BIO – 2HV – BIOLOGIE VOOR JOU: THEMA 6 ERFELIJKHEID BS 1

Proeftoets Haags Studiepunt
BIO – 2HV – BIOLOGIE VOOR JOU: THEMA 6 ERFELIJKHEID BS
1,2,3,8
1a. Wat is de juiste omschrijving van het woord genotype?
I
de uiterlijke kenmerken
II de stof waaruit chromosomen bestaan
III informatie voor 1 erfelijke eigenschap
IV de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen
b. Vanaf welk moment komt je genotype tot stand?
2. Wat is een gen?
3. Teken schematisch hoe de chromosomen bij de bevruchting gevormd worden.
4a. Wanneer spreekt men van geslachtelijke voortplanting?
b. Wat kan je zeggen over het genotype van nakomeling van geslachtelijke voortplanting?
5. Wanneer en op welke wijze wordt bepaald of een vrouw zwanger is van een jongen of van een
meisje?
6a. Waarom heeft een geslachtscel van een mens minder chromosomen dan bijvoorbeeld een
huidcel?
b. Hoeveel paren chromosomen bevat 1 niercel bij de mens?
7. Jan zegt: het fenotype komt onder andere tot stand door het genotype. Clara beweert: het
genotype komt tot stand door het fenotype. Wie heeft/hebben gelijk?
8. Kees zegt: in een zaadcel bevinden zich 23 chromosomen. Marit beweert: in een zaadcel bevinden
zich 0 chromosomenparen. Wie heeft/hebben gelijk?
9. Zijn onderstaande eigenschappen erfelijk of niet erfelijk?
a. kort haar
b. blauwe ogen
c. een wipneus
d. bladeren met stekels
e. geverfde nagels
10. Waar of niet waar? Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan geen nieuwe genotypen in de
nakomelingschap.
11. Anita heeft krullend blond haar. Ze gaat naar de kapper om haar haar bruin te verven.
a. Is haar bruine haarkleur erfelijk? Leg uit.
b. Is haar blonde haarkleur erfelijk? Leg uit.
12a. Wat is een recessief gen?
b. Teken een stamboom waarin een recessief gen aanwezig is.
13. De meeste hamsters zijn kortharig, maar er bestaan ook langharige hamsters. Het gen voor kort
haar is dominant. Een heterozygoot mannetje met kort haar, paart met een langharig vrouwtje. Hoe
groot is de kans op nakomelingen met kort haar? Leg je antwoord uit met behulp van een
kruisingsschema.
14. Mensen kunnen resuspositief of resusnegatief bloed hebben. Het gen voor resuspositief bloed is
dominant. Marijke heeft resusnegatief bloed, net als haar moeder. Haar vader heeft resuspositief
bloed.
a. Welk genotype heeft de moeder van Marijke voor deze eigenschap?
b. Hoeveel kans is er dat het broertje van Marijke resuspositief bloed heeft?
Proeftoets Haags Studiepunt
BIO – 2HV – BIOLOGIE VOOR JOU: THEMA 6 ERFELIJKHEID BS
1,2,3,8 – ANTWOORDEN
1a. IV
b. vanaf de bevruchting (op dit moment versmelten de eicel en de zaadcel en ligt het genotype vast)
2. Een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap.
3.
4a. Als een nieuw organisme ontstaat door het versmelten van twee geslachtscellen.
b. Doordat de chromosomen van de man en de vrouw nieuwe paren vormen, ontstaan er nieuwe
genotypen.
5. Bij de bevruchting wordt bepaald of het een jongen of een meisje wordt. De vader bepaalt dit; hij
geeft namelijk een X of een Y chromosoom weg, de moeder geeft altijd een X chromosoom.
6a. In geslachtscellen komen chromosomen in tegenstelling tot andere cellen enkelvoudig voor en niet
in paren. De geslachtscellen hebben dan ook voor de helft minder chromosomen.
b. 23 paren (in totaal namelijk 46 chromosomen)
7. alleen Jan
8. beide hebben gelijk. Er bevinden zich 23 chromosomen in een zaadcel en deze komen enkelvoudig
voor: dus geen chromosomenparen
9a. niet erfelijk
b. erfelijk
c. erfelijk
d. erfelijk
e. niet erfelijk
10. niet waar
11a. Nee, dit is het fenotype van Anita. Het gaat om een uiterlijk kenmerk, welke niet vastligt in het
DNA.
b. Ja, de blonde haarkleur ligt vast in het genotype.
12a. Een gen dat niet dominant is, dat wil zeggen dat er twee dezelfde genen nodig zijn om de
erfelijke eigenschap tot uiting te laten komen. Als er een dominant gen aanwezig is, zal deze de
eigenschap bepalen.
Proeftoets Haags Studiepunt
b.
13. Het gen voor kort haar is dominant (A). Het gen voor lang haar is dus recessief (a). Het mannetje
heeft Aa (heterozygoot) en het vrouwtje aa (recessief). Er is dus 50% kans dat de nakomelingen kort
haar hebben.
A
a
a
Aa
(kort harig)
aA
(kort harig
a
aa
(langharig)
aa
(langharig)
14a. een homozygoot recessief genotype (hh)
b. 50%