ze dan ook luidkeels toe. “Met een idee ben je niets”, zegt Arits. “Je moet ook de mogelijkheid krijgen om het uit te werken. LCIE kan studenten wegwijs maken in het ingewikkelde bedrijfswereldje en hen de mogelijkheid bieden de juiste partners te ontmoeten. Het is noodzakelijk dat ze die kans krijgen.” LCIE geeft ondernemingszin KU Leuven een boost Ben je een student die van een eigen bedrijfje droomt? Wil je als prof jonge mensen enthousiast maken voor het ondernemen? Dan kan je vanaf nu terecht bij LCIE, een nieuw platform waarmee de KU Leuven de ondernemingszin van studenten, onderzoekers en professoren wil aanwakkeren. De ‘Leuven Community for Innovation driven Entrepreneurship’ (LCIE) ging van start op 20 oktober. Het platform wil studenten helpen een eigen bedrijfje te starten, onder meer door het uitgebreide netwerk van de universiteit ter beschikking te stellen. Daarnaast stimuleert LCIE ondernemerschap bij mensen die niet het typische CEO-profiel hebben. “We merkten dat er nood was aan een centrale hub die bestaande initiatieven verzamelt en de drempel voor ondernemen verlaagt”, zegt coördinator Wim Fyen van LRD (KU Leuven Research & Development). Kruisbestuiving LCIE is in de eerste plaats een aanspreekpunt dat vragen behandelt en projecten opvolgt. “Elk lid van ons kernteam heeft een achterban van mensen naar wie hij of zij kan doorverwijzen”, zegt Fyen. Naast specialisten van de KU Leuven bestaat die achterban uit externe partners zoals Leuven.Inc, iMinds, Flanders DC, het Innova- tiecentrum, Belcham en Start it@kbc. “Zo kunnen we ook hun professionele ervaring delen met onze gemeenschap.” Veel diensten die LCIE aanbiedt bestaan al langer. Nu worden ze gebundeld in een concreet platform dat de stap naar ondernemen makkelijker moet maken. “Studenten wisten vaak niet waar ze heen moesten. Daar brengen we nu verandering in”, zegt Fyen. Dankzij een kruisbestuiving van verschillende disciplines hoopt hij jaarlijks tientallen projecten een duw in de rug te geven. Een mooi voorbeeld daarvan is IusStart, dat juridisch advies geeft aan student-ondernemers. Grensoverschrijdend Voor de verdere ontwikkeling van het platform kreeg LCIE 130.000 euro van de KU Leuven en Leuven.Inc. De provincie Vlaams-Brabant deed daar nog eens 100.000 euro bovenop. Met dat geld stelt LCIE een heleboel faciliteiten ter beschikking van de studenten. Denk daarbij aan vergader- en werkruimtes. Naast reeds bestaande locaties zoals het Fablab komen er LCIE-ruimtes verspreid over de Leuvense campussen. Dat gebeurt onder impuls van de universiteitsbibliotheken en leercentrum AGORA. Fyen hoopt dat studenten van verschillende faculteiten elkaar leren kennen door het gebruik van die gemeenschappelijke ruimtes. “We merken dat studenten die een onderneming beginnen vaak uit dezelfde richting komen”, zegt hij. “Dat is jammer, want variatie kan een team juist sterker maken. Drie juristen hebben vaak een minder breed netwerk dan een jurist, een burgerlijk ingenieur en een econoom.” Dat LCIE over de faculteitsgrenzen heen wil werken, blijkt ook uit de ondernemerschapsvakken waarvoor masterstudenten uit verschillende richtingen zich vanaf dit academiejaar kunnen inschrijven. Die moeten hen voorbereiden op een ondernemende carrière in een groot bedrijf of start-up. “Momenteel bieden we vier vakken aan”, zegt Fyen. “Die zijn goed voor 15 studiepunten. Studenten die slagen voor alle vakken krijgen een certificaat.” LCIE wil zich daarnaast ook internationaal profileren. “De KU Leuven heeft al een goede reputatie op vlak van ondernemerschap”, zegt Fyen. “Maar die is vooral gebaseerd op de activiteiten van onze onderzoekers en academici. Dat willen we uitbreiden naar student-ondernemers. Zo hopen we nog meer buitenlandse partijen aan te trekken die op hun beurt onze gemeenschap versterken. Dat is voor iedereen een win-winsituatie.” Pieter-Jan Borgelioen www.lcie.be 14 Alumni CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 LEVEN na LEUVEN jurist en toppleiter Walter Damen “Wij zijn niet de sterren van de balie” “Ik pleit even graag voor de politierechtbank als voor assisen”, zegt strafpleiter Walter Damen (43). “Waar het om gaat, is dat je mensen bijstaat die in crisis verkeren. Of ze nu een moord hebben gepleegd of twee keer door het rood zijn gereden. En als ze na het proces verder kunnen met hun leven, ben ik een tevreden man.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens H et herenhuis op de Elisabethlaan in Berchem staat in de steigers; advocatenbureau Damen heeft tijdelijk zijn intrek genomen aan de overkant van de straat. “Sinds een maand is mijn vrouw Alexia vennoot. We wilden eigenlijk alleen haar bureau opfrissen, maar het is uitgedraaid op een renovatie van het hele pand”, lacht Walter Damen. Al zijn medewerkers zijn vrouwen, ook de vennoten met wie hij kantoren heeft in Turnhout en Leuven. “Dat is deels toevallig, deels bewust: vrouwen zijn vaak secuurder. En minder geneigd om er na een paar jaar vandoor te gaan met de helft van je cliënteel. Waarmee ik niét zeg dat ze minder ambitieus zijn. Al mijn medewerksters kunnen binnen dit kantoor ook hun eigen privépraktijk uitbouwen.” Een leraar herinnerde hem er onlangs aan dat hij al op zijn dertiende de advocatuur in wilde. Niét het theater, ondanks de regisseurs en acteurs in de familie, onder wie nonkel Hubert (Witse), nicht Katelijne en achternicht Karen (de rosse van K3). “Iets daarvan zit toch ook in mij: ik droom stiekem van een gastrolletje in een hoor- spel van Het Geluidshuis. En net als een acteur tracht een strafpleiter emotie over te brengen, een standpunt te vertolken dat niet noodzakelijk het zijne is.” woord. “Al had ik het vaak moeilijk om wakker te blijven tijdens de les – we waren met zoveel studenten dat we les kregen in Kinepolis, in die comfortabele cinemazetels. Veel liever zat ik in de bibliotheek opzoekingen te doen voor papers. Ik heb er uren gesleten, want ik zat niet op kot.” Zijn favoriete lessen waren die van wetsdokter professor Van De Voorde: “Ik was altijd om acht uur in de aula om de diaprojector klaar te zetten.” Na zijn afstuderen – netjes op tijd deze keer – ging hij aan de balie. Aanvankelijk hield hij zich voornamelijk bezig met verkeersrecht en burgerlijk recht. Tot hij een strafzaak overnam van een collega die met vakantie ging. Na het aanhoren van zijn enthousiaste pleidooi besloot de procureur een kortere straf te eisen. Meester Damen had de smaak te pakken. “Nochtans werd in die tijd een beetje neergekeken op straf- Les in de cinema Op zijn achttiende koos hij vooral voor rechten om later nog alle kanten uit te kunnen. “Ik was ook erg geïnteresseerd in hoe de maatschappij draait, was lid van de CVP en actief in de lokale politiek.” Vanuit Deurne pendelde hij naar de Ufsia in het centrum van Antwerpen. De eerste drie jaar waren één groot feest: “Ik ben preses geweest, en soms zag ik wekenlang pas tegen de ochtend mijn bed.” Dat hij een jaartje bleef hangen was onvermijdelijk. Voor zijn licenties trok hij met een hele groep naar Leuven. “We hadden niet veel zin om naar de campus in Wilrijk te gaan, en er waren toen ook wat problemen met de slaagcijfers. Antwerpen was een goede universiteit, maar wel een heel jonge, en het had wel wat om in een instituut als de KU Leuven terecht te komen.” Hij had zich voorgenomen om ditmaal serieus aan de slag te gaan en hield zich aan zijn Ik ben preses geweest, en soms zag ik wekenlang pas tegen de ochtend mijn bed. pleiters. Terwijl ze nu net overgewaardeerd worden, in mijn ogen. Strafpleiters zijn niet de sterren van de balie waar ze voor gehouden worden, en elke rechtszaak is even belangrijk.” Onbegrip In 1999 startte hij een praktijk met een compagnon, een paar jaar later begon hij met zijn eigen kantoor, dat inmiddels zeven medewerkers telt. “We zijn een echt team, we maken er ook een punt van om elk dossier met zijn tweeën door te nemen. Sommige tellen tienduizenden pagina’s ... Als je dan bedenkt: om mijn eerste dossier te vatten had ik een hele werkdag nodig – het was ocharme vijftien pagina’s lang ... Snel informatie verwerken is iets wat je wel leert als advocaat.” “We proberen onze cliënten bijstand te bieden in het hele spectrum van het burgerlijke domein. Als je wil scheiden omdat je man je mishandelt en je rijdt op weg naar de rechtbank door het rood, dan hebben wij de expertise in huis voor zowel het strafrechterlijke luik als de afwikkeling van de scheiding en de verkeersinbreuk.” Maar bekend werd hijzelf toch vooral vanwege een aantal ophefmakende strafzaken als de sms-moord, de diamantroof van de eeuw en de zaak rond buschauffeur Guido De Moor. Hij verdedigde slachtoffers van Kim De Gelder, en de stiefdochtertjes van Daniela Mancini. Ruim twee jaar was hij ook raadsman van Fouad Belkacem, woordvoerder van Sharia4Belgium. “Ik heb ontelbare keren moeten uitleggen waarom ik dat deed. Het is eenvoudigweg je plicht als advocaat. Ik kan me eerlijk gezegd weinig zaken indenken die ik zou weigeren.” Kritiek kreeg hij ook met zijn voorstel voor het oprichten van een databank waarin het DNA van elke pasgeborene zou worden bijgehouden. “Dat begrijp ik nog steeds niet. Het privacy-argument is flauwekul, je bent vandaag al op duizend-enéén manieren traceerbaar. En zo’n databank zou ontzettend veel speurwerk overbodig maken.” Hij windt zich wel vaker op over onbegrip bij het grote publiek. “Zoals het verwijt dat wij advocaten op zoek zijn naar procedurefouten om kunstenares Ana Torfs “Je hebt je eigen parcours niet in handen” © Sven Laurent Kunstenares Ana Torfs studeerde communicatiewetenschappen in Leuven, woont en werkt in Brussel en is gefascineerd door de wisselwerking tussen taal en beeld. Na talloze tentoonstellingen wereldwijd stelt ze met Echolalia voor het eerst een grote selectie werken voor in eigen land. Een zicht op de installatie The Parrot & the Nightingale, a Phantasmagoria (2014) van Ana Torfs, momenteel te bewonderen op Echolalia in WIELS. Echolalia. De solotentoonstelling van Ana Torfs (51) in WIELS, het Centrum voor Hedendaagse Kunst in Brussel, kreeg een bevreemdende titel mee. “Echolalia is geen woord dat ik heb uitgevonden. Het staat voor een medische aandoening waarbij mensen dwangmatig woorden en zinnen herhalen, maar het slaat ook op het ‘papegaaien’ van een kind dat leert spreken. Omdat ik zelf vaak met bestaande teksten en beelden werk, vond ik het een heel toepasselijke titel.” Met Echolalia focust Torfs zich op haar recente oeuvre. Resultaat zijn zes uiteenlopende installaties die op één na nooit eerder in België te zien waren. Geluidsopnames, geprojecteerde foto’s en video’s, prenten, zeefdrukken en zelfs wandtapijten: Torfs maakt in haar installaties gebruik van heel diverse media. “Ik verras mezelf graag. Het medium waarin een werk uiteindelijk ‘verschijnt’ is niet iets wat ik op voorhand beslis. Vaak weet ik pas na enkele weken of maanden, als dingen zich beginnen te kristalliseren, hoe een werk er zal gaan uitzien. Dat groeit allemaal organisch en langzaam.” ’t Stuc als leerschool In die veelzijdige wereld kronkelt toch een rode draad: woorden en taal. Al van kleins af is Torfs gefascineerd door de menselijke stem. Ze houdt van (hardop) lezen en zingen, volgt dictielessen en voordracht aan de muziekacademie en droomt er stiekem van om actrice te worden. Maar haar ouders hameren op het belang van universitaire studies, dus trekt ze in 1981 van Kontich naar Leuven. “Ik was een zelfstandig iemand met een groot verantwoordelijkheids- Alumni CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 15 Wie is Walter Damen? ° 1971 Wilrijk Gestudeerd rechten (1996) Loopbaan stage bij balie van Brussel, Halle en Antwerpen 1999 oprichting advocatenkantoor in Berchem, sinds 2001 Damen & Op ’t Eynde, met kantoren in Leuven (Damen & De Fré) en Turnhout (Damen & Pepermans) een dader vrij te krijgen. Terwijl dat misschien in één op honderdduizend zaken gebeurt. Procedures zijn een garantie voor ieder van ons, zonder kom je terecht in de willekeur. En inbreuken op de procedures moeten aan de kaak worden gesteld. Dat dan af en toe een schuldige de dans ontspringt moeten we erbij nemen – en het is zeker niet zo dat je dan triomfeert als advocaat.” Boeken 