5 GS 15-04 Generale Synode april 2015 Advies Generale college voor de kerkorde Betreft: Behandeling in eerste lezing Wijziging ord. 4-22-6 (adviseurs evangelisch-lutherse synode) Aanleiding In ordinantie 4-22-6 wordt de advisering van de evangelisch-lutherse synode als volgt geregeld Als adviseurs nemen volgens de regeling voor de wijze van werken van de evangelischlutherse synode aan de beraadslagingen van de evangelisch-lutherse synode deel de hoogleraren van het evangelisch-luthers seminarium, een daartoe aangewezen kerkmusicus, een van de leden van elk van de organen van bijstand van de synode, de afgevaardigden van de synode naar de generale synode en de afgevaardigden van de evangelisch-lutherse synode naar de assemblee en de andere bestuursorganen van de Lutherse Wereld Federatie, voor zover zij niet reeds deel uitmaken van de evangelischlutherse synode. Om een aantal redenen is het wenselijk deze tekst aan herziening te onderwerpen. 1. Het in dit artikel genoemde “evangelisch-luthers seminarium” heeft opgehouden te bestaan met de opname ervan in de Protestantse Theologische Universiteit (ordinantie 13-2-2). De noodzaak tot aanpassing op dit punt is evident. 2. De afvaardiging naar de assemblee van de Lutherse Wereldfederatie is geen permanente institutie, maar wordt in het leven geroepen op het moment dat een assemblee aanstaande is en houdt na afloop daarvan op te bestaan, totdat bij de volgende assemblee een nieuwe afvaardiging wordt benoemd. Zonder nadere bepaling is onduidelijk hoelang de afvaardiging in functie blijft. 3. Een onjuistheid in de tekst met betrekking tot de delegatie naar de assemblee in de bewoording “de afgevaardigden van de evangelisch-lutherse synode naar de assemblee”. Uit ordinantie 14-3-5 blijkt dat het de kerk is die de relatie met de Lutherse Wereld Federatie onderhoudt, met dien verstande dat dit geschiedt via de evangelisch-lutherse synode. In de laatste volzin van dat artikel staat “de evangelisch-lutherse synode vaardigt vertegenwoordigers af” niet “haar vertegenwoordigers”. Een subtiel maar wezenlijk onderscheid, waarin tot uitdrukking komt dat afvaardiging naar en deelname aan de assemblee van de Lutherse Wereld Federatie niet uitsluitend voorbehouden is aan leden van de evangelisch-lutherse synode. 4. Het is niet nodig om hier expliciet een kerkmusicus te vermelden, omdat de evangelisch-lutherse synode zich altijd door een kerkmusicus kan laten adviseren. 5. Het is de vraag of de evangelisch-lutherse synode bij ordinantie moet worden verplicht om van elk van haar organen van bijstand een adviseur op te nemen. Veelmeer ligt het voor de hand dit aan de evangelisch-lutherse synode zelf over te laten. 6. Het opnemen van de afgevaardigden van de synode naar de generale synode als adviseurs is een foutieve toevoeging, want uit ord. 4-25-2 blijkt dat afgevaardigden van de Pagina 2 van 5 5 evangelisch-lutherse synode naar de generale synode leden van de evangelisch-lutherse synode zijn en daarom niet ook de status van adviseur kunnen hebben. Uitgangspunt Het uitgangspunt van het generale college voor de kerkorde voor de herziene tekst is om in de ordinantie niet meer te regelen dan strikt noodzakelijk en voor het overige de evangelischlutherse synode het recht te gunnen zelfstandig over haar advisering te beslissen. Dit werpt uiteraard onmiddellijk de vraag op “Wat is strikt noodzakelijk?” Met recht en reden kan men betogen dat dit zaken zullen zijn “waar de kerk in haar leven en werken als geheel in het geding is” en waarin derhalve de evangelisch-lutherse synode niet los van het geheel van de kerk kan opereren. Het zijn zaken die direct raken aan de opdracht van de evangelischlutherse synode om “zorg te dragen voor het bewaren en aan de gehele kerk dienstbaar maken van de lutherse