8 Oefeningen met OE – UU Instructie Gelijk of ongelijk? Hoort u OE of UU? Naspreken en terugluisteren. Vragen beantwoorden. boer – boer (gelijk); boer – buur (ongelijk) stoel (OE) stuur (UU) doelpunt Heeft u een huurhuis? Ja, ik heb een huurhuis. Luisteren Luisteren 1 Gelijk of ongelijk? U hoort twee woorden. 1 n oer uur11 jschurenschuren 2 jhoef hoef12 n boerenburen 3 jkoers koers13 jhoedenhoeden 4 jtroep troep14 jstuderenstuderen 5 n Goes Guus15 n hurenhoeren 6 jduur duur16 n boetenbuten 7 n buurt boert17 n voerenvuren 8 jgroen groen18 n murenmoeren 9 n stoer stuur19 jglurengluren 10 jdoen doen20 jgevoelgevoel Luisteren 2 Hoort u OE of UU? Korte woorden. 1 OEgroep11 OEboete 2 OEkoel12 UUgehuurd 3 UUkuur13 UUspugen 4 OEgroen14 OEgenoeg 5 UUnu15 UUbuurten 6 UUstuur16 OEbezoek 7 OEgoed17 UUminuut 8 OEvoet18 OEgoedkoop 9 OEboek19 OE groeien 10 UUduur20 UUhuwelijk Luisteren 3 Hoort u OE of UU? Lange woorden. 1 UU huursubsidie 11 UU huwelijksdag 2 OEvoetbalschoen12 OE bezoekers 3 UUconclusie13 OE hoeveelheid 4 UUindividueel14 UU communicatie 5 OEtoevallige15 UU adviesbureau 6 UU waarschuwen 16 OE woensdagmiddag 7 UU voortdurend 17 UUculturele 8 UUuniversiteit18 OE moeilijkheid 9 OE toekomstig 19 OE uitvoerige 10 UUsituatie20 OE onderzoeken 1 Luisteren 4 Hoort u OE of UU? In zinnen. 1 OE Ik moet naar huis. 2 UU Nu geen ruzie meer! 3 UU Dit duurt een minuutje. 4 OE Dit is mijn broer. 5 OE Ik heb even een doekje nodig. 6 UU Dit huis is te huur. 7 OE Het is om de hoek. 8 UU Wat een nare situatie. 9 OE Het is wel goedkoop. 10 OE Een citroen is ook fruit. Spreken Spreken 1 = Luisteren 2. Naspreken korte woorden. Spreken 2 = Luisteren 3. Naspreken lange woorden. Spreken 3 = Luisteren 4. Naspreken zinnen. Spreken 4 Vragen beantwoorden. 1 Hoe heet uw buurman? 2 Houdt u van studeren? 3 Hoeveel minuten heeft een uur? 4 Heb je sportschoenen? 5 Wat is je beroep? 6 Krijgt u huursubsidie? 7 Hoe oud is je poes? 8 Krijgt u vaak bezoek? 9 Heeft u een schuur? 10 Waar woont je broer? 2
© Copyright 2024 ExpyDoc