8 Implantologie dental tribune - netherlands edition april 2014 Een implantaat in het front: hoe pakken we dit aan? TEkST EN FOTO’S: DAVID RIJkENS, FRANk ANDRIESSEN Het plaatsen van implantaten ter vervanging van een niet meer te behouden element is een niet meer weg te denken behandeloptie in de hedendaagse tandheelkunde. Bij het originele behandelprotocol, zoals omschreven door Brånemark in 1985, was de tijd van extractie tot de daadwerkelijke belasting van een implantaat vaak een lange weg. Zo werd na de extractie zes tot twaalf maanden gewacht alvorens te implanteren. In de wetenschap dat vervolgens nog drie tot zes maanden moest worden gewacht voordat de suprastructuren konden worden geplaatst, betekende dit een behandeltraject van rond de anderhalf jaar.1,2 Tegenwoordig zijn de behandeltrajecten veel korter. Er wordt vaak minder lang of zelfs helemaal niet gewacht met het plaatsen van het implantaat na de extractie. Ook worden de implantaten sneller voorzien van een suprastructuur. Deze ontwikkeling werd mogelijk door bewerking van de implantaatoppervlakte door de fabrikanten. Implantaten met een ruwer bewerkt oppervlakte laten namelijk een snellere osseointegratie zien, waardoor ze ook sneller te belasten zijn met een suprastructuur.3-5 De versnelde osseointegratie van implantaten heet grote veranderingen in behandelprotocollen tot gevolg gehad. Hoewel in de loop der tijd verschillende behandelprotocollen zijn voorgesteld, werd het eerste protocol waarin het tijdschema duidelijk werd besproken gepubliceerd in 2004.6,7 Gesproken werd over het plaatsen van een implantaat direct na extractie (immediate placement), na een korte genezingsperiode van vier tot acht weken (early placement) of na een genezingsperiode van drie maanden of langer (delayed placement). Vier jaar later, in 2007, werd dit protocol verder uitgesplitst tot de classiicatie die tegenwoordig veelal wordt gehanteerd (zie tabel 1).8 TypE 1: IMMEDIATE plACEMENT (AFB. 1-10) Het uitvoeren van de extractie en het plaatsen van een implantaat in dezelfde zitting is voor de patiënt vaak het minst belastend. Het behandeltraject wordt hiermee verkort, de patiënt hoet minder vaak terug te komen en de morbiditeit is over het algemeen lager. Bij voldoende primaire stabiliteit van het implantaat kan zelfs worden overwogen het implantaat direct te voorzien van een (tijdelijke) kroon. Toch is bij immediaat implanteren voorzichtigheid geboden. De literatuur laat zien dat het risico op recessie van de buccale gingiva groter is dan bij andere methoden.9,10 Vroeger werd het (veelal te brede) implantaat nog weleens te dicht tegen de buccale botlamel gezet met uiteindelijke botresorptie en recessie tot gevolg. Tegenwoordig plaatsen we bij een frontvervanging liever smallere implantaten met een grotere afstand tot de buccale botlamel. Recente onderzoeken laten op korte termijn bemoedigende resultaten zien.11,12 De afwezigheid van voldoende buccaal bot of ontsteking van de omliggende mucosa kan de resultaten negatief beïnvloeden. Het kan in deze situatie verstandiger zijn enkele weken te wachten met implanteren. Over het algemeen kunnen de resultaten van immediate placement esthetisch erg fraai zijn, maar zijn de risico’s bij het onjuist toepassen en onjuist indiceren van deze methode ook vele malen groter. TypE 2 (AFB. 11-26) EN TypE 3 (AFB. 27-46): EARly plACEMENT Een in onze praktijk vaak toegepaste methode is early placement, onder te verdelen in type 2 en type 3. Bij type 2 wordt na de extractie 6-8 weken gewacht alvorens het implantaat wordt geplaatst. De gingiva is dan meestal net genezen. Wacht men enkele weken langer, namelijk 12-16 weken, dan is het bot gedeeltelijk omgevormd en is meer van het buccale bot verdwenen. Early placement wordt over het algemeen beschouwd als een minder risicovolle keuze dan immediate placement.9 In een onlangs verschenen artikel van Buser werden de zesjaarsresultaten van de early placementtechniek met botaugmentatie besproken.13 De 22 beoordeelde patiënten waren zes jaar ervoor volgens dit protocol behandeld. In alle gevallen was het buccale bot (deels) afwezig en diende het opgebouwd te worden. Dit werd gedaan volgens de techniek die de ‘Busermethode’ wordt genoemd. Na de extractie werd 6-8 weken gewacht alvorens het implantaat werd geplaatst. Vervolgens werd autoloog bot, meestal geoogst uit de regio van de spina, aangebracht op het defect aan buccale zijde. Over deze laag autoloog bot werd een botsubstituut (Bio-Oss®, Geistlich Pharma) en een resorbeerbaar membraan (Bio-Gide®, Geistlich Pharma) aangebracht. Hoewel nog niet bewezen, wordt aangenomen dat deze combinatie van autoloog bot met een botsubstituut de ingroei van nieuw bot versnelt.14 Na 8-12 weken werd het Classiicatie Omschrijving Tijd na extractie Type 1 Immediate placement Direct Type 2 Early placement met sot tissue-genezing 4-8 weken Type 3 Early placement met gedeeltelijke botgenezing 12-16 weken Type 4 Late placement > 6 maanden Tabel 1 Classiicatie implantologische behandelingen volgens ITI treatment guide. 