traditie” (ordinantie 4-23-1)1 of daaruit bij ordinantie voortvloeien. Het lijdt geen twijfel dat de opleiding van predikanten en het uitoefenen van oecumenische relaties heel de kerk aangaan en dat de evangelisch-lutherse synode daarin eveneens een rol heeft te vervullen. (1) De opleiding geregeld in ordinantie 13 Ten aanzien van de opleiding wordt aansluiting gevonden bij ordinantie 4-23-1 ten vijfde, luidend – het onderhouden van contacten met het college van bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit inzake de uitvoering [van]2 het in de Generale regeling opleiding predikanten bepaalde ter zake van de taak van de Protestantse Theologische Universiteit als bedoeld in ordinantie 13-2-4; en ordinantie 13-2-4 De Protestantsche Theologische Universiteit heeft mede tot taak bij te dragen aan het bewaren en aan de gehele kerk dienstbaar maken van de lutherse traditie. (2) De oecemenische relaties geregeld in ordinantie 14 In ordinantie 14-3 De samenwerking met andere kerken krijgt waar mogelijk vorm door deelname in oecumenische organisaties. Tot de bedoelde organisaties behoren in elk geval: – – de Wereldgemeenschap van Gereformeerde Kerken en de Lutherse Wereld Federatie – 1 Een taak overigens die niet exclusief aan de evangelisch-lutherse synode is voorbehouden, zoals pregnant verwoord door de voorzitter van de GRA in diens advies aan de generale synode van november 2013. 2 Hier ontbreekt in de tekst van de ordinanties het woordje “van”. Pagina 3 van 5 5 en in ordinantie 14-4-2 De evangelisch-lutherse synode kan in overleg met de generale synode nauwere betrekkingen aangaan en onderhouden met kerken die aangesloten zijn bij de Lutherse Wereld Federatie. Toelichting voorgestelde tekst (1) Betreffende de opleiding In de tekst van ordinantie 4-22-6 moet een vertaling naar de hedendaagse situatie worden gevonden van “de hoogleraren van het evangelisch-luthers seminarium”. Merk op dat er staat “hoogleraren” in het meervoud. Het spreekt min of meer vanzelf deze advisering te zoeken vanuit het hooglerarencorps van de Protestantse Theologische Universiteit. Het ligt echter niet voor de hand dit te beperken tot een hoogleraar met leeropdracht Lutherana. Daarvoor zijn twee redenen aan te voeren. Allereerst is niet vanzelfsprekend dat er altijd een ordinariaat met deze leeropdracht zal zijn. Ordinantie 13-2-4 legt weliswaar de Protestantse Theologische Universiteit verplichtingen op ten aanzien van de lutherse traditie, maar koppelt dat niet aan de verplichting een ordinariaat op dat gebied te handhaven. Het zou bovendien in plaats van een hoogleraar ook een docent op een toepasselijk vakgebied kunnen zijn die met vrucht de evangelisch-lutherse synode kan adviseren. Ten tweede, vanouds beschikte het evangelisch-luthers seminarium over twee hoogleraarsplaatsen, die niet uitsluitend een leeropdracht lutherana behelsden, maar bijvoorbeeld ook pastoraat en bijbelse theologie (zoals bijvoorbeeld prof. dr. C.H. Lindijer). De evangelisch-lutherse synode liet zich breder informeren dan alleen op het gebied van lutherana. Het ligt dus voor de hand om enige flexibiliteit in te bouwen en zowel de evangelisch-lutherse synode als de Protestantse Theologische Universiteit in de gelegenheid te stellen om in onderling overleg daarover naar bevind van zaken afspraken te maken. Dat past bovendien goed in de scope van het in ordinantie 4-23-1 gestelde overleg. Aangezien de synodale commissie de vergaderingen en besluitvorming van de evangelisch-lutherse synode voorbereidt, kunnen voorstellen tot het benoemen van adviseurs het beste door haar worden gedaan. (2) Betreffende de oecumenische relaties De afvaardiging naar de eerstvolgende assemblee van de Lutherse Wereld Federatie werd in het verleden altijd ongeveer een jaar voor de aanvang van de