2009 Ik heb een mens vermoord 2010 Wij kregen levenslang 2011 Dagboek van een wetsdokter 2012 Dagboek van een gerechtspsychiater 2013 Moordvrouwen Scheldpartijen Hij hamert op de gelijkwaardigheid die er volgens hem moet zijn tussen cliënt en advocaat. “En ik kan begrijpen dat cliënten hun redenen kunnen hebben om de waarheid niet te vertellen in de rechtbank, maar ik eis wel dat ze tegen mij eerlijk zijn. Anders houdt het op. Na achttien jaar voél je ook of iemand de waarheid spreekt of niet.” Privé Getrouwd met advocate Alexia Baetslé Twee kinderen: Alexander en Clarisse Niet alleen slachtoffers en nabestaanden, maar ook daders komen vaak gelouterd uit een proces. Zoals elke advocaat krijgt ook hij te maken met scheldpartijen en bedreigingen: “Een mail is ook zo snel verstuurd. Meestal mail ik terug en raakt het zo wel opgelost. Ik heb nog nooit politiebescherming nodig gehad. Al hangt er wel een camera bij de deur van het kantoor.” “Maar het doet deugd als mensen je de hand komen schudden na afloop van een proces. Ik gevoel, en ik wilde graag alleen gaan wonen na mijn humaniora. Communicatiewetenschappen was de enige studie die me interessant leek en die niet in Antwerpen werd aangeboden, waardoor ik wel op kot ‘moest’.” Van de lessen herinnert Torfs zich weinig. “De vakken rond filmtheorie en filmgeschiedenis vond ik boeiend, maar mijn belangrijkste leerschool lag buiten de universiteit. De beste herinnering bewaar ik aan het cultuurcentrum ’t Stuc – nu bekend als STUK – dat een uniek programma had. In 1983, tijdens het eerste Klapstukfestival, zag ik Rosas danst Rosas, maar ook voorstellingen van Jan Decorte en buitenlandse choreografen. Daarnaast waren er in de aula’s van pol & soc bijna wekelijks filmvertoningen, vaak retrospectieves. Zo leerde ik al vroeg het werk kennen van Alain Resnais, Antonioni, Robert Bresson, ... Ik maakte tijdens mijn studentenjaren ook veel foto’s, die ik zelf afdrukte in de donkere kamers die ’t Stuc voor een peulschil ter beschikking stelde.” krijg nog steeds kaartjes van voormalige cliënten. Voor slachtoffers en nabestaanden kan een proces een therapeutische functie hebben, maar ook daders komen er vaak gelouterd uit. Als aan het einde van de rit een cliënt weer verder kan met zijn leven ben ik een contente advocaat.” Sinds het proces rond de oordopjesmoord in 2006 heeft hij in totaal zes vrijspraken verkregen voor Ik beslis niet op voorhand over het medium waarin een werk zal verschijnen. Thuiskomen in Brussel Als twintigjarige volgt Torfs in ’t Stuc een workshop video-art met Chris Dercon, nu directeur van Tate Modern in Londen. Twee jaar later is ze zijn assistente bij de organisatie van zijn eerste tentoonstelling Doch Doch in België, nog een jaar later begint ze aan de opleiding film en video op Sint-Lukas in Brussel. “Eigenlijk heb ik altijd al geweten dat ik een artistieke richting zou uitgaan. Maar hoe het leven en je parcours precies verloopt, dat heb je nooit helemaal in assisen: “Maar hoe een zaak ook uitdraait, het belangrijkste is dat je jezelf niets te verwijten hebt. Je persoonlijke verantwoordelijkheid is groot, het gaat uiteindelijk om mensenlevens.” Struisvogel Een strafpleiter maakt lange dagen, maar Walter Damen bewaakt ook zijn privéleven. “Twee handen. Veel hangt af van het toeval, van ontmoetingen. Dat maakt het leven ook zo mooi.” Spijt van haar studententijd in Leuven heeft ze niet. “Het waren vormingsjaren, waarin voor mij duidelijk werd wat ik wilde en niet wilde. Toen ik naar Brussel vertrok, wist ik al veel beter wat ik belangrijk vond en stond ik steviger in mijn schoenen. De Leuvense jaren waren dus allesbehalve verloren jaren.” Sinds twee jaar is Torfs zelf docente op Sint- Lukas, waar ze als jonge twintiger les kreeg van bevlogen mentors zoals Dirk Lauwaert, Jef Cornelis, Chris Dercon en Marc Didden. Vandaag wordt haar werk over de hele wereld tentoongesteld, van Chicago over Melbourne tot Cartagena de Indias in Colombia. Met Echolalia toont ze voor het eerst een grote selectie werken in eigen land. “Uiteraard ben ik heel gelukkig en vereerd dat WIELS me uitnodigde om een solotentoonstelling te maken. Brussel is de stad waar ik intussen al bijna dertig jaar woon. Het voelt een beetje als thuiskomen.” Lien Lammar avonden in de week hou ik vrij van afspraken en op vrijdag haal ik de kinderen van school. Ik kom tot rust door samen met hen ons pluimvee te verzorgen, we hebben onder meer een kleine struisvogel.” Zijn gezin is de hoofdreden waarom hij zeven jaar terug ook uit de gemeentepolitiek stapte: “Je kan niet alles combineren. Maar ik sluit niet uit dat ik er ooit weer mee begin.” Ontspanning vindt hij ook in het schrijven. Hij publiceerde in vijf jaar tijd evenveel non-fictieboeken, steeds met een tweetal coauteurs. “En ik waag me sinds kort ook aan thrillers, eentje is klaar, een andere zit in de pijplijn.” Voor veertigplussers zijn er beslist nog interessante mogelijkheden, staat er op het verjaardagskaartje op zijn bureau. Hij lacht: “Voorlopig wil ik vooral consolideren. Maar als ik er even over nadenk: lesgeven is iets wat ik graag ooit nog zou doen. En mijn voormalige professor, de minister van justitie, mag me ook altijd bellen!” ‘Echolalia’ loopt nog t.e.m. 14 december in WIELS. Info: www.wiels.org De expo ‘The Divided Body’ (14/11 – 7/12), onderdeel van ‘Vesalius 1514-2014’, toont een ouder werk van Ana Torfs. Info: www.vesaliusleuven.be 16 PERSONALIA CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Bevorderingen, aanstellingen & benoemingen in het ZAP 2014-2015 (*) Bevorderingen Faculteit Theologie en Religiewetenschappen Gewoon hoogleraar Johan De Tavernier Hoofddocent Yves De Maeseneer Hoger Instituut voor Wijsbegeerte Hoogleraar Roland Breeur Andreas De Block Hoofddocent Helder De Schutter Faculteit Rechtsgeleerdheid Gewoon hoogleraar Vincent Sagaert Paul Schoukens Hoogleraar Evelyne Terryn Hoofddocent Geert De Baere Stefan Sottiaux Peggy Valcke Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Gewoon hoogleraar Johannes Van Biesebroeck Buitengewoon hoogleraar Christophe Crombez Hoogleraar Alexandra Van den