1 Oefeningen met AA – A Instructie Gelijk of ongelijk? Hoort u AA of A? Naspreken en terugluisteren. Antwoord geven. maan - maan (gelijk); maan - man (ongelijk) kaas (AA); was (A) maand Woont u in Haarlem? Ja, ik woon in Haarlem. Luisteren Luisteren 1 Gelijk of ongelijk? U hoort twee woorden. 1 jpaspas11 jsamensamen 2 n mand maand12 jpapierpapier 3 jzaak zaak13 n wakkerwaker 4 jgaan gaan14 jbalpenbalpen 5 n gat gaat 15 n baantje bandje 6 n slaap slap16 n lattenlaten 7 n nam naam17 jvandaarvandaar 8 jtaaltaal18 jdaarindaarin 9 jraak raak19 jtakentaken 10 jlaglag20 jasbakasbak Luisteren 2 Hoort u AA of A? Korte woorden. 1AA maand11 Anacht 2 Aland12 Aplan 3 AAdraai13 Abank 4 AAnaast14 AAbasis 5 Agast15 AAdatum 6 AAvaak16 Ahalve 7 Akast17 Atante 8 AAsmaak18 AAwater 9 A markt19 AAgeraakt 10 Awas20 AAdaarom Luisteren 3 Hoort u AA of A? Lange woorden. 1 AAinbraak11 Anatuurlijk 2 AAexamen12 AAmaandsalaris 3 AAagenda13 AAorganisatie 4 AAresultaat14 Abelasting 5 Aabsoluut15 AAwaarschuwen 6 Aafdeling16 Aactiviteit 7 AAnamelijk17 Aanderhalf 8 Avasthouden18 Averwarming 9 Awandelen19 Abelangstelling 10 AAreageren20 AAnationaliteit 1 Luisteren 4 Hoort u AA of A? In zinnen. 1 Ik heb alles. 2 Ik versta u niet. 3 Het maakt niet uit. 4 Wilt u nu betalen? 5 Wacht even op me! 6 Hij is politieagent. 7 Nog een half uur. 8 Daarna kun je gaan. 9 Vanaf volgende week. 10 Is het salaris goed? Spreken Spreken 1 = Luisteren 2. Naspreken korte woorden. Spreken 2 = Luisteren 3. Naspreken lange woorden. Spreken 3 = Luisteren 4. Naspreken zinnen. Spreken 4 Vragen beantwoorden. 1 Wat is uw woonplaats? 2 Ga je vaak naar de markt? 3 Heeft u een afspraak? 4 Is uw werk gevaarlijk? 5 Gaat u examen doen? 6 Gaat het alarm af? 7 Wat is uw achternaam? 8 Moet ik aangifte doen? 9 Zijn diploma’s belangrijk? 10 Wat is de langste dag? 2
© Copyright 2025 ExpyDoc