1 2 4 5 6 7 8 9 Type 1: immediate placement Ab. 1-3 De 21 is verloren wegens secundaire cariës. Na een zo atraumatisch mogelijke extractie werd de alveole goed gecuretteerd. Ab. 4-5 Implantaat geplaatst tegen de palatinale wand van de alveole. De gap met de buccale wand werd opgevuld met Bio-Oss®. 11 14 12 3 10 Ab. 6 Resultaat twee weken na verwijderen van de hechtingen. Ab. 7 Na afnemen van het healing abutment is een gezonde toestand van de peri-implantaire mucosa zichtbaar. Ab. 8-10 Situatie direct na plaatsing van de verschroebare kroon. Blenching van de peri-implantaire mucosa is nog een klein beetje zichtbaar. 13 15 implantaat vrijgelegd en de kroon vervaardigd. Zes jaar na het plaatsen van het implantaat werden de klinische, esthetische en röntgenologische (CBCT-scan) resultaten beoordeeld. Geen van de implantaten vertoonde gingivarecessie van meer dan 1 mm. Extra aandacht werd gegeven aan de dikte van het buccale geaugmenteerde bot, dat opgemeten werd op de CBCTscan. Alle casussen vertoonden een intacte buccale botlamel van gemiddeld 1,9 mm dik. De esthe- Type 2: early placement met sot tissue genezing Ab. 11-15 Verlies element 12 ten gevolge van verticale fractuur radix. Atraumatische extractie en plaatsen partiële prothese. In verband met aanwezigheid pus tijdens extractie werd de alveole niet bedekt met een mucosagrat. Vanwege gegeneraliseerde gingivitis werd patiënt doorverwezen naar de mondhygiëniste. tische resultaten, beoordeeld met de zogenaamde Pink Esthetic Score, waren allemaal goed. Dit onderzoek geet aan dat early placement een betrouwbare methode is om de contouren van het bot te herstellen en tegelijkertijd een implantaat te plaatsen. TypE 4: lATE plACEMENT (AFB. 47-58) Bij late placement wordt minimaal zes maanden gewacht met implanteren. Dit protocol wordt niet vaak meer toegepast. Soms worden patiënten na zes maanden pas verwezen of blijven de patiënten voor langere tijd weg. De processus is in deze zes maanden geheel genezen. De contouren van de extractiealveole zijn na het opklappen van het periost meestal niet meer zichtbaar. Het buccale bot is in veel gevallen behoorlijk geresorbeerd, en soms van dien aard dat het defect enkel nog goed opgebouwd kan worden met een autoloog botgrat. > lees verder op pagina 10 april 2014 Implantologie dental tribune - netherlands edition 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 Type 2: early placement met sot tissue genezing (vervolg) Ab. 16-17 Goede genezing van de mucosa na acht weken. De oorspronkelijke contouren van de alveole zijn nog duidelijk zichtbaar na opklap van het mucoperiost. Ab. 18-19 Met behulp van een boormal is het implantaat geplaatst met voldoende stabiliteit. Buccaal staat een derde deel implantaat buiten het bot. Ab. 20-21 Het implantaatoppervlak wordt afgedekt met autologe botchips, vervolgens met Bio-Oss en een resorbeerbaar membraan. 28 29 33 34 36 37 38 39 30 35 9 Ab. 22-23 De wond wordt spanningsvrij gehecht met een elastisch hechtmateriaal. De genezing verloopt voorspoedig. Ab. 24-25 Na vier maanden is het implantaat vrijgelegd middels een roll-lap-procedure, waarbij de mucosa boven het implantaat naar buccaal voor het implantaat gepositioneerd is. Ab. 26-27 Na genezing zijn gedurende drie maanden met een ‘transitional kroon’ de juiste contouren van de mucosa bereikt, waarna de deinitieve kroon geplaatst kon worden. 31 32 Type 3: early placement met gedeeltelijke botgenezing Ab. 28-29 11 is verloren gegaan wegens diverse apexresecties die in het verleden zijn uitgevoerd. Er is sprake van een hoge lachlijn. Ab. 30 Na extractie is nog veel granulatieweefsel aanwezig. Na alopen van de alveole blijkt het buccale bot niet meer aanwezig te zijn. Ab. 31-32 Granulatieweefsel wordt verwijderd met een botcurette. Ab. 33-35 Tijdelijk plaatje wordt geplaatst. Na 3,5 maanden is de genezing goed te noemen. Ab. 36-37 Na opklappen en tijdens het boren is het botdefect goed zichtbaar. Ab. 38-39 Implantaat wordt geplaatst in de biologisch veilige zone. Het implantaatoppervlak wordt afgedekt met autoloog bot, verzameld met een bonescraper. PAIN CONTROL LEADERSHIP THAT SHAPES THE DENTAL WORLD www.septodont.nl 10 Implantologie dental tribune - netherlands edition 40 41 42 43 44 45 46 47 Type 3: early placement met gedeeltelijke botgenezing (vervolg) Ab. 40-43 Bio-Oss wordt over het autologe bot geplaatst. Een bindweefselgrat uit het verhemelte wordt ingehecht om de dikte van het tandvlees zo gunstig mogelijk uit te laten vallen. Ab. 44-45 Met een tijdelijke kroon wordt het juiste emergence proile gecreëerd. Ab. 46-47 Situatie direct na plaatsen van de kroon. 