Abbeele Hoofddocent Liesbeth Bruynseels Marijke Verbruggen Faculteit Sociale Wetenschappen Gewoon hoogleraar Marleen Brans Buitengewoon hoogleraar Bart Maddens Hoogleraar Dirk De Grooff Faculteit Letteren Gewoon hoogleraar Kurt Feyaerts Hoogleraar Hans Smessaert Frederik Truyen Hoofddocent Koenraad Brosens Elke D’hoker Karen Lahousse Gert Partoens Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Gewoon hoogleraar Batja Gomes de Mesquita Hoogleraar Tom Beckers Laurence Claes Hoofddocent Stefan Ramaekers Wim Van Dooren Faculteit Wetenschappen Gewoon hoogleraar Kristiaan Temst Hans Van Winckel Hoogleraar Thomas Hertog Erik Van der Eycken Anton Van Rompaey Karen Vanhoorelbeke Hoofddocent Koen Geuten Guy Koeckelberghs Maarten Loopmans Johannes Nicaise Faculteit Ingenieurswetenschappen Gewoon hoogleraar Johan Driesen Philip Dutré Koenraad Van Balen Peter Van Puyvelde Hoogleraar Marc Denecker Gerda Janssens Vincent Rijmen Hoofddocent Johan Meyers Raphaël Vandebril Faculteit Bioingenieurswetenschappen Gewoon hoogleraar Nadine Buys Christophe Courtin Deeltijds hoogleraar Marie-Christine Peeters Hoofddocent Abram Aertsen Faculteit Geneeskunde Gewoon hoogleraar Hugo Vankelecom Buitengewoon hoogleraar Frédéric Amant Wim Vandenberghe Hoogleraar Jan D’hooge Deeltijds hoogleraar Dominique Bullens Steven De Vleeschouwer Paul Enzlin Dirk Ramaekers Vincent Thijs Mathieu Vandenbulcke Vincent Vander Poorten Séverine Vermeire Caroline Weltens Hoofddocent Stein Aerts Kathleen Freson An Goris Veerle Janssens Sofie Struyf Ilse Vanhorebeek Thierry Voet Deeltijds hoofddocent Brigitte Decallonne Ilse Degreef Bart Depreitere Maarten Naesens Stefaan Nijs Filip Rega Peter Verhamme Jan Jeroen Vranckx Faculteit Farmaceutische Wetenschappen Hoogleraar Erwin Adams Deeltijds hoogleraar Ludo Willems Hoofddocent Nathalie Charlier Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen Gewoon hoogleraar Hilde Feys Hoogleraar Filip Boen Hoofddocent Ilse Jonkers Aanstellingen en benoemingen Faculteit Theologie en Religiewetenschappen Hoofddocent Stephanus van Erp Deeltijds hoofddocent Thomas Quartier Docent Mehdi Azaiez Anna Vandenhoeck Deeltijds docent Frederiek Depoortere Hans Geybels Godelieve Watteeuw Hoger Instituut voor Wijsbegeerte Hoofddocent Julia Jansen Docent Jan Heylen Sylvia Wenmackers Faculteit Rechtsgeleerdheid Hoogleraar Anton Vedder Hoofddocent Tom Daems Michele Panzavolta Docent Niels Bammens Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Buitengewoon hoogleraar W. Robert Knechel Hoogleraar Johan Eyckmans Tom Van Puyenbroeck Deeltijds hoogleraar Bram De Rock Hoofddocent Jeroen Belien Els Breugelmans Valérie Cappuyns Liesje De Boeck Rein De Cooman Sophie De Winne Kristof De Witte Nico Dewaelheyns Anneleen Forrier Filip Germeys Stijn Kelchtermans Lien Lamey Yves Segers Tom Van Caneghem Filip Van den Bossche Docent Elfi Baillien Lieven Brebels Johan Bruneel Klaas De Brucker Tim De Feyter Simon De Jaeger Simon Dekeyser Bert D’Espallier Tineke Faseur Iris Kesternich Koen Luwel Francesca Melillo Michel Meulders Raf Orens Karin Proost Nicky Rogge Sandra Rousseau Peter Teirlinck James Thewissen Ilke Van Beveren Anja Van den Broeck Annick Van Rossem Yves Van Vaerenbergh Stijn Vanormelingen Sandra Verbruggen Dieter Verhaest Faculteit Sociale Wetenschappen Hoogleraar Steven Derk Aupers Docent Kathleen Beullens Katja Biedenkopf Cédric Courtois Deeltijds docent Johan Crompvoets Ezra Dessers Sander Happaerts Ching Lin Pang Karin Slegers Heleen Touquet Roel Vande Winkel Faculteit Letteren Hoofddocent Luc van Doorslaer Docent Henri Bloemen Barbara Bordalejo Geert Brône Adrien Carbonnet Jeroen De Keyser Lutgard Lams Inge Lanslots Michaël Opgenhaffen Noëlla Peters Paul Sambre Myriam Vermeerbergen Pieter Vermeulen Deeltijds docent Elke Brems Freek Van de Velde Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Buitengewoon hoogleraar Wilmar Schaufeli Deeltijds docent Patrick Meurs Faculteit Wetenschappen Gewoon hoogleraar Jeremy Harvey Patrick Wagner Hoogleraar Gerardus Johannes Weltje Deeltijds hoogleraar Thomas Duguet Hoofddocent Johan Deprez Marco Zambon Docent Nikolay Bobev Lino da Costa Pereira Constanza Adriana Parra Novoa Thomas Van Riet Deeltijds docent Karl Farrow Faculteit Ingenieurswetenschappen Hoogleraar Bruno Crispo Hoofddocent Simon Kuhn Tom Schrijvers Georgios Stefanidis Docent Alexander Bertrand Viviana d’Auria Philipp Geyer Konstantinos Gryllias Edwin Reynders Kim Vanmeensel Katrien Verbert Deeltijds docent Michaël De Volder Faculteit Bio-ingenieurs wetenschappen Docent Rob Ameloot Tara Grauwet Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen Hoogleraar Guido Aerts Peter Hanselaer Boudewijn Meesschaert Greet Vanden Berghe Kristiaan Willems Deeltijds hoogleraar Jan Genoe Hubert Paelinck Hoofddocent Leen Braeken Marc Coppens Joseph De Brabanter Luc De Cooman Lieven De Strycker Raf Dewil Wim Dewulf Toon Goedemé Luc Labey Greet Langie Paul Leroux Bart Lievens Nele Mentens David Moens Albert Van Bael Bart Vanrumste Deeltijds hoofddocent Dimitri Debruyne Docent Jeroen Boydens Jan Cappelle Johan Claes Frederik Desplentere Ralf Klein Vincent Naessens Davy Pissoort Pieter Rauwoens Hans Rediers Wouter Ryckaert Deeltijds docent René Boonen Aart Willem Van Vuure Johan Van Waes Faculteit Architectuur Hoogleraar Yves Schoonjans Johan Verbeke Hoofddocent Pascal De Decker Marc Dujardin Fredie Floré Rajesh Heynickx Docent Hans Leinfelder Filip Mattens Kris Scheerlinck Sven Sterken Els Verstrynge Faculteit Geneeskunde Hoogleraar Henricus Janssen Llewelyn Roderick Deeltijds hoogleraar Adrian Liston Hoofddocent Ariel Alonso Abad Michel Koole Massimiliano Mazzone Juan-Jose Ventura Deeltijds hoofddocent Jan Jacobs Docent Tineke Cantaert Ricard Lluis Farré Marti Rik Gijsbers Lies Langouche Frederic Lluis Vinas Gianluca Matteoli Myles Mc Laughlin Koen Nelissen Celine Vens Deeltijds docent Tom Adriaenssens Bram Bekaert Marisol De Brabandere Tom Depuydt Nathalie Goemans Jan Gunst Harm Hoekstra Daphne Hompes Titia Hompes Sandra Jacobs Katrien Jansen Marie Joossens Ann Meulemans Philippe Persoons Rik Schrijvers Ann Smeets Patrick