assemblee op voorstel van de synodale commissie benoemd door de evangelisch-lutherse synode. Dit stelde de afvaardiging in staat om in geregeld kader deel te nemen aan de (internationale) voorbereiding van de assemblee en om de synode te informeren dan wel te raadplegen met betrekking tot de thematiek van de assemblee. Na de rapportage aan de synode na afloop van de assemblee eindigt de taak van de afvaardiging en daarmee het adviseurschap. Het Pagina 4 van 5 5 lijkt verstandig om in de tekst van de ordinantie een termijn op te nemen, aangezien het niet zinvol is om de afvaardiging na beëindiging van haar taak het adviseurschap van de evangelisch-lutherse synode te laten voortzetten. De huidige passage over de “de afgevaardigden van de evangelisch-lutherse synode naar de assemblee en de andere bestuursorganen van de Lutherse Wereld Federatie” is zacht gezegd onduidelijk. Allereerst omdat die andere bestuursorganen niet zijn gedefinieerd. Is bedoeld het dagelijks bestuur van de Lutherse Wereld Federatie? Maar als (zo nu en dan) iemand uit de afvaardiging in dat dagelijks bestuur is gekozen, vloeit daaruit toch niet noodwendig een structurele taak richting de evangelisch-lutherse synode voort? Bovendien behoort het de evangelisch-lutherse synode vrij te staan om in voorkomend geval aan n’importe welke deskundige advies te vragen, zodat deze bepaling overbodig is. En als met die andere organen commissies e.d. van de Lutherse Wereld Federatie bedoeld zouden worden, dan wordt de advisering van de evangelisch-lutherse synode wel heel erg diffuus. E.e.a. kan beter worden overgelaten aan de common sense van de evangelisch-lutherse synode zelf. Overleg met de evangelisch-lutherse synode ex ord. 4-23-2 In het door het generale college voor de kerkorde opgestelde tekstvoorstel was geen adviseurschap van een kerkmusicus meer opgenomen. Tijdens het overleg met de evangelisch-lutherse synode bleek dat deze, gegeven haar opvatting over de plaats van de kerkmuziek in het kerkelijk leven, veel prijs stelt op het handhaven van de vermelding van een kerkmusicus als adviseur in het gewijzigd ordinantieartikel. Alhoewel het college daartoe geen dwingende noodzaak aanwezig acht, ziet het evenmin een bezwaar in de gewenste handhaving. Bij email van 31 december 2014 heeft de evangelisch-lutherse synode aan het college instemming betuigd met de in het overleg tot stand gekomen tekst. Deze is vervolgens door het college vastgesteld en wordt hieronder als voorstel aan de generale synode voorgelegd. Huidige tekst ord. 4-22-6 Als adviseurs nemen volgens de regeling voor de wijze van werken van de evangelischlutherse synode aan de beraadslagingen van de evangelisch-lutherse synode deel de hoogleraren van het evangelisch-luthers seminarium, een daartoe aangewezen kerkmusicus, een van de leden van elk van de organen van bijstand van de synode, de afgevaardigden van de synode naar de generale synode en de afgevaardigden van de evangelisch-lutherse synode naar de assemblee en de andere bestuursorganen van de Lutherse Wereld Federatie, voor zover zij niet reeds deel uitmaken van de evangelischlutherse synode. Pagina 5 van 5 5 Voorgestelde tekst ord. 4-22-6 . De evangelisch-lutherse synode benoemt de volgende adviseurs die aan haar beraadslagingen deelnemen: - een hoogleraar of docent van de Protestantse Theologische Universiteit, in overleg met het college van bestuur, - een kerkmusicus, - de afgevaardigden naar de assemblee van de Lutherse Wereld Federatie vanaf hun aanwijzing tot aan het uitbrengen van hun verslag dan wel tot ten hoogste een half jaar na het einde van de assemblee. Voorts nemen als adviseurs aan haar beraadslagingen deel diegenen die volgens de huishoudelijke regeling van de evangelisch-lutherse synode zijn benoemd.
© Copyright 2024 ExpyDoc