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 Type 4: late placement Ab. 48-50 22 welke een half jaar geleden is geëxtraheerd. Op de gemaakte CBCT-scan bleek er een fors botdefect aanwezig. Gekozen is om dit botdefect met een autoloog bottransplantaat uit het retromolaargebied op te bouwen. Na het opklappen van de mucosa is een fors botdefect zichtbaar. Ab. 51-52 Met een microsaw wordt een zaagsnede gemaakt waarna het blokje bot is losgemaakt. > vervolg van pagina 8 literatuur 1. Branemark PI, Zarb G, Albrektsson T. Tissue-integrated prosthesis: osseointegration in clinical dentistry. Chicago: Quintessence, 1985. 2. Adell R, Lekholm U, Rockier B, et al. A 15 year study of osseointegrated implants in the treatment of the edentulous jaw. Int J Oral Surg 1981;10:387-416. 3. Novaes AB Jr1, de Souza SL, de Barros RR, Pereira KK, Iezzi G, Piattelli A. Inluence of implant surfaces on osseointegration. Braz Dent J 2010;21(6):471-81. 4. Bornstein MM, Lussi A, Schmid B, et al. Early loading of nonsubmerged titanium implants with a sandblasted and acid-etched (SLA) surface: 3 year results of a prospective study in partially edentulous patients. Int J Oral Maxillofac Implants 2003;18:659-66. 5. Weng D, Jacobson Z, Tarnow D, et al. A prospective multicenter clinical trial of 3i machined-surface implants: results ater 6 years of follow-up. Int J Oral Maxillofac Implants 2003;18:417-23. 6. Hammerle, CH, Chen, ST, Wilson TG, Jr. Consensus statements and recommended clinical procedures regarding the placement of implants in extraction sockets. april 2014 Ab. 53-54 Na het in de juiste vorm brengen van het botblokje wordt deze met twee ixatieschroeven vastgezet. Met autologe botchips worden de kieren afgedicht. Ab. 55-56 Situatie na vier maanden: het botblokje is goed geïntegreerd. Het implantaat wordt naar palatinaal positioneerd om een verschroebare kroon mogelijk te maken. Ab. 57 Situatie na plaatsen van het implantaat. Ab. 58-59 Situatie na plaatsen van de kroon. Composietfacings worden in een later stadium vervangen door porseleinen facings waarbij de centralen worden verlengd. The International Journal of Oral & Maxillofacial Implants 2004;19 Suppl: 26-8. 7. Chen ST, Wilson TG, Jr, Hammerle CH. Immediate or early placement of implants following tooth extraction: review of biologic basis, clinical procedures, and outcomes. The International Journal of Oral & Maxillofacial Implants 2004;19:12-25. 8. Chen S, Buser D. Implants in postextraction sites: A literature update. In: Buser D,Belser U, Wismeijer D (eds). ITI Treatment Guide, vol 1: Implant Therapy in the Esthetic ZoneSingle-Tooth Replacements. Berlin: Quintessence, 2007: 11-20. 9. Chen ST, Buser D. Clinical and esthetic outcomes of implants placed in postextraction sites. Int J Oral Maxillofac Implants 2009;24 Suppl:186-217. 10. De Rouck T, Collys K, Cosyn J. Singletooth replacement in the anterior maxilla by means of immediate implantation and provisionalization: a review. Int J Oral Maxillofac Implants 2008;23(5):897-904. 11. Lang NP, Pun L, Lau KY, Li KY, Wong MC. A systematic review on survival and success rates of implants placed immediately into fresh extraction sockets ater at least 1 year. Clin Oral Implants Res 2012;23 Suppl 5:39-66. 12. Slagter KW, den Hartog L, Bakker NA, Vissink A, Meijer HJ, Raghoebar GM. Immediate Placement of Dental Implants in the Esthetic Zone: A Systematic Review and Pooled Analysis. J Periodontol 2014, Feb 6. [Epub ahead of print] 13. Buser D, Chappuis V, Kuchler U, Bornstein MM, Wittneben JG, Buser R, Cavusoglu Y, Belser UC. Long-term stability of early implant placement with contour augmentation. J Dent Res 2013;92(12 Suppl):1765-825. 14. Miron RJ, Gruber R, Hedbom E, Saulacic N, Zhang Y, Sculean A, Bosshardt DD, Buser D. Impact of bone harvesting techniques on cell viability and the release of growth factors of autograts. Clin Implant Dent Relat Res 2013;15(4):481-9. ■
© Copyright 2024 ExpyDoc