Thevissen Paulus Thimister Anja Van Campenhout Hilde Vandenneucker Kris Vanhaecht Sandra Verelst Robin Vos Elske Vrieze Peter Witters Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen Docent Kaat Alaerts Genevieve Albouy Peter Iserbyt (*) In deze lijst wordt ook het onderwijzend personeel (groep 3) van de geïntegreerde hogeschoolopleidingen vermeld dat op 1 maart 2014 via de éénmalige versnelde ronde werd opgenomen in het ZAP. personalia CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Een prille emeritus blikt terug op wat voorbij is en trekt lessen uit een loopbaan. “Kijk voorbij de waan van de dag” Enkele weken na onderstaand gesprek overleed professor Jos Berghman, op de dag van wat zijn emeritaatsviering had moeten worden. Hij sprak over zijn verleden, maar enthousiaster nog over zijn plannen, zijn promovendi, de cursussen die hij nog zou geven, en over Impalla, de internationale manama in sociaal beleidsanalyse die hij met collega’s uit Tilburg en Luxemburg had opgezet. Ludo Meyvis D at deel van het gesprek krijgt nu een onwezenlijk karakter. Uit erkentelijkheid voor de overledene en in overleg met zijn familie publiceren we het artikel in aangepaste versie. Overal thuis Na zijn Leuvense studies sociaal beleid week Jos Berghman een tijdlang uit naar Antwerpen, waar hij de eerste onderzoeksassistent van Herman Deleeck werd, pionier in het sociale onderzoek in Vlaanderen. In 1985 vertrok hij naar Tilburg, waar hij hoogleraar en later decaan werd. Pas in 1998 kwam Berghman terug naar Leuven. “Ik heb me op alle drie de plaatsen thuis gevoeld. Je leert andere werkomgevingen kennen. Ook al is de geografische afstand klein, toch zijn er wezenlijke verschillen. In Nederland gaat de be- “Zorgzaam, aimabel en inspirerend” “Een wijze en aimabele collega, met een sterk sociaal geweten, die doelgericht, met kracht en overtuiging en tegelijk zachtmoedig beleid kon maken, daarbij altijd geïnspireerd door de zorg voor wat dat beleid voor anderen als mens kon betekenen. Dat is het beeld en de herinnering die velen binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen van Jos Berghman zullen bewaren nu hij ons zo onverwachts, op de drempel van zijn emeritaat, is ontvallen”, zegt professor Bart Kerremans, decaan van de faculteit. “Voor velen was hij ook een zorgzame vriend. En hij was inspirerend, zeker ook voor de studenten. Gene- raties hebben genoten van zijn zachte lesstijl. Jos had nog vele plannen. Maar eerst wilde hij al die mensen die iets voor hem betekend hadden, bijeenbrengen en bedanken. Daarvoor bereidde hij zijn emeritaatsviering nauwgezet voor. Het was geen toeval dat zoveel mensen zich inschreven. Het lot besliste echter anders. In de vroege ochtend van 10 oktober verloor de faculteit plotsklaps één van zijn dragers, zowel als onderzoeker, onderwijzer als beleidsmaker. Het is moeilijk te vatten wat de leemte is die ons nu overvalt. Het is nog moeilijker te vatten dat we Jos’ aimabele aanpak nu definitief zullen moeten ontberen.” volking bijvoorbeeld anders om met het beleid dan bij ons. Fundamentele discussies over de grote lijnen zijn bij ons moeilijk. Wij werken liever met ad-hocmaatregelen, zonder geëxpliciteerde basisvisie. In Nederland expliciteren ze zich een breuk. Dat is veel transparanter, maar vaak ook minder stabiel.” “Toen ik begon te werken, vanaf 1971, waren sociologen bij ons nog meer met beleid en beleidscommentaar bezig dan met echt academisch werk – nog een verschil met Nederland. Dat heeft gevolgen. De overheid beschikt bij ons nog maar sinds kort over betrouwbare en grootschalige data. De pensioenadministratie, bijvoorbeeld, kan nog niet zo heel lang zeggen hoeveel pensioen een gezin ontvangt, of welke pijlers daartoe bijdragen. Of liever: die gegevens wáren er wel, maar ze waren verweven met de logica van administratieve structuren, niet met die van een vraagsteller. Het is een vrij recente trend dat die gegevens helder genoeg zijn om er macrogegevens uit af te leiden – essentieel om er een beleid op te baseren. Tegenwoordig zijn het dan weer vaker de privacyverplichtingen die de bona fide onderzoeker dwarszitten.” “Vroeger was sociologie meer beschrijvend, veel minder empirisch en analytisch dan nu. En je voelt ook meer het belang van comparatieve analyse. Deleeck heeft me daar indertijd een jaar voor naar Southampton gestuurd. Die aanpak leidt haast vanzelf tot een meer innovatieve en kritische invalshoek. Ik ben blij dat ik aan die ontwikkelingen heb kunnen bijdragen.” “Of ik nog hetzelfde traject zou afleggen? Eerlijk: ik weet het niet. Ik ben graag prof en onderzoeker geweest, maar ik merk al jaren een sluipende en slopende bureaucratisering, bovenop de publicatievloed. Het onderwijs is sterk gepedagogiseerd. Doceren doe je onder toezicht, waardoor het creatieve vermogen van de docent afgetopt wordt zonder dat daar wat tegenover staat.” Vruchtbare dialoog “Maar dat is geen zelfbeklag, hoor. Ik heb mijn werk altijd graag gedaan. En ook mijn bijdrage aan het publieke debat en aan beleidsondersteuning geven me veel voldoening. De laatste jaren was dat bijvoorbeeld mijn werk als voorzitter van het Beheerscomité Sociale Zekerheid, of in de Ex- Samen kom je op andere gedachten. Meer info op www.MindMates.be © KU Leuven | Rob Stevens EMERITUS EVANGELIE 17 Jos Berghman Wijze raad “Zet onderzoek uit op lange termijn. Dat is moeilijker te financieren, maar het heeft zoveel meer belang en geeft zoveel meer voldoening dan de ‘waan van de dag’.” “Zoek naar een evenwicht tussen maatschappelijke relevantie en academisch sérieux. Die leven soms op gespannen voet.” “Wees je bewust van sluipende ontwikkelingen, van onderstromen; die inspireren voor de langere termijn.” pertencommissie Pensioenen. In die commissie hebben we als academici echt substantieel werk kunnen verzetten. Ik denk dat we een vruchtbare dialoog tussen de overheid en de sociale partners bevorderd hebben. Dat is niet eenvoudig. De sociale partners vinden sociale zekerheid hun ‘eigendom’. En de overheid, die er geld instopt, vindt dat ook. Om die ernstig met elkaar te doen praten en tot zinvolle conclusies te komen, heb je solide argumenten en zo mogelijk empirische validatie nodig.” Professor Berghman sprak ook nog over zijn werk als voorzitter van de raad van bestuur van KOCA, het Koninklijk Orthopedagogisch Centrum Antwerpen. Dat richt zich op beter onderwijs voor dove en autistische kinderen, zowel in de medisch-pedagogische sector als in buitengewoon en geïntegreerd onderwijs en thuiszorg. Hij was bijzonder trots op zijn werk daar, en was van plan het ook na zijn emeritaat verder te zetten. De harde werkelijkheid dicteerde het anders. 18 studenten de DROOMJOB CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Student ontmoet alumnus voor reality check. Ella, Tessa en de radiopresentator “Het is werken en spelen tegelijk” “Radio is wendbaar, intiem, direct. Heel aangenaam”, zegt radiopresentator Jan Hautekiet (58). Hij kan erin komen dat Tessa Van Obbergen (19) en Ella Michiels (22) ervan dromen om in zijn voetsporen te treden. Ine Van Houdenhove © KU Leuven | Rob Stevens Studentes Ella en Tessa leggen Jan Hautekiet tijdelijk het zwijgen op. T essa zit in de tweede bachelor communicatiewetenschappen. Ella heeft al een masterdiploma taal- en letterkunde op zak en studeert nu radio- en tv-journalistiek aan de Campus Brussel. Radio presenteren lijkt hen een droomjob. Ella: “Met je stem kan je zoveel verbeelding opwekken. En ook de band met muziek spreekt me aan.” Dat geldt ook voor Tessa: “Ik zou het allerliefste een muziekprogramma presenteren.” Ze vermoedt dat een presentator alles van A tot Z uitschrijft: “Anders kunnen er stiltes vallen en dat mag natuurlijk niet gebeuren.” Ella klopte drie jaar geleden aan bij de Stadsradio van Aalst en mocht er anderhalf jaar lang Cultuur op woensdag presenteren. Nu werkt ze mee aan studentenradio STRAKfm: “Ik heb de rector al eens geïnterviewd en ook live gepresenteerd van op de beiaardcantus. Afgelopen zomer heb ik vijf weken voor Story FM gewerkt, een betaalde stage. Ik nam er het ochtendprogramma met showbizznieuws voor mijn rekening. Jani Kazaltzis vertelde on air dat hij een televisiekanaal zou opstarten. Dat was wel een leuke primeur!” Na tien jaar dictie en stemcoaching wil ze binnenkort het VRT-stemattest proberen te behalen. Maar eerst trotseren we op een druilerige woensdagochtend de files richting Brussel om om acht uur op de VRT te zijn, waar de redactie van Hautekiet en presentator Jan zich voorbereiden op de uitzending van negen tot tien. Ella en Tessa hebben er geen enkele moeite mee. Ella: “Voor de ochtendshow bij Story FM moest ik om halfvijf opstaan. Dat vond ik eigenlijk best leuk.” werk: Twitter-berichtjes doornemen, mensen opbellen die willen reageren tijdens het programma. “Nadat gisteravond bekend werd dat de pensioenleeftijd opgetrokken wordt, hebben we besloten om daar ons eerste item van te maken. Dat bereiden we nu voor.” Om vijf voor negen worstelt Jan Hautekiet nog met de printer. Maar van stress is weinig te merken. “Uiterlijke schijn,” zal hij later zeggen. “Ik was een halfuur te laat vanwege die gigantische file. Een beetje adrenaline is nodig, en het is allemaal gelukt, maar comfortabel is anders.” Studente Ella Om halfvijf opstaan, ik vind dat eigenlijk best leuk. Samen met de studiogaste die het tweede thema – borstvoeding – zal aankaarten, volgen we de uitzending op scherm, tot we een halfuurtje later, tijdens de nieuwsuitzending, even de studio in mogen. “Inderdaad, ik doe de techniek niet zelf ”, zegt Hautekiet als Ella hem ernaar vraagt. “Het starten van de jingle wel, zo heb je net iets meer controle. Maar niet zelf voor de muziek hoeven te zorgen is een comfort. Ik hoor het ook als een presentator het wel doet: je concentratie is anders als je aan twee dingen tegelijk moet d enken.” niet van een leien dakje, het was hard werken om het pensioenverhaal duidelijk verteld te krijgen.” Heel veel pauze is hem niet gegund, over een halfuurtje begint de redactievergadering om de uitzending van morgen voor te bereiden. Is het niet vreemd om het hoogtepunt van de dag nu al achter de rug te hebben? “Dat is zo. Maar ik vind tussen negen en tien het mooiste radio-uur van de dag.” En radiomaken is de mooiste job die hij zich kan voorstellen, zegt hij. Toch kwam hij 35 jaar geleden bij toeval op de VRT – toen nog BRT – terecht: “Ik had Germaanse en filosofie gestudeerd en ook een avondopleiding journalistiek gevolgd. Een kotgenoot moest een cursiefje schrijven voor de radio en omdat hij niet veel zin had, deed ik het in zijn plaats. Ik kwam het hier inspreken en een paar weken later kreeg ik de vraag om een muziekprogramma te presenteren, Wie niet kijken wil, moet luisteren. En ik ben hier nooit meer weggeraakt.” Hij stond in 1983 aan de wieg van Studio Brussel en maakte er onder meer het legendarische Hallo Hautekiet, tot hij in 1998 nethoofd werd. Vier jaar later werd hij nethoofd van Radio 1, en in 2007 strategisch adviseur. Sindsdien maakt hij ook zelf weer radio, inmiddels alweer twee jaar voltijds Hautekiet. “Dit werk bevindt zich op het snijpunt van journalistiek, taal, communicatie en muziek, en dat vind ik interessant. Wat ook fijn is aan radio is dat het zo wendbaar is. Bij tv ligt alles vast in een script. Bij radio kan je zelf op elk moment beslissen welk straatje je inslaat. En radio laat nog genoeg aan de verbeelding over.” Het mooiste uur Adrenaline Een uurtje voor Hautekiet de lucht in gaat, is op de vierde verdieping van de VRT de zeskoppige redactie rustig maar geconcentreerd aan het Tijd voor het tweede deel van Hautekiet, Jan verdwijnt weer in de studio. Als we hem een halfuurtje later complimenteren met de uitzending, blaast hij: “Het was hectisch. Het opbouwen ging Bagage Welke kwaliteiten moet een radiopresentator hebben? “Zonder in clichés te willen vervallen: een brede belangstelling en nieuwsgierigheid zijn cruciaal. En oog voor vorm en taal. Ik merk dat ik zelf meer en meer in radiotaal schrijf, zelfs voor een column of langer stuk (lacht). Korte zinnen, spreektaal ... En je moet kunnen en durven improviseren, al is dat ook weer niet in elk programma nodig. Ik hoor meteen of iets vooraf is uitgeschreven of niet.” Wie droomt van een carrière als presentator raadt hij in ieder geval aan om niet meteen een beroepsopleiding te volgen, maar eerst te zorgen voor een goede basis. “Je hebt bagage nodig.” De Radiomaker Jan Hautekiet Je moet durven improviseren. Ik hoor meteen of iets vooraf is uitgeschreven of niet. afgelopen tien jaar heeft hij de mediaopleidingen als paddenstoelen uit de grond zien rijzen. “Vroeger was er vrijwel niets, dus dat is een goede zaak. Maar of al die studenten ook ergens een plaatsje zullen vinden? Het is nu niet bepaald een expansieve sector ... Ik denk dat je je daarom het beste voorbereidt op een aantal tussenstappen. En laat zeker ook het toeval toe. Zo kom je vaak op de leukste plekken terecht.” En ziet hij zichzelf voor de microfoon zitten tot zijn zevenenzestigste? “Ik pin me nergens op vast. Maar ik ben heel blij dat ik dit kan doen. Voor mij voelt radio maken nog steeds als werken en spelen tegelijk.” Wat is jouw droomjob? Laat het ons weten via [email protected] personalia CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 Welke boeken vinden we op het nachtkastje, in de boekenkast en op het bureau van onze professoren en onderzoekers? © KU Leuven | Rob Stevens BOEK:DELEN 19 Gert Laekeman “Vertaling leidt meestal tot verarming” I k lees eerst en vooral over mijn eigen vakgebied, de farmacologie, met inbegrip van de wetenschap van de kruidengeneeskunde. Veel tijd voor andere boeken heb ik niet, maar ik lees gráág en vindt het belangrijk”, zegt professor farmaceutische wetenschappen Gert Laekeman. Wat las u in uw jeugd? “Ik ging vaak naar de bibliotheek van Stekene. Ik las vooral graag Vlaamse literatuur. Ik heb in Gent gestudeerd, zestien jaar aan de universiteit van Antwerpen gewerkt en heb Leuven pas echt leren kennen nadat ik hier benoemd was. Maar via Ernest Claes heb ik geleerd hoe het oude Leuven eruit zag. Ik was student heeft niets met de huidige situatie te maken, maar blijft heel lezenswaardig. Van Stijn Streuvels onthoud ik vooral Het leven en de dood in den ast. Het is goed om in onze grote, open wereld te kunnen lezen over mensen in een wereld van enkele vierkante meter, waar overleven nog niet evident is.” Is die historische interesse gebleven? “Ja, ik geniet heel erg van goed gedocumenteerde historische literatuur. Toppers vind ik de werken van Larry Collins en Dominique Lapierre. Ze interviewen soms honderden mensen, hanteren massa’s bronnen, en maken daar een grondig en toch leesbaar boek van. Prachtig is Is Paris Burning?, over de spanning tussen Hitler en generaal Von Choltitz rond wat er met het bezette Parijs moest gebeuren. Of O Jerusalem!, een diepgravende analyse van de ontstaansperiode van Israël, de verhouding in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Baron Olivier Vanneste Emeritus Buitengewoon Hoogleraar aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid (18/05/1930 – 17/09/2014) Professor Jos Berghman Ere-Gewoon Hoogleraar aan de Faculteit Sociale Wetenschappen (05/07/1949 – 10/10/2014) met de Palestijnen, de internationale context enzovoort. Freedom at Midnight gaat over de onafhankelijkheid van India, opnieuw prachtig gedocumenteerd en leesbaar verteld.” van Groningen. Naar het schijnt zouden ze daar sindsdien hun notulen tweezijdig afdrukken. In elk geval: het is een prachtboek, erg humoristisch, en vol herkenningspunten.” Is die leesbaarheid essentieel voor u? Wat ligt er momenteel op uw nachtkastje? “Ja, in die zin dat het verhaal me moet pakken. Ik hou van een mooi verzorgde taal, maar niet van holle taalkunstjes. Als een verhaal me echt opslorpt, moeten ze me niet komen storen. Het moet ook geloofwaardig zijn, al mag er natuurlijk een portie fantasie bij. The Da Vinci Code van Dan Brown en The Green Mile van Stephen King hebben me bijvoorbeeld erg geboeid.” “Ik lees graag in de originele taal. Vertaling leidt meestal tot verarming. Als je iets in het Engels leest, besef je ook hoe matig onze taalkennis is. We geven dan wel les in het Engels, maar dat betekent nog niet dat we het ook echt beheersen.” Welk boek zou u aanbevelen om toch iets van uw vakgebied te weten te komen? “Aspirin: The Remarkable Story of a Wonder Drug van Diarmuid Jeffreys. Dat gaat niet alleen over aspirine zelf, maar is ook een erg boeiend medisch-historisch boek.” Welk boek zou u de universitaire gemeenschap aanraden? “Zeker Onder professoren van Willem Frederik Hermans, onmisbaar voor wie zelf aan de universiteit werkt. Hermans zou dat boek geschreven hebben op de achterkant van de vergaderingsnotulen uit zijn jaren aan de universiteit “Ik lees nu July 1914: Countdown to War van Sean McMeekin. Je kunt op dit ogenblik niet om de Eerste Wereldoorlog heen, al begint er wat verzadiging op te treden. Je moet al heel wat in huis hebben om nog een origineel standpunt te vinden. Verder hou ik het bij actualiteit: ik lees heel trouw Time, en ik luister meer naar de radio dan dat ik tv kijk.” Leest u ook digitaal? “Beroepshalve natuurlijk wel, maar verder hou ik een boek graag in handen. Soms hou ik dingen ook bij uit sentimentele overwegingen. Zo wilde mijn vrouw onlangs mijn verzameling van Karl May weggooien. Daar heb ik toch een stokje voor gestoken.” Men fluistert dat u zelf ook creatief bezig bent. “Toch niet als literair schrijver. Dat is aan mij niet besteed. Wel houd ik me nogal intensief bezig met volkscultuur en volksmuziek. Op dat vlak heb ik een aardige verzameling, en ik publiceer er ook over in ons tijdschrift Volkskunst. Soms waag ik me zelfs op het podium met mijn accordeon. Maar ik hou het bescheiden hoor.” 5 Boeken Tips 1 2 Ik was student Ernest Claes 3 Onder professoren Willem Frederik Hermans 4 Aspirin: The Remarkable Story of a Wonder Drug Diarmuid Jeffreys 5 July 1914: Countdown to War Sean McMeekin Is Paris Burning? Larry Collins en Dominique Lapierre Ludo Meyvis Benoemd of onderscheiden • Professor Stephan Parmentier (Leuvens Instituut voor Criminologie) werd opnieuw verkozen tot secretaris-generaal van de International Society for Criminology (ISC). • Professor Marc Lodewijckx (Onderzoeksgroep Archeologie) werd verkozen tot secretaris van de European Association of Archaeologists (EAA) voor de periode 2014-2017 en aangesteld tot waarnemend voorzitter. • Professor Jan Van den Bulck (School voor Massacommunicatieresearch) werd aangesteld tot editor van de International Encyclopedia of Media Psychology. • De Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen heeft de EQUIS accreditatie verkregen. Die wordt uitgereikt door de European Foudation for Management Development (EFMD). • Emeritus professor Ludo Simons heeft de tweejaarlijkse Frans Drijversprijs ontvangen. Deze prijs wordt uitgereikt door de culturele vereniging Vlaanderen Morgen Rotselaar. • Professor Harco Willems (Onderzoeksgroep Nabije Oosten Studies) werd benoemd tot corresponderend lid van de Österreichische Akademie der Wissenschaften. 20 CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014 IN BEELD Creatief met kakkerlak © KU Leuven | Rob Stevens Op campus Gasthuisberg stroomden op zaterdag 18 oktober een aula en verschillende seminarielokalen vol met een iets jonger publiek dan gewoonlijk: 750 kinderen tussen 8 en 13 jaar namen deel aan de tiende Kinderuniversiteit van de KU Leuven. Bij deze jubileumeditie werd het jonge grut ondergedompeld in het thema ‘Van Kop tot Teen’. De kinderen volgden een college – geen les! – bij een echte professor – geen meester of juf! Daarna was het tijd voor workshops in kleinere groepjes: sommigen wierpen een blik op kleurrijke stamcellen, anderen plozen de braakballen van een uil uit en vonden muizenschedeltjes. De onderzoekers-in-spe op deze foto keken dan weer gebiologeerd toe hoe de poot van een kakkerlak een dansje deed op hedendaagse muziek. OP DE LETTER Ik ga er 200 % voor Een beetje atleet leeft van grootspraak. Een snelle blik in onze persdatabank leert dat sportmensen érg veel vertrouwen hebben in eigen kunnen – en wij iets minder in hun rekenkunde. Er wordt gespurt aan 110 procent, gedaald aan 120 procent, zelfs voor een inspanning van 200, 300 of 400 procent draaien sommige sporters hun hand niet om. Wouter Verbeylen T oegegeven: ook wij zijn al eens 200 procent overtuigd van ons gelijk. Maar kun je jezelf ook fysiek overtreffen? Kunnen we ons op een uitgeslapen dag misschien geen 200 procent, dan toch een bescheiden 110 procent geven? “Het korte antwoord? Onmogelijk”, zegt Peter Hespel, professor inspanningsfysiologie. “Boven je natuurlijke grenzen gaan, al is het maar dat half procentje, kan enkel met doping. Als je het in je hebt om een speer 90 meter ver te werpen, dan zal die speer nooit 91 meter ver gaan, toch niet zonder kunstgrepen. Honderd procent is honderd procent.” Meer zelfs, zegt Hespel: we zullen al moeite genoeg hebben om die limiet van 100 procent enigszins te benaderen. “Een mens is niet zomaar in staat om zijn volledig fysiek potentieel uit vrije wil te benutten. Daarvoor zit het mentale er voor teveel tussen. Neem de leg press, een simpele test waarbij je zoveel mogelijk gewicht duwt met je benen. Onder hypnose zal je doorgaans enkele procenten méér gewicht kunnen drukken dan bewust.” Een andere truc, moeilijker te ensceneren: op een bouwwerf onder een balk belanden. “In zulke situaties kan je je soms bevrijden, doordat er door de adrenaline krachten vrijkomen waarvan je niet wist dat je ze in je had.” Justine en Kim Meteen ook hét verschil tussen een atleet en een doorsnee sterveling: een atleet heeft geen balk nodig om zijn duivels te ontbinden. Zijn potentieel ligt genetisch al veel hoger, en bovendien is hij door training ook nog eens in staat om het maximaal te benutten. “Een topatleet gaat probleemloos voorbij de 90 procent. Niet-sporters gebruiken slechts een fractie van hun genetisch potentieel bij fysieke prestaties.” “Als je fysiek én mentaal kan pieken naar die 100 procent, werkelijk alles kan unlocken, dan ben je wereldtop. Tennisster Justine Henin was er een schoolvoorbeeld van. Ze was altijd top als het erop aankwam, in de finales van de grote tornooien. Kim Clijsters verloor in haar beginjaren bijna elke topmatch van Henin. Ongetwijfeld was ze fysiek Henins evenknie, maar mentaal sneuvelden er een paar procenten. Stress is nodig, te véél stress doet blokkeren.” Pygmee op fiets Wat denkt Peter Hespel van het gegoochel met procenten bij wedstrijden, genre: ‘Ik kom met 80 procent aan de start van deze Tour’? “Dat is allemaal onzin, zand strooien in de ogen van de concurrentie. Iederéén start daar in topvorm, dus boven de 95 procent van zijn kunnen. Als je écht maar 80 procent bent, dan verlies je in de eerste rit een halfuur. In topsport draait winst en verlies om tiénden van procenten, om cijfers achter de komma. Met 10 procent minder, laat staan 20 procent, speel je gewoon niet mee.” Over je limiet gaan is onmogelijk zonder doping. Dan maar met? “Dan breek je je lichaam af ”, waarschuwt Peter Hespel. “Kijk naar Tom Simpson (die in 1967 tijdens de Tour de France overleed – red.). Die heeft zich letterlijk doodgereden. Hij ging voorbij de ‘100 procent’ met behulp van amfetamines, en besefte het niet eens omdat hij verdoofd was. Stimulerende middelen stuwen je boven je mentale grenzen, en pijnstillers schakelen je natuurlijke alarmbellen uit. Kan levensgevaarlijk zijn.” En wat dan met historische limieten? Is een wereldrecord niet automatisch verdacht? “Zeker niet, het zou zelfs onrechtvaardig zijn om ‘historische’ wereldrecords zomaar met doping te gaan associëren. Door de professionalisering slagen atleten er nu beter dan ooit in om het onderste uit de kan te halen.” Zit er dan nog wel veel rek op, of zijn de wereldrecords weldra opgedroogd? “Verre van”, zegt Hespel. “Op de randvoorwaarden zit nog speling: begeleiding, technologische ondersteuning, materialen ... En vooral: in veel sporten ontginnen we nog lang niet het genetisch talent dat wereldwijd aanwezig is. Een exotisch voorbeeld: stel dat pygmeeën leren fietsen. Door hun specifieke lichaamsbouw – klein, maar heel gespierd – ligt hun potentieel in het gebergte hoger dan Contador & co. Maak er goed getrainde wielrenners van en op een col rijden ze iedereen naar huis.”
© Copyright 2024 